De invloed van corona op onze levensverwachting

2. Wat is de levensverwachting?

De levensverwachting is een samenvattende maat voor de sterfte (Stoeldraijer en Harmsen, 2017). Het geeft weer hoe lang een persoon gemiddeld te leven heeft, onder de aanname dat de kansen om te overlijden in de toekomst gelijk blijven. Doordat mensen ieder jaar ouder worden en in de toekomst kunnen profiteren van medische ontwikkelingen, zijn de kansen om te overlijden in de toekomst over het algemeen lager. De levensduur, het aantal jaren dat een persoon werkelijk gemiddeld te leven heeft, is daarom over het algemeen hoger dan de levensverwachting aangeeft.

De levensverwachting wordt berekend met sterftekansen in een bepaald jaar. Die sterftekansen krijg je door de overledenen naar leeftijd van dat jaar te delen door de gemiddelde bevolking van diezelfde leeftijd in dat jaar. Door gebruik te maken van een fictieve bevolking en deze sterftekansen kunnen de leeftijden worden berekend waarop deze fictieve mensen overlijden. Het gemiddelde daarvan is de levensverwachting. In figuur 2.1 is voor enkele jaren de levensverwachting aangegeven. De donkerblauwe staaf geeft de levensverwachting in 1980 weer. Om die levensverwachting te berekenen, wordt de waargenomen informatie naar leeftijd van het aantal overledenen en de bevolking in dat jaar gebruikt.

Stel, persoon A is geboren in 1940. Persoon A en alle andere personen die in dat jaar zijn geboren, leggen het traject af van de lichtblauwe pijl: ieder jaar worden ze een jaar ouder en een klein deel overlijdt. In 1980 wordt persoon A 40 jaar oud. Met de 40-jarige mensen die in 1980 leven en in dat jaar overlijden kan de sterftekans op 40-jarige leeftijd in 1980 worden berekend. Deze sterftekans wordt gebruikt bij de berekening van de levensverwachting in 1980, aangegeven door de donkerblauwe staaf. Het deel van de generatie van persoon A dat in 1980 overlijdt of een jaar ouder wordt, is dus onderdeel van de berekende levensverwachting in 1980 (weergegeven met de lichtblauwe lijn die kruist met de donkerblauwe staaf in figuur 2.1).

Persoon B, geboren in 1980, legt samen met zijn generatiegenoten het traject van de donkerblauwe pijl af. In 2020 worden zij 40 jaar. Een deel van generatie B zal in 2020 overlijden. De kans op overlijden die hieruit kan worden bepaald, is anders dan de sterftekans die gebruikt is om de levensverwachting in het geboortejaar van generatie B te berekenen. Dit geldt ook voor alle andere leeftijden. De levensduur van persoon B zal daarom anders zijn dan de berekende levensverwachting van 1980.

De sterftekansen van persoon B na leeftijd 40 jaar liggen in de toekomst. Wat de werkelijke levensduur van deze generatie zal zijn, is daarom nog onbekend. Wel kan een prognose gemaakt worden: de meest waarschijnlijke toekomstige ontwikkeling. Hiervoor worden veronderstellingen gemaakt over de ontwikkeling van de sterftekansen in de toekomst. Met die toekomstige sterftekansen kan vervolgens een levensverwachting uitgerekend worden voor een jaar in de toekomst, zoals aangegeven met de gearceerde donkergroene staaf in figuur 2.1.

 


In figuur 2.2 is de levensverwachting voor mannen en vrouwen weergegeven vanaf 1950. Over het algemeen neemt de levensverwachting toe, soms iets sneller, soms iets langzamer. Een toenemende levensverwachting betekent dat de sterfte in die jaren relatief gezien lager lag dan in de voorgaande jaren. De levensverwachting neemt onder andere toe door medische ontwikkelingen en stagneert of daalt door, bijvoorbeeld, ongezonde leefstijlfactoren (Stoeldraijer, 2020).

2.2 Levensverwachting bij geboorte
JarenMannen (jaren)Vrouwen (jaren)
195070,2972,58
195170,2472,75
195270,9673,29
195370,4172,98
195470,9673,83
195570,9474,08
195670,9774,10
195771,3874,58
195871,4674,84
195971,2475,16
196071,3975,30
196171,4575,74
196270,9575,56
196371,0275,77
196471,2876,27
196571,1176,14
196671,0376,11
196771,1776,57
196870,9276,44
196970,9276,29
197070,8176,50
197170,9976,77
197270,8176,79
197371,3077,13
197471,6177,61
197571,4577,71
197671,5377,92
197772,0878,52
197871,9578,50
197972,4678,93
198072,4879,18
198172,7179,32
198272,7379,41
198372,9379,56
198472,9679,68
198573,0879,66
198673,0979,61
198773,5180,06
198873,6880,24
198973,6679,92
199073,8480,11
199174,0580,15
199274,3080,28
199373,9880,00
199474,5880,31
199574,6080,36
199674,6680,35
199775,1680,55
199875,1980,69
199975,3480,45
200075,5480,58
200175,8080,71
200275,9980,69
200376,2480,93
200476,8781,44
200577,1981,60
200677,6381,89
200778,0182,31
200878,3282,28
200978,5382,65
201078,7782,72
201179,1882,85
201279,1482,82
201379,4183,04
201479,8783,29
201579,7383,13
201679,8883,13
201780,0683,32
201880,1683,33
201980,4683,56