3. Resultaten
3.1 Kenmerken gevolgde cursussen
Type cursussen
Op basis van de aangeleverde data over de gevolgde cursussen blijkt dat er vooral taalcursussen gevolgd zijn. Zo was 83 procent van het totaal aantal gevolgde cursussen alleen gericht op taal en ging het bij 12 procent om een combinatiecursus van taal en digitale vaardigheden. Cursussen alleen gericht op digitale vaardigheden werden minder vaak gevolgd. In totaal ging het om 4 procent van het totale aantal gevolgde cursussen. Ook cursussen rekenen, al dan niet in combinatie met taal en/of digitale vaardigheden, kwamen relatief weinig voor: nog geen procent van het totaal aantal gevolgde cursussen.
Soort cursus | Gevolgde cursussen |
---|---|
Taal | 83,0 |
Taal en digitale vaardigheden | 12,5 |
Digitale vaardigheden | 3,5 |
Taal, rekenen en digitale vaardigheden | 0,6 |
Rekenen | 0,4 |
Rekenen en digitale vaardigheden | 0,0 |
* De aangeleverde data over 2021 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal gevolgde cursussen. |
Soort cursussen
De cursussen die deelnemers volgen, kan worden gedefinieerd als formeel of non-formeel. Er is sprake van een formele cursus als de cursus wordt afgesloten met een diploma of certificaat dat wordt erkend door het ministerie vanOCW. Hiermee komt de cursus ook onder toezicht van de Onderwijsinspectie. Bij een non-formele cursus is er na afronding geen sprake van een diploma of certificaat dat erkend wordt door het ministerie van OCW en staat de cursus niet onder toezicht van de Onderwijsinspectie. Bij de non-formele cursussen wordt onderscheid gemaakt naar wie de cursus heeft gegeven. Een non-formele cursus kan gegeven worden door een vrijwilliger of een professional. Een professional heeft een opleiding gevolgd op het gebied van de cursus. Voor een uitgebreidere definitiebeschrijving van zowel formele als non-formele cursussen zie de begrippenlijst laaggeletterdheid.
Bijna de helft van de gevolgde cursussen (47 procent) was een formele cursus. Non-formele cursussen die werden gegeven door professionals maakten 41 procent van het totaal uit. De non-formele cursussen gegeven door vrijwilligers bedroegen 12 procent van het aanbod.
3.2 Kenmerken cursusdeelnemers
Onder de cursusdeelnemers in de aangeleverde data waren twee keer zoveel vrouwen als mannen, respectievelijk 66 en 32 procent. Voor een klein deel van de deelnemers was het geslacht onbekend of overig (2 procent). De grootste groep deelnemers aan de cursussen was tussen de 25 en 45 jaar oud. Dit geldt voor zowel de mannen als de vrouwen, respectievelijk 60 en 61 procent van de deelnemers had deze leeftijd. Deelnemers van 55 jaar of ouder vormden bij de mannen 11 procent van het totaal aantal cursusdeelnemers en bij de vrouwen was dit 8 procent, waarbij een klein deel 65 jaar of ouder was.
15 tot 25 jaar (% van de deelnemers) | 25 tot 35 jaar (% van de deelnemers) | 35 tot 45 jaar (% van de deelnemers) | 45 tot 55 jaar (% van de deelnemers) | 55 tot 65 jaar (% van de deelnemers) | 65 jaar of ouder (% van de deelnemers) | Onbekend (% van de deelnemers) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Man | 6,9 | 30,2 | 29,6 | 15,5 | 8,7 | 2,5 | 6,7 |
Vrouw | 6,2 | 30,2 | 31,1 | 17,0 | 6,0 | 1,5 | 8,0 |
* De aangeleverde data over 2021 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers. |
Naast de persoonskenmerken geslacht en leeftijd wordt in de monitor Laaggeletterdheid ook uitgesplitst naar de moedertaal van de cursusdeelnemers. Bij de moedertaal wordt onderscheid gemaakt tussen Nederlands als eerste (NT1) of als tweede taal (NT2). Iedereen die het Nederlands niet als eerste taal heeft, wordt per definitie gerekend tot de groep Nederlands als tweede taal. In de aangeleverde data hadden de meeste cursusdeelnemers Nederlands als tweede taal (93 procent). Bij 7 procent van de deelnemers was Nederlands wel de moedertaal. Daarnaast kon de moedertaal ook onbekend zijn, dit was het geval bij minder dan 1 procent van de deelnemers.
Cursusdeelnemers met Nederlands als tweede taal volgen vaker taalcursussen
Vraag is of deelnemers van cursussen ook verschillen naar geslacht, leeftijd en moedertaal. Het gaat daarbij alleen om deelnemers van cursussen taal of digitale vaardigheden. Door het geringe aantal deelnemers aan rekencursussen wordt geen onderscheid gemaakt naar dit type cursus.
In totaal volgde 97 procent van de cursusdeelnemers een (gecombineerde) taalcursus en 16 procent een (gecombineerde) digitale vaardighedencursus. Er zijn geen verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke deelnemers die een (gecombineerde) taal of een (gecombineerde) digitale vaardighedencursus hebben gevolgd. Zo volgden bijna alle vrouwen (98 procent) een taalcursus en 16 procent een digitale vaardigheden cursus. Deze percentages komen overeen met die van de mannelijke deelnemers.
Bij de verschillende leeftijdscategorieën zit het grootste verschil bij de cursisten van 65 jaar en ouder. Deze groep volgde het vaakst een digitale vaardighedencursus (42 procent) en het minst een taalcursus (70 procent). Dit geldt vooral voor cursisten met Nederlands als eerste taal.
Taal (% van de deelnemers) | Digitale vaardigheden (% van de deelnemers) | |
---|---|---|
15 tot 25 jaar | 98,0 | 14,6 |
25 tot 35 jaar | 99,7 | 12,5 |
35 tot 45 jaar | 99,3 | 15,8 |
45 tot 55 jaar | 98,8 | 17,9 |
55 tot 65 jaar | 95,6 | 21,8 |
65 jaar of ouder | 70,1 | 41,6 |
* De aangeleverde data over 2021 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers. |
Cursusdeelnemers met Nederlands als tweede taal volgden bijna allemaal een (gecombineerde) taalcursus, dit bedroeg namelijk 99 procent. Bij de deelnemers die Nederlands als eerste taal hebben, lag dit op 77 procent. Bij een (gecombineerde) digitale vaardigheden cursus is het juist omgekeerd. Zo volgden mensen met Nederlands als moedertaal deze cursus vaker (37 procent) dan mensen met Nederlands als tweede taal (14 procent).
Taal (% van de deelnemers) | Digitale vaardigheden (% van de deelnemers) | |
---|---|---|
Nederlands als eerste taal (NT1) | 76,6 | 37,0 |
Nederlands als tweede taal (NT2) | 99,2 | 13,8 |
* De aangeleverde data over 2021 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers. |
Jongeren volgen vaker formele cursussen, ouderen vaker non-formeel
Van de cursusdeelnemers volgden mannen iets vaker dan vrouwen een formele cursus. Zo volgde 52 procent van de mannen een formele cursus en was dit voor vrouwen 49 procent. Er zijn geen verschillen tussen mannen en vrouwen als het gaat om deelname aan non-formele cursussen gegeven door een professional. Bij de non-formele cursussen gegeven door vrijwilligers was er wel een klein verschil. Zo volgden vrouwen iets vaker (12 procent) dan mannen (9 procent) deze soort cursus.
Wel zijn er verschillen naar leeftijd bij de cursusdeelnemers. Jongere cursisten volgden relatief vaak een formele cursus. Zo volgden van de leeftijdsgroep 15 tot 25 jaar bijna 2 op de 3 een formele cursus. De oudere cursusdeelnemers volgden daarentegen vaker non-formele cursussen. Bij deelnemers van 65 jaar of ouder volgde 43 procent een non-formele cursus gegeven door een professional en 24 procent een non-formele cursus gegeven door een vrijwilliger.
Formeel ( % van de deelnemers) | Non-formeel professional ( % van de deelnemers) | Non-formeel vrijwilliger ( % van de deelnemers) | |
---|---|---|---|
15 tot 25 jaar | 65,0 | 31,4 | 5,0 |
25 tot 35 jaar | 55,7 | 39,1 | 6,6 |
35 tot 45 jaar | 48,6 | 43,2 | 9,6 |
45 tot 55 jaar | 49,3 | 41,2 | 10,9 |
55 tot 65 jaar | 45,6 | 41,0 | 15,5 |
65 jaar of ouder | 33,7 | 42,9 | 24,5 |
* De aangeleverde data over 2021 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers. |
De deelnemers met Nederlands als tweede taal volgden vaker dan de deelnemers met Nederlands als eerste taal een formele cursus, respectievelijk 50 procent en 39 procent. Daarentegen namen de NT1’ers vaker deel aan non-formele cursussen die gegeven worden door professionals (43 procent).
Formeel (% van de deelnemers) | Non-formeel professional (% van de deelnemers) | Non-formeel vrijwilliger (% van de deelnemers) | |
---|---|---|---|
Nederlands als eerste taal (NT1) | 39,2 | 43,4 | 18,3 |
Nederlands als tweede taal (NT2) | 50,2 | 39,3 | 11,8 |
* De aangeleverde data over 2021 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers. |
3.3 WEB-regionaal beeld
Voor het aanbod van de cursussen voor laaggeletterden zijn de WEB-regio’s verantwoordelijk. Het doel van de monitor is om uiteindelijk niet alleen landelijk of provinciaal, maar ook per WEB-regio de data over het cursusaanbod te laten zien. Doordat de ontvangen data nog niet volledig zijn, zowel landelijk als per WEB-regio, is het niet mogelijk om een compleet beeld te geven per WEB-regio. Om het doel van de monitor te illustreren en een voorproefje te gegeven van de informatie die daarin zal worden opgenomen, worden de WEB-regio’s Noord-Limburg en Amersfoort als voorbeeld er uitgelicht.
De verantwoordelijke centrumgemeente van de WEB-regio Amersfoort heeft voor de monitor de data aangeleverd. Bij de regio Noord-Limburg is de data aangeleverd door meerdere cursusaanbieders. Beide regio’s hebben aangegeven dat de aangeleverde data over de in 2021 gevolgde cursussen niet compleet zijn. In tegenstelling tot de resultaten op provinciaal niveau, waar er gekeken werd naar de woonplaats van de deelnemers, gaat het in deze voorbeelden om de regio waarin de cursussen zijn gevolgd.
Noord-Limburg
Voor de regio Noord-Limburg werd in totaal informatie geleverd over iets meer dan 600 deelnemers. Dit zijn niet alle deelnemers die in 2021 een cursus hebben gevolgd, zo gaat het bij deelnemers aan formele cursussen alleen om deelnemers uit de gemeente Venlo. De bevindingen zijn daarom nog niet representatief voor het daadwerkelijke aanbod in de regio.
In totaal volgden 73 procent van de deelnemers een non-formele cursus gegeven door een vrijwilliger. Bijna een kwart volgde een formele cursus en het minst werden de non-formele cursussen gevolgd die gegeven werden door professionals (7 procent). Het percentage vrouwen lag hoger dan mannen. Zo was iets meer dan 2 op de 3 deelnemers een vrouw. In Noord-Limburg lag het percentage deelnemers met Nederlands als eerste taal op 22 procent en met Nederlands als tweede taal op 78 procent.
Amersfoort
In totaal heeft de WEB-regio Amersfoort voor bijna 800 cursusdeelnemers informatie aangeleverd. Het grootste gedeelte van de cursusdeelnemers volgde een non-formele cursus gegeven door een vrijwilliger (62 procent). Een kleiner deel volgde een non-formele cursus gegeven door een professional (11 procent) en bijna 30 procent volgden een formele cursus. Van deze deelnemers was bijna driekwart vrouw. Daarnaast hadden de meeste deelnemers Nederlands als tweede taal (91 procent).
Formeel (% van de deelnemers) | Non-formeel professional (% van de deelnemers) | Non-formeel vrijwilliger (% van de deelnemers) | |
---|---|---|---|
Totaal | 49,3 | 39,6 | 12,4 |
Noord-Limburg | 21,8 | 6,7 | 72,5 |
Amersfoort | 28,9 | 10,7 | 62,4 |
* De aangeleverde data over 2021 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers. |
Man (% deelnemers per regio) | Vrouw (% deelnemers per regio) | Overig of onbekend (% deelnemers per regio) | |
---|---|---|---|
Totaal | 32,0 | 65,6 | 2,4 |
Noord-Limburg** | 32,3 | 67,7 | |
Amersfoort** | 26,8 | 73,2 | |
* De aangeleverde data over 2021 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers. ** Exclusief overig of onbekend. |
Nederlands als eerste taal (NT1) (% deelnemers per regio) | Nederlands als tweede taal (NT2) (% deelnemers per regio) | Onbekend (% deelnemers per regio) | |
---|---|---|---|
Totaal | 7,3 | 92,5 | 0,2 |
Noord-Limburg** | 21,6 | 78,4 | |
Amersfoort** | 9,3 | 90,7 | |
* De aangeleverde data over 2021 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers. ** Exclusief onbekend. |
3.4 Provinciaal beeld van de cursusdeelnemers
Op basis van de aangeleverde is het nog niet mogelijk om elke WEB-regio in beeld te brengen en een vergelijking te maken tussen die regio’s. Vandaar dat er voor dit proefjaar voor gekozen is om naast de voorbeelden van de twee WEB-regio’s een uitsplitsing naar provincie te maken. Voor die uitsplitsing naar provincie wordt de woonplaats van de deelnemers gebruikt. Het komt voor dat mensen een cursus volgen in een andere provincie dan dat ze wonen.
Voor de uitsplitsingen naar provincie wordt ingegaan op de percentages deelnemers dat Nederlands als eerste taal heeft. Dit onderwerp is gekozen om een indruk te geven van hoe de data naar provincie gepresenteerd kun worden. Het illustreert ook dat de aangeleverde data nog niet toereikend zijn om laaggeletterdheid goed te kunnen monitoren. Voor de provincies Friesland en Zeeland geldt dat er geen data gepresenteerd kunnen worden omdat die niet zijn aangeleverd of omdat er te weinig data waren om betrouwbare uitspraken te kunnen doen.
Deelnemers met Nederlands als eerste taal
Op basis van de aangeleverde data waren Drenthe en Limburg de twee provincies met het hoogste percentage deelnemers met Nederlands als eerste taal, respectievelijk 32 en 21 procent. Overijssel, Noord-Holland, Zuid-Holland en Flevoland hadden daarentegen de laagste percentages met deelnemers die Nederlands als eerste taal hebben: minder dan 5 procent.
PV_NAAM | Nederlands als eerste taal (NT1) (% van de deelnemers) |
---|---|
Groningen | 7,3 |
Fryslân | |
Drenthe | 32,1 |
Overijssel | 4,6 |
Flevoland | 3,3 |
Gelderland | 11,8 |
Utrecht | 9,0 |
Noord-Holland | 3,7 |
Zuid-Holland | 3,6 |
Zeeland | |
Noord-Brabant | 8,7 |
Limburg | 21,1 |
* De aangeleverde data over 2021 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers. |