Mbo-schoolverlaters vanuit de bbl op de arbeidsmarkt
Over deze publicatie
Dit artikel in de CBS-reeks Statistische Trends brengt de kenmerken van mbo-schoolverlaters vanuit de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) in beeld. Bbl’ers verschillen van gediplomeerden van andere onderwijssoorten doordat ze werken en leren tijdens hun opleiding combineerden. Wat betekent dit voor hun intrede op de arbeidsmarkt en hun verdere loopbaan?Van de bbl’ers die vanuit het schooljaar 2012/’13 het onderwijs hebben verlaten is bekeken welke opleidingen ze hebben gevolgd en in hoeverre ze hierin verschillen van andere mbo’ers. Verder is gekeken naar of deze bbl’ers direct na schoolverlaten (in oktober 2013) betaald werk hadden. Dit geeft een indicatie van hoe vraag en aanbod voor bbl’ers op de korte termijn op elkaar zijn afgestemd.
Ook wordt een beeld gegeven hoe bbl’ers terugkijken op hun opleiding: hoe beoordelen ze deze opleiding en in hoeverre vonden ze de opleiding een goede basis voor de arbeidsmarkt? En zijn ze tevreden over hun huidige functie? En hoe vergaat het bbl’ers op de langere termijn? Hebben ze vier jaar na schoolverlaten (nog) betaald werk? Sluit dit werk aan bij de opleiding? Of zijn ze een nieuwe opleiding gaan volgen? En was deze opleiding niveau verhogend of ging het om een andere studierichting? Dit geeft een indicatie van de behoefte aan aanvullende kennis en vaardigheden.
1. Inleiding
Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is de grootste leverancier van schoolverlaters
op de arbeidsmarkt. Van de ongeveer 300 duizend schoolverlaters1) vanuit het schooljaar
2017/’18 kwamen 122 duizend (40 procent) vanuit het mbo. De overige schoolverlaters
kwamen vanuit het voortgezet onderwijs (31 duizend, 10 procent), het hbo (87 duizend,
29 procent) en het wetenschappelijk onderwijs (62 duizend, 21 procent). Het aantal
schoolverlaters uit het mbo piekte in 2011 met 149 duizend. Daarna nam dit aantal af tot
118 duizend in 2016, om in de jaren daarna weer iets toe te nemen. De leeftijdsopbouw
van de Nederlandse bevolking speelt hierin onder meer een rol, omdat er in sommige jaren
meer kinderen worden geboren dan in andere jaren. Daarnaast gaan steeds meer jongeren
via havo en vwo door naar het hoger onderwijs.
Het mbo kent twee verschillende leerwegen, de beroepsbegeleidende leerweg (bbl,
werken met meestal één dag in de week school) en de beroepsopleidende leerweg
(bol, naar school met verschillende stages). De opleidingen in het mbo kunnen op
vier verschillende niveaus worden gevolgd, niveau 1 (entreeopleiding), niveau 2
(basisberoepsopleiding), niveau 3 (vakopleiding) en niveau 4 (middenkader- en
specialistenopleiding). De niveaus verschillen wat betreft duur en kennen verschillende
vooropleidingseisen. Meer informatie hierover is te vinden in de technische toelichting.
Kenmerkend voor de bbl is dat de student de opleiding volgt bij een erkend leerbedrijf,
ook wel een leerwerkplek of beroepspraktijkvormingsplaats genoemd. De opleiding
wordt aangeboden door een Regionaal Opleidingscentrum (ROC of AOC 2)) waarbij een
arbeidsovereenkomst wordt gesloten met het leerbedrijf. In de praktijk betekent dit dat
de student de meeste tijd op de werkplek aanwezig is en daarnaast één of twee dagen
per week naar het ROC of AOC gaat. Hierin verschilt de bbl van de bol, waar de student
het grootste deel van de opleiding op school aanwezig is en daarnaast stage loopt
bij een bedrijf. Bbl-opleidingen worden vaak gevolgd door meer praktisch ingestelde
studenten die het vak liever willen leren op de werkplek in plaats van op school. Daarnaast
worden bbl-opleidingen veel gevolgd door mensen die al een baan hebben. Zij volgen
de opleiding om bijvoorbeeld door te groeien in hun huidige baan of om zich te laten
omscholen. De bbl-opleiding kan voor hen een uitkomst zijn omdat deze vooral buiten de
schoolbanken wordt gevolgd en ze hun baan niet hoeven te onderbreken.
Mbo-opleidingen hebben de zorgplicht enkel een opleiding aan te bieden als er na
afronding van de opleiding voldoende arbeidsmarktperspectief is voor de deelnemers
(Cörvers, de Hoon en Meng, 2014). In de bbl komen opleiding en arbeidsmarkt bij elkaar.
Het gaat hier om een samenwerking tussen ROC’s, AOC’s en het bedrijfsleven, waarbij
er zorg wordt gedragen dat er opleidingen worden aangeboden die aansluiten bij de
behoefte van de regionale arbeidsmarkt.
Dit artikel brengt de kenmerken van schoolverlaters van de bbl in beeld. Bbl’ers verschillen
van schoolverlaters van andere onderwijssoorten doordat ze werken en leren combineren.
Dit roept de vraag op wat dit voor hun intrede op de arbeidsmarkt en hun verdere
arbeidsloopbaan betekent. Hiervoor bekijken we de bbl’ers die vanuit het schooljaar
2012/’13 het onderwijs hebben verlaten. Het gaat om bbl’ers die op 1 oktober 2012
stonden ingeschreven in het bekostigd mbo en op 1 oktober 2013 het bekostigd onderwijs
hadden verlaten: bijna 71 duizend. Aan bod komt welke opleidingen ze hebben gevolgd,
wie hieraan deelnamen en in hoeverre ze hierin verschillen van andere mbo’ers. Daarna
wordt ingegaan op de vraag of ze direct na schoolverlaten (in oktober 2013) betaald werk
hadden. Dit geeft een indicatie van hoe vraag en aanbod voor bbl’ers op de korte termijn
op elkaar zijn afgestemd. Ook wordt een beeld gegeven hoe bbl’ers terugkijken op hun
opleiding; hoe beoordelen ze deze opleiding en in hoeverre vonden ze de opleiding
een goede basis voor de arbeidsmarkt? En zijn ze tevreden over hun huidige functie? Dit
wordt gedaan aan de hand van het mbo-schoolverlatersonderzoek (SVO 2018).3) Dit is
een enquête onder schoolverlaters die vanuit schooljaar 2016/’17 het onderwijs hebben
afgerond. Deze zijn één jaar na verlaten van de opleiding bevraagd over de gevolgde
opleiding en de aansluiting met het huidige werk. Vervolgens wordt bekeken hoe het
de bbl’ers vergaat op de iets langere termijn, dat wil zeggen vier jaar na schoolverlaten.
Hebben ze op dat moment (nog) betaald werk? Sluit dit werk aan bij de opleiding? Of zijn
ze een nieuwe opleiding gaan volgen?4) Als dit laatste het geval is, wordt ook gekeken of
deze opleiding niveau verhogend was of dat het gaat om een andere studierichting. Dit
geeft een indicatie van de behoefte aan aanvullende kennis en vaardigheden.
1) Dit betreft schoolverlaters uit het bekostigd onderwijs in Nederland, exclusief schoolverlaters uit het basisonderwijs, speciaal onderwijs en volwassenenonderwijs.
2) Agrarisch Opleidingscentrum, een AOC biedt studenten middelbare beroepsopleidingen aan voor beroepen in de groene sector.
3) Dit is een onderzoek dat door het CBS wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van OCW in samenwerking met het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA).
4) De arbeidsmarktpositie en -kenmerken (werk en/of uitkering, arbeidsrelatie en arbeidsduur) is vastgesteld in de maand oktober van een gegeven jaar, inschrijving in de Basisregistratie Personen is vastgesteld op 1 oktober van een gegeven jaar. Terugkeer in het onderwijs is vastgesteld op 1 oktober van een gegeven jaar tot vier jaar na het verlaten van het onderwijs.
2. Bbl’ers in beeld
Techniek meest populair
Technische opleidingen zijn het meest populair onder bbl’ers. Van de 71 duizend bbl’ers die in het schooljaar 2012/’13 het onderwijs vanuit het mbo verlieten, hadden er 20 duizend een opleiding gevolgd in de richting techniek, industrie en bouwkunde. Ook in de eerdere schooljaren – gemeten vanaf schooljaar 2007/’08 – was dit de meest voorkomende richting onder bbl-schoolverlaters. Na de richting techniek zijn zorg- en welzijnsopleidingen (18 duizend bbl-schoolverlaters) en opleidingen in de richting dienstverlening (15 duizend bbl-schoolverlaters) het populairst.
Bbl (x 1 000) | Bol-voltijd (x 1 000) | |
---|---|---|
Techniek, industrie en bouwkunde | 20 | 8 |
Gezondheidszorg en welzijn | 18 | 19 |
Dienstverlening | 15 | 15 |
Recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening | 10 | 14 |
Landbouw, diergeneeskunde en -verzorging | 4 | 3 |
Studierichting onbekend | 2 | 3 |
Onderwijs | 1 | 1 |
Informatica | 0 | 4 |
Vormgeving, kunst, talen en geschiedenis | 0 | 5 |
1)Journalistiek, gedrag en maatschappij en Wiskunde, natuurwetenschappen niet getoond vanwege te kleine aantallen. |
Wat de richting techniek betreft verschillen bbl’ers van de bol’ers. Door bol’ers wordt veel
minder vaak een opleiding in de richting techniek gedaan. Bij de opleidingen in zorg
en welzijn en opleidingen in de dienstverlening zijn de verschillen tussen de bbl en bol
miniem. Hier tegenover staat dat opleidingen recht en administratie vaker in de bol dan
in de bbl wordt gevolgd. Hetzelfde geldt voor informatica en vormgeving, kunst, talen
en geschiedenis. Deze richtingen worden vooral door bol’ers gevolgd en nauwelijks door
bbl’ers. Mogelijk lenen deze richtingen zich beter voor onderwijs op school dan op de
werkplek of worden er minder leerwerkplekken in deze richtingen aangeboden.
Overigens verlaat een deel van de bbl-schoolverlaters de opleiding vanuit schooljaar
2012/’13 zonder diploma. Het gaat om 27 duizend van de 71 duizend bbl-schoolverlaters
(38 procent). Onder bol’ers kwam dit iets vaker voor. Dit betekent echter niet dat al deze
bbl’ers ongediplomeerd het onderwijs verlaten. Een deel van hen heeft al eerder een
diploma in het mbo behaald (zie ook Pleijers en Hartgers, 2019). Bij de bbl’ers verlaten
jongeren onder de 20 jaar het vaakst de opleiding zonder diploma (48 procent) en
degenen van 27 jaar en ouder het minst vaak (35 procent).
Van de 44 duizend bbl-schoolverlaters die een diploma behaalden in schooljaar 2012/’13
hadden er 30 duizend niveau 2 or 3 gedaan. Dat zijn de meest voorkomende niveaus in de
bbl. Daarna volgt niveau 4 met 10 duizend schoolverlaters in schooljaar 2012/’13. Hierin
verschilt de bbl duidelijk van de bol. In de bol wordt niveau 4 veruit het meest gevolgd.
Niveau | Bbl (x 1 000) | Bol-voltijd (x 1 000) |
---|---|---|
Entreeopleiding | 5 | 2 |
Niveau 2 | 15 | 8 |
Niveau 3 | 15 | 10 |
Niveau 4 | 10 | 22 |
Geen diploma | 27 | 29 |
Bbl’ers doorgaans ouder dan bol’ers
Kenmerkend voor de bbl is dat de gemiddelde leeftijd van de studenten relatief hoog is.
Zoals eerder aangegeven vindt de bbl-opleiding grotendeels plaats op de werkplek. Dat
biedt mensen met betaald werk de mogelijkheid een opleiding te volgen met behoud
van werk, waarbij ze één of twee dagen per week naar een ROC of AOC gaan. Het gaat
dan meestal niet om jongeren die vanuit het vmbo of havo doorstomen naar een mbo-opleiding, maar om degenen die al betaald werk hebben. Deze bbl’ers zijn doorgaans
wat ouder. Dit hangt samen met de arbeidsmarktperspectieven van de schoolverlaters per
leeftijdsgroep. De arbeidsmarktpositie van de schoolverlaters komt later in dit artikel aan
bod.
Van de bbl-schoolverlaters in 2012/’13 was ruim de helft ouder dan 27 jaar. Bij bolschoolverlaters komt dit met 4 procent weinig voor. De bbl heeft naar verhouding dus veel
minder studenten jonger dan 27 jaar dan de bol; de bol heeft vooral veel meer studenten
jonger dan 23 jaar dan de bbl. Jongeren die vanuit het vmbo naar niveau 4 gaan en
deze zonder vertraging doorlopen zijn 19 of 20 jaar op het moment dat ze de opleiding
verlaten. Dit geeft aan dat de groep bbl’ers uit relatief veel mensen bestaat die op latere
leeftijd weer zijn gaan leren en bijvoorbeeld vanuit betaald werk zijn ingestroomd in de
opleiding. Het aandeel dat direct na schoolverlaten jonger is dan 20 jaar was het hoogst
voor de bbl bij niveau 2 met 18 procent. Ter vergelijking, ruim de helft van de bol’ers
van niveau 2 was 20 jaar of jonger. Verder is ruim driekwart van de schoolverlaters van
entreeopleidingen in de bbl 27 jaar of ouder.
Verder nemen er meer mannen dan vrouwen deel aan de bbl. Bij de bol is dit andersom.Van de bbl-schoolverlaters uit 2012/’13 was 58 procent man, tegen 48 procent bij de bol.Over het algemeen wordt de bbl naar verhouding vaker gevolgd door mannen en de bol vaker door vrouwen (Pleijers en Hartgers, 2019).
Jonger dan 20 jaar (%) | 20 tot 23 jaar (%) | 23 tot 27 jaar (%) | 27 jaar of ouder (%) | ||
---|---|---|---|---|---|
Bbl | Entreeopleiding | 6 | 7 | 11 | 76 |
Bbl | Niveau 2 | 18 | 17 | 11 | 53 |
Bbl | Niveau 3 | 6 | 31 | 19 | 45 |
Bbl | Niveau 4 | 1 | 17 | 26 | 56 |
Bbl | Geen diploma | 14 | 20 | 17 | 48 |
Bbl | |||||
Bol-voltijd | Entreeopleiding | 53 | 23 | 11 | 14 |
Bol-voltijd | Niveau 2 | 52 | 36 | 8 | 5 |
Bol-voltijd | Niveau 3 | 23 | 57 | 16 | 4 |
Bol-voltijd | Niveau 4 | 13 | 66 | 18 | 3 |
Bol-voltijd | Geen diploma | 44 | 39 | 14 | 4 |
Daling aantal studenten
Binnen het mbo kwam het aantal schoolverlaters van de bol en de bbl vanuit het schooljaar 2012/’13 voor beide uit op 71 duizend. Sindsdien is het aantal bbl-schoolverlaters aanzienlijk afgenomen tot 41 duizend in het schooljaar 2015/’16. Deze daling was relatief groot onder schoolverlaters van bbl niveau 2 en schoolverlaters die de bbl zonder diploma verlieten. Met de economische crisis van 2008 en de nasleep hiervan daalde het aantal vacatures. Pas in 2018 was het aantal vacatures weer op het niveau van voor de crisis (CBS, 2018). Vanwege deze ongunstige situatie op de arbeidsmarkt daalde ook het aantal leerwerkplekken bij bedrijven. Een deel van de personen die een bbl-opleiding wilden starten, kon hierdoor geen leerwerkplek bemachtigen (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2019). Eén van de opties is dan om uit te wijken naar de bol wat veeljongeren dan ook leken te doen. Een indicatie hiervoor is de groei van het aantal bol-schoolverlaters jonger dan 27 jaar in 2014 en 2015. Deze groei van schoolverlaters uit de bol was echter minder groot dan de afname van het totaal aantal bbl-schoolverlaters.Hier speelt mee dat de bbl-schoolverlaters doorgaans ouder zijn dan die van de bol. Voor hen is uitwijken naar de bol een minder logisch alternatief. Naast leeftijdsopbouw en toename van de instroom in hbo en wo van jongeren is er dus nog een derde factor die van invloed is op het aantal bbl’ers: de beschikbaarheid van leerwerkplekken. Daarnaast was er een relatief sterke daling van het aantal schoolverlaters onder bbl’ers van entreeopleidingen. Deze daalde van 4,6 duizend in 2013 naar 1,6 duizend in 2016.Verandering in de toelatingseisen van deze opleidingen spelen hierbij een rol (zie kader bbl-entreeopleiding).
Bol-voltijd (x 1 000) | Bbl (jonger dan 27 jaar) (x 1 000) | Bbl (27 jaar of ouder) (x 1 000) | |
---|---|---|---|
2007/'08 | 70 | 36 | 30 |
2008/'09 | 63 | 38 | 32 |
2009/'10 | 67 | 39 | 36 |
2010/'11 | 71 | 36 | 41 |
2011/'12 | 72 | 37 | 39 |
2012/'13 | 71 | 34 | 36 |
2013/'14 | 74 | 31 | 31 |
2014/'15 | 82 | 27 | 21 |
2015/'16 | 79 | 24 | 17 |
2016/'17 | 82 | 25 | 17 |
3. Arbeidsmarktpositie direct na schoolverlaten
Voor de bbl- en bol-schoolverlaters vanuit 2012/’13 is hun positie op de arbeidsmarkt direct na het verlaten van het onderwijs bepaald (in oktober 2013). Hadden ze betaald werk en/of een uitkering of geen van beide? De arbeidsmarktpositie is alleen vermeld van personen die op dat moment stonden ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Een deel van de schoolverlaters is bijvoorbeeld verhuisd naar het buitenland en staat niet meer ingeschreven in de BRP.
% | Met werk, zonder uitkering (%) | Met werk, met uitkering (%) | Zonder werk, met uitkering (%) | Zonder werk, zonder uitkering (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Bbl | Entreeopleiding | 60 | 26 | 11 | 2 |
Bbl | Niveau 2 | 82 | 9 | 6 | 3 |
Bbl | Niveau 3 | 91 | 5 | 3 | 2 |
Bbl | Niveau 4 | 93 | 3 | 3 | 1 |
Bbl | Geen diploma | 68 | 10 | 14 | 8 |
Bbl | |||||
Bol-voltijd | Entreeopleiding | 33 | 6 | 27 | 35 |
Bol-voltijd | Niveau 2 | 64 | 4 | 9 | 23 |
Bol-voltijd | Niveau 3 | 78 | 3 | 5 | 14 |
Bol-voltijd | Niveau 4 | 81 | 2 | 3 | 14 |
Bol-voltijd | Geen diploma | 48 | 3 | 14 | 35 |
1) Exclusief schoolverlaters die niet meer zijn ingeschreven in de Basisregistratie Personen. |
De kans dat bbl’ers betaald werk hebben direct na verlaten van het onderwijs is groot. Relatief vaak wordt het contract bij de werkgever waar de opleiding is gevolgd na afronding van de bbl-opleiding voortgezet. Bij navraag onder afgestudeerde bbl’ers komt naar voren dat in 2018 6 op de 10 een jaar na afstuderen werkte bij het bedrijf waar de opleiding is gedaan. Hier wordt later in dit artikel verder op ingegaan. Van de 67 duizend bbl’ers die stonden ingeschreven in de BRP hadden er bijna 60 duizend bij verlaten van het onderwijs betaald werk, met of zonder een uitkering; dat is 88 procent. Verder loopt dit aandeel bij de bbl op met het behaalde niveau: van 87 procent bij niveau 1 (entreeopleiding) tot 96 procent bij niveau 4. Bbl’ers zonder diploma hebben minder vaak werk direct na schoolverlaten (78 procent).
Het aandeel schoolverlaters met werk was voor bbl’ers groter dan voor bol’ers. Gemiddeld had twee derde van de bol’ers werk direct na schoolverlaten. Verder had bijna een kwart van de bol’ers geen werk én geen uitkering. Dit geldt vooral voor de lagere niveaus. Jongeren die de arbeidsmarkt opkomen hebben vaak nog weinig gewerkt en zodoende nog geen rechten opgebouwd op een ww-uitkering.
Bbl’ers die al wat ouder waren bij het verlaten van het onderwijs hadden vaker betaald werk dan jongere bbl’ers. Van de bbl’ers jonger dan 20 jaar had 8 op de 10 betaald werk direct na schoolverlaten, bij bbl’ers ouder dan 27 jaar was dit 9 op de 10. Ook dit verschilt voor bol’ers. Van de bol’ers jonger dan 20 jaar had 6 op de 10 procent betaald werk direct na schoolverlaten, bij bol’ers ouder dan 27 jaar was dit lager met 5 op de 10.
Als het gaat om de gevolgde studierichting van bbl’ers dan ontlopen deze elkaar weinig in het aandeel met betaald werk. Voor de meest voorkomende studierichtingen techniek, zorg en welzijn en dienstverlening was dit aandeel respectievelijk 88, 90 en 87 procent.
Ruim de helft vast werk direct na schoolverlaten
De arbeidsrelatie en het aantal arbeidsuren per week geven een indicatie van het
arbeidsmarktperspectief van schoolverlaters. De arbeidsrelatie, vast of flexibel werk, laat
de zekerheid van het gevonden werk zien. Van de bbl’ers met werk had 54 procent een
vaste arbeidsrelatie en 42 procent was werkzaam in een flexibel dienstverband. Bbl’ers
die kort na het verlaten van de opleiding als zelfstandige aan de slag gaan komen maar
weinig voor. Het aandeel bbl’ers met vast werk loopt op met het behaalde niveau. Enige
uitzondering zijn de bbl’ers van de entreeopleiding. Voor hen was het aandeel met vast
werk direct na verlaten van de opleiding vrijwel gelijk aan die van de bbl’ers van
niveau 4. Bijna twee derde van hen had direct na verlaten van de opleiding een vast
contract. Van de bbl’ers met een diploma hebben degenen van de entreeopleiding
weliswaar het minst vaak werk, maar als ze een baan hebben is dit relatief vaak in vaste
dienst (zie kader voor meer informatie over schoolverlaters van de bbl entreeopleiding).
Zoals gezegd verschillen bbl’ers van bol’ers. Enerzijds gaat het bij bbl’ers om personen die vanuit betaald werk de opleiding zijn gaan doen en mogelijk al een vast contract hadden bij deze werkgever. Dit wordt ondersteund met het gegeven dat bijna 70 procent van de bbl’ers van 27 jaar of ouder direct na schoolverlaten een vast contract had. Bij bbl’ers jonger dan 20 jaar was dit met 25 procent een stuk lager. Anderzijds gaat hetom vmbo’ers en havisten die zijn doorgestroomd naar de bbl, daar de leerwerkplek bij de werkgever zijn gestart en na afronding van de bbl-opleiding bij deze werkgever zijn gebleven. De werkgever is dan bekend met deze werknemer wat al relatief snel na afloop van de leerovereenkomst kan resulteren in een vast contract. Bij bol’ers is dit minder vaak het geval. Ze lopen gedurende de opleiding alleen stages bij het bedrijf. Direct na schoolverlaten heeft 17 procent van de bol’ers een vast contract en 79 procent een flexibel contract. Bovendien had van de schoolverlaters onder de 20 jaar bij de bbl 25 procent een vast contract en bij de bol 16 procent.
Schoolsoort | Niveau | Werknemer met vaste arbeidsrelatie (%) | Werknemer met flexibele arbeidsrelatie (%) | Zelfstandige (%) | Werknemer en zelfstandige (%) |
---|---|---|---|---|---|
Bbl | Entreeopleiding | 65 | 33 | 0 | 1 |
Bbl | Niveau 2 | 51 | 46 | 1 | 2 |
Bbl | Niveau 3 | 57 | 38 | 2 | 3 |
Bbl | Niveau 4 | 66 | 31 | 1 | 3 |
Bbl | Geen diploma | 45 | 51 | 3 | 2 |
Bbl | |||||
Bol-voltijd | Entreeopleiding | 13 | 84 | 3 | 0 |
Bol-voltijd | Niveau 2 | 15 | 83 | 2 | 1 |
Bol-voltijd | Niveau 3 | 17 | 79 | 2 | 2 |
Bol-voltijd | Niveau 4 | 19 | 76 | 3 | 3 |
Bol-voltijd | Geen diploma | 16 | 80 | 3 | 1 |
Een vergelijkbaar beeld komt naar voren als wordt gekeken naar de arbeidsuren van bbl’ers direct na schoolverlaten. Bijna 6 op de 10 had een voltijdbaan van 35 uur of meer per week en ruim 3 op de 10 een grote deeltijdbaan van 20 tot 35 uur. Het vaakst komt dit voor bij degenen van niveau 1 en 4. Bij bol’ers was de arbeidsduur een stuk lager, 24 procent werkte meer dan 35 uur per week. Verder hebben schoolverlaters jonger dan 20 jaar het minst vaak een voltijdbaan. Dat is zowel bij de bbl (47 procent) als de bol (21 procent). Vooral de wat oudere bbl’ers starten de bbl-opleiding vanuit werk. Dat maakt de kans dat ze op dat moment al een voltijdbaan hadden een stuk groter.
Schoolsoort | Niveau | Minder dan 12 uur per week (%) | 12 tot 20 uur per week (%) | 20 tot 35 uur per week (%) | 35 uur of meer per week (%) |
---|---|---|---|---|---|
Bbl | Entreeopleiding | 2 | 7 | 26 | 66 |
Bbl | Niveau 2 | 4 | 5 | 34 | 58 |
Bbl | Niveau 3 | 2 | 3 | 36 | 60 |
Bbl | Niveau 4 | 1 | 2 | 30 | 67 |
Bbl | Geen diploma | 7 | 7 | 33 | 53 |
Bbl | |||||
Bol- voltijd | Entreeopleiding | 34 | 21 | 31 | 13 |
Bol- voltijd | Niveau 2 | 23 | 20 | 34 | 23 |
Bol- voltijd | Niveau 3 | 17 | 18 | 41 | 25 |
Bol- voltijd | Niveau 4 | 15 | 16 | 38 | 32 |
Bol- voltijd | Geen diploma | 29 | 22 | 34 | 15 |
4. Beleving van de opleiding en aansluiting met werk
Oordeel over de bbl-opleiding en de huidige functie
Bbl’ers zijn een jaar na schoolverlaten behoorlijk tevreden over de gevolgde opleiding. Van
hen zou ruim driekwart dezelfde opleiding achteraf gezien opnieuw kiezen, en twee derde
zou dat bovendien op dezelfde school doen. Bijna 1 op de 10 zou niet meer gaan studeren.
Tussen leeftijdsgroepen is weinig verschil zichtbaar. Alleen de jongere bbl’ers tot 20 jaar
zouden iets minder vaak dezelfde opleiding kiezen (70 procent).
Ook over hun huidige functie zijn bbl’ers een jaar na schoolverlaten over het algemeen
tevreden (79 procent). Hier zijn wel verschillen tussen niveau en leeftijdsgroepen.
Schoolverlaters vanuit de niveaus 2, 3 en 4 zijn iets tevredener dan de schoolverlaters
vanuit de entreeopleiding. Van de bbl niveau 3 schoolverlaters bijvoorbeeld is 80 procent tevreden, ten opzichte van 72 procent van de schoolverlaters vanuit de bbl entreeopleiding
(Huijgen, Meng & Peeters, 2019 5)). Hoe ouder de schoolverlater, hoe lager het percentage
dat aangeeft (zeer) tevreden over de huidige functie te zijn. Van de bbl’ers onder de
20 jaar zegt 90 procent tevreden te zijn, terwijl dit onder de oudste groep (27 jaar of
ouder) 76 procent is. Wat de oorzaak is van het minder positief oordelen door ouderen, is
niet onderzocht. De oudste leeftijdsgroep is overigens wel meer tevreden over de basis die
de opleiding biedt om te starten op de arbeidsmarkt dan de jongeren. Zij geven bovendien vaker aan dat de opleiding een goede basis vormt voor het ontwikkelen van nieuwe
kennis en vaardigheden. Het is aannemelijk dat oudere, werkende bbl’ers bewuster
en doelgerichter voor een opleiding kiezen dan jongere bbl’ers die voor het eerst een
mbo-opleiding volgen. Daarnaast geven bbl’ers van niveau 3 en 4 relatief vaak aan de
opleiding een goede basis te vinden om te starten op de arbeidsmarkt en voor de verdere
ontwikkeling van kennis en vaardigheden (Huijgen, Meng & Peeters, 2019).
Opleiding is goede basis voor ontwikkelen kennis en vaardigheden (%) | Opleiding is goede basis om te starten op de arbeidsmarkt (%) | Tevreden met huidige functie (%) | |
---|---|---|---|
Totaal | 68 | 68 | 79 |
Jonger dan 20 jaar | 60 | 61 | 90 |
20 tot 23 jaar | 62 | 65 | 83 |
23 tot 27 jaar | 65 | 66 | 79 |
27 jaar of ouder | 75 | 72 | 76 |
Aansluiting tussen opleiding en huidige functie
Ruim 6 op de 10 bbl-schoolverlaters heeft het werkgedeelte van de opleiding gevolgd bij
het bedrijf of de organisatie waar hij/zij een jaar na afstuderen werkt. Verschillen naar
leeftijdsgroep zijn beperkt, variërend van 58 procent onder bbl’ers jonger dan 20 jaar tot
62 procent onder 23- tot 27-jarigen. De meeste bbl’ers zijn een jaar na afstuderen tevreden
over de aansluiting tussen de gevolgde opleiding en hun huidige functie: 43 procent beoordeelt de aansluiting als goed. De groep jongere bbl’ers tot 20 jaar beoordeelt de
aansluiting het vaakst als goed (47 procent), terwijl de groep van 27 jaar of ouder
(44 procent) en de 23- tot 27-jarigen dat wat minder vaak doen (39 procent). Kijken we
naar de mate waarin kennis en vaardigheden daadwerkelijk worden benut in de huidige
baan, dan blijkt dat voor de afgestudeerden vanaf 27 jaar iets vaker het geval te zijn dan
voor de jongeren onder de 20 jaar: respectievelijk 50 procent en 44 procent. Onder de
23- tot 27-jarige bbl’ers is dat 47 procent. Slechts 5 procent van werkende bbl’ers zegt de
opgedane kennis en vaardigheden niet te benutten. Ongeveer 14 procent van de
bbl-schoolverlaters geeft aan dat de in de opleiding opgedane kennis en vaardigheden
enigszins of in sterke mate tekortschieten en lijkt daarmee kennis en vaardigheden
te missen om de huidige functie goed te kunnen uitvoeren. Dit geldt voor alle
leeftijdsgroepen.
De meerderheid van de bbl’ers werkt bij een bedrijf dat qua opleidingseisen aansluit bij
de gevolgde opleidingsrichting. Dit geldt voor 58 procent van de jongeren tot 20 jaar en
aanzienlijk vaker voor de 23- tot 27-jarigen: 72 procent. Bij bbl’ers van 27 jaar of ouder
was dit wat lager met 68 procent. Wat betreft niveau geldt in het algemeen hetzelfde.
Echter, onder jongere schoolverlaters tot 20 jaar valt op dat het niveau tussen afgeronde
opleiding en het niveau dat de huidige werkgever vereiste relatief het vaakst niet op
elkaar aansluit. Bijna een kwart van hen zegt op een lager niveau afgestudeerd te zijn
dan de werkgever vereiste. Mogelijk speelt hier een rol dat de werkgever moeite had
schoolverlaters te vinden van het juiste niveau, bijvoorbeeld omdat er tekorten zijn in
de betreffende sector. Schoolverlaters in de industrie, detailhandel en bouw werken
bijvoorbeeld naar verhouding iets vaker boven hun niveau dan in andere sectoren.
Het aannemen van een jonge bbl-schoolverlater van een lager niveau dan vereist kan
bovendien voor een werkgever een goede investering zijn, als hij deze via een (vervolg)
bbl-traject alsnog laat doorstromen naar een hoger niveau. De jongeren tot 20 jaar
hebben overigens naar verhouding ook het hoogste percentage dat op een hoger niveau is
afgestudeerd dan de werkgever had gevraagd.
Vereist niveau werkgever is lager (%) | Vereist niveau werkgever is hetzelfde (%) | Vereist niveau werkgever is hoger (%) | |
---|---|---|---|
Totaal | 19 | 64 | 11 |
Jonger dan 20 jaar | 23 | 42 | 24 |
20 tot 23 jaar | 21 | 60 | 10 |
23 tot 27 jaar | 17 | 68 | 9 |
27 jaar of ouder | 18 | 69 | 9 |
5. Bbl’ers vier jaar na schoolverlaten
Hoe ziet het beeld voor bbl’ers vier jaar na schoolverlaten eruit, in oktober 2017? Hiermee
wordt een beeld gegeven van wat de opleiding voor bbl-gediplomeerden op langere
termijn heeft opgeleverd. Voor dit deel zijn de bbl-schoolverlaters bekeken die vier jaar
eerder hun opleiding met een diploma hebben afgesloten. Van de 67 duizend bbl’ers die
direct na schoolverlaten stonden ingeschreven in het Basisregistratie Personen hadden er
23 duizend geen diploma behaald. Hiermee resteerden 44 duizend gediplomeerde bbl’ers
in het schooljaar 2012/’13. Daarnaast keerden tussen 2013 en 2017 4,8 duizend bbl’ers
terug in het bekostigd onderwijs. Ook stonden 1,5 duizend bbl’ers in 2017 niet meer
ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Deze bbl’ers zijn hier niet meegenomen.
Uiteindelijk is van bijna 38 duizend bbl’ers die in 2012/’13 het mbo met diploma verlieten
de arbeidsmarktpositie in oktober 2017 bekeken.
Van de 38 duizend bbl’ers die vier jaar na het verlaten van het onderwijs nog in Nederland
woonden en in de tussentijd geen onderwijs meer volgden, hadden er 35 duizend vier jaar
na schoolverlaten betaald werk (met of zonder uitkering). Dat komt neer op 93 procent. Dit
is een hoog aandeel gezien de ongunstige situatie op de arbeidsmarkt op het moment van
schoolverlaten en in de vier jaar erna. In 2014 bereikte de werkloosheid het hoogste punt
sinds de economische crisis en de netto arbeidsparticipatie (aandeel mensen met betaald
werk in de bevolking) het laagste punt. Sindsdien daalt de werkloosheid en groeit de netto
arbeidsparticipatie vrijwel elk kwartaal. Vier jaar na schoolverlaten was onder bbl’ers van
niveau 3 en 4 het aandeel met werk het hoogst, met respectievelijk 96 en 97 procent. Dit
aandeel ligt – net als bij bbl’ers van niveau 2 – iets hoger dan direct na schoolverlaten.
Daarentegen had 83 procent van de bbl’ers afkomstig vanuit de entreeopleiding vier
jaar na schoolverlaten betaald werk. Voor hen is het aandeel met werk wat gedaald
ten opzichte van direct na schoolverlaten. Relatief veel van hen hebben vier jaar na
schoolverlaten geen werk, maar een uitkering (14 procent).
Niveau | Met werk, zonder uitkering (%) | Met werk, met uitkering (%) | Zonder werk, met uitkering (%) | Zonder werk, zonder uitkering (%) |
---|---|---|---|---|
Entreeopleiding | 68 | 15 | 14 | 3 |
Niveau 2 | 86 | 5 | 6 | 3 |
Niveau 3 | 93 | 3 | 3 | 2 |
Niveau 4 | 95 | 2 | 2 | 1 |
1) Exclusief schoolverlaters die niet meer zijn ingeschreven in de Basisregistratie Personen. |
Van de drie meest voorkomende richtingen in de bbl hadden de schoolverlaters van de richting techniek met 96 procent het vaakst betaald werk vier jaar na schoolverlaten, gevolgd door zorg en welzijn (94 procent) en dienstverlening (92 procent). Verder is er weinig verschil naar leeftijd in het aandeel schoolverlaters met betaald werk na vier jaar. Dat betekent dat in de tussentijd de jongste leeftijdsgroepen – die direct na schoolverlaten nog minder vaak werk hadden – de oudere groepen hebben bijgehaald.
Niveau | Werknemer met vaste arbeidsrelatie (%) | Werknemer met flexibele arbeidsrelatie (%) | Zelfstandige (%) | Werknemer en zelfstandige (%) |
---|---|---|---|---|
Entreeopleiding | 76 | 21 | 2 | 2 |
Niveau 2 | 62 | 30 | 5 | 3 |
Niveau 3 | 65 | 25 | 6 | 4 |
Niveau 4 | 72 | 20 | 5 | 4 |
Na verloop van tijd heeft een groter deel van de bbl’ers vast werk dan direct na het verlaten van het onderwijs. Dat geldt voor alle niveaus binnen de bbl. In totaal had twee derde van hen vier jaar na schoolverlaten een vaste baan. Opnieuw was dit aandeel het hoogst onder de bbl’ers vanuit niveau 1 en 4, met respectievelijk 76 en 71 procent. Ook hebben bbl’ers na vier jaar een baan met gemiddeld meer arbeidsuren dan direct na schoolverlaten. Deze toename is vooral terug te zien bij bbl’ers van niveau 2 en 3. Het gaat dan voornamelijk om een doorstroom naar voltijdbanen vanuit grote deeltijdbanen van 20 tot 35 uur. Mannen werken doorgaans vaker in voltijdbanen dan vrouwen. Voor bbl’ers is dat niet anders. Van de mannen uit de bbl werkte 88 procent in oktober 2017 in een voltijdbaan. Voor vrouwen was dit 37 procent. Ruim de helft van de vrouwen was werkzaam in een baan van 20 tot 35 uur. Veel van deze vrouwen hebben de bbl in de richting zorg gedaan en hier ook werk in gevonden. De vraag is of ze bewust hebben gekozen om in deeltijd te gaan werken of dat contracten met dit aantal uren vooral worden aangeboden in zorg- en welzijnsberoepen. Uit andere gegevens komt naar voren dat 14 procent van de middelbaar opgeleide werknemers in de bedrijfstak zorg en welzijn meer uren zou willen werken. Over alle bedrijfstakken heen was dit 11 procent.6)
Niveau | Minder dan 12 uur per week (%) | 12 tot 20 uur per week (%) | 20 tot 35 uur per week (%) | 35 uur of meer per week (%) |
---|---|---|---|---|
Entreeopleiding | 3 | 6 | 24 | 68 |
Niveau 2 | 3 | 5 | 23 | 69 |
Niveau 3 | 2 | 4 | 31 | 64 |
Niveau 4 | 1 | 3 | 31 | 66 |
6. Terug in het onderwijs
Van de 44 duizend bbl-schoolverlaters met diploma uit schooljaar 2012/’13 is 11 procent in de vier jaar daarna teruggekeerd in het bekostigd onderwijs. Hierbij gaat het niet alleen om een terugkeer naar het mbo, maar ook om degenen die kiezen voor een opleiding in het hoger onderwijs. Schoolverlaters van de bol zijn vaker weer teruggekeerd in het onderwijs (23 procent). Dit komt enerzijds omdat schoolverlaters van de bbl gemiddeld ouder zijn. De groep ‘oudere’ bbl’ers bevat al veel mensen die, na een periode te hebben gewerkt, waren teruggekeerd in het onderwijs. Na afronding van deze opleiding ligt het minder voor de hand dat ze op korte termijn nog eens terugkeren. Anderzijds gaan jongere bol’ers vaker terug het onderwijs in dan bbl’ers van dezelfde leeftijd. Van degenen jonger dan 27 jaar keerde respectievelijk 23 en 15 procent terug.
Totaal (%) | Jonger dan 27 jaar (%) | 27 jaar of ouder (%) | |
---|---|---|---|
Bol-voltijd met diploma | 23 | 23 | 9 |
Bbl met diploma | 11 | 15 | 7 |
Binnen de bbl zijn het vooral schoolverlaters van niveau 2 en 3 die terugkeren in het onderwijs. Van hen was 13 en 12 procent in de vier jaar na het verlaten van het onderwijsweer teruggekeerd. Bij niveau 1 en 4 was dit lager met respectievelijk 8 en 5 procent.
Een reden om terug te keren in het onderwijs voor bbl’ers is bijvoorbeeld om door te groeien in hun vak of juist om zich te laten omscholen. Om hier een indicatie van te krijgen is gekeken of het onderwijs waarin bbl’ers zijn teruggekeerd niveau verhogend was dan wel of dit onderwijs in een andere studierichting betrof. Bij veel van de ‘terugkeerders’blijkt het inderdaad te gaan om niveau verhogend onderwijs. Bij degenen die in 2013 een entreeopleiding afrondden was dit met 9 op de 10 het hoogst. Het gaat dan vooral om een niveau verhogende opleiding binnen het mbo. Hetzelfde geldt voor degenen die eerder bbl niveau 2 of 3 hebben gedaan. Ook zij keren vaak terug naar het mbo in een opleiding, maar dan van een hoger niveau. Omdat alleen de laatst gevolgde opleiding inde vier jaar na het verlaten van het onderwijs is bekeken, komt het voor dat een deel van de gediplomeerden vanuit een mbo-2 en mbo-3 opleiding binnen vier jaar een opleiding in het hoger beroepsonderwijs (hbo) volgt; zij haalden daarvoor nog een diploma van de middenkaderopleiding (mbo niveau 4). Bbl’ers van niveau 4 gaan bij terugkeer in het onderwijs relatief vaak naar het hoger onderwijs. Dat waren er bijna 8 op de 10. Het overige deel is bij terugkeer weer een mbo-opleiding gaan doen.
Entreeopleiding (x 1 000) | Niveau 2 (x 1 000) | Niveau 3 (x 1 000) | Niveau 4 (x 1 000) | Hbo, Wo (x 1 000) | Overig (x 1 000) | |
---|---|---|---|---|---|---|
Entreeopleiding | 0,0 | 0,2 | 0,1 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
Niveau 2 | 0,0 | 0,2 | 1,3 | 0,3 | 0,1 | 0,0 |
Niveau 3 | 0,0 | 0,1 | 0,2 | 1,4 | 0,2 | 0,0 |
Niveau 4 | 0,0 | 0,0 | 0,1 | 0,1 | 0,7 | 0,0 |
Van de degenen die terugkeerden in het bekostigd onderwijs koos 77 procent voor een opleiding in dezelfde richting als de eerder afgeronde opleiding. Dit komt veel voorbij opleidingen in de richting zorg en welzijn (93 procent), informatica (88 procent) en techniek (83 procent). Daarentegen komt dit minder vaak voor in de richting onderwijs(niveau 4), waar een derde die terugkeerde opnieuw een opleiding volgde in deze richting; zij kozen na de opleiding van onderwijsassistent vooral voor de pabo (hbo).
Zelfde richting (%) | Andere richting (%) | |
---|---|---|
Gezondheidszorg en welzijn | 93,4 | 6,6 |
Informatica | 88,2 | 11,8 |
Techniek, industrie en bouwkunde | 83,4 | 16,6 |
Recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening | 61,8 | 38,2 |
Dienstverlening | 47,3 | 52,7 |
Landbouw, diergeneeskunde en -verzorging | 44,4 | 55,6 |
Onderwijs | 33,3 | 66,7 |
7. Samenvatting en discussie
Hetzelfde geldt voor de wat langere termijn. Gedurende de eerste vier jaren na schoolverlaten vinden meer bbl’ers vast werk en een voltijdbaan. Daarbij keren zowel oudere als jongere bbl’ers minder vaak binnen vier jaar terug in het onderwijs dan bol’ers. Wel is het zo dat het niveau van de opleiding en het niveau dat de werkgever vereist vooral voor jongere bbl’ers niet altijd op elkaar aansluiten.
In dit artikel zijn de bbl’ers en bol’ers tot en met vier jaar na schoolverlaten gevolgd. De vraag is in hoeverre deze situatie verandert als naar de langere termijn wordt gekeken,bijvoorbeeld tien of twintig jaar na schoolverlaten. Hebben bbl’ers dan nog steeds vaker vast werk en een voltijdbaan dan bol’ers? En zijn ze verder doorgegroeid in hun functie? Deze vragen zijn relevant omdat in het onderwijsveld al lang een discussie speelt over de mate waarin opleidingen beroepsgericht dienen te zijn. Voorstanders van beroepsgerichte opleidingen – zoals de bbl – geven aan dat gediplomeerden van deze opleidingen optimaal worden voorbereid voor de arbeidsmarkt doordat ze direct inzetbaar zijn in hun specifieke beroep. Anderen geven echter aan dat gediplomeerden van beroepsgerichte opleidingen weinig flexibel zijn, sterk afhankelijk van de werkgelegenheidsperspectieven in hun beroep en minder goed kunnen uitwijken naar andere beroepen als het werk vervalt of verdwijnt door (technologische) veranderingen. Ze geven de voorkeur aan opleidingen met meer algemeen vormende vakken – zoals de bol – zodat gediplomeerden over meer leervermogen beschikken om nieuwe kennis en vaardigheden op te doen.Zo bezien zou het rendement van bol-opleidingen op de langere termijn hoger kunnen zijn. Op dit moment wordt in de statistieken van het CBS over onderwijs en arbeidsmarkt van mbo’ers de positie van schoolverlaters maximaal vijf jaar na schoolverlaten bekeken. Binnenkort wordt dit ook mogelijk voor de arbeidspositie van mbo’ers tien jaar na schoolverlaten. In het vierde kwartaal van 2020 komen deze gegevens beschikbaar in de StatLine tabel: Van mbo naar de arbeidsmarkt. Dan gaat het om mbo’ers uit schooljaar 2007/’08. Met vervolgonderzoek kunnen we hiermee dan meer te weten komen over de positie van bol- en bbl-schoolverlaters op de lange termijn. Hierin zou ook aan bod kunnen komen in hoeverre schoolverlaters van de bbl en bol verder zijn doorgegroeid in hun functie. De lonen van bol’ers en bbl‘ers tien jaar na schoolverlaten geven hiervan een indicatie.
Deze discussie staat echter los van het gegeven dat studenten aan bbl-opleidingen relatief vaak al werkzaam zijn. Deze studenten volgen de opleiding om zich verder te ontwikkelen in de huidige baan of om zich te laten omscholen. Daarbij kan deze opleiding vooral buiten de schoolbanken worden gevolgd. Met deze herintreders in het onderwijs zou in vervolgonderzoek ook rekening gehouden moeten worden, waarbij ook de langere termijn een rol speelt. Welke opleiding(en) hebben deze studenten eerder gedaan, hoelang geleden hebben ze het bekostigd onderwijs verlaten en welke opleiding volgen ze bij herintreding van het onderwijs? Daarnaast kan ook hun loon voor en na afronding van de opleiding met elkaar worden vergeleken en of ze vaker na verloop van tijd veranderen van baan of functie.
Technische Toelichting
Bbl-schoolverlaters direct en vier jaar na schoolverlaten
In dit artikel staan de schoolverlaters centraal die een opleiding hebben gevolgd in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) van het mbo. Van bbl-schoolverlaters die in het schooljaar 2012/’13 het bekostigd onderwijs hebben verlaten is het gevolgde niveau, de gevolgde richting en hun leeftijd bekeken. Daarnaast komen de (arbeidsmarkt)positie direct en vier jaar na schoolverlaten aan bod en de (eventuele) terugkeer in het onderwijs.De gebruikte databronnen hierbij zijn:
— Basisregistratie Personen (BRP), voorheen Gemeentelijke Basisadministratie (GBA);
— Eencijfersbestand middelbaar beroepsonderwijs, DUO/CBS;
— Stelsel Sociaal-statistische Bestanden (SSB), CBS.
Niveau
In dit artikel is voor gediplomeerde schoolverlaters het niveau vermeld van de opleiding die ze hebben verlaten. Opleidingen in het mbo kunnen op vier verschillende niveaus worden gevolgd, oplopend van niveau 1 (entreeopleiding), naar niveau 2(basisberoepsopleiding) en niveau 3 (vakopleiding) tot niveau 4 (middenkader- en specialistenopleiding). De niveaus verschillen wat betreft duur en kennen verschillende vooropleidingseisen. Een diploma van niveau 4 geeft toegang tot het hogerberoepsonderwijs (hbo).Indien in het schooljaar voor het verlaten van het onderwijs meerdere diploma’s zijn behaald, is het hoogst behaalde diploma vermeld. Schoolverlaters die het onderwijs hebben verlaten zonder een diploma van de laatst gevolgde opleiding, zijn ingedeeld bij de groep schoolverlaters zonder diploma. Deze schoolverlaters kunnen in sommige gevallen wel eerder een diploma hebben behaald in het mbo.
Richting
De studierichting heeft betrekking op het behaalde diploma. Als er geen diploma behaald is binnen de leerweg waarvoor personen ingeschreven staan in het schooljaar voordat zij het onderwijs verlaten dan heeft de studierichting betrekking op de inschrijving in het laatste schooljaar. De indeling in studierichting is gebaseerd op de internationale indeling van onderwijsrichting, genaamd ISCED-F 2013.Leeftijd
Leeftijd op het moment van het verlaten van het onderwijs.Arbeidsmarktpositie
De arbeidsmarktpositie is weergegeven voor personen die het bekostigd onderwijs hebben verlaten en sindsdien niet zijn teruggekeerd in het bekostigd onderwijs. Bovendien wordt alleen de arbeidsmarktpositie vermeld van personen die op peilmoment staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Of personen werken en/of een uitkering ontvangen is vastgesteld in de maand oktober van een gegeven jaar. Het gaat om één van de volgende uitkeringen: bijstand, werkloosheidsuitkering, uitkering bij ziekte of arbeidsongeschiktheid of een overige sociale voorziening zoals de Wajong. Of personen teruggekeerd zijn in het bekostigd onderwijs en of zij ingeschreven staan in de BRP is vastgesteld op 1 oktober van een gegeven jaar.Voor de arbeidskenmerken is de arbeidsrelatie (vast, flexibel, zelfstandige) opgenomen ende arbeidsduur in aantal uren per week. Een vaste arbeidsrelatie gaat over een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd én een vast aantal uren per week.Een flexibele arbeidsrelatie betreft een werknemer met een arbeidsovereenkomst voo rbepaalde tijd óf een flexibel aantal uren per week. Een zelfstandige is een persoon die voor eigen rekening of risico arbeid verricht in een eigen bedrijf of praktijk (of vaneen gezinslid), als directeur-grootaandeelhouder (dga) of als overige zelfstandige. De arbeidsduur gaat over het aantal uren dat een persoon in een normale of gemiddeldewerkweek werkt. Daarbij wordt 35 uur of meer per week gerekend tot voltijd.
Positie na vier jaar
Voor de arbeidsmarktpositie vier jaar na schoolverlaten zijn gediplomeerde bbl’ers bekeken uit schooljaar 2012/’13 die staan ingeschreven in de basisregistratie personen en in de tussentijd niet zijn teruggekeerd in het bekostigd onderwijs. Het gaat om 38 duizend bbl’ers; 3,7 duizend uit de entreeopleiding, 12,4 duizend van niveau 2, 12,9 duizend van niveau 3 en 8,8 duizend van niveau 4.Terug in onderwijs
Het aantal schoolverlaters dat in de vier jaar na schoolverlaten is teruggekeerd in het bekostigd onderwijs. Hierbij gaat het zowel om een terugkeer naar het mbo als een opleiding in het hoger onderwijs. Dit artikel gaat in op het niveau en de richting van de opleiding die schoolverlaters bij terugkeer volgen. Daarbij is alleen de laatstgevolgde opleiding in de vier jaar na het verlaten van het onderwijs in 2013 bekeken. Dat verklaart voor een deel dat gediplomeerden vanuit een mbo-2 en mbo-3 opleiding binnen vier jaar een opleiding in het hoger beroepsonderwijs (hbo) kunnen volgen; zij haalden daarvoor nog een diploma van de middenkaderopleiding (mbo-niveau 4). Daarnaast is het onder voorwaarden mogelijk toegang te krijgen tot het hbo zonder de vereiste vooropleiding(havo, vwo, mbo-4). Studenten van 21 jaar of ouder (bij kunstopleidingen geldt geen minimale leeftijd) doen dan eerst een toelatingsonderzoek (colloquium doctum).Bekostigd onderwijs
Onderwijs dat bekostigd wordt door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap(OCW).Bol-voltijd
In dit artikel worden schoolverlaters van bbl vergeleken met schoolverlaters van de bol. Daarbij gaat het om schoolverlaters van bol-voltijd. Hiermee wordt aangesloten bij de StatLine-publicaties van het CBS over mbo’ers op de arbeidsmarkt.Beleving van schoolverlaters over de opleiding
De gegevens over de beleving van schoolverlaters over de opleiding en de aansluiting tussen opleiding en werk hebben betrekking op schoolverlaters die vanuit schooljaar 2016/’17 het onderwijs hebben verlaten. Deze gegevens zijn afkomstig van een enquête, het Schoolverlatersonderzoek, SVO 2018. Dit is een onderzoek onder schoolverlaters één jaar na verlaten van de opleiding, waarin ze worden bevraagd over de gevolgde opleiding en de aansluiting met het huidige werk. Dit is een onderzoek dat door het CBS wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van OCW in samenwerking met het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA).Literatuur
CBS StatLine, Uitstromers mbo; arbeidskenmerken na verlaten onderwijs.
CBS StatLine, Arbeidsdeelname; kerncijfers.
Centraal Bureau voor de Statistiek (2018, 14 augustus). Aantal vacatures bereikt recordhoogte.
Cörvers, F, de Hoon, M. & Meng, C. (2014). Macrodoelmatigheid mbo: Inkadering arbeidsmarktperspectief. ROA-R-2014/1: Maastricht: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt.
Huijgen, T., Meng, C., & Peeters, T. (2019). Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2018. ROA Fact sheets, ROA-F-2019, 006. Maastricht: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt.
Inspectie van het Onderwijs. (2018). Themaonderzoek Entreeopleidingen. Inventariserend onderzoek naar het loopbaanperspectief van de entreestudent. Ministerie van OCW: Utrecht.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2019). Kamerbrief arbeidsmarktbeleid in crisistijd, 05-07-2019. Geraadpleegd op 04-11-2019.
Pleijers, A. & Hartgers, M. (2019). De kenmerken van schoolverlaters en hun arbeidsmarktpositie vijf jaar later. Statistische Trends. CBS: Den Haag.