Bijlage B. Onderzoeksverantwoording
In deze onderzoeksverantwoording wordt kort ingegaan op:
- Bronnen die in deze publicatie zijn gebruikt
- Analysemethoden
- Betrouwbaarheidsmarges
- Gebruikte achtergrondkenmerken.
1. Bronnen
De cijfers in deze publicatie zijn afkomstig uit de volgende bronnen:
- Basisvoorziening Handhaving (BVH) van de politie
- Veiligheidsmonitor (VM)
- Online Veiligheid en Criminaliteit (OVeC)
- Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag (PHGSG)
Basisvoorziening Handhaving (BVH) van de politie
De gegevens over geregistreerde verdachten komen uit de Basisvoorziening Handhaving (BVH) van de politie. De politie registreert iemand als verdachte van een misdrijf als er een redelijk vermoeden van schuld aan dat misdrijf bestaat.
Iemand wordt in een jaar als verdachte geteld als die persoon geregistreerd is als verdachte van een delict dat gemeld is in het betreffende jaar. Mensen die verdacht zijn van meerdere misdrijven in een jaar worden eenmaal als verdachte geteld. De aantallen verdachten per type misdrijf tellen dan ook op tot een getal dat hoger is dan het totale aantal unieke verdachten, omdat sommige mensen van meer dan één type misdrijf worden verdacht. In zo’n geval wordt iemand slechts één keer meegeteld in het totale aantal verdachten. Wel wordt hij of zij dan één keer geteld per type delict waarvan hij of zij is verdacht. Een voorbeeld: een verdachte van tien inbraken en twee geweldsdelicten wordt eenmaal geteld bij het vaststellen van het totale aantal verdachten, eenmaal bij de hoofdgroep vermogensdelicten en eenmaal bij de hoofdgroep geweldsdelicten.
Veiligheidsmonitor (VM)
De VM is een tweejaarlijks enquête-onderzoek onder de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder naar onder meer leefbaarheid, veiligheid en slachtofferschap van criminaliteit, uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Centraal Bureau voor de Statistiek. Bij traditionele criminaliteit gaat het om slachtofferschap van geweldsdelicten, vermogensdelicten en vernielingen, gevolgen die slachtoffers ervaren van wat hen overkomen is, en hun meldings- en aangiftebereidheid. De VM bevat trends, ontwikkelingen en uitsplitsingen naar politieregio’s en (middel-)grote gemeenten en naar persoonskenmerken.
De doelpopulatie van de VM bestaat alle in Nederland woonachtige personen die 15 jaar of ouder zijn en die deel uitmaken van particuliere huishoudens. De institutionele bevolking, dat zijn personen in inrichtingen, instellingen of tehuizen, behoort niet tot de doelpopulatie en is dus niet benaderd.
Het veldwerk van de VM 2021 startte vanaf 11 augustus en eindigde op 31 oktober 2021. Bij de uitvoering ervan is uitsluitend gebruik gemaakt van internetwaarneming. Er werden bijna 550 duizend personen voor deelname aan de Veiligheidsmonitor benaderd. In totaal hebben ruim 170 duizend personen meegedaan. Het responspercentage bedroeg 31,7 procent. De vragenlijst van de VM 2021 is door het CBS opgesteld in overleg met het ministerie van J&V.
Voor meer informatie over de VM zie de onderzoeksverantwoording in de publicatie Veiligheidsmonitor 2021.
Online Veiligheid en Criminaliteit (OVeC)
OVeC is een in 2022 voor het eerst gehouden enquête-onderzoek onder de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder naar online veiligheid en online criminaliteit. Het onderzoek wordt in 2024 herhaald. Bij online criminaliteit gaat het om slachtofferschap van online oplichting en fraude, hacken, online bedreiging en intimidatie en overige online delicten, gevolgen die slachtoffers ervaren van wat hen overkomen is, en hun meldings- en aangiftebereidheid. Naast deze twee centrale thema's komen ook online discriminatie en online oproepen tot openbare-ordeverstoring aan de orde. De cijfers worden ook uitgesplitst naar persoonskenmerken.
De doelpopulatie voor OVeC 2022 bestaat uit alle in Nederland woonachtige personen die 15 jaar of ouder zijn en die deel uitmaken van particuliere huishoudens. De institutionele bevolking, dat zijn personen in inrichtingen, instellingen of tehuizen, behoort niet tot de doelpopulatie en is dus niet benaderd.
Het steekproefontwerp heeft als uitgangspunt dat in totaal 32 500 personen aan het onderzoek meedoen. Dit aantal is bepaald om niet alleen voor de 15-plus bevolking als geheel maar ook voor groepen uit de bevolking betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Van de in totaal 100 duizend personen die voor deelname aan het onderzoek zijn benaderd hebben 32 861 personen meegedaan, het responspercentage bedroeg daarmee bijna 32,9 procent.
Het veldwerk vond plaats van 12 augustus t/m 31 oktober 2022. Bij de uitvoering ervan is uitsluitend gebruik gemaakt van internetenquêtering. De vragenlijst van OVeC 2022 is door het CBS opgesteld in overleg met het ministerie van J&V.
Voor meer informatie over OVeC zie de onderzoeksverantwoording in de publicatie Online Veiligheid en Criminaliteit 2022.
Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag (PHGSG)
De PHGSG is een enquête-onderzoek onder de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder naar de prevalentie van slachtofferschap van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag, uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek in opdracht van het WODC. Het onderzoek is in 2020 en 2022 uitgevoerd, in 2024 volgt de derde meting. De monitor bevat cijfers over de jaarprevalentie van slachtofferschap, aangevuld met cijfers over plegers, gevolgen voor slachtoffers, en contacten van slachtoffers naar aanleiding van hun ervaringen.
De doelpopulatie bestaat uit alle in Nederland woonachtige personen van 16 jaar of ouder bij de start van het veldwerk, die geregistreerd zijn als ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP) en die deel uitmaken van particuliere huishoudens. De institutionele bevolking, dat zijn personen in inrichtingen, instellingen of tehuizen (IIT), worden voor dit onderzoek niet benaderd.
Van de 100 duizend personen die voor het onderzoek zijn benaderd hebben in totaal 24 237 personen meegedaan, een responspercentage van 24,2 procent. Het veldwerk van de PHGSG 2022 vond plaats van begin maart tot en met eind april 2022. Bij de uitvoering ervan is uitsluitend gebruik gemaakt van internetenquêtering. De vragenlijstblokken die huiselijk geweld meten zijn ontwikkeld door het WODC. Dat is gebeurd op basis van bestaande vragenlijsten voor huiselijk geweld en het concept van de vragenlijst is voorgelegd aan een groep experts op het gebied van huiselijk geweld. De vragenlijstblokken die seksuele intimidatie en seksueel geweld meten, zijn in opdracht van het WODC ontwikkeld door Rutgers, waarbij de ontwikkeling is begeleid door een commissie bestaande uit een aantal deskundigen op het gebied van seksualiteit en seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Voor meer informatie over de PHGSG zie de onderzoeksverantwoording in de publicatie Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag 2022.
2. Analysemethoden
De analysemethoden waarvan in deze publicatie gebruik is gemaakt worden hieronder kort toegelicht.
Bivariate analyses
In bivariate analyses is de relatie tussen twee variabelen bekeken, in dit geval de relatie tussen enerzijds de doelvariabelen over traditionele criminaliteit, online criminaliteit, huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag en anderzijds de achtergrondkenmerken. Met behulp van significantietoetsing is onderzocht of het verband tussen twee variabelen in de populatie statistisch significant is op basis van het steekproefresultaat.
Logistische regressieanalyse
In sommige gevallen bestaat er een samenhang tussen de achtergrondkenmerken. Zo kunnen bijvoorbeeld verschillen die op een doelvariabele gemeten worden voor het kenmerk herkomst indirect (mede)bepaald worden door het kenmerk leeftijd (mensen met een niet-Nederlandse herkomst zijn gemiddeld genomen jonger). Met behulp van multivariate logistische regressieanalyses is gekeken of de verschillen naar achtergrondkenmerken in stand blijven wanneer gecorrigeerd wordt voor deze samenhangen tussen deze kenmerken. De in deze publicatie beschreven verschillen blijven na correctie voor deze samenhangen bestaan, tenzij anders aangegeven.
3. Betrouwbaarheidsmarges
De in deze publicatie gepresenteerde cijfers over slachtofferschap zijn gebaseerd op steekproefonderzoek. Dit betekent dat deze cijfers schattingen zijn, waarvan de werkelijke uitkomsten binnen betrouwbaarheidsmarges (aangegeven met een boven- en ondergrens) liggen. Bij deze schattingen is een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent gekozen. Dit betekent dat de werkelijke waarde in 95 van de 100 steekproeven zal liggen tussen de boven- en ondergrens die hoort bij de schatting. De betrouwbaarheidsmarges behorende bij de in deze publicatie gepresenteerde cijfers zijn opgenomen in de tabellenset <link> die aan de publicatie is toegevoegd.
4. Afrondingen
Gelet op de betrouwbaarheidsmarges zijn in hoofdstuk 3 (Jeugdige slachtoffers van criminaliteit) de in de tekst opgenomen relatieve cijfers afgerond op hele percentages (op een enkele uitzondering na omdat door deze afronding de nuances in de uitkomsten verloren zouden gaan). In de figuren en de bij hoofdstuk 3 behorende tabellenset zijn alle percentages voor de volledigheid wél afgerond op 1 decimaal. In hoofdstuk 2 (Jeugdige verdachten van criminaliteit), dat gebaseerd is op registratiecijfers en waarbij betrouwbaarheidsmarges dus niet aan de orde zijn, zijn alle percentages, ook in de tekst, afgerond op 1 decimaal (met hier de uitzondering dat bij het beschrijven van trends de relatieve ontwikkeling in hele percentages is weergegeven).
5. Doelpopulatie jeugdige verdachten van criminaliteit
Als het gaat om jeugdige verdachten van criminaliteit bestaat de doelpopulatie uit alle door de politie geregistreerde 12- tot 25-jarige jongeren. Alleen bij de uitsplitsingen van de geregistreerde jeugdige verdachten naar herkomst en naar woongemeente is hiervan afgeweken omdat gegevens over herkomst en woongemeente alleen beschikbaar zijn voor personen die in de Basisregistratie Personen (BRP) zijn opgenomen. Bij de weergave van geregistreerde jeugdige verdachten naar herkomst en woongemeente ontbreken dus (vaak) niet in het BRP geregistreerde groepen zoals arbeids- en studiemigranten, asielzoekers, toeristen en dak- en thuislozen.
In het Jaarrapport Jeugdmonitor 2023 zijn alle cijfers gebaseerd op uitsluitend jeugdige verdachten van criminaliteit die in het BRP zijn opgenomen. Daarom wijken die cijfers, met uitzondering die naar herkomst en woongemeente, af van de cijfers in deze publicatie.
6. Gebruikte achtergrondkenmerken
Om na te gaan of de aandelen jeugdige verdachten en slachtoffers van criminaliteit verschillen tussen bevolkingsgroepen, zijn uitsplitsingen gemaakt naar een aantal achtergrondkenmerken. Deze achtergrondkenmerken worden hieronder kort omschreven:
Geslacht
Het gaat hier om mannen en vrouwen.
Leeftijd
Leeftijdsgroepen zijn afgeleid met behulp van de leeftijd van de respondent op het moment van enquêteren.
Seksuele oriëntatie
Het gaat hier om de volgende categorieën: homoseksuele mannen, homoseksuele vrouwen, biseksuele mannen, biseksuele vrouwen, heteroseksuele mannen, heteroseksuele vrouwen, aseksuele personen, anders, weet het (nog) niet, geen antwoord.
Opleidingsniveau
Het opleidingsniveau is in de meeste gevallen het hoogst behaalde (zelf gerapporteerde) opleidingsniveau. In het geval personen nog bezig zijn met een opleiding op een hoger niveau dan het op dat moment hoogst behaalde opleidingsniveau is gebruik gemaakt van het actuele opleidingsniveau. Het opleidingsniveau is in drie categorieën ingedeeld, namelijk laag, middelbaar en hoog. Een laag onderwijsniveau komt overeen met alleen basisonderwijs, vmbo, mbo 1 of avo onderbouw. Onder middelbaar opgeleiden vallen mensen met havo, vwo of een mbo-opleiding. Hoogopgeleiden hebben een diploma op hbo- of wo-niveau of zijn bezig met een hbo- of wo-opleiding.
Herkomst
Dit kenmerk geeft weer in welk land iemand geboren is of waar diens ouders geboren zijn. Daarbij wordt het herkomstland van personen die in het buitenland geboren zijn bepaald door hun eigen geboorteland. Bij personen die in Nederland geboren zijn, wordt de herkomst bepaald door het geboorteland van de ouders. Wanneer beide ouders in het buitenland zijn geboren, is het geboorteland van de moeder leidend in het bepalen van de herkomst. De geboortegegevens van de moeder zijn vaker bekend dat die van de vader. Wanneer de moeder in Nederland is geboren, of het geboorteland van de moeder onbekend is, wordt het geboorteland van de vader gebruikt.
Huishoudgrootte
Het gaat hier om de volgende categorieën: 1 persoon, 2 personen, 3 personen, 4 personen, 5 of meer personen.
Positie in het huishouden
Het gaat hier om de volgende categorieën: thuiswonend kind, alleenstaande, partner (geen kinderen), partner (met kinderen), alleenstaande ouder.
Welvaart van het huishouden
De financiële welvaartsmaat voor huishoudens bevat informatie over zowel het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen als het vermogen van huishoudens. De rangschikkingen van huishoudens naar hoogte van het inkomen en van het vermogen zijn hierbij het uitgangspunt. De welvaart van een huishouden is vastgesteld als de som van het cumulatieve aandeel in het totale inkomen van alle huishoudens en het cumulatieve aandeel in het totale vermogen. Nadere uitleg en een voorbeeld is te vinden in het artikel van Van den Brakel en Gidding (2019). De financiële welvaart is ingedeeld in kwartielengroepen, waarbij de eerste kwartielgroep de 25 procent huishoudens met de laagste financiële welvaart omvat en de vierde kwartielgroep de 25 procent huishoudens met de hoogste financiële welvaart.
Stedelijkheid van de woongemeente
De indeling van gemeenten naar stedelijkheid is gebaseerd op de omgevingsadressendichtheid van de gemeente. Allereerst is voor ieder adres binnen een gemeente de adressendichtheid vastgesteld van een gebied met een straal van 1 km rondom dat adres. De omgevingsadressendichtheid van een gemeente is de gemiddelde waarde hiervan voor alle adressen binnen die gemeente. De vijf stedelijkheidsklassen zijn gebaseerd op klassegrenzen van 2 500, 1 500, 1 000 en 500 adressen per km². De volgende klassen worden onderscheiden:
- Zeer sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 2 500 of meer);
- Sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1 500 tot 2 500);
- Matig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1 000 tot 1 500);
- Weinig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1 000);
- Niet-stedelijk (omgevingsadressendichtheid van minder dan 500).
Gemeenten, provincies en G4-steden
De regionale verschillen zijn weergegeven naar gemeenten, provincies en de G4-steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht).