4. Conclusie en vervolgonderzoek
In dit artikel stond de vraag centraal in hoeverre de over 2021 aangeleverde data bruikbaar zijn om een landelijk en regionaal overzicht te geven van de deelnemers aan het cursusaanbod van taal-, reken- of digitale vaardighedencursussen.
In totaal heeft het CBS van 22 van de 35 WEB-regio’s data aangeleverd gekregen. Ten opzichte van het pilot onderzoek uit 2021 waren dat 9 regio’s meer. Bij dit proefjaar gaat het bij alle ontvangen data om individuele records van de deelnemers. In het pilot onderzoek van 2021 hadden regio’s nog de keuze om geaggregeerde data aan te leveren. In totaal steeg het aantal bruikbare individuele records van 7,5 duizend in 2021 naar 23,8 duizend in 2022. Desondanks is er geen beeld van hoe compleet de data zijn. Van 13 WEB-regio’s is dus nog geen data door het CBS ontvangen. Daarnaast is de data van de deelnemende WEB-regio’s niet compleet. Zo kan het zijn dat binnen een regio alleen de formele aanbieders data hebben geleverd en gegevens over deelnemers van non-formele cursussen ontbreken. Hierdoor is het op basis van de data uit dit proefjaar niet mogelijk om een volledig dekkend beeld te geven van personen die deelnemen aan taal-, reken- of digitale vaardighedencursussen in Nederland. En kan de aanpak van laaggeletterdheid ook nog niet gemonitord worden aan de hand van de opgenomen indicatoren. De aanpak laaggeletterdheid is daarnaast breder dan alleen het aanbod van cursussen. De monitor is (vooralsnog) ook niet bedoeld om de eventuele effecten van het totale beleid omtrent laaggeletterdheid te monitoren. Zo laten de indicatoren in deze monitor bijvoorbeeld niet zien hoe passend het cursusaanbod is, maar ook niet hoe effectief de cursussen zijn voor de deelnemers.
Op basis van de data die is ontvangen, komt het volgende beeld bij de cursuskenmerken naar voren. De meest gevolgde cursussen zijn de (gecombineerde) taalcursussen. Bij deelnemers die een (gecombineerde) digitale vaardighedencursus hebben gevolgd, heeft het grootste gedeelte dit gedaan in combinatie met een taalcursus. Deelnemers aan de rekencursussen komen relatief weinig voor in de aangeleverde data. Van de cursusdeelnemers is de grootste groep tussen de 25 en 45 jaar oud. Daarnaast komt naar voren dat er meer vrouwelijke dan mannelijke cursusdeelnemers zijn en de meeste deelnemers Nederlands als tweede taal hebben. Bij de uitsplitsingen van de cursuskenmerken en persoonskenmerken is te zien dat jongeren vaker formele cursussen volgen en ouderen vaker non-formele. Daarnaast komt in de aangeleverde data naar voren dat deelnemers met Nederlands als eerste taal vaker een (gecombineerde) digitale vaardighedencursus volgen dan deelnemers met Nederlands als tweede taal.
Conclusie is dat de aangeleverde data een indruk geven van de bedoeling van de beoogde monitor, maar dat de data nog niet toereikend zijn om een volledig beeld te schetsen. Aandachtspunt is dat niet duidelijk is welk van het cursusaanbod op basis van de aangeleverde data in beeld is. Ook omdat de deelname aan cursussen in 2021 vanwege de coronapandemie anders was dan in voorgaande jaren.
Er is ook een aanzet gedaan om een beeld te geven naar regio, zowel naar provincie als WEB-regio. De bruikbaarheid van de informatie op regionaal niveau verschilt nog sterk. Zo kunnen er per regio aanbieders zijn die geen data hebben geleverd. Als voornamelijk de formele of non-formele aanbieders data hebben geleverd, kan een eenzijdig beeld ontstaan waardoor het lastig is om te vergelijken met andere regio’s. Conclusie voor het regionale beeld is dan ook dat het CBS meer en completere data nodig heeft van de WEB-regio’s. Ten tijde van het schrijven van dit artikel is het CBS gestart met een nieuwe dataverzameling. Doel is dat opnieuw meer regio’s deelnemen en de monitor ook steeds beter gevuld wordt.