6. Conclusie
Onder huishoudens die voornamelijk leven van een bijstands-, werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering is het aandeel met een laag inkomen groter dan onder pensioenontvangers. Hoofdzakelijk inkomen uit loon staat garant voor het kleinste armoederisico. Eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen en alleenstaanden tot de AOW-leeftijd lopen van alle huishoudenstypen het meeste risico op(langdurige) armoede. Huishoudens met migratieachtergrond hebben vaker (langdurig)een laag inkomen dan huishoudens zonder migratieachtergrond. Huishoudens met een niet-westerse migratieachtergrond, in het bijzonder vluchtelinghuishoudens, lopen het meeste risico.
Bijstandsontvangers hebben het vaakst een laag inkomen en ook was hun armoederisico in 2017 groter dan in 2014. Ook onder alleenstaanden tot AOW-leeftijd steeg het risico vanaf 2014, terwijl het onder eenoudergezinnen daalde. Door de grote toestroom van Syrische vluchtelingen steeg van 2016 op 2017 het aandeel lage inkomens in eerste generatie niet-westerse huishoudens. In de tweede generatie is sinds 2014 echter een voortdurende daling gaande, net als bij huishoudens zonder migratieachtergrond, al stagneerde deze in 2017.