1. Inleiding
Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is de grootste leverancier van schoolverlaters
op de arbeidsmarkt. Van de ongeveer 300 duizend schoolverlaters1) vanuit het schooljaar
2017/’18 kwamen 122 duizend (40 procent) vanuit het mbo. De overige schoolverlaters
kwamen vanuit het voortgezet onderwijs (31 duizend, 10 procent), het hbo (87 duizend,
29 procent) en het wetenschappelijk onderwijs (62 duizend, 21 procent). Het aantal
schoolverlaters uit het mbo piekte in 2011 met 149 duizend. Daarna nam dit aantal af tot
118 duizend in 2016, om in de jaren daarna weer iets toe te nemen. De leeftijdsopbouw
van de Nederlandse bevolking speelt hierin onder meer een rol, omdat er in sommige jaren
meer kinderen worden geboren dan in andere jaren. Daarnaast gaan steeds meer jongeren
via havo en vwo door naar het hoger onderwijs.
Het mbo kent twee verschillende leerwegen, de beroepsbegeleidende leerweg (bbl,
werken met meestal één dag in de week school) en de beroepsopleidende leerweg
(bol, naar school met verschillende stages). De opleidingen in het mbo kunnen op
vier verschillende niveaus worden gevolgd, niveau 1 (entreeopleiding), niveau 2
(basisberoepsopleiding), niveau 3 (vakopleiding) en niveau 4 (middenkader- en
specialistenopleiding). De niveaus verschillen wat betreft duur en kennen verschillende
vooropleidingseisen. Meer informatie hierover is te vinden in de technische toelichting.
Kenmerkend voor de bbl is dat de student de opleiding volgt bij een erkend leerbedrijf,
ook wel een leerwerkplek of beroepspraktijkvormingsplaats genoemd. De opleiding
wordt aangeboden door een Regionaal Opleidingscentrum (ROC of AOC 2)) waarbij een
arbeidsovereenkomst wordt gesloten met het leerbedrijf. In de praktijk betekent dit dat
de student de meeste tijd op de werkplek aanwezig is en daarnaast één of twee dagen
per week naar het ROC of AOC gaat. Hierin verschilt de bbl van de bol, waar de student
het grootste deel van de opleiding op school aanwezig is en daarnaast stage loopt
bij een bedrijf. Bbl-opleidingen worden vaak gevolgd door meer praktisch ingestelde
studenten die het vak liever willen leren op de werkplek in plaats van op school. Daarnaast
worden bbl-opleidingen veel gevolgd door mensen die al een baan hebben. Zij volgen
de opleiding om bijvoorbeeld door te groeien in hun huidige baan of om zich te laten
omscholen. De bbl-opleiding kan voor hen een uitkomst zijn omdat deze vooral buiten de
schoolbanken wordt gevolgd en ze hun baan niet hoeven te onderbreken.
Mbo-opleidingen hebben de zorgplicht enkel een opleiding aan te bieden als er na
afronding van de opleiding voldoende arbeidsmarktperspectief is voor de deelnemers
(Cörvers, de Hoon en Meng, 2014). In de bbl komen opleiding en arbeidsmarkt bij elkaar.
Het gaat hier om een samenwerking tussen ROC’s, AOC’s en het bedrijfsleven, waarbij
er zorg wordt gedragen dat er opleidingen worden aangeboden die aansluiten bij de
behoefte van de regionale arbeidsmarkt.
Dit artikel brengt de kenmerken van schoolverlaters van de bbl in beeld. Bbl’ers verschillen
van schoolverlaters van andere onderwijssoorten doordat ze werken en leren combineren.
Dit roept de vraag op wat dit voor hun intrede op de arbeidsmarkt en hun verdere
arbeidsloopbaan betekent. Hiervoor bekijken we de bbl’ers die vanuit het schooljaar
2012/’13 het onderwijs hebben verlaten. Het gaat om bbl’ers die op 1 oktober 2012
stonden ingeschreven in het bekostigd mbo en op 1 oktober 2013 het bekostigd onderwijs
hadden verlaten: bijna 71 duizend. Aan bod komt welke opleidingen ze hebben gevolgd,
wie hieraan deelnamen en in hoeverre ze hierin verschillen van andere mbo’ers. Daarna
wordt ingegaan op de vraag of ze direct na schoolverlaten (in oktober 2013) betaald werk
hadden. Dit geeft een indicatie van hoe vraag en aanbod voor bbl’ers op de korte termijn
op elkaar zijn afgestemd. Ook wordt een beeld gegeven hoe bbl’ers terugkijken op hun
opleiding; hoe beoordelen ze deze opleiding en in hoeverre vonden ze de opleiding
een goede basis voor de arbeidsmarkt? En zijn ze tevreden over hun huidige functie? Dit
wordt gedaan aan de hand van het mbo-schoolverlatersonderzoek (SVO 2018).3) Dit is
een enquête onder schoolverlaters die vanuit schooljaar 2016/’17 het onderwijs hebben
afgerond. Deze zijn één jaar na verlaten van de opleiding bevraagd over de gevolgde
opleiding en de aansluiting met het huidige werk. Vervolgens wordt bekeken hoe het
de bbl’ers vergaat op de iets langere termijn, dat wil zeggen vier jaar na schoolverlaten.
Hebben ze op dat moment (nog) betaald werk? Sluit dit werk aan bij de opleiding? Of zijn
ze een nieuwe opleiding gaan volgen?4) Als dit laatste het geval is, wordt ook gekeken of
deze opleiding niveau verhogend was of dat het gaat om een andere studierichting. Dit
geeft een indicatie van de behoefte aan aanvullende kennis en vaardigheden.
1) Dit betreft schoolverlaters uit het bekostigd onderwijs in Nederland, exclusief schoolverlaters uit het basisonderwijs, speciaal onderwijs en volwassenenonderwijs.
2) Agrarisch Opleidingscentrum, een AOC biedt studenten middelbare beroepsopleidingen aan voor beroepen in de groene sector.
3) Dit is een onderzoek dat door het CBS wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van OCW in samenwerking met het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA).
4) De arbeidsmarktpositie en -kenmerken (werk en/of uitkering, arbeidsrelatie en arbeidsduur) is vastgesteld in de maand oktober van een gegeven jaar, inschrijving in de Basisregistratie Personen is vastgesteld op 1 oktober van een gegeven jaar. Terugkeer in het onderwijs is vastgesteld op 1 oktober van een gegeven jaar tot vier jaar na het verlaten van het onderwijs.