Armoederisico in 2017 toegenomen

4. Demografische risicogroepen

Armoederisico onder eenoudergezinnen het hoogst, maar daalt wel

Een laag inkomen kwam in 2017 het meest voor bij eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen. Van deze gezinnen had 22 procent een inkomen onder de lage inkomensgrens. Dat is het hoogste percentage van de hier onderscheiden huishoudenstypes. Wel lag het aandeel bijna een procentpunt lager dan in 2016. Deze daling is afwijkend van de ontwikkeling in de meeste andere risicogroepen waar in 2017 juist sprake was van een opnieuw oplopend risico. Na 2013, toen het armoederisico als gevolg van de economische crisis een hoogtepunt bereikte (bijna 30 procent), daalt het armoederisico van eenoudergezinnen met minderjarige kinderen. De daling houdt mede verband met een belangrijke verandering in de kindregelingen: vanaf 2015 krijgen alleenstaande ouders een extra hoog kindgebonden budget waardoor met name werkende alleenstaande ouders vaker dan voorheen boven de kritische grens uitkomen.Ondanks de verbeteringen geldt nog steeds dat eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen relatief vaak langdurig in een weinig rooskleurige inkomenspositie verkeren. In 2017 had 7,9 procent van hen al minstens vier jaar achtereen een laaginkomen. Het risico op langdurige armoede bleef in deze groep vrijwel onveranderd sinds 2014. De laagste risico’s zijn voorbehouden aan paren zonder kinderen in de AOW-leeftijd.Van hen had 1,7 procent in 2017 een inkomen onder de lage-inkomensgrens en 0,6 procent een langdurig laag inkomen.

4.1 (Langdurig) armoederisico naar huishoudenstype, 2017*
   Laag inkomen (%)Langdurig laag inkomen (%)
Totaal8,23,3
Alleenstaandonder AOW-leeftijd20,810,4
Alleenstaandvanaf AOW-leeftijd3,61
Eenoudergezinuitsluitend
minderjarige kinderen
21,97,8
Eenoudergezinminstens 1
meerderjarig kind
8,62,3
Paar zonder kindonder AOW-leeftijd3,41,1
Paar zonder kindvanaf AOW-leeftijd1,70,6
Paaruitsluitend
minderjarige kinderen
5,12
Paarminstens 1
meerderjarig kind
2,20,7
Overig huishouden5,51,2

Langdurig armoederisico het hoogst bij alleenstaanden onder AOW-leeftijd

Alleenstaanden onder de AOW-leeftijd staan op de tweede plek in de rangorde van huishoudens met een hoog armoederisico. In 2017 had bijna 21 procent van hen een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Dat betekent een stijging van bijna twee procentpunt ten opzichte van 2016 en zelfs een iets hoger percentage dan in 2013, het piekjaar in de economische crisis. Ruim 1 op de 10 alleenstaanden onder de AOW-leeftijd ging in 2017 langdurig gebukt onder een laag inkomen. Daarmee staat deze groep aan kop als het gaat om langdurige armoedeproblematiek. Bovendien is bij hen de kans op een langdurig laag inkomen sinds 2014 stijgende. Het aandeel dat al ten minste vier jaar vaneen laag inkomen moet rondkomen lag in 2017 2,4 procentpunt hoger dan in 2014. Het merendeel van de alleenstaanden met een armoederisico moet voornamelijk van een bijstandsuitkering rondkomen. De ontwikkeling van het (langdurige) armoederisico van alleenstaanden onder de AOW-leeftijd loopt dan ook synchroon met de ontwikkeling van de risico’s bij bijstandsontvangers.

4.2 (Langdurig) armoederisico alleenstaanden en eenoudergezinnen
   2011 (% huishoudens)2012 (% huishoudens)2013 (% huishoudens)2014 (% huishoudens)2015 (% huishoudens)2016 (% huishoudens)2017* (% huishoudens)
Laag inkomenAlleenstaande onder
AOW-leeftijd
16,418,520,620,420,42020,8
Laag inkomenEenoudergezin met minderjarige kinderen22,325,829,427,624,422,521,9
Langdurig laag inkomenAlleenstaande onder
AOW-leeftijd
89,21010,4
Langdurig laag inkomenEenoudergezin met minderjarige kinderen7,87,97,97,8

Alleenstaanden onder AOW-leeftijd bepalend voor omvangarmoedeproblematiek

Onder eenoudergezinnen met alleen minderjarige kinderen is het armoederisico weliswaar het grootst (en het risico op langdurige armoede het op een na grootst), maar de bijdrage van deze groep aan de omvang van de armoedeproblematiek in Nederland is relatief beperkt. Dat komt omdat het aantal eenoudergezinnen met minderjarige kinderen in Nederland met nog geen 300 duizend in 2017 verhoudingsgewijs klein is. Het aantal alleenstaanden onder de AOW-leeftijd is met ruim 1,9 miljoen aanzienlijk groter, zodat het relatief hoge aandeel van deze groep met een armoederisico doorslaggevend is in het totale aantal huishoudens met armoedeproblematiek. Van de in totaal bijna 600 duizend huishoudens met een inkomen onder de lage-inkomensgrens in 2017, kwamen 341 duizend (57 procent) voor rekening van alleenstaanden onder de AOW-leeftijd en van de in totaal bijna 227 duizend huishoudens met een langdurig laag inkomen waren dat er 144 duizend (64 procent).

4.3 Huishoudenstype (langdurig) lage inkomens, 2017*
  Alleenstaand onder AOW leeftijd (%) Alleenstaand vanaf AOW leeftijd (%)Eenoudergezin met alleen minderjarige kinderen (%)Eenoudergezin met minstens een meerderjarig kind (%)Paar zonder kind(eren) (%)Paar met kind(eren) (%)
Laag inkomen (598 500 huishoudens)56,95,510,03,49,613,3
Langdurig laag inkomen (226 800 huishoudens)63,64,18,62,38,112,6

Risico op armoede onder 55- tot 65-jarigen verder toegenomen

De hoogte van het huishoudensinkomen en daarmee het risico op armoede varieert per levensfase. Zo stijgt het arbeidsinkomen aanvankelijk op grond van werk, werkervaring en het aanvaarden van beter betaalde functies. Op latere leeftijd, tussen 55 en 65 jaar, raken echter steeds meer mensen door arbeidsongeschiktheid en werkloosheid afhankelijk vaneen uitkering. In deze leeftijdsgroep is het aandeel met een armoederisico dan ook wat hoger. Wat opvalt is dat ook na 2013, dus na de economische crisis, onder de huishoudens tussen 55 en 65 jaar het aandeel met een (langdurig) laag inkomen is blijven stijgen. In deze leeftijdsgroep liep het aandeel met een laag inkomen op van 9,3 procent in 2013 naar 10,4 procent in 2017 en het aandeel met ten minste vier jaar een laag inkomen liep op van 4,4 procent naar 5,5 procent. Ondanks de aantrekkende economie is in de periode 2013 tot en met 2017 onder de 55- tot 65-jarigen een toenemend aantal economisch inactief geworden en voor een deel onder de kritische inkomensgrens terecht gekomen. En eenmaal aan de zijlijn lijkt het lastig weer in het arbeidsproces terug te komen, getuige het toenemende aandeel ouderen dat langdurig afhankelijk blijft van een uitkering en daarmee in toenemende mate langdurig van een laag inkomen moet rondkomen.

Met de pensionering verbetert de inkomenssituatie voor velen doordat het (volledige) AOW-pensioen boven de lage-inkomensgrens uitkomt. Bovendien hebben de meeste ouderen naast de AOW nog aanvullend pensioen en inkomsten uit vermogen. De 65-plussers lopen van alle leeftijdsgroepen dan ook het minst risico op (langdurige) armoede.

4.4 Huishoudens met (langdurig) armoederisico, 2017*
 Laag inkomen (%)Langdurig laag inkomen (%)
2512,402,0
2611,222,2
2710,792,4
2810,302,5
2910,322,7
3010,473,2
3110,783,7
3210,693,9
3310,924,3
3410,784,3
3510,264,1
3610,254,2
3710,034,2
389,884,2
399,914,2
409,594,2
419,594,2
429,534,1
439,234,0
449,214,1
458,953,9
468,963,9
478,723,8
488,733,9
498,593,8
508,964,1
519,044,2
529,184,3
539,114,3
549,544,6
559,674,7
5610,055,1
579,985,0
5810,315,4
5910,365,6
6010,685,7
6110,936,0
6211,206,3
6311,466,5
649,715,2
653,770,9
663,720,7
672,630,6
682,441,0
692,350,9
702,180,9
712,431,0
722,500,9
732,390,9
742,621,1
752,440,9
762,671,0
772,531,0
782,530,9
792,561,0
802,660,9
812,480,8
822,640,8
832,700,8
842,860,7
852,880,7

Met een niet-westerse achtergrond grootste armoederisico

Ruim een kwart van de huishoudens met een hoofdkostwinner met een niet-westerse migratieachtergrond had in 2017 een laag inkomen. Onder huishoudens met een hoofdkostwinner met een Nederlandse achtergrond was dat bijna 6 procent. Met een hoofdkostwinner met een westerse migratieachtergrond was het armoederisico bijna 10 procent. Bij huishoudens met een niet-westerse achtergrond houdt het lage inkomen het vaakst langdurig aan: 12 procent had een langdurig laag inkomen, tegen ruim 2 procent van de Nederlandse en 4 procent van de andere westerse huishoudens.

Bovengemiddeld armoederisico bij huishoudens met Oost-Europese herkomst

Zowel binnen huishoudens met een westerse als niet-westerse migratieachtergrondverschillen de armoederisico’s sterk per land. Westerse huishoudens met een Duitse,Belgische, Britse of Indonesische herkomst hebben minder vaak een laag inkomen dan die met een Poolse, Bulgaarse of Roemeense achtergrond. Arbeidsmigranten met een Oost Europese achtergrond doen meestal laaggeschoold werk, terwijl degenen met een West Europese herkomst vaak (hoogopgeleide) kenniswerkers zijn. Met bijna 30 procent lopenhuishoudens met een Bulgaarse achtergrond een relatief groot risico op armoede. Zij kampen bovendien betrekkelijk vaak met langdurige armoede, net als huishoudens van Roemeense herkomst. Wel gaat het om kleine groepen: ongeveer 1 op de 400 huishoudens in Nederland heeft een Bulgaarse of Roemeense achtergrond.

Van de niet-westerse huishoudens lopen Surinaamse minste risico

Van de grootste groepen in Nederland met een niet-westerse migratieachtergrond heeft de Marokkaanse met bijna 28 procent het vaakst een laag inkomen. Dat is meer dan een gemiddeld huishouden met een niet-westerse achtergrond. Ook een langdurig laaginkomen komt het vaakst voor onder huishoudens van Marokkaanse herkomst. Bij huishoudens met een Antilliaanse achtergrond lag het armoederisico op een kwart, meteen Turkse achtergrond was het 22 procent. Bij huishoudens met een Surinaamse herkomst was het armoederisico met 18 procent het kleinst en is het lage inkomen het minst vaak van langdurige aard. Dit hangt samen met een relatief hoge arbeidsdeelname onder personen met een Surinaamse migratieachtergrond.

4.5 (Langdurig) armoederisico naar achtergrond, 2017*
 Laag inkomen (% huishoudens)Langdurig laag (% huishoudens)
Totaal westers6,0604524762,356383227
Nederlands5,5735629712,146918366
Duits6,6599899852,758530371
Belgisch7,4820524293,181467181
Indonesisch8,0398313543,407519045
Brits9,2645206644,004306453
Pools11,413465793,996559923
Roemeens17,623546517,135513058
Bulgaars28,757660179,979166667
Overig westers13,591074766,750966197
Totaal niet-westers26,2216289112,46112908
Surinaams17,00348087,800484932
Turks21,4082911610,26555466
Arubaans/Antiliaans24,4750666912,39907046
Marokkaans27,6689945114,67976224
Iraans32,8885847919,63307777
Afghaans36,2732006919,78969851
Iraaks44,2496592627,23522098
Somalisch54,95301839,45967661
Syrisch78,5211718127,3537202
Eritrees80,038634939,91507431
Overig niet-westers23,9121462411,69471656

Meeste vluchtelinghuishoudens lopen risico op armoede

Bijna 53 procent van de vluchtelinghuishoudens heeft een laag inkomen, ruim 6 keer zo vaak als gemiddeld in Nederland. Bij huishoudens met een hoofdkostwinner van Syrische of Eritrese komaf is dat zelfs circa 80 procent. Ook Somalische huishoudens liepen veelrisico op armoede: het betrof twee derde van de huishoudens met deze herkomst.Huishoudens van Iraanse afkomst lopen van alle vluchtelingenhuishoudens met 33 procent het minste risico op armoede. In huishoudens met een hoofdkostwinner met een Eritrese of Somalische migratieachtergrond houdt een laag inkomen het vaakst langdurig aan,gevolgd door Irakese en Syrische huishoudens. Bij huishoudens met een Eritrese achtergrond gaat het wel om een beperkte groep.

Vrijwel alle Syrische en Eritrese risicohuishoudens in bijstand

Het merendeel van huishoudens met een Eritrese, Syrische of Somalische achtergrond die een laag inkomen hebben, ontvangt bijstand. Van de niet-westerse huishoudens met armoederisico moest 65 procent in 2017 van voornamelijk een bijstandsuitkering of andere sociale voorziening rondkomen. Met een Somalische achtergrond was dat 88 procent, meteen Syrische of Eritrese rond 95 procent. Onder lage-inkomenshuishoudens met een hoofdkostwinner van Turkse of Marokkaanse herkomst was het aandeel bijstandsontvangers minder dan gemiddeld (respectievelijk 47 en 56 procent). Daarentegen kwam een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering bij deze groepen relatief vaak voor. Ook onder westerse huishoudens ging risico op armoede het vaakst samen met bijstand.Maar vaker nog dan bij niet-westerse risicohuishoudens was bij Nederlandse en andere westerse huishoudens loon of winst de voornaamste inkomensbron. Vooral risicohuishoudens met een Poolse, Bulgaarse of Roemeense migratieachtergrond haalden dikwijls het meeste inkomen uit werk: respectievelijk 56, 72 en 64 procent.

4.6 Voornaamste inkomensbron risicohuishoudens naar achtergrond, 2017*
 Werk (%)Werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering (%)Pensioen (%)Bijstand (%)
Totaal westers
28,2841971611,8941943413,8849145645,90142874
Duits23,0294838211,3542282720,9512545444,6481372
Belgisch24,8437075310,954063619,7608045744,414243
Nederlands27,0673485512,2423249813,8958330146,7589574
Indonesisch27,1661037812,2628185412,7909118847,73104084
Brits33,449257039,86405311419,538412937,08504584
Pools53,5042050515,191563216,63462822124,65625417
Roemeens66,048109973,7800687296,39175257723,71134021
Bulgaars71,29019762,6346377372,6733824123,40178225
Overig westers32,585732358,49512757613,3377966245,54414937
Totaal niet-westers17,3467978,7986900219,1326353464,66233315
Eritrees2,3598820060,1072673640,64360418396,86242961
Syrisch3,6439665470,5104811560,84718149294,9875095
Somalisch8,1437472831,6954064632,05767280188,04521084
Iraans13,072122056,5187239945,59986130474,73994452
Iraaks13,998937874,3335103566,18162506675,37971322
Arubaans/Antilliaans15,533266476,29220996314,5770645363,51721832
Surinaams16,3397235810,57363659,3624609963,67959578
Marokkaans17,4288427815,3423317111,5117851955,66523729
Turks21,9998643215,3449562415,5722135547,03208738
Afghaans22,897110253,6996134738,28271673164,97331125
Overig niet-westers24,162114926,3141795947,50928555861,94013546

Armoederisico eerste generatie migranten in 2017 gestegen

Het risico op armoede bij huishoudens met een hoofdkostwinner van niet-westerse komaf uit de eerste generatie is in 2017 groter dan bij de tweede generatie. De tweede generatie is gemiddeld hoger opgeleid en heeft daardoor betere kansen op de arbeidsmarkt. Tijdens de economische crisis nam het risico op armoede het meest toe onder niet-westerse huishoudens, vooral onder die van de eerste generatie. Mensen met een niet-westerse migratieachtergrond zijn gemiddeld genomen betrekkelijk jong. Doordat ze vaker flexbanen hebben, raken ze in economisch mindere tijden sneller hun baan kwijt, waardoor de conjunctuur een belangrijke rol speelt in hun risico op armoede.

Terwijl het armoederisico in de tweede generatie vanaf 2014 voortdurend afnam, steeg het van 2016 op 2017 in de eerste generatie. De meeste vluchtelingen die een verblijfsvergunning kregen, deden zoals gezegd beroep op de bijstand. In combinatie met de grote toestroom uit Syrië tijdens de vluchtelingencrisis, nam hierdoor het aandeelhuishoudens met een laag inkomen in de eerste generatie toe. De groep Syrische huishoudens met een armoederisico groeide van 10 duizend (76 procent) in 2016 naar 18 duizend (79 procent) in 2017. Huishoudens uit andere vluchtelinglanden hadden in 2017 minder vaak een laag inkomen dan in 2016. Zo nam onder Eritrese huishoudens het armoederisico af van 83 naar 80 procent.

De vluchtelingcrisis speelde vooral in 2015 en komt daarom (nog) niet tot uitdrukking in de cijfers over langdurige armoede.

4.7 (Langdurig) armoederisico naar achtergrond en generatie
   Nederland (%)Westers land (%)Niet-westers land, eerste generatie (%)Niet-westers land, tweede generatie (%)
Minstens 1 jaar20114,8373353179,23569343223,8326341316,25016781
Minstens 1 jaar20125,46272953910,6347138628,5815125718,86607406
Minstens 1 jaar20136,0902588511,6925737531,6581673420,70759278
Minstens 1 jaar20145,83547058111,0789153430,4335682520,33988151
Minstens 1 jaar20155,70819415210,3327380428,4810137819,62070472
Minstens 1 jaar20165,3859779849,73534893927,8509455518,39508747
Minstens 1 jaar2017*5,5735629719,85873671928,3622884618,04106573
Minstens 1 jaar
Minstens 4 jaar20141,7318233813,61608973512,553500284,947561272
Minstens 4 jaar20151,9500349463,99912524614,018015465,836599599
Minstens 4 jaar20162,0723563324,12095935214,233209026,223130879
Minstens 4 jaar2017*2,1469183664,17996265414,055196696,380744508