De invloed van corona op onze levensverwachting
Over deze publicatie
Het nieuwe coronavirus heeft een grote impact gehad in Nederland sinds februari 2020. In de eerste helft van 2020 overleden er meer mensen dan wanneer er geen corona-epidemie was geweest. In dit artikel wordt gekeken wat het mogelijke effect is van de hogere sterfte in het eerste half jaar en de nog onbekende sterfte in het tweede half jaar als gevolg van corona (direct of indirect) voor de levensverwachting in 2020. Ook wordt gekeken naar de mogelijke gevolgen van corona voor de levensverwachting in toekomstige jaren. De extra sterfte in 2020 zorgt ervoor dat de levensverwachting in 2020 lager is dan wanneer er geen corona-epidemie was geweest, maar dit hoeft echter niet te betekenen dat de levensverwachting in alle toekomstige jaren lager ligt.
1. Inleiding
De hogere sterfte vanwege het nieuwe virus zal een effect hebben op de levensverwachting. Op dit moment is nog niet bekend hoe dodelijk corona daadwerkelijk is en hoeveel mensen er de komende tijd nog gaan overlijden als gevolg van corona. De corona-epidemie is in veel landen nog niet voorbij en op meerdere plaatsen is al sprake van een tweede golf. Daarnaast heeft de reguliere zorg voor een periode (eind maart tot aan juni) grotendeels stil gelegen. Ook zijn de economische effecten van de lock down op de levensverwachting niet te verwaarlozen (Mackenbach et al. 2018). Dit maakt de toekomst erg onzeker.
In dit artikel wordt nagegaan wat voor effect corona mogelijk kan hebben op de levensverwachting. Het gaat hier om de directe sterfte als gevolg van het virus dat COVID-19 veroorzaakt (SARS-CoV-2), maar ook om de extra sterfte die er niet was geweest als er geen COVID-19-pandemie was uitgebroken, bijvoorbeeld vanwege de veranderingen in de zorg of de economie. De analyse is op basis van ‘wat als’-mogelijkheden waarbij de gevolgen voor de levensverwachting worden geschat. In de volgende paragraaf wordt eerst uitgelegd wat de levensverwachting is. In paragraaf 3 worden vervolgens de mogelijke effecten van corona op de levensverwachting getoond.
2. Wat is de levensverwachting?
De levensverwachting wordt berekend met sterftekansen in een bepaald jaar. Die sterftekansen krijg je door de overledenen naar leeftijd van dat jaar te delen door de gemiddelde bevolking van diezelfde leeftijd in dat jaar. Door gebruik te maken van een fictieve bevolking en deze sterftekansen kunnen de leeftijden worden berekend waarop deze fictieve mensen overlijden. Het gemiddelde daarvan is de levensverwachting. In figuur 2.1 is voor enkele jaren de levensverwachting aangegeven. De donkerblauwe staaf geeft de levensverwachting in 1980 weer. Om die levensverwachting te berekenen, wordt de waargenomen informatie naar leeftijd van het aantal overledenen en de bevolking in dat jaar gebruikt.
Stel, persoon A is geboren in 1940. Persoon A en alle andere personen die in dat jaar zijn geboren, leggen het traject af van de lichtblauwe pijl: ieder jaar worden ze een jaar ouder en een klein deel overlijdt. In 1980 wordt persoon A 40 jaar oud. Met de 40-jarige mensen die in 1980 leven en in dat jaar overlijden kan de sterftekans op 40-jarige leeftijd in 1980 worden berekend. Deze sterftekans wordt gebruikt bij de berekening van de levensverwachting in 1980, aangegeven door de donkerblauwe staaf. Het deel van de generatie van persoon A dat in 1980 overlijdt of een jaar ouder wordt, is dus onderdeel van de berekende levensverwachting in 1980 (weergegeven met de lichtblauwe lijn die kruist met de donkerblauwe staaf in figuur 2.1).
Persoon B, geboren in 1980, legt samen met zijn generatiegenoten het traject van de donkerblauwe pijl af. In 2020 worden zij 40 jaar. Een deel van generatie B zal in 2020 overlijden. De kans op overlijden die hieruit kan worden bepaald, is anders dan de sterftekans die gebruikt is om de levensverwachting in het geboortejaar van generatie B te berekenen. Dit geldt ook voor alle andere leeftijden. De levensduur van persoon B zal daarom anders zijn dan de berekende levensverwachting van 1980.
De sterftekansen van persoon B na leeftijd 40 jaar liggen in de toekomst. Wat de werkelijke levensduur van deze generatie zal zijn, is daarom nog onbekend. Wel kan een prognose gemaakt worden: de meest waarschijnlijke toekomstige ontwikkeling. Hiervoor worden veronderstellingen gemaakt over de ontwikkeling van de sterftekansen in de toekomst. Met die toekomstige sterftekansen kan vervolgens een levensverwachting uitgerekend worden voor een jaar in de toekomst, zoals aangegeven met de gearceerde donkergroene staaf in figuur 2.1.
In figuur 2.2 is de levensverwachting voor mannen en vrouwen weergegeven vanaf 1950. Over het algemeen neemt de levensverwachting toe, soms iets sneller, soms iets langzamer. Een toenemende levensverwachting betekent dat de sterfte in die jaren relatief gezien lager lag dan in de voorgaande jaren. De levensverwachting neemt onder andere toe door medische ontwikkelingen en stagneert of daalt door, bijvoorbeeld, ongezonde leefstijlfactoren (Stoeldraijer, 2020).
Jaren | Mannen (jaren) | Vrouwen (jaren) |
---|---|---|
1950 | 70,29 | 72,58 |
1951 | 70,24 | 72,75 |
1952 | 70,96 | 73,29 |
1953 | 70,41 | 72,98 |
1954 | 70,96 | 73,83 |
1955 | 70,94 | 74,08 |
1956 | 70,97 | 74,10 |
1957 | 71,38 | 74,58 |
1958 | 71,46 | 74,84 |
1959 | 71,24 | 75,16 |
1960 | 71,39 | 75,30 |
1961 | 71,45 | 75,74 |
1962 | 70,95 | 75,56 |
1963 | 71,02 | 75,77 |
1964 | 71,28 | 76,27 |
1965 | 71,11 | 76,14 |
1966 | 71,03 | 76,11 |
1967 | 71,17 | 76,57 |
1968 | 70,92 | 76,44 |
1969 | 70,92 | 76,29 |
1970 | 70,81 | 76,50 |
1971 | 70,99 | 76,77 |
1972 | 70,81 | 76,79 |
1973 | 71,30 | 77,13 |
1974 | 71,61 | 77,61 |
1975 | 71,45 | 77,71 |
1976 | 71,53 | 77,92 |
1977 | 72,08 | 78,52 |
1978 | 71,95 | 78,50 |
1979 | 72,46 | 78,93 |
1980 | 72,48 | 79,18 |
1981 | 72,71 | 79,32 |
1982 | 72,73 | 79,41 |
1983 | 72,93 | 79,56 |
1984 | 72,96 | 79,68 |
1985 | 73,08 | 79,66 |
1986 | 73,09 | 79,61 |
1987 | 73,51 | 80,06 |
1988 | 73,68 | 80,24 |
1989 | 73,66 | 79,92 |
1990 | 73,84 | 80,11 |
1991 | 74,05 | 80,15 |
1992 | 74,30 | 80,28 |
1993 | 73,98 | 80,00 |
1994 | 74,58 | 80,31 |
1995 | 74,60 | 80,36 |
1996 | 74,66 | 80,35 |
1997 | 75,16 | 80,55 |
1998 | 75,19 | 80,69 |
1999 | 75,34 | 80,45 |
2000 | 75,54 | 80,58 |
2001 | 75,80 | 80,71 |
2002 | 75,99 | 80,69 |
2003 | 76,24 | 80,93 |
2004 | 76,87 | 81,44 |
2005 | 77,19 | 81,60 |
2006 | 77,63 | 81,89 |
2007 | 78,01 | 82,31 |
2008 | 78,32 | 82,28 |
2009 | 78,53 | 82,65 |
2010 | 78,77 | 82,72 |
2011 | 79,18 | 82,85 |
2012 | 79,14 | 82,82 |
2013 | 79,41 | 83,04 |
2014 | 79,87 | 83,29 |
2015 | 79,73 | 83,13 |
2016 | 79,88 | 83,13 |
2017 | 80,06 | 83,32 |
2018 | 80,16 | 83,33 |
2019 | 80,46 | 83,56 |
3. Mogelijke effecten corona op de levensverwachting
Afhankelijk van hoeveel mensen er aan het eind van 2020 meer zijn overleden dan verwacht, is het mogelijk dat de levensverwachting van 2020 daalt ten opzichte van 2019. Dit hoeft echter niet te betekenen dat de mensen die niet aan corona zijn overleden, minder lang te leven zullen hebben. De kansen op overlijden van de overlevenden liggen immers in de toekomst en worden (mede) bepaald door toekomstige gebeurtenissen. Het kan zelfs zo zijn dat de overlevenden gemiddeld langer leven als door corona vooral mensen met een hogere sterftekans zijn gestorven.
In paragraaf 3.1 worden de mogelijke effecten van corona op de levensverwachting in 2020 bekeken. In paragraaf 3.2 de mogelijke effecten op de levensverwachting in 2021 en verder.
3.1 Levensverwachting in 2020
Hoeveel mensen in 2020 zullen overlijden, is onzeker. In de eerste helft van 2020 was de sterfte hoger dan wanneer er geen corona was geweest. In de tweede helft van 2020 is het mogelijk dat er een tweede coronagolf komt, met extra sterfgevallen. Ook is het mogelijk dat de sterfte in de tweede helft van 2020 lager ligt dan gebruikelijk omdat bij de eerste golf mensen zijn overleden die mogelijk later in het jaar zouden overlijden als er geen corona-epidemie was geweest.
Vóór de corona-epidemie overleden er 3 136 mensen per week. In figuur 3.1.1 is te zien dat de sterfte in de eerste tien weken van 2020 relatief laag was vergeleken met eerdere jaren. Er was slechts een mild griepseizoen en het was ook niet koud. Tijdens de corona-epidemie liep de sterfte op tot 5 084 in week 14 om daarna te gaan dalen. In week 20 was een niveau bereikt dat vergelijkbaar is met eerdere jaren. Wanneer alle sterfte in het eerste halfjaar van 2020 (26 weken) wordt opgeteld, komt de totale sterfte uit op ruim 86 duizend. In de voorgaande drie jaren lag de sterfte in diezelfde weken tussen de 78 en 81 duizend. Met name in 2018 was de sterfte hoger tijdens een lange griepepidemie. In de tweede helft van het jaar was de sterfte in de jaren 2017–2019 redelijk vergelijkbaar. Er overledenen gemiddeld nog 72 duizend mensen in de laatste 26 weken van het jaar.
Weken | 2017 | 2018 | 2019 | 2020* |
---|---|---|---|---|
1 | 3568 | 3343 | 3062 | 3101 |
2 | 3637 | 3359 | 3262 | 3364 |
3 | 3487 | 3364 | 3152 | 3154 |
4 | 3626 | 3322 | 3179 | 3045 |
5 | 3574 | 3403 | 3139 | 3160 |
6 | 3446 | 3513 | 3183 | 3193 |
7 | 3417 | 3660 | 3254 | 3198 |
8 | 3328 | 3691 | 3220 | 2957 |
9 | 3152 | 3937 | 3065 | 3096 |
10 | 3054 | 4092 | 3172 | 3103 |
11 | 2843 | 3733 | 3225 | 3216 |
12 | 2778 | 3430 | 3043 | 3612 |
13 | 2850 | 3225 | 3013 | 4458 |
14 | 2764 | 3040 | 2898 | 5084 |
15 | 2810 | 2860 | 2902 | 4974 |
16 | 2713 | 2760 | 3036 | 4298 |
17 | 2778 | 2663 | 2956 | 3903 |
18 | 2769 | 2645 | 2806 | 3377 |
19 | 2802 | 2641 | 2772 | 2980 |
20 | 2801 | 2606 | 2821 | 2772 |
21 | 2772 | 2674 | 2873 | 2767 |
22 | 2701 | 2776 | 2730 | 2722 |
23 | 2624 | 2679 | 2734 | 2680 |
24 | 2643 | 2557 | 2647 | 2688 |
25 | 2627 | 2601 | 2692 | 2688 |
26 | 2691 | 2619 | 2836 | 2657 |
27 | 2697 | 2726 | 2725 | 2631 |
28 | 2520 | 2671 | 2761 | 2602 |
29 | 2674 | 2704 | 2586 | 2509 |
30 | 2571 | 2767 | 3006 | 2645 |
31 | 2510 | 2760 | 2731 | |
32 | 2657 | 2745 | 2629 | |
33 | 2540 | 2605 | 2613 | |
34 | 2545 | 2612 | 2617 | |
35 | 2576 | 2527 | 2783 | |
36 | 2570 | 2613 | 2553 | |
37 | 2707 | 2539 | 2642 | |
38 | 2715 | 2706 | 2580 | |
39 | 2669 | 2696 | 2751 | |
40 | 2641 | 2806 | 2717 | |
41 | 2763 | 2760 | 2912 | |
42 | 2706 | 2739 | 2879 | |
43 | 2676 | 2671 | 2867 | |
44 | 2726 | 2815 | 2856 | |
45 | 2797 | 2798 | 3015 | |
46 | 2916 | 2761 | 3060 | |
47 | 2917 | 2859 | 3023 | |
48 | 2886 | 2907 | 3045 | |
49 | 3027 | 2968 | 3018 | |
50 | 3218 | 3017 | 3161 | |
51 | 3079 | 3041 | 3253 | |
52 | 3187 | 2901 | 3028 |
Eind 2019 werd verwacht dat er 153 duizend mensen zouden overlijden in 2020 (Stoeldraijer, van Duin en Huisman, 2019). Op dat moment was nog niet bekend dat er een corona-epidemie zou komen. Deze prognose is daarom een goede referentie om te bepalen hoeveel meer mensen er overlijden vanwege corona. Voor de tweede helft van 2020 zijn vijf mogelijkheden denkbaar met betrekking tot de sterfte:
- Compensatie: de sterfte in de tweede helft van het jaar ligt lager dan in de eerste helft. In 2020 overlijden nog net iets meer mensen dan verwacht. Resultaat: 3 duizend meer overledenen op jaarbasis.
- Normaal: er overlijden evenveel mensen als normaal in de tweede helft van het jaar. Compensatie en een iets hogere sterfte omdat nog steeds mensen besmet raken, heffen elkaar op. Resultaat: 8 duizend meer overledenen op jaarbasis.
- Hoger: de sterfte neemt voor de tweede maal toe of blijft iets hoger omdat nog steeds mensen besmet raken. Resultaat: 12 duizend meer overledenen op jaarbasis.
- Ernstig: de sterfte neemt weer toe zoals in het begin van het jaar of blijft langere tijd hoger. Resultaat: 15 duizend meer overledenen op jaarbasis.
- Extreem: de sterfte neemt meer toe dan in het eerste halfjaar het geval was. Resultaat: 25 duizend meer overledenen op jaarbasis.
Uit het leeftijdspatroon (figuur 3.1.2) valt op dat de coronasterfte bij mannen op jongere leeftijden plaatsvond dan bij vrouwen. Ook was de sterfte onder mannen aan COVID-19 net wat hoger dan onder vrouwen. De gemiddelde leeftijd bij overlijden van de mensen die aan COVID-19 stierven is ongeveer 3 jaar hoger dan de gemiddelde leeftijd bij overlijden van de mensen die in 2019 stierven.
Leeftijd | Waarneming RIVM, mannen (%) | Waarneming RIVM, vrouwen (%) | Verondersteld, mannen (%) | Verondersteld, vrouwen (%) |
---|---|---|---|---|
0 | 0 | 0 | ||
1 | 0 | 0 | 0 | 0 |
2 | 0 | 0 | 0 | 0 |
3 | 0 | 0 | 0 | 0 |
4 | 0,00028 | 0 | ||
5 | 0,00039 | 0 | ||
6 | 0 | 0 | 0,00036 | 0 |
7 | 0 | 0 | 0,00021 | 0 |
8 | 0 | 0 | 0 | 0 |
9 | 0 | 0 | ||
10 | 0 | 0 | ||
11 | 0 | 0 | 0 | 0 |
12 | 0 | 0 | 0 | 0 |
13 | 0 | 0 | 0,00007 | 0 |
14 | 0,00093 | 0 | ||
15 | 0,00194 | 0 | ||
16 | 0,0033 | 0 | 0,00283 | 0 |
17 | 0,0033 | 0 | 0,00336 | 0 |
18 | 0,0033 | 0 | 0,00326 | 0 |
19 | 0,00245 | 0,00002 | ||
20 | 0,0013 | 0,00003 | ||
21 | 0 | 0 | 0,00025 | 0,00003 |
22 | 0 | 0 | 0 | 0,00002 |
23 | 0 | 0 | 0,0002 | 0 |
24 | 0,00179 | 0 | ||
25 | 0,0041 | 0 | ||
26 | 0,0099 | 0 | 0,00661 | 0 |
27 | 0,0099 | 0 | 0,00882 | 0 |
28 | 0,0099 | 0 | 0,01024 | 0,00004 |
29 | 0,01067 | 0,00029 | ||
30 | 0,01045 | 0,00073 | ||
31 | 0,0099 | 0,0033 | 0,01002 | 0,00142 |
32 | 0,0099 | 0,0033 | 0,00979 | 0,00242 |
33 | 0,0099 | 0,0033 | 0,01019 | 0,0038 |
34 | 0,01134 | 0,00544 | ||
35 | 0,01294 | 0,0069 | ||
36 | 0,0165 | 0,0066 | 0,01462 | 0,00775 |
37 | 0,0165 | 0,0066 | 0,01603 | 0,00754 |
38 | 0,0165 | 0,0066 | 0,01682 | 0,00582 |
39 | 0,01691 | 0,00283 | ||
40 | 0,01662 | 0 | ||
41 | 0,0165 | 0 | 0,01631 | 0 |
42 | 0,0165 | 0 | 0,01633 | 0 |
43 | 0,0165 | 0 | 0,01701 | 0,00218 |
44 | 0,01854 | 0,00983 | ||
45 | 0,02086 | 0,01986 | ||
46 | 0,02971 | 0,04621 | 0,02393 | 0,03089 |
47 | 0,02971 | 0,04621 | 0,02769 | 0,04154 |
48 | 0,02971 | 0,04621 | 0,0321 | 0,05049 |
49 | 0,03787 | 0,05715 | ||
50 | 0,04649 | 0,06179 | ||
51 | 0,08912 | 0,06602 | 0,05947 | 0,06471 |
52 | 0,08912 | 0,06602 | 0,07833 | 0,0662 |
53 | 0,08912 | 0,06602 | 0,10448 | 0,06658 |
54 | 0,13688 | 0,0666 | ||
55 | 0,17223 | 0,06741 | ||
56 | 0,24757 | 0,07922 | 0,20714 | 0,07019 |
57 | 0,24757 | 0,07922 | 0,23821 | 0,07609 |
58 | 0,24757 | 0,07922 | 0,26233 | 0,08621 |
59 | 0,28087 | 0,10071 | ||
60 | 0,29885 | 0,11891 | ||
61 | 0,3664 | 0,17165 | 0,32141 | 0,14014 |
62 | 0,3664 | 0,17165 | 0,35366 | 0,16372 |
63 | 0,3664 | 0,17165 | 0,40037 | 0,18914 |
64 | 0,46145 | 0,21802 | ||
65 | 0,53334 | 0,25355 | ||
66 | 0,71629 | 0,3763 | 0,61243 | 0,29891 |
67 | 0,71629 | 0,3763 | 0,69512 | 0,35732 |
68 | 0,71629 | 0,3763 | 0,77837 | 0,43143 |
69 | 0,86565 | 0,51816 | ||
70 | 0,96443 | 0,61089 | ||
71 | 1,26093 | 0,80211 | 1,08224 | 0,70293 |
72 | 1,26093 | 0,80211 | 1,22658 | 0,78761 |
73 | 1,26093 | 0,80211 | 1,40329 | 0,85917 |
74 | 1,60277 | 0,92041 | ||
75 | 1,8072 | 0,97866 | ||
76 | 2,17198 | 1,1256 | 1,99866 | 1,04132 |
77 | 2,17198 | 1,1256 | 2,15926 | 1,11575 |
78 | 2,17198 | 1,1256 | 2,27363 | 1,20841 |
79 | 2,34594 | 1,31856 | ||
80 | 2,38932 | 1,44214 | ||
81 | 2,42944 | 1,72306 | 2,41699 | 1,57507 |
82 | 2,42944 | 1,72306 | 2,44214 | 1,71329 |
83 | 2,42944 | 1,72306 | 2,47472 | 1,85197 |
84 | 2,50356 | 1,98137 | ||
85 | 2,5091 | 2,08983 | ||
86 | 2,34032 | 2,18188 | 2,47175 | 2,16565 |
87 | 2,34032 | 2,18188 | 2,37194 | 2,19716 |
88 | 2,34032 | 2,18188 | 2,19509 | 2,17514 |
89 | 1,95425 | 2,10392 | ||
90 | 1,67187 | 1,99246 | ||
91 | 1,04968 | 1,66364 | 1,3704 | 1,84971 |
92 | 1,04968 | 1,66364 | 1,07233 | 1,68463 |
93 | 1,04968 | 1,66364 | 0,79891 | 1,5056 |
94 | 0,56585 | 1,31826 | ||
95 | 0,38719 | 1,12743 | ||
96 | 0,24757 | 0,7493 | 0,277 | 0,93794 |
97 | 0,24757 | 0,7493 | 0,24933 | 0,75464 |
98 | 0,24757 | 0,7493 | 0,24933 | 0,75464 |
99 | 0,24933 | 0,75464 | ||
1 De percentages van het RIVM zijn het aantal sterfgevallen per vijfjaarsleeftijdsgroepen gedeeld door de totale sterfte, gemiddeld voor die leeftijdsgroep. |
Met dit leeftijdspatroon van de extra overledenen aan COVID-19 kan voor ieder van de hiervoor genoemde mogelijkheden wat betreft de sterfte in 2020 de levensverwachting worden doorgerekend. In figuur 3.1.3 staan de uitkomsten.
Op basis van de Kernprognose 2019–2060 werd verwacht dat de levensverwachting bij geboorte zal toenemen naar 80,66 jaar voor mannen en 83,81 jaar voor vrouwen in 2020 (Stoeldraijer, Van Duin en Huisman, 2019). De extra sterfte betekent in iedere situatie dat de levensverwachting ten opzichte van deze schatting zal dalen. Als er compensatie optreedt in de tweede helft van 2020 (mogelijkheid 1), dan is de verwachting dat de levensverwachting in 2020 uitkomt op 80,48 jaar voor mannen en 83,67 jaar voor vrouwen. Dit is lager dan in de Kernprognose werd verwacht, maar vergelijkbaar met de waarneming in 2019. Voor vrouwen is de geschatte levensverwachting in 2020 bij compensatie nog zelfs iets hoger dan in 2019.
Bij een hogere sterfte neemt de levensverwachting verder af. In de meest extreme situatie waarbij Nederland in de tweede helft van 2020 te maken krijgt met een extra toename van de sterfte tot 25 duizend op jaarbasis als gevolg van corona (mogelijkheid 5), is de schatting dat de levensverwachting afneemt naar 79,28 jaar voor mannen en 82,74 jaar voor vrouwen. Dat is ongeveer gelijk aan het niveau rond 2010. Dus een extreme sterfte vanwege corona brengt Nederland terug naar het sterfteniveau van ongeveer tien jaar geleden.
Sterfte (x 1000) | Levensverwachting bij geboorte (jaren) | Levensverwachting op 65-jarige leeftijd (jaren) | |||
---|---|---|---|---|---|
mannen | vrouwen | mannen | vrouwen | ||
2017 | 150 | 80,06 | 83,32 | 18,58 | 21,06 |
2018 | 153 | 80,15 | 83,33 | 18,61 | 21,05 |
2019 | 152 | 80,46 | 83,56 | 18,84 | 21,24 |
2020 1) | 153 | 80,66 | 83,81 | 19,00 | 21,37 |
Effect corona in 2020: Compensatie | 156 | 80,48 | 83,67 | 18,83 | 21,24 |
Effect corona in 2020: Normaal | 161 | 80,19 | 83,45 | 18,55 | 21,02 |
Effect corona in 2020: Hoger | 165 | 79,96 | 83,27 | 18,33 | 20,85 |
Effect corona in 2020: Ernstig | 168 | 79,80 | 83,15 | 18,18 | 20,73 |
Effect corona in 2020: Extreem | 178 | 79,28 | 82,74 | 17,69 | 20,33 |
1) Volgens Kernprognose 2019-2060. |
Door de waargenomen hogere sterfte vanwege corona onder mannen dan onder vrouwen aan het begin van dit jaar en de veronderstelling dat dit in de rest van het jaar ook zo zal zijn, neemt de levensverwachting voor mannen meer af dan voor vrouwen. In de extreme situatie gaat het naar schatting om een afname van 1,18 jaar voor mannen en 0,82 jaar voor vrouwen ten opzichte van de waarneming in 2019. Als in de tweede helft van 2020 de verhouding tussen mannen en vrouwen in de sterfte vanwege corona verandert, kan de afname anders uitvallen.
Ook het veronderstelde leeftijdspatroon van de extra sterfgevallen vanwege corona kan veranderen. Met name als een groter deel van de sterfte aan corona op jongere leeftijden gaat plaatsvinden, zal de levensverwachting lager uitvallen. Het effect hiervan is niet heel groot.
3.2 Pandemieën en oorlogen slechts tijdelijke onderbrekingen van lange trend
Om in te schatten hoe de levensverwachting zich de komende jaren zal ontwikkelen, is het de moeite waard om vergelijkbare situaties in het verleden te bekijken toen er tijdelijk meer mensen overleden dan normaal. Een voorbeeld is de Spaanse griep in 1918–1920. In de periode voor de Spaanse griep (1911–1916) was de levensverwachting 55,32 jaar voor mannen en 57,43 jaar voor vrouwen. In de periode erna (1916–1921) nam de levensverwachting af naar 53,35 jaar voor mannen en 55,28 jaar voor vrouwen. Vlak daarna (1921–1926) nam de levensverwachting weer toe tot 60,78 jaar voor mannen en 62,25 jaar voor vrouwen. Wanneer de levensverwachting over een langere periode wordt bekeken, is het alsof de Spaanse griep alleen rond 1918 een effect heeft gehad op de levensverwachting en niet in de jaren erna: de stijging vóór de Spaanse griep loopt na deze griepperiode gewoon door.
Ook de hoge sterfte in de Tweede Wereldoorlog (1940–1945) had een effect. De levensverwachting nam sterk af, met name voor mannen, maar in de periode erna steeg de levensverwachting (bijna) weer naar hetzelfde niveau als wanneer er geen oorlog zou zijn geweest.
Levensverwachting, mannen (jaren) | Levensverwachting, vrouwen (jaren) | Levensverwachting (per periode van vijf jaar), mannen (jaren) | Levensverwachting (per periode van vijf jaar), vrouwen (jaren) | |
---|---|---|---|---|
1859 | ||||
1860 | ||||
1861 | ||||
1862 | 36,46 | 38,24 | ||
1863 | 36,46 | 38,24 | ||
1864 | 36,46 | 38,24 | ||
1865 | ||||
1866 | ||||
1867 | 36,5 | 38,5 | ||
1868 | 36,5 | 38,5 | ||
1869 | 36,5 | 38,5 | ||
1870 | ||||
1871 | ||||
1872 | 36,35 | 38,7 | ||
1873 | 36,35 | 38,7 | ||
1874 | 36,35 | 38,7 | ||
1875 | ||||
1876 | ||||
1877 | 39,84 | 42,45 | ||
1878 | 39,84 | 42,45 | ||
1879 | 39,84 | 42,45 | ||
1880 | ||||
1881 | ||||
1882 | 41,41 | 43,98 | ||
1883 | 41,41 | 43,98 | ||
1884 | 41,41 | 43,98 | ||
1885 | ||||
1886 | ||||
1887 | 42,52 | 45,37 | ||
1888 | 42,52 | 45,37 | ||
1889 | 42,52 | 45,37 | ||
1890 | ||||
1891 | ||||
1892 | 44,1 | 46,91 | ||
1893 | 44,1 | 46,91 | ||
1894 | 44,1 | 46,91 | ||
1895 | ||||
1896 | ||||
1897 | 47,49 | 50,43 | ||
1898 | 47,49 | 50,43 | ||
1899 | 47,49 | 50,43 | ||
1900 | ||||
1901 | ||||
1902 | 49,35 | 52,21 | ||
1903 | 49,35 | 52,21 | ||
1904 | 49,35 | 52,21 | ||
1905 | ||||
1906 | ||||
1907 | 52,64 | 54,96 | ||
1908 | 52,64 | 54,96 | ||
1909 | 52,64 | 54,96 | ||
1910 | ||||
1911 | ||||
1912 | 55,32 | 57,43 | ||
1913 | 55,32 | 57,43 | ||
1914 | 55,32 | 57,43 | ||
1915 | ||||
1916 | ||||
1917 | 53,35 | 55,28 | ||
1918 | 53,35 | 55,28 | ||
1919 | 53,35 | 55,28 | ||
1920 | ||||
1921 | ||||
1922 | 60,78 | 62,25 | ||
1923 | 60,78 | 62,25 | ||
1924 | 60,78 | 62,25 | ||
1925 | ||||
1926 | ||||
1927 | 62,48 | 63,94 | ||
1928 | 62,48 | 63,94 | ||
1929 | 62,48 | 63,94 | ||
1930 | ||||
1931 | ||||
1932 | 65,07 | 66,45 | ||
1933 | 65,07 | 66,45 | ||
1934 | 65,07 | 66,45 | ||
1935 | ||||
1936 | ||||
1937 | 65,87 | 67,86 | ||
1938 | 65,87 | 67,86 | ||
1939 | 65,87 | 67,86 | ||
1940 | ||||
1941 | ||||
1942 | 59,7 | 65,11 | ||
1943 | 59,7 | 65,11 | ||
1944 | 59,7 | 65,11 | ||
1945 | ||||
1946 | ||||
1947 | 68,69 | 71,26 | ||
1948 | 68,69 | 71,26 | ||
1949 | 68,69 | 71,26 | ||
1950 | 70,29 | 72,58 | ||
1951 | 70,24 | 72,75 | ||
1952 | 70,96 | 73,29 | ||
1953 | 70,41 | 72,98 | ||
1954 | 70,96 | 73,83 | ||
1955 | 70,94 | 74,08 | ||
1956 | 70,97 | 74,1 | ||
1957 | 71,38 | 74,58 | ||
1958 | 71,46 | 74,84 | ||
1959 | 71,24 | 75,16 | ||
1960 | 71,39 | 75,3 | ||
1961 | 71,45 | 75,74 | ||
1962 | 70,95 | 75,56 | ||
1963 | 71,02 | 75,77 | ||
1964 | 71,28 | 76,27 | ||
1965 | 71,11 | 76,14 | ||
1966 | 71,03 | 76,11 | ||
1967 | 71,17 | 76,57 | ||
1968 | 70,92 | 76,44 | ||
1969 | 70,92 | 76,29 | ||
1970 | 70,81 | 76,5 | ||
1971 | 70,99 | 76,77 | ||
1972 | 70,81 | 76,79 | ||
1973 | 71,3 | 77,13 | ||
1974 | 71,61 | 77,61 | ||
1975 | 71,45 | 77,71 | ||
1976 | 71,53 | 77,92 | ||
1977 | 72,08 | 78,52 | ||
1978 | 71,95 | 78,5 | ||
1979 | 72,46 | 78,93 | ||
1980 | 72,48 | 79,18 | ||
1981 | 72,71 | 79,32 | ||
1982 | 72,73 | 79,41 | ||
1983 | 72,93 | 79,56 | ||
1984 | 72,96 | 79,68 | ||
1985 | 73,08 | 79,66 | ||
1986 | 73,09 | 79,61 | ||
1987 | 73,51 | 80,06 | ||
1988 | 73,68 | 80,24 | ||
1989 | 73,66 | 79,92 | ||
1990 | 73,84 | 80,11 | ||
1991 | 74,05 | 80,15 | ||
1992 | 74,3 | 80,28 | ||
1993 | 73,98 | 80 | ||
1994 | 74,58 | 80,31 | ||
1995 | 74,6 | 80,36 | ||
1996 | 74,66 | 80,35 | ||
1997 | 75,16 | 80,55 | ||
1998 | 75,19 | 80,69 | ||
1999 | 75,34 | 80,45 | ||
2000 | 75,54 | 80,58 | ||
2001 | 75,8 | 80,71 | ||
2002 | 75,99 | 80,69 | ||
2003 | 76,24 | 80,93 | ||
2004 | 76,87 | 81,44 | ||
2005 | 77,19 | 81,6 | ||
2006 | 77,63 | 81,89 | ||
2007 | 78,01 | 82,31 | ||
2008 | 78,32 | 82,28 | ||
2009 | 78,53 | 82,65 | ||
2010 | 78,77 | 82,72 | ||
2011 | 79,18 | 82,85 | ||
2012 | 79,14 | 82,82 | ||
2013 | 79,41 | 83,04 | ||
2014 | 79,87 | 83,29 | ||
2015 | 79,73 | 83,13 | ||
2016 | 79,88 | 83,13 | ||
2017 | 80,06 | 83,32 | ||
2018 | 80,16 | 83,33 | ||
2019 | 80,46 | 83,56 |
Ondanks deze twee ingrijpende gebeurtenissen is de levensverwachting sinds 1860 voortdurend gestegen. In de jaren 1960 en 1970 nam de levensverwachting voor mannen amper toe. Dat was het gevolg van massaal rookgedrag (Janssen, 2019). Bij vrouwen stagneerde de levensverwachting in de jaren 1980 en 1990. Zij begonnen later met roken dan mannen.
De voortdurende stijging in de levensverwachting geldt niet alleen voor Nederland, maar ook voor andere landen. In 2002 toonden Oeppen en Vaupel aan dat de hoogst waargenomen levensverwachting in de wereld per jaar gedurende 160 jaar steeg met gemiddeld een kwart jaar per jaar (Oeppen en Vaupel, 2002). Een uitzonderlijk constante prestatie. De verwachting is dan ook dat na de coronacrisis de levensverwachting weer teruggaat naar de oude trend.
Het is nog wel de vraag hoe lang het zal duren voor de oude trend bereikt gaat worden. Er is nog geen vaccin, de zorg heeft onder druk gestaan en de economie is veranderd. Ook is nog onbekend of mensen na besmetting van corona blijvende schade aan de gezondheid oplopen. Voor de korte termijn kan dit nog wel effecten hebben op de levensverwachting. De grootte daarvan is nog onduidelijk. In het tweede kwartaal van 2020 gingen minder mensen naar de huisarts en specialist, behandelingen zijn uitgesteld. Dit kan leiden tot extra sterfte aan allerlei aandoeningen. Economische depressies leiden over het algemeen tot minder investeringen in de zorg (WHO, 2009). Ook de situatie in andere landen is van belang (bijvoorbeeld minder profijt van ontwikkelingen in andere landen).
Naast negatieve effecten van corona op de levensverwachting zijn er ook positieve effecten mogelijk. Zo kunnen degenen die het virus overleefd hebben, bovengemiddeld weerbaar zijn en dus een hogere levensverwachting hebben. Er zijn ook veranderingen geweest in de zorg, zoals een uitbreiding van beschermingsmiddelen. Er kwamen nieuwe en meer uitgebreide protocollen in gevallen van pandemie, en meer structurele mogelijkheden tot het uitbreiden van de IC-capaciteit. In de zoektocht naar een vaccin is bovendien veel geïnvesteerd en onderzoek gedaan naar bestaande en nieuwe geneesmiddelen. Die kennis kan ook ingezet worden bij de bestrijding van andere ziekten.
Tot er een vaccin voor corona gevonden is, worden er wel behandelmethodes en medicijnen ontwikkelt om de symptomen van het coronavirus te bestrijden. Dit zorgt er waarschijnlijk voor dat, zolang er geen vaccin is, de sterfte aan corona minder wordt dan in de eerste helft van 2020 het geval was.
4. Discussie en conclusie
Het Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC, de organisatie die zich van staatswege bezighoudt met het opsporen, behandelen en voorkomen van ziekten) schatte in mei dat het sterfterisico van corona ongeveer 0,26 procent is (0,4 procent bij symptomen; CDC, 22 mei 2020). Wanneer dit jaar tussen de 10 en 20 procent van de Nederlandse bevolking besmet raakt met het coronavirus, zou dat betekenen dat in ons land in 2020 4,5 duizend tot 8,9 duizend mensen overlijden door corona. Dit komt overeen met de situatie waarin de sterfte in de tweede helft van 2020 normaal verloopt. In juli heeft het CDC de schatting van het sterfterisico bijgesteld naar 0,65 procent (CDC, 10 juli 2020). In dat geval zouden er tussen 11,2 duizend en 21,2 duizend mensen overlijden in Nederland. Bij de laatste meting was ongeveer 5,5 procent van de Nederlandse bevolking besmet (Sanquin, 3 juni 2020). Het totaal aantal overledenen als gevolg van corona in 2020 is dus nog erg onzeker, alsmede het effect op de levensverwachting.
Naast het aantal mensen dat mogelijk gaat overlijden aan corona, is ook nog niet duidelijk welke mensen precies overlijden aan corona. Als het gaat om mensen die al kwetsbaar waren en later in het jaar waarschijnlijk zouden overlijden, dan zal er in de tweede helft van 2020 meer compensatie optreden. Uit onderzoek blijkt dat het aantal levensjaren dat verloren is gegaan ook bij mensen met meerdere aandoeningen niet te verwaarlozen is (Hanlon et al., 2020) en dat het leeftijdspatroon van de coronasterfgevallen vergelijkbaar was met die van de totale sterfte (Cairns et al., 2020). Dat voornamelijk ouderen sterven aan het nieuwe corona lijkt dus een misvatting.
Naast de directe gevolgen voor de sterfte vanwege het nieuwe coronavirus zullen er ook nog indirecte gevolgen zijn van de pandemie en de lockdownmaatregelen voor de toekomstige sterfte, bijvoorbeeld omdat bevolkingsonderzoeken hebben stilgelegen waardoor ziektes pas in een later stadium worden ontdekt, minder mensen naar de huisarts zijn geweest en herstelde coronapatiënten mogelijk een minder goede gezondheid hebben. Het is echter nog te vroeg om deze mogelijkheden te kwantificeren, hoewel het voorstelbaar is dat deze indirecte gevolgen een effect zouden kunnen hebben op de levensverwachting in de nabije toekomst.
Voor de komende jaren is de verwachting dat de levensverwachting na corona weer terug zal gaan naar het oude niveau, net zoals na de Spaanse griep en na de Tweede Wereldoorlog. De verwachting is dus dat corona, hoewel het een grote impact heeft gehad op de sterfte in de eerste helft van het jaar, op de langere termijn de stijgende lijn in de levensverwachting niet nadelig zal beïnvloeden.
Literatuur
CBS (29 mei 2020). Sterfte in coronatijd. Nieuwsbericht, 29 mei 2020.
CBS Doodsoorzakenstatistiek (2020). Korte onderzoeksbeschrijving doodsoorzakenstatistiek.
Centers for Disease Control and Prevention (2020) COVID-19 Pandemic Planning Scenarios. 22 mei 2020 / 10 juli 2020.
Hanlon, P., F. Chadwick, A. Shah, R. Wood, J. Minton, G. McCartney, C. Fischbacher, F.S. Mair, D. Husmeier en J. Matthiopoulos (2020). COVID-19 – exploring the implications of long-term condition type and extent of multimorbidity on years of life lost: a modelling study. [version 1; peer review: 1 approved]. Wellcome Open Res 2020, 5:75.
Janssen, F. (2019). Smoking’s impact on mortality in Europe. Population & Societies, Number 571, November 2019.
Mackenbach, J.P., J. Rubio Valverdea, B. Artnikb, M. Boppc, H. Brønnum-Hansend, P. Debooseree, R. Kaledienef, K. Kovácsg, M. Leinsaluh, P. Martikainenj, G. Menviellek, E. Regidorl, J. Rychtaríkovám, M. Rodriguez-Sanzn, P. Vineiso, C. Whitep, B. Wojtyniakq, Y. Hua, and W.J. Nusseldera (2018). Trends in health in equalities in 27 European countries. PNAS, p. 1–6.
Oeppen, J. en J.W. Vaupel (2002). Broken Limits to Life Expectancy. Science Vol. 296, Issue 5570, pp 1029-1031. DOI: 10.1126/science.1069675.
Sanquin (2020) Ongeveer 5 % van bloeddonors heeft corona-antistoffen. 3 juni 2020
Stoeldraijer, L. en C. Harmsen (2017). De levensverwachting meet de sterfte. Bevolkingstrends 2017|04.
Stoeldraijer, L. C. van Duin en C. Huisman (2019). Kernprognose 2019–2060: 19 miljoen inwoners in 2039. Statistische Trends, 17 december 2019.
Stoeldraijer, L. (2020). Sterfte en levensverwachting in de 21ste eeuw: waarom veranderde de trend rond 2012? Statistische Trends, 25 september 2020.
WHO (2009). The financial crisis and global health. Report of a high-level consultation. Geneva: World Health Organization, 2009.