Jeugdige verdachten en slachtoffers van criminaliteit
Over deze publicatie
Hoeveel jongeren zijn verdacht van criminaliteit en hoeveel zijn slachtoffer van criminaliteit? Deze vraag staat in deze publicatie centraal. Het gaat om traditionele criminaliteit (o.a. geweld, inbraak en diefstal), online criminaliteit (o.a. online oplichting en fraude, hacken, online bedreiding en intimidatie), huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag. De publicatie bevat ook trends en uitsplitsingen naar persoonskenmerken en regio.
Samenvatting
Jeugdige verdachten van criminaliteit
In 2022 werden in totaal 53 990 jongeren van 12 tot 25 jaar geregistreerd als verdachte bij de politie, dat is 2,0 procent van alle jongeren. Meerderjarige jongeren (18- tot 25-jarigen) werden vaker als verdachte geregistreerd dan minderjarige (12- tot 18-jarigen). Het gaat om respectievelijk 17 500 jongeren tussen 12 en 18 jaar en 36 490 jongeren tussen 18 en 25 jaar.
Over de jaren heen is er sprake van een duidelijk dalende trend in het aantal geregistreerde jeugdige verdachten. Tussen 2012 en 2022 is het aantal geregistreerde jeugdige verdachten (12 tot 25 jaar) gedaald van 91 930 in 2012 naar 53 990 in 2022. Deze dalende trend is zowel te zien bij minderjarige als meerderjarige jongeren.
Het aandeel jeugdige verdachten is het grootst bij vermogensmisdrijven, en dan met name bij inbraak en winkeldiefstal. Het kleinst is het aandeel jeugdige verdachten bij drugsmisdrijven en (vuur)wapenmisdrijven. Meerderjarige jongeren zijn relatief vaak verdacht van verkeersmisdrijven.
Jonge mannen zijn vaker als verdachte van een misdrijf geregistreerd dan jonge vrouwen (3,2 tegen 0,7 procent). Dit geldt zowel voor minderjarige als voor meerderjarige jongeren. Meerderjarige jonge mannen worden vaker als verdachte geregistreerd dan minderjarige jonge mannen (3,9 tegen 2,2 procent). Ook jongeren met een herkomst anders dan de Nederlandse herkomst worden vaker verdacht van criminaliteit.
Het aandeel verdachten onder jongeren verschilt per woongemeente. Met name in de grote steden en in de kustgemeenten is het aandeel verdachte jongeren groter.
Jeugdige slachtoffers van criminaliteit
Traditionele criminaliteit
Slachtoffers
In 2021 gaf 24 procent van de 15- tot 25-jarigen aan slachtoffer te zijn geweest van traditionele criminaliteit. Het gaat dan om geweldsdelicten, vermogensdelicten en vernielingen. Volwassenen zijn hiervan minder vaak slachtoffer: 16 procent van hen werd hiermee geconfronteerd. Bij de helft van de jonge slachtoffers ging het om één delict, bij de andere helft om twee of meer.
Jongeren zijn vaker dan volwassenen slachtoffer van met name geweldsdelicten (10 tegen 4 procent) en vermogensdelicten (13 tegen 8 procent). Bij vernielingen is er geen verschil tussen jongeren en volwassenen (beide 6 procent). De delictsoorten waar jongeren het vaakst mee te maken hebben zijn fietsdiefstal, vernielingen, bedreiging met fysiek geweld, en seksuele delicten (respectievelijk 7, 6, 5 en 4 procent).
Meerderjarige jongeren (de 18- tot 25-jarigen) zijn iets vaker slachtoffer van traditionele criminaliteit dan minderjarige, (de 15- tot 18-jarigen): 25 tegen 22 procent. Het gaat dan voornamelijk om vermogensdelicten (14 tegen 12 procent).
Jonge vrouwen zijn iets vaker slachtoffer dan jonge mannen (25 tegen 23 procent). Hierbij is het man-vrouw verschil het grootst bij geweldsdelicten (11 procent bij de vrouwen, 8 procent bij de mannen).
In de afgelopen tien jaar is het aandeel jeugdige slachtoffers van traditionele criminaliteit fors gedaald van 40 procent in 2012 naar 24 procent in 2021. Deze sterke daling kwam vooral voor rekening van de afname van het slachtofferschap van vermogensdelicten; dit halveerde van 25 procent in 2012 naar 13 procent in 2021. Het slachtofferpercentage van geweldsdelicten daalde in dezelfde periode van 14 naar 10, en dat van vernielingen van 10 naar 6. Tegen de trend in laat het percentage jeugdige slachtoffers van geweld tussen 2019 en 2021 een lichte stijging zien.
In zeer sterk stedelijke gemeenten, de grote steden, was 31 procent van de jongeren in 2021 slachtoffer van traditionele criminaliteit. In niet-stedelijke gemeenten, het platteland, was 17 procent slachtoffer hiervan.
In 2021 werd 29 procent van de jongeren in de provincie Groningen slachtoffer van traditionele criminaliteit. Ook in de provincies Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland waren de slachtofferpercentages met ruim 25 relatief hoog. Friese jongeren waren met 19 procent het minst vaak slachtoffer, gevolgd door Gelderland, Zeeland, Limburg en Flevoland met ongeveer 20 procent.
Daders
In 2021 gaf 40 procent van de jeugdige geweldsslachtoffers aan de dader(s) te kennen. Bij slachtoffers van mishandeling zijn het vooral medestudenten of -scholieren die het geweld plegen (9 procent); bij bedreiging met fysiek geweld worden buurtgenoten het vaakst genoemd (7 procent); en bij seksuele delicten is de dader relatief vaak een vriend of vriendin (12 procent).
Emotionele of psychische gevolgen
Van de jongeren die in 2021 slachtoffer werden van traditionele criminaliteit gaf 45 procent aan hierdoor minder vertrouwen in mensen te hebben en 36 procent zei zich minder veilig te voelen. Bij geweldsdelicten is de impact groot: meer dan de helft (55 procent) van de jonge slachtoffers voelt zich minder veilig door wat hen overkomen is. Ook angstklachten, slaapproblemen, het steeds opnieuw beleven van het voorval en depressieve klachten komen bij jonge slachtoffers van geweld met respectievelijk 14, 13, 12 en 10 procent relatief vaak voor.
Melding en aangifte
In 2021 meldde 30 procent van de jeugdige slachtoffers van traditionele criminaliteit bij de politie wat hen overkomen is, 25 procent deed aangifte. De meldings- en aangiftebereid is bij vermogensdelicten met respectievelijk 39 en 34 procent duidelijk groter dan bij geweldsdelicten (respectievelijk 17 en 13 procent) en bij vernielingen (respectievelijk 14 en 10 procent).
Van de jeugdige slachtoffers van traditionele criminaliteit die geen melding of aangifte hebben gedaan, gaf 38 procent in 2021 als reden hiervoor dat ze er niet aan gedacht hadden of het niet belangrijk vonden. Ook ‘het helpt toch niets’ en ‘dit is geen zaak voor de politie’ werden met respectievelijk 30 en 20 procent relatief vaak genoemd.
Online criminaliteit
Slachtoffers
In 2022 gaf 21 procent van de 15- tot 25-jarige jongeren aan slachtoffer te zijn geweest van online criminaliteit. Ze werden vaker slachtoffer dan volwassenen. De meeste jongeren hadden te maken met online bedreiging en intimidatie (10 procent), gevolgd door online oplichting en fraude (9 procent) en hacken (6 procent).
Jonge vrouwen werden vaker slachtoffer van online criminaliteit dan jonge mannen. Zij werden, net als minderjarige jongeren, met name vaker slachtoffer van online bedreiging en intimidatie.
Bij online bedreiging en intimidatie werden jongeren het vaakst slachtoffer van online bedreiging (5 procent), gevolgd door online pesten (4 procent), online stalken (3 procent) en shamesexting (1 procent). Minderjarige jongeren hadden vaker te maken met online pesten dan meerderjarige jongeren. Als het gaat om online stalken werden jonge vrouwen vaker slachtoffer dan hun mannelijke leeftijdsgenoten.
Daders
Aan de jeugdige slachtoffers van online bedreiging en intimidatie is gevraagd of zij de dader(s) kenden. 56 procent van hen gaf aan dat ze dat wisten. Dit is met name het geval bij online stalken, daar kende 73 procent de dader. Bij online bedreiging wisten jeugdige slachtoffers het minst vaak wie de dader is (35 procent).
Bij online pesten was de dader in de meeste gevallen een medestudent of -scholier (31 procent). Ook een vriend/vriendin werd met 18 procent relatief vaak genoemd. Bij online stalken was de ex-partner het vaakst de dader (26 procent). Bij online bedreiging werden medestudenten/-scholieren, vrienden/vrienden en de ex-partner ongeveer even vaak als dader genoemd.
Emotionele of psychische gevolgen
Net zoals bij traditionele criminaliteit voelde ook bij online criminaliteit 1 op de 3 jeugdige slachtoffers zich minder veilig. Ruim 40 procent had minder vertrouwen in mensen door wat hen overkomen is. De andere klachten: het voorval telkens herbeleven, slaapproblemen, angstklachten en depressieve klachten werden door 10 à 15 procent van de jeugdige slachtoffers genoemd.
Met name jeugdige slachtoffers van online bedreiging en intimidatie rapporteerden relatief vaak emotionele of psychische gevolgen. Zo gaf ongeveer de helft aan minder vertrouwen te hebben in andere mensen en voelde ruim een derde zich minder veilig. Waar jeugdige slachtoffers van hacken vaker aangaven zich minder veilig te voelen (32 procent), gaven slachtoffers van online oplichting en fraude relatief vaak aan minder vertrouwen te hebben in andere mensen (38 procent).
Melding en aangifte
De helft van de 15- tot 25-jarige slachtoffers van online criminaliteit gaf aan ergens melding te hebben gedaan van het voorval. Het kan dan gaan om melding bij de politie of bij een andere instantie (bijvoorbeeld Meld Misdaad Anoniem of Veilig Thuis) en/of een persoon (bijvoorbeeld hulpverlener, docent, leidinggevende of personen uit de eigen omgeving zoals familie of vrienden). Het meldingspercentage bij de politie bedroeg 15. Bijna de helft van de jeugdige slachtoffers, 49 procent, meldden bij andere instanties of personen wat hen overkomen is.
Online bedreiging en intimidatie werden het vaakst gemeld (door 60 procent van de jeugdige slachtoffers), maar dan met name bij andere instanties of personen. Melding bij de politie gebeurde het vaakst door jeugdige slachtoffers van online oplichting en fraude (24 procent). Jongeren die te maken hadden met hacken meldden dit het minst vaak.
Bijna alle meldingen van online criminaliteit bij de politie resulteerden in een aangifte: 15 procent maakte melding, 14 procent deed aangifte.
Van de jongeren die te maken hadden met online criminaliteit maar geen melding of aangifte hebben gedaan bij de politie gaf 52 procent aan dat niet te hebben gedaan omdat ze er niet aan gedacht hadden of het niet belangrijk vonden. Ook ‘het helpt toch niets’ en ‘het is al opgelost’ werden met respectievelijk 36 en 27 procent relatief vaak als reden genoemd.
Huiselijk geweld
Slachtoffers
In 2022 gaf 18 procent van de jongeren van 16 tot 25 jaar aan slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Dit percentage is meer dan dubbel zo hoog als dat bij de 25-plussers (7 procent). Bij huiselijk geweld gaat het om verschillende vormen van geweld die plaatsvinden in huiselijke kring1). Ongeveer 1 op de 10 jongeren was in 2022 slachtoffer van fysiek geweld in huiselijke kring. Dit betekent dat de pleger dreigde met geweld, het slachtoffer verwondde, of daartoe een poging deed. Eveneens 1 op de 10 had te maken met dwingende controle in huiselijke kring, waarbij een of meer personen het slachtoffer domineren en controleren. 5 procent van de jongeren met een ex-partner werd door hem of haar gestalkt.
Bij 13 procent van de slachtoffers van fysiek geweld in huiselijke kring vond dit geweld structureel, dat wil zeggen ten minste 1 keer per maand plaats.
Vier op de tien slachtoffers van fysiek geweld gaven aan dat ze hier in hun kindertijd ook al slachtoffer van waren.
Jongeren in de leeftijd van 16 tot 18 jaar waren vaker slachtoffer van huiselijk geweld dan 18- tot 25-jarige jongeren (25 tegen 15 procent). Jonge vrouwen werden vaker slachtoffer dan jonge mannen (22 tegen 14 procent). Vooral minderjarige vrouwen werden er vaak mee geconfronteerd: 29 procent van hen gaf aan te maken te hebben gehad met een of meer vormen van huiselijk geweld.
Daders
Zowel bij fysiek geweld in huiselijke kring als bij dwingende controle in huiselijke kring was de pleger vaak een gezinslid. Bij fysiek geweld ging het vooral om een broer (genoemd door 37 procent van de slachtoffers) of zus (genoemd door 25 procent van de slachtoffers). Dwingende controle werd vooral uitgeoefend door ouders: bij 42 procent door de vader en 43 procent door de moeder.. Bij fysiek geweld noemde iets minder dan 10 procent respectievelijk de partner of ex-partner als dader, bij dwingende controle zei iets minder dan 15 procent dat zij de pleger waren.
Emotionele of psychische gevolgen
Ruim een kwart (27 procent) van de jeugdige slachtoffers van fysiek geweld in huiselijke kring gaf aan psychische problemen te hebben ervaren als gevolg van wat hen overkomen is. Nog groter was de impact op de jonge slachtoffers van dwingende controle in huiselijk kring: 42 procent van hen zei psychische problemen te hebben gehad door het voorval. Ook leidden deze vormen van huiselijk geweld relatief vaak tot problemen met (een deel van) de familie (16 procent bij fysiek geweld, 18 procent bij dwingende controle) of tot relatieproblemen (13 procent bij fysiek geweld, 23 procent bij dwingende controle). Lichamelijke problemen en seksuele problemen werden door ongeveer 5 procent van jonge slachtoffers van beide vormen van huiselijk geweld genoemd.
Praten over de situatie
De meeste jonge slachtoffers van huiselijk geweld gaven aan met iemand hierover gepraat te hebben. Slachtoffers van fysiek geweld en van dwingende controle praatten vooral met andere gezins- of familieleden (respectievelijk 37 en 31 procent) of met vrienden/vriendinnen (respectievelijk 32 en 42 procent). Bij beide vormen van huiselijk geweld praatte iets minder dan 20 procent erover met hun partner. Verder werden hulpverleners relatief vaak opgezocht, bij dwingende controle met 21 procent iets vaker dan bij fysiek geweld (14 procent). Met medewerkers van Veilig Thuis en de politie praatte rond de 1 procent van de jonge slachtoffers.
Seksueel grensoverschrijdend gedrag
Slachtoffers
In 2022 kreeg bijna een op de drie 16- tot 25-jarige jongeren (32 procent) te maken met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dat is meer dan drie keer zo vaak als 25-plussers (10 procent).
23 procent kreeg te maken met offline seksuele intimidatie (grensoverschrijdend gedrag in de ‘echte ‘wereld’, waarbij geen lichamelijk contact plaatsvond) en 19 procent kwam in aanraking met online seksuele intimidatie (grensoverschrijdend gedrag op internet zonder lichamelijk contact). Fysiek seksueel geweld, waarbij lichamelijk contact plaatsvond, kwam bij 11 procent van de jongeren voor.
Respectievelijk 20, 16 en 7 procent van de slachtoffers hadden structureel, dat wil zeggen tenminste maandelijks, te maken met offline seksuele intimidatie, online seksuele intimidatie en fysiek seksueel geweld.
Ruim 1 op de 10 slachtoffers van fysiek seksueel geweld gaf aan dat dit geweld ook al in hun kindertijd plaatsvond, wat ongeveer vier keer vaker is dan bij jongeren die geen slachtoffer waren.
Minder- en meerderjarige jongeren werden in 2022 even vaak slachtoffer van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Wel is er een groot verschil naar geslacht. Van de jonge vrouwen kreeg 49 procent te maken met seksueel grensoverschrijdend gedrag, van de jonge mannen 15 procent. Bijna 4 op de 10 jonge vrouwen werden geconfronteerd met offline seksuele intimidatie, 3 op de 10 met online seksuele intimidatie en 2 op de 10 met fysiek seksueel geweld.
Daders
Bij alle drie de vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag gaf een meerderheid van de jonge slachtoffers aan dat iemand van buiten de huiselijke kring de pleger was. In de meeste gevallen was het een onbekende: bij offline en online seksuele intimidatie wisten ongeveer 2 op de 3 slachtoffers niet wie de pleger was, bij fysiek seksueel geweld 1 op de 3. Ook goede vrienden/vriendinnen, dates, en bekenden uit het uitgaansleven werden relatief vaak genoemd.
Wanneer de pleger uit huiselijke kring kwam, ging het voornamelijk om ex-partners (4 procent bij offline seksuele intimidatie 5 procent bij online seksuele intimidatie, en 8 procent bij fysiek seksueel geweld). Bij alle vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag was in 80 à 90 procent van de gevallen een man de pleger.
Emotionele of psychische gevolgen
De impact van fysiek seksueel geweld is duidelijk groter dan die van offline en online seksuele intimidatie. Zo ervoer 28 procent van de jonge slachtoffers van fysiek seksueel geweld psychische problemen hierdoor, tegen respectievelijk 19 en 16 procent van de slachtoffers van offline en online sekuele intimidatie. Ook bij andere relatief vaak genoemde gevolgen zoals seksuele problemen, relatieproblemen en lichamelijke problemen is een vergelijkbaar patroon zichtbaar.
Praten over het voorval
Een ruime meerderheid van de jonge slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag gaf aan met iemand hierover gepraat te hebben. Verreweg de meesten, 50 à 60 procent, praatten met een vriend of vriendin. 15 à 20 procent praatte met de partner of met andere gezins- of famileden, 10 procent of minder met hulpverleners zoals een huisarts, psycholoog of maatschappelijk werker. Met de politie, met hulpverleners van het Centrum Seksueel Geweld of met medewerkers van Veilig Thuis praatte 1 procent of minder van de jonge slachtoffers.
Samenhang jeugdige slachtoffers en verdachten
Jongeren die in 2021 slachtoffer werden van traditionele criminaliteit waren in de vijf voorgaande jaren vaker als verdachte geregistreerd dan jongeren die in 2021 geen slachtoffer waren: 5 tegen 3 procent. Het grootst is het verschil bij slachtoffers van vermogensdelicten (6 tegen 3 procent).
Jongeren die in 2021 slachtoffer werden van traditionele criminaliteit waren ook in het erop volgende jaar vaker als verdachte geregistreerd dan jongeren die in 2021 geen slachtoffer waren: 2 tegen 1 procent. Ook hier is het verschil het grootst bij vermogensdelicten (3 tegen 1 procent).
1. Inleiding
Het CBS wil in de komende jaren extra aandacht besteden aan enkele thema’s die hoog op de maatschappelijke en politieke agenda staan, waaronder veiligheid en ondermijnende criminaliteit. In het CBS Meerjarenprogramma 2024-2028 staat: “Misdaad en gevoelens van (on)veiligheid zijn van invloed op de kwaliteit van leven en hebben impact op diverse aspecten in ons dagelijkse bestaan. Het versterken van de veiligheid is dan ook één van de grote opgaven waar ons land zich voor gesteld ziet. Het CBS wil bij deze opgave een rol spelen door nog meer data beschikbaar te stellen over diverse facetten van het veiligheidsdomein”.
Vooruitlopend hierop heeft het CBS in 2023 onderzoek uitgevoerd naar een aantal vraagstukken van criminaliteit, waar deze publicatie het resultaat van is. Vragen die in dit onderzoek aan de orde komen zijn onder andere: Hoeveel en welke vormen van criminaliteit vinden er plaats? Om wat voor delicten gaat het? Hebben we alles in beeld? Wat blijft verborgen? Iedereen die niet in de politiestatistieken zit blijft bijvoorbeeld al snel buiten beeld: kunnen de verschillende enquêtes op gebied van slachtofferschap helpen om een beeld te krijgen van dit ‘dark number’? Welke mensen zijn wel zichtbaar in de politieregistraties en welke niet? Welke mensen doen geen aangifte en waarom niet? Wat voor trends en ontwikkelingen zijn waarneembaar in soorten criminaliteit, ondermijning en cybersecurity? Wat weten we over de daders en over de slachtoffers?
Als het gaat om de impact van criminaliteit spelen onder andere de volgende vragen: Welke impact hebben criminele incidenten of preventieve maatregelen op de samenleving? Wat is de economische, ecologische of emotionele/psychische en lichamelijke schade bij slachtoffers? Wat betekent dit voor de ervaren veiligheid? Welke groepen zijn kwetsbaar?
Statistieken over jeugdige slachtoffers van criminaliteit
Eén van de onderwerpen waar het CBS op wil inzetten, is het ontwikkelen van uitgebreidere statistieken over jeugdige slachtoffers van criminaliteit. In de media en politiek is vaak meer aandacht voor jeugdige daders van criminaliteit dan voor jeugdige slachtoffers. Bekend is dat jongeren vaker dan anderen slachtoffer zijn van traditionele vormen van criminaliteit zoals geweldsdelicten en vermogensdelicten (Kessels, Akkermans en Derksen, 2023). Maar ook nieuwe digitale fenomenen van criminaliteit, zoals shamesexting, sextortion en online pesten overkomen de jeugd bovenmatig vaak. En ook van bijvoorbeeld seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn jongeren bovengemiddeld vaak slachtoffer (Akkermans, Derksen, Kloosterman, Moons en Wingen, 2023). Hoe komt het dat dergelijke cases vaak pas aan het licht komen als al tientallen slachtoffers gevallen zijn? Geeft de jeugd deze misdrijven minder vaak aan? Wat is de impact op slachtoffers? Deze aspecten van slachtofferschap worden in samenhang onderzocht om een beter beeld te krijgen van jeugdige slachtoffers. Voor het beantwoorden van deze vragen wordt gebruikgemaakt van reeds bestaande studies en onderzoeken zoals de landelijke Jeugdmonitor, de Veiligheidsmonitor, het onderzoek Online Veiligheid en Criminaliteit en de Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag.
Ook jeugdige verdachten van criminaliteit in beeld gebracht
In deze publicatie ligt de nadruk op jeugdige slachtoffers van criminaliteit. Maar jongeren zijn niet alleen relatief vaak slachtoffer, ze plégen ook relatief vaak criminaliteit (Kessels, 2023). Om ook deze kant van het verhaal in beeld te brengen, wordt voorafgaand aan hoofdstuk 3 over jeugdige slachtoffers van criminaliteit in hoofdstuk 2 een beeld geschetst van jeugdige verdachten van criminaliteit. Hierbij is gebruik gemaakt van registraties van de politie.
Samenhang tussen slachtofferschap en daderschap bij jongeren
Bekend is dat slachtoffers van criminaliteit relatief vaak ook zelf dader zijn, en omgekeerd (Reep & Oudhof, 2009; Rokven, Ruiter & Tolsma, 2013). In dit onderzoek wordt deze relatie tussen slachtofferschap en daderschap voor jongeren in beeld gebracht. In hoeverre komen jongeren die slachtoffer zijn geweest van bijvoorbeeld geweld of diefstal in de politieregistraties voor als verdachte van dit soort criminaliteit?
Afgesloten wordt met conclusies in hoofdstuk 5. De bijlagen bevatten verwijzingen naar achterliggend cijfermateriaal, een onderzoeksverantwoording, een begrippenlijst, een referentielijst en een overzicht van de medewerkers die aan deze publicatie hebben bijgedragen.
De publicatie is beschikbaar als webpublicatie op de CBS-site.
2. Jeugdige verdachten criminaliteit
De cijfers in dit hoofdstuk hebben betrekking op geregistreerde verdachten van misdrijven. Geregistreerde verdachten zijn mensen die door de politie worden geregistreerd wanneer een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf bestaat. Niet alle verdachten zullen schuldig bevonden worden aan een misdrijf. Een deel van de zaken wordt stopgezet omdat de politie meent dat zij geen sluitend bewijs kunnen vinden tegen de verdachte. Van de overige zaken wordt een deel door het Openbaar Ministerie (OM) afgehandeld. Het OM kan een strafbeschikking of transactie opleggen, of een zaak voorwaardelijk seponeren waarmee iemand niet vervolgd wordt, mits hij of zij zich aan bepaalde voorwaarden houdt. Ook kan het OM besluiten een zaak te laten vallen (onvoorwaardelijk sepot), bijvoorbeeld als er onvoldoende bewijs is om de zaak af te ronden, of omdat er met beperkte middelen keuzes gemaakt moeten worden. Uiteindelijk wordt een deel van de verdachten in door het OM afgehandelde zaken gedagvaard. Verdachten worden dan al dan niet schuldig verklaard door een rechter.
Omdat cijfers over geregistreerde verdachten van misdrijven sneller beschikbaar en daarmee actueler zijn dan cijfers over schuldig verklaarden door de rechter en beslissingen door het OM, is in dit hoofdstuk gekozen voor cijfers over geregistreerde verdachten. Hoewel een deel daarvan uiteindelijk niet veroordeeld wordt, geeft dit wel een beeld van de ontwikkelingen op het gebied van daderschap. Cijfers over strafrechtelijke daders tot en met verslagjaar 2019 zijn te vinden in hoofdstuk 4 van de publicatie Monitor Jeugdcriminaliteit 2020 (WODC, 2021)2). Verder zijn cijfers over vervolging en berechting van misdrijven te vinden in deze StatLinetabel (CBS StatLine, 2023a).
Ruim 50 duizend jongeren in 2022 verdacht van criminaliteit
In 2022 werden in totaal 53 990 jongeren van 12 tot 25 jaar geregistreerd als verdachte bij de politie, dat is 2,0 procent van alle jongeren3). Ter vergelijking: het totale aantal verdachten van 12 jaar of ouder bedroeg in hetzelfde jaar 158 290, 1,0 procent van alle Nederlanders van die leeftijd. Meerderjarige jongeren (18- tot 25-jarigen) werden vaker als verdachte geregistreerd dan minderjarige (12- tot 18-jarigen). Het gaat om respectievelijk 17 500 jongeren tussen 12 en 18 jaar en 36 490 jongeren tussen 18 en 25 jaar.
Aantal jeugdige verdachten criminaliteit in afgelopen 10 jaar bijna gehalveerd
Over de jaren heen is er sprake van een duidelijk dalende trend in het aantal geregistreerde jeugdige verdachten. Tussen 2012 en 2022 is het aantal geregistreerde jeugdige verdachten (12 tot 25 jaar) gedaald van 91 930 in 2012 naar 53 990 in 2022, een daling van 41 procent. Deze dalende trend is zowel te zien bij minderjarige als meerderjarige jongeren. Ook het totale aantal verdachten van 12 jaar of ouder nam af van 252 180 in 2012 naar 158 290 in 2023, een daling van 37 procent (CBS StatLine, 2023b).
Jongeren totaal (12 tot 25 jaar) (% ) | Minderjarige jongeren (12 tot 18 jaar) (% ) | Meerderjarige jongeren (18 tot 25 jaar) (% ) | |
---|---|---|---|
2012 | 3,5 | 2,6 | 4,2 |
2013 | 3 | 2,2 | 3,8 |
2014 | 2,8 | 2 | 3,4 |
2015 | 2,5 | 1,9 | 3 |
2016 | 2,3 | 1,7 | 2,7 |
2017 | 2,1 | 1,6 | 2,5 |
2018 | 1,9 | 1,4 | 2,4 |
2019 | 2,1 | 1,6 | 2,4 |
2020 | 1,9 | 1,4 | 2,3 |
2021* | 1,8 | 1,3 | 2,2 |
2022* | 2 | 1,5 | 2,3 |
* Voorlopige cijfers |
Sterkste daling bij geweldsmisdrijven en misdrijven tegen de openbare orde en vernieling
Het aantal 12- tot 25-jarige jongeren dat verdacht werd van geweldsmisdrijven daalde tussen 2012 en 2022 van 22 760 naar 10 460 (een afname van 54 procent) en het aantal verdachten van vernieling en misdrijven tegen de openbare orde nam in dezelfde periode af van 20 710 naar 9 890 (52 procent) (CBS Jeugdmonitor StatLine, 2023). Het aantal jonge verdachten van vermogensmisdrijven daalde tussen 2012 en 2022 van 37 060 naar 20 890, en het aantal verdachten van drugsmisdrijven van 7 370 naar 4 450, iets minder sterke afnames van respectievelijk 44 en 40 procent. Het aantal jonge verdachten van (vuur)wapenmisdrijven daalde nauwelijks van 3 330 naar 3 270 (2 procent) en het aantal jonge verdachten van verkeersmisdrijven steeg zelfs iets, van ongeveer 12 720 naar 13 430 (6 procent).
Totaal verdachten (% 12- tot 25-jarigen) | Verdachten van geweldsmisdrijven (% 12- tot 25-jarigen) | Verdachten van vermogensmisdrijven (% 12- tot 25-jarigen) | Verdachten vernieling en openbare orde (% 12- tot 25-jarigen) | Verdachten van verkeersmisdrijven (% 12- tot 25-jarigen) | Verdachten van drugsmisdrijven (% 12- tot 25-jarigen) | Verdachten van vuurwapenmisdrijven (% 12- tot 25-jarigen) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 3,5 | 0,9 | 1,4 | 0,8 | 0,5 | 0,3 | 0,1 |
2013 | 3 | 0,7 | 1,3 | 0,6 | 0,4 | 0,3 | 0,1 |
2014 | 2,8 | 0,7 | 1,2 | 0,6 | 0,4 | 0,3 | 0,1 |
2015 | 2,5 | 0,6 | 1,1 | 0,5 | 0,3 | 0,2 | 0,1 |
2016 | 2,3 | 0,6 | 1 | 0,4 | 0,3 | 0,2 | 0,1 |
2017 | 2,1 | 0,5 | 0,9 | 0,4 | 0,3 | 0,2 | 0,1 |
2018 | 2 | 0,4 | 0,8 | 0,4 | 0,3 | 0,2 | 0,1 |
2019 | 2,1 | 0,4 | 0,9 | 0,4 | 0,4 | 0,2 | 0,1 |
2020 | 1,9 | 0,4 | 0,8 | 0,4 | 0,4 | 0,2 | 0,1 |
2021* | 1,8 | 0,4 | 0,7 | 0,4 | 0,4 | 0,2 | 0,1 |
2022* | 2 | 0,4 | 0,8 | 0,4 | 0,5 | 0,2 | 0,1 |
* Voorlopige cijfers |
Afname in coronatijd en stijging in 2022
De afname van het percentage jonge verdachten in de coronajaren hangt mogelijk samen met lege winkelstraten en meer thuiswerkende mensen tijdens de lockdowns (Kessels, Akkermans en Derksen, 2023). Dit ging gepaard met een afname van met name woninginbraken, zakkenrollerij en winkeldiefstal (CBS, 24 februari 2023). In 2022 steeg het aantal registraties van de vermogensmisdrijven, zakkenrollerij en winkeldiefstal door jonge verdachten weer, net als het aandeel jonge verdachten van verkeersmisdrijven.
Meeste jongeren verdacht van vermogensdelicten zoals (winkel)diefstal en inbraak
Het aandeel jeugdige verdachten is het grootst bij vermogensmisdrijven, en dan met name bij diefstal/verduistering, inbraak en winkeldiefstal (zie tabellenset). Het laagst is het aandeel jeugdige verdachten bij drugsmisdrijven en vuurwapenmisdrijven. Meerderjarige jongeren zijn relatief vaak verdacht van verkeersmisdrijven.
Jongeren totaal (12 tot 25 jaar) (% ) | Minderjarige jongeren (12 tot 18 jaar) (% ) | Meerderjarige jongeren (18 tot 25 jaar) (% ) | |
---|---|---|---|
Totaal misdrijven 1) | 2,0 | 1,5 | 2,3 |
Vermogensmisdrijven | 0,8 | 0,9 | 0,7 |
Vernieling en openbare orde | 0,4 | 0,3 | 0,4 |
Geweldsmisdrijven | 0,4 | 0,3 | 0,4 |
Verkeersmisdrijven | 0,5 | 0,1 | 0,8 |
Drugsmisdrijven | 0,2 | 0,1 | 0,2 |
Vuurwapenmisdrijven | 0,1 | 0,1 | 0,1 |
* Voorlopige cijfers 1) Het totaal aantal unieke verdachten van misdrijven. Indien jongeren van meerdere misdrijven worden verdacht worden ze maar één keer meegenomen in het totaal. |
Meerderjarige jonge mannen het vaakst als verdachte geregistreerd
Jonge mannen zijn vaker als verdachte van een misdrijf geregistreerd dan jonge vrouwen (3,2 tegen 0,7 procent). Dit geldt zowel voor minderjarige als voor meerderjarige jongeren. Meerderjarige jonge mannen worden vaker als verdachte geregistreerd dan minderjarige jonge mannen (3,9 tegen 2,2 procent).
2.4 Geregistreerde jeugdige verdachten criminaliteit naar geslacht en leeftijd, 2022* 2022 (% ) Mannen Totaal 3,2 Mannen 12 tot 18 jaar 2,2 Mannen 18 tot 25 jaar 3,9 Vrouwen Totaal 0,7 Vrouwen 12 tot 18 jaar 0,8 Vrouwen 18 tot 25 jaar 0,7 * Voorlopige cijfers
2022 (% ) | ||
---|---|---|
Mannen | Totaal | 3,2 |
Mannen | 12 tot 18 jaar | 2,2 |
Mannen | 18 tot 25 jaar | 3,9 |
Vrouwen | Totaal | 0,7 |
Vrouwen | 12 tot 18 jaar | 0,8 |
Vrouwen | 18 tot 25 jaar | 0,7 |
* Voorlopige cijfers |
Aandeel jeugdige verdachten in afgelopen 10 jaar gedaald bij alle herkomstgroepen
Jongeren met een niet-Nederlandse herkomst zijn vaker verdacht van criminaliteit. Het gaat dan om jongeren die zelf in het buitenland geboren zijn of van wie één of beide ouders in het buitenland geboren is/zijn. Het vaakst verdacht zijn jongeren met een Marokkaanse of met een Nederlands-Caribische herkomst (beide 4,5 procent in 2022), tegen 1,4 procent van de jongeren met een Nederlandse herkomst.
In de periode 2012-2022 is het percentage verdachten in alle herkomstgroepen gedaald. Zo halveerde het aandeel jonge verdachten met een Marokkaanse herkomst van 10,5 procent in 2012 naar 4,5 procent in 2022. De verschillen in het percentage geregistreerde jonge verdachten met een Nederlandse en met een niet-Nederlandse herkomst zijn in de afgelopen 10 jaar kleiner geworden.
Nederland (% 12- tot 25-jarigen) | Europa (excl. Nederland) (% 12- tot 25-jarigen) | Turkije (% 12- tot 25-jarigen) | Marokko (% 12- tot 25-jarigen) | Suriname (% 12- tot 25-jarigen) | Nederlandse Cariben (% 12- tot 25-jarigen) | Indonesië (% 12- tot 25-jarigen) | Overig 2) (% 12- tot 25-jarigen) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2,4 | 3,2 | 5,4 | 10,5 | 7,0 | 8,7 | 2,4 | 4,4 |
2013 | 2,0 | 2,7 | 4,8 | 9,8 | 6,3 | 8,1 | 2,4 | 4,0 |
2014 | 1,8 | 2,5 | 4,3 | 8,8 | 5,8 | 7,2 | 2,1 | 3,6 |
2015 | 1,6 | 2,2 | 4,0 | 8,3 | 5,4 | 6,7 | 1,8 | 3,3 |
2016 | 1,5 | 1,9 | 3,6 | 7,1 | 4,9 | 6,1 | 1,6 | 3,0 |
2017 | 1,4 | 1,7 | 3,1 | 6,0 | 4,4 | 5,4 | 1,6 | 2,7 |
2018 | 1,3 | 1,6 | 2,8 | 5,5 | 4,1 | 5,0 | 1,3 | 2,6 |
2019 | 1,4 | 1,7 | 2,9 | 5,8 | 4,5 | 5,2 | 1,6 | 2,6 |
2020 | 1,3 | 1,5 | 2,9 | 5,5 | 3,9 | 5,1 | 1,3 | 2,5 |
2021* | 1,2 | 1,3 | 2,4 | 4,8 | 3,6 | 4,4 | 1,2 | 2,2 |
2022* | 1,4 | 1,5 | 2,5 | 4,5 | 3,6 | 4,5 | 1,3 | 2,3 |
1) Het betreft jeugdige verdachten die zijn geregistreerd in de Basisregistratie Personen (BRP) omdat alleen van deze groep het herkomstland bekend is (zie ook de Onderzoeksverantwoording). 2) Herkomstland in Afrika (exclusief Marokko), Azië (exclusief Indonesië en Turkije) of Amerika en Oceanië (exclusief Suriname en Nederlandse Cariben). * Voorlopige cijfers. |
Uit onderzoek naar de samenhang tussen verdachten van criminaliteit naar herkomst en persoonskenmerken blijkt dat verschillen naar herkomstland kunnen samenhangen met een andere samenstelling van deze groepen (Brand, Derksen, Verkooijen en Vissers, 2022). Wanneer hiermee rekening wordt gehouden, dan blijkt dat met name de achtergrondkenmerken geslacht, leeftijd en inkomen van het huishouden waar de jeugdige verdachte deel van uitmaakt bepalend zijn voor de kans dat iemand verdacht wordt van een misdrijf. Verschillen naar herkomstland worden na correctie kleiner, maar blijven wel aanwezig. In het Jaarrapport Integratie 2020 is uitgebreider onderzoek gedaan naar de rol van gezin, opleiding en herkomst bij schuldig verklaarde jongvolwassenen (Dieleman, Van Gaalen en De Regt, 2020). Uit die analyses blijkt dat de oververtegenwoordiging van in Nederland geboren tweede generatie onder schuldig verklaarden voor vrijwel alle herkomstgroepen samenhangt met ongunstige gezinskenmerken en een lager opleidingsniveau.
In grote steden en in kustgemeenten relatief veel jonge verdachten
Het aandeel verdachten onder jongeren verschilt per woongemeente. Met name in de grote steden en in de kustgemeenten is het aandeel verdachte jongeren groter. In 2022 was het percentage jeugdige verdachten het grootst in de gemeenten Zandvoort, Nissewaard, Vlissingen, Middelburg, Heerlen en Den Helder (alle 2,8 procent of meer), en het kleinst in Haaksbergen, Aalten en Hellendoorn, Nederweert en Oudewater (alle minder dan 0,7 procent). Van de vier grootste steden was het percentage jonge geregistreerde verdachten het hoogst in Rotterdam (2,7 procent) en het laagst in Utrecht (1,6 procent).
Gemeente | Jeugdige verdachten (%) |
---|---|
Aa en Hunze | 1,4 |
Aalsmeer | 1,8 |
Aalten | 0,5 |
Achtkarspelen | 1,7 |
Alblasserdam | 1,1 |
Albrandswaard | 1,8 |
Alkmaar | 1,8 |
Almelo | 2,4 |
Almere | 2,3 |
Alphen aan den Rijn | 2,1 |
Alphen-Chaam | 0,7 |
Altena | 1,2 |
Ameland | |
Amersfoort | 1,9 |
Amstelveen | 1,7 |
Amsterdam | 2,4 |
Apeldoorn | 1,8 |
Arnhem | 1,9 |
Assen | 1,7 |
Asten | 1,2 |
Baarle-Nassau | 1,2 |
Baarn | 1,4 |
Barendrecht | 1,5 |
Barneveld | 1,7 |
Beek | 1,2 |
Beekdaelen | 1,2 |
Beesel | 0,9 |
Berg en Dal | 1,5 |
Bergeijk | 1,3 |
Bergen (L) | 1,2 |
Bergen (NH) | 1,4 |
Bergen op Zoom | 1,7 |
Berkelland | 1,0 |
Bernheze | 1,1 |
Best | 1,2 |
Beuningen | 1,0 |
Beverwijk | 1,4 |
Bladel | 1,5 |
Blaricum | 1,7 |
Bloemendaal | 1,6 |
Bodegraven-Reeuwijk | 1,1 |
Boekel | 1,2 |
Borger-Odoorn | 1,0 |
Borne | 0,8 |
Borsele | 1,2 |
Boxtel | 1,8 |
Breda | 1,4 |
Brielle | 1,3 |
Bronckhorst | 0,7 |
Brummen | 1,4 |
Brunssum | 2,5 |
Bunnik | 1,2 |
Bunschoten | 1,1 |
Buren | 0,9 |
Capelle aan den IJssel | 2,4 |
Castricum | 1,4 |
Coevorden | 1,2 |
Cranendonck | 0,9 |
Culemborg | 1,3 |
Dalfsen | 1,0 |
Dantumadiel | 1,1 |
De Bilt | 1,5 |
De Fryske Marren | 1,3 |
De Ronde Venen | 1,5 |
De Wolden | 0,9 |
Delft | 1,4 |
Den Helder | 2,8 |
Deurne | 1,7 |
Deventer | 1,7 |
Diemen | 1,9 |
Dijk en Waard | 1,8 |
Dinkelland | 0,7 |
Doesburg | 1,3 |
Doetinchem | 1,7 |
Dongen | 1,6 |
Dordrecht | 2,2 |
Drechterland | 0,9 |
Drimmelen | 1,2 |
Dronten | 1,6 |
Druten | 0,9 |
Duiven | 1,0 |
Echt-Susteren | 1,7 |
Edam-Volendam | 1,2 |
Ede | 1,7 |
Eemnes | 1,4 |
Eemsdelta | 2,7 |
Eersel | 1,0 |
Eijsden-Margraten | 2,2 |
Eindhoven | 1,8 |
Elburg | 1,0 |
Emmen | 1,8 |
Enkhuizen | 1,2 |
Enschede | 1,6 |
Epe | 1,5 |
Ermelo | 1,8 |
Etten-Leur | 1,4 |
Geertruidenberg | 1,3 |
Geldrop-Mierlo | 1,9 |
Gemert-Bakel | 1,7 |
Gennep | 2,2 |
Gilze en Rijen | 1,4 |
Goeree-Overflakkee | 1,3 |
Goes | 1,8 |
Goirle | 1,0 |
Gooise Meren | 1,8 |
Gorinchem | 1,4 |
Gouda | 2,1 |
Groningen | 1,4 |
Gulpen-Wittem | 1,0 |
Haaksbergen | 0,4 |
Haarlem | 2,4 |
Haarlemmermeer | 1,8 |
Halderberge | 1,2 |
Hardenberg | 1,0 |
Harderwijk | 1,4 |
Hardinxveld-Giessendam | 0,9 |
Harlingen | 1,6 |
Hattem | 1,1 |
Heemskerk | 1,6 |
Heemstede | 1,9 |
Heerde | 1,5 |
Heerenveen | 1,7 |
Heerlen | 2,8 |
Heeze-Leende | 1,6 |
Heiloo | 1,2 |
Hellendoorn | 0,5 |
Hellevoetsluis | 1,6 |
Helmond | 2,3 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 1,2 |
Hengelo (O) | 1,5 |
Het Hogeland | 1,7 |
Heumen | 1,2 |
Heusden | 1,4 |
Hillegom | 2,2 |
Hilvarenbeek | 0,9 |
Hilversum | 1,9 |
Hoeksche Waard | 1,3 |
Hof van Twente | 1,1 |
Hollands Kroon | 1,2 |
Hoogeveen | 1,4 |
Hoorn | 2,1 |
Horst aan de Maas | 1,2 |
Houten | 1,1 |
Huizen | 1,6 |
Hulst | 1,8 |
IJsselstein | 1,6 |
Kaag en Braassem | 1,4 |
Kampen | 1,3 |
Kapelle | 1,7 |
Katwijk | 1,2 |
Kerkrade | 2,1 |
Koggenland | 1,1 |
Krimpen aan den IJssel | 1,6 |
Krimpenerwaard | 1,5 |
Laarbeek | 1,5 |
Land van Cuijk | 1,2 |
Landgraaf | 1,4 |
Landsmeer | 1,5 |
Lansingerland | 1,7 |
Laren | 1,5 |
Leeuwarden | 2,0 |
Leiden | 1,5 |
Leiderdorp | 1,5 |
Leidschendam-Voorburg | 2,7 |
Lelystad | 2,7 |
Leudal | 1,3 |
Leusden | 1,1 |
Lingewaard | 1,0 |
Lisse | 1,8 |
Lochem | 1,7 |
Loon op Zand | 1,1 |
Lopik | 1,3 |
Losser | 1,2 |
Maasdriel | 1,7 |
Maasgouw | 1,4 |
Maashorst | 1,6 |
Maassluis | 1,7 |
Maastricht | 1,3 |
Medemblik | 1,1 |
Meerssen | 1,0 |
Meierijstad | 1,5 |
Meppel | 0,8 |
Middelburg | 2,8 |
Midden-Delfland | 1,0 |
Midden-Drenthe | 1,0 |
Midden-Groningen | 1,7 |
Moerdijk | 1,2 |
Molenlanden | 1,2 |
Montferland | 0,8 |
Montfoort | 1,2 |
Mook en Middelaar | 1,6 |
Neder-Betuwe | 1,3 |
Nederweert | 0,6 |
Nieuwegein | 2,0 |
Nieuwkoop | 1,2 |
Nijkerk | 1,5 |
Nijmegen | 1,3 |
Nissewaard | 2,9 |
Noardeast-Fryslân | 1,7 |
Noord-Beveland | 2,6 |
Noordenveld | 1,1 |
Noordoostpolder | 1,2 |
Noordwijk | 1,4 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 1,5 |
Nunspeet | 1,5 |
Oegstgeest | 1,1 |
Oirschot | 0,9 |
Oisterwijk | 1,0 |
Oldambt | 1,8 |
Oldebroek | 1,2 |
Oldenzaal | 1,2 |
Olst-Wijhe | 0,9 |
Ommen | 0,7 |
Oost Gelre | 2,0 |
Oosterhout | 1,9 |
Ooststellingwerf | 1,6 |
Oostzaan | 1,3 |
Opmeer | 1,2 |
Opsterland | 1,4 |
Oss | 1,7 |
Oude IJsselstreek | 0,9 |
Ouder-Amstel | 1,6 |
Oudewater | 0,6 |
Overbetuwe | 1,3 |
Papendrecht | 1,4 |
Peel en Maas | 1,0 |
Pekela | 1,7 |
Pijnacker-Nootdorp | 1,6 |
Purmerend | 2,0 |
Putten | 1,2 |
Raalte | 0,9 |
Reimerswaal | 1,4 |
Renkum | 1,6 |
Renswoude | 2,2 |
Reusel-De Mierden | 1,5 |
Rheden | 1,6 |
Rhenen | 1,2 |
Ridderkerk | 1,8 |
Rijssen-Holten | 0,8 |
Rijswijk | 2,3 |
Roerdalen | 1,3 |
Roermond | 1,9 |
Roosendaal | 1,6 |
Rotterdam | 2,7 |
Rozendaal | 1,2 |
Rucphen | 1,5 |
Schagen | 1,3 |
Scherpenzeel | 2,2 |
Schiedam | 2,2 |
Schiermonnikoog | |
Schouwen-Duiveland | 1,5 |
's-Gravenhage | 2,6 |
's-Hertogenbosch | 1,9 |
Simpelveld | 1,4 |
Sint-Michielsgestel | 0,9 |
Sittard-Geleen | 1,8 |
Sliedrecht | 1,4 |
Sluis | 1,8 |
Smallingerland | 2,1 |
Soest | 1,6 |
Someren | 1,3 |
Son en Breugel | 1,5 |
Stadskanaal | 1,4 |
Staphorst | 1,0 |
Stede Broec | 1,4 |
Steenbergen | 0,8 |
Steenwijkerland | 1,2 |
Stein | 1,7 |
Stichtse Vecht | 1,4 |
Súdwest Fryslân | 2,0 |
Terneuzen | 2,2 |
Terschelling | 1,9 |
Texel | 1,9 |
Teylingen | 1,6 |
Tholen | 0,8 |
Tiel | 1,7 |
Tilburg | 1,6 |
Tubbergen | 0,7 |
Twenterand | 1,2 |
Tynaarlo | 1,4 |
Tytsjerksteradiel | 1,4 |
Uitgeest | 1,5 |
Uithoorn | 1,8 |
Urk | 1,7 |
Utrecht | 1,6 |
Utrechtse Heuvelrug | 1,6 |
Vaals | 0,7 |
Valkenburg aan de Geul | 1,2 |
Valkenswaard | 1,5 |
Veendam | 1,6 |
Veenendaal | 1,3 |
Veere | 1,3 |
Veldhoven | 1,8 |
Velsen | 1,9 |
Venlo | 2,1 |
Venray | 2,1 |
Vijfheerenlanden | 1,5 |
Vlaardingen | 2,3 |
Vlieland | |
Vlissingen | 2,8 |
Voerendaal | 0,8 |
Voorschoten | 1,7 |
Voorst | 2,0 |
Vught | 1,4 |
Waadhoeke | 1,6 |
Waalre | 1,7 |
Waalwijk | 1,0 |
Waddinxveen | 1,6 |
Wageningen | 1,0 |
Wassenaar | 1,6 |
Waterland | 1,5 |
Weert | 1,5 |
Weesp | 1,9 |
West Betuwe | 1,4 |
West Maas en Waal | 0,8 |
Westerkwartier | 1,3 |
Westerveld | 1,3 |
Westervoort | 1,9 |
Westerwolde | 1,3 |
Westland | 1,4 |
Weststellingwerf | 1,4 |
Westvoorne | 1,3 |
Wierden | 1,0 |
Wijchen | 1,2 |
Wijdemeren | 1,6 |
Wijk bij Duurstede | 0,8 |
Winterswijk | 1,3 |
Woensdrecht | 1,4 |
Woerden | 1,0 |
Wormerland | 1,5 |
Woudenberg | 1,2 |
Zaanstad | 2,6 |
Zaltbommel | 1,0 |
Zandvoort | 3,1 |
Zeewolde | 1,8 |
Zeist | 2,0 |
Zevenaar | 1,5 |
Zoetermeer | 2,7 |
Zoeterwoude | 0,9 |
Zuidplas | 1,6 |
Zundert | 0,9 |
Zutphen | 2,3 |
Zwartewaterland | 0,8 |
Zwijndrecht | 1,8 |
Zwolle | 1,9 |
* Voorlopige cijfers 1) Het betreft jeugdige verdachten die zijn geregistreerd in de Basisregistratie Personen (BRP) omdat alleen van deze groep de gemeente waar men woont bekend is (zie ook de Onderzoeksverantwoording). |
3) Percentage van het aantal 12- tot 25-jarigen op 1 januari 2022.
3. Jeugdige slachtoffers criminaliteit
Jongeren kunnen niet alleen in de criminaliteit terechtkomen, ze kunnen er ook slachtoffer van worden. Het gaat hierbij om traditionele vormen van criminaliteit, zoals geweld en diefstal, maar ook om online criminaliteit, huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag. In dit hoofdstuk staat de prevalentie van het slachtofferschap van jongeren van deze vormen van criminaliteit centraal. Ook de meldings- en aangiftebereidheid van de jeugdige slachtoffers komt aan de orde, alsmede de emotionele en psychische impact die de slachtoffers ervaren van wat hen overkomen is.
3.1 Jeugdige slachtoffers traditionele criminaliteit
Bijna kwart jongeren slachtoffer van traditionele criminaliteit
In 2021 gaf 24 procent van de 15- tot 25-jarigen aan slachtoffer geweest te zijn van traditionele criminaliteit. Het gaat dan om geweldsdelicten, vermogensdelicten en vernielingen. Van de jongeren die in 2021 slachtoffer waren van traditionele criminaliteit gaf 50 procent aan dat ze 1 keer slachtoffer waren, 23 procent was 2 keer slachtoffer, 15 procent 3 keer, en 12 procent 4 keer of vaker.
Volwassenen zijn minder vaak slachtoffer van traditionele criminaliteit dan jongeren: 16 procent van de volwassenen werd hiermee geconfronteerd. Jongeren zijn met name vaker dan volwassenen slachtoffer van geweld (10 tegen 4 procent) en vermogensdelicten (13 tegen 8 procent). Bij vernielingen is er geen verschil tussen jongeren en volwassenen (beide 6 procent). De delictsoorten waar jongeren het vaakst mee te maken hebben zijn fietsdiefstal, vernielingen, bedreiging met fysiek geweld, en seksuele delicten (respectievelijk 7, 6, 5 en 4 procent; zie de tabellenset).
Meerderjarige jongeren (de 18- tot 25-jarigen) zijn iets vaker slachtoffer van traditionele criminaliteit dan minderjarige (de 15- tot 18-jarigen) 25 tegen 22 procent, en dan voornamelijk als het gaat om vermogensdelicten (14 tegen 12 procent).
Jonge vrouwen zijn iets vaker slachtoffer dan jonge mannen; dit komt door het verschil bij geweldsdelicten (11 procent bij de vrouwen, 8 procent bij de mannen).
Totaal traditionele criminaliteit (%) | Geweldsdelicten (%) | Vermogensdelicten (%) | Vernielingen (%) | ||
---|---|---|---|---|---|
Bevolking (15-plus) | 17,1 | 5,2 | 9 | 6 | |
Volwassenen (25-plus) | 16 | 4,4 | 8,3 | 6,1 | |
Jongeren (15 tot 25 jaar) | 23,7 | 9,6 | 13,4 | 5,6 | |
Leeftijd | 15- tot 18-jarigen | 21,7 | 9,2 | 11,8 | 5,4 |
Leeftijd | 18- tot 25-jarigen | 24,8 | 9,9 | 14,2 | 5,7 |
Geslacht | Jonge mannen | 22,7 | 7,9 | 13,7 | 5,7 |
Geslacht | Jonge vrouwen | 24,8 | 11,4 | 13,1 | 5,4 |
Bron: CBS, Veiligheidsmonitor 2021 |
In periode 2012-2021 bijna helft minder jeugdige slachtoffers traditionele criminaliteit
In de afgelopen tien jaar is het aandeel jeugdige slachtoffers van traditionele criminaliteit fors gedaald van 40 procent in 2012 naar 24 procent in 2021. Deze sterke daling kwam vooral voor rekening van de afname van het slachtofferschap van vermogensdelicten; dit daalde van 25 procent in 2012 naar 13 procent in 2021. Het slachtofferpercentage van geweldsdelicten daalde in dezelfde periode van 14 naar 10, en dat van vernielingen van 10 naar 6. Tegen de trend in laat het percentage jeugdige slachtoffers van geweld tussen 2019 en 2021 een lichte stijging zien.
Totaal traditionele criminaliteit (% 15- tot 25-jarigen) | Geweldsdelicten (% 15- tot 25-jarigen) | Vermogensdelicten (% 15- tot 25-jarigen) | Vernielingen (% 15- tot 25-jarigen) | |
---|---|---|---|---|
2012 | 39,9 | 14,4 | 25 | 10,3 |
2013 | 39,7 | 11 | 26,6 | 9,4 |
2014 | 38,5 | 10,6 | 25,4 | 10 |
2015 | 34,9 | 10,4 | 23,4 | 7,6 |
2016 | 33,8 | 10,1 | 22,1 | 7 |
2017 | 29,7 | 9,4 | 19,2 | 6,4 |
2018 | ||||
2019 | 26,6 | 7,7 | 17 | 5,9 |
2020 | ||||
2021 | 23,7 | 9,6 | 13,4 | 5,6 |
Bron: CBS, Veiligheidsmonitor | ||||
1) De Veiligheidsmonitor was t/m 2017 een jaarlijks onderzoek, sindsdien is het een tweejaarlijks onderzoek. Daarom zijn geen cijfers voor 2018 en 2020 beschikbaar. |
Jongeren met herkomst buiten Nederland vaker slachtoffer van vermogensdelicten
Wanneer slachtofferschap van traditionele criminaliteit in totaal wordt bekeken, zijn er geen verschillen onder jongeren met betrekking tot hun herkomstland. Wel is er sprake van verschillen wanneer het slachtofferschap wordt opgesplitst naar type delict.
Jongeren met een Nederlandse herkomst worden vaker slachtoffer van geweldsdelicten dan jongeren met een herkomst buiten Europa (10 tegen 8 procent). Dit komt vooral door het relatief lage slachtofferschap bij jongeren met een Turkse achtergrond (5 procent). Bij vermogensdelicten zijn het net de jongeren met een Nederlandse herkomst die minder vaak slachtoffer worden. 12 procent van deze jongeren gaf aan hiervan slachtoffer te zijn, tegen 16 procent bij jongeren met een herkomst anders dan de Nederlandse. Bij slachtofferschap van vernielingen speelt herkomst geen rol.
Nederland (% 15- tot 25-jarigen) | Europa (excl. Nederland) (% 15- tot 25-jarigen) | Buiten Europa (% 15- tot 25-jarigen) | |
---|---|---|---|
Traditionele criminaliteit totaal | 23,2 | 26,4 | 24,6 |
Geweldsdelicten | 10,2 | 9,9 | 7,8 |
Vermogensdelicten | 12,3 | 15,7 | 16,2 |
Vernielingen | 5,5 | 7,2 | 5,2 |
Bron: CBS, Veligheidsmonitor 2021 |
In de grote stad bijna dubbel zoveel jongeren slachtoffer van traditionele criminaliteit als op platteland
In zeer sterk stedelijke gemeenten, de grote steden, was 31 procent in 2021 slachtoffer van traditionele criminaliteit. In niet-stedelijke gemeenten, het platteland, was 17 procent slachtoffer.
Totaal traditionele criminaliteit (% 15- tot 25-jarigen) | Geweldsdelicten (% 15- tot 25-jarigen) | Vermogensdelicten (% 15- tot 25-jarigen) | Vernielingen (% 15- tot 25-jarigen) | |
---|---|---|---|---|
Zeer sterk stedelijk | 30,7 | 11,4 | 18,7 | 7,6 |
Sterk stedelijk | 24,2 | 9,9 | 13,5 | 5,6 |
Matig stedelijk | 19,8 | 8,9 | 10,2 | 4,9 |
Weinig stedelijk | 18,6 | 8,1 | 9,8 | 4,0 |
Niet stedelijk | 16,8 | 7,2 | 8,4 | 3,5 |
Bron: CBS, Veiligheidsmonitor 2021 |
In provincie Groningen jongeren het vaakst slachtoffer traditionele criminaliteit, in Friesland het minst vaak
In 2021 werd 29 procent van jongeren in de provincie Groningen slachtoffer van traditionele criminaliteit. Ook in de provincies Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland waren de slachtofferpercentages met ruim 25 relatief hoog. Friese jongeren waren met 19 procent het minst vaak slachtoffer, gevolgd door Gelderland, Zeeland, Limburg en Flevoland met ongeveer 20 procent.
Traditionele criminaliteit (% 15- tot 25-jarigen) | |
---|---|
Groningen | 28,9 |
Utrecht | 26,3 |
Noord-Holland | 26,1 |
Zuid-Holland | 25,4 |
Noord-Brabant | 22,9 |
Overijssel | 22,7 |
Drenthe | 22,0 |
Flevoland | 21,0 |
Limburg | 20,5 |
Zeeland | 20,3 |
Gelderland | 20,3 |
Friesland | 18,9 |
Bron: CBS, Veiligheidsmonitor 2021 |
4 op de 10 jeugdige slachtoffers geweld kent de dader(s)
Aan slachtoffers van geweldsdelicten is gevraagd of ze de dader(s) kennen. In 2021 gaf 40 procent van de jeugdige geweldsslachtoffers aan dat dat het geval is. Bij slachtoffers van mishandeling zijn het vooral medestudenten of -scholieren die het geweld plegen (9 procent); bij bedreiging met fysiek geweld worden buurtgenoten het vaakst als dader genoemd (7 procent); en bij seksuele delicten is de dader relatief vaak een vriend of vriendin (12 procent).
Mishandeling (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | Bedreiging met fysiek geweld (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | Seksuele delicten (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | |
---|---|---|---|
Medestudent of - scholier | 9,1 | 5,6 | 4,8 |
Ex-partner | 6,9 | 2,7 | 3,8 |
Buurtgenoot | 5,8 | 6,5 | 1,9 |
Vriend of vriendin | 5,6 | 4 | 12,4 |
Familielid | 4,5 | 1,7 | 1 |
Partner | 0,6 | 0,2 | 0,1 |
Collega | 0,4 | 0,8 | 4,4 |
Bekende van sport of hobby | 0,2 | 0,8 | 1,9 |
Leidinggevende | 0,2 | 0,2 | 0,9 |
Docent of leraar | 0 | 0,1 | 0,2 |
Zorgverlener | 0 | 0 | 0,3 |
Andere bekende | 16,7 | 12,3 | 10,3 |
Bron: CBS, Veiligheidsmonitor 2021 | |||
1) Per delict zijn meerdere daders mogelijk. |
Bijna helft van slachtoffers van traditionele criminaliteit heeft minder vertrouwen in medemens
Van de 15- tot 25-jarigen die in 2021 slachtoffer werden van traditionele criminaliteit gaf 45 procent aan hierdoor minder vertrouwen in mensen te hebben en 36 procent zei zich minder veilig te voelen. Vooral bij geweldsdelicten is de impact groot: meer dan de helft (55 procent) van de jonge slachtoffers voelt zich minder veilig door wat hen overkomen is. Ook angstklachten, slaapproblemen, het steeds opnieuw beleven van het voorval en depressieve klachten komen bij jonge slachtoffers van geweld met respectievelijk 14, 13, 12 en 10 procent relatief vaak voor.
Totaal traditionele criminaliteit (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | Geweldsdelicten (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | Vermogensdelicten (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | Vernielingen (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | |
---|---|---|---|---|
Minder vertrouwen in mensen | 44,9 | 43,5 | 44,1 | 43,3 |
Minder veilig voelen | 36 | 54,5 | 25,5 | 16,8 |
Slaapproblemen | 8 | 12,5 | 5,3 | 2,8 |
Angstklachten | 7,6 | 14,1 | 3,8 | 2,2 |
Voorval telkens opnieuw beleven | 6,9 | 11,8 | 3,1 | 2,8 |
Depressieve klachten | 5,5 | 9,6 | 3,2 | 1,6 |
Bron: CBS, Veiligheidsmonitor 2021 |
In de Veiligheidsmonitor is ook gevraagd of men zich weleens onveilig voelt in de eigen buurt. Jonge slachtoffers van traditionele criminaliteit blijken zich meer dan dubbel zo vaak in de eigen woonomgeving onveilig te voelen dan jongeren die geen slachtoffer werden (31 tegen 14 procent). Van de jeugdige slachtoffers van geweld gaf 39 procent in 2021 aan zich weleens onveilig te voelen in de eigen buurt.
3 op de 10 jonge slachtoffers traditionele criminaliteit meldt dit bij politie
In 2021 meldde 30 procent van de jeugdige slachtoffers van traditionele criminaliteit bij de politie wat hen overkomen is, 25 procent deed aangifte. De meldings- en aangiftebereid is bij vermogensdelicten met respectievelijk 39 en 34 procent duidelijk groter dan bij geweldsdelicten (respectievelijk 17 en 13 procent) en bij vernielingen (respectievelijk 14 en 10 procent).
Totaal traditionele criminaliteit (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | Geweldsdelicten (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | Vermogensdelicten (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | Vernielingen (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | |
---|---|---|---|---|
Melding | 29,5 | 17,1 | 39 | 13,7 |
Aangifte | 24,7 | 12,8 | 34,4 | 10,3 |
Bron: CBS, Veiligheidsmonitor 2021 |
Bijna 4 op de 10 slachtoffers traditionele criminaliteit doen geen melding of aangifte omdat ze het niet belangrijk vinden of er niet aan denken
Van de jeugdige slachtoffers van traditionele criminaliteit die geen melding of aangifte hebben gedaan bij de politie gaf 38 procent aan dat niet gedaan te hebben omdat ze er niet aan gedacht hadden of het niet belangrijk vonden. Ook ‘het helpt toch niets’ en ‘dit is geen zaak voor de politie’ werden met respectievelijk 30 en 20 procent relatief vaak als reden genoemd.
De redenen om geen melding of aangifte bij de politie te doen hangt sterk samen met het soort delict. Zo zijn schuld- en schaamtegevoelens en angst voor vervelende reacties of wraak bij jonge slachtoffers van geweldsdelicten tien keer zo vaak reden om geen melding of aangifte te doen dan bij jonge slachtoffers van vermogensdelicten (10 tegen ongeveer 1 procent).
Totaal traditionele criminaliteit (% 15- tot 25-jarige slachtoffers die geen melding/aangifte deden) | Geweldsdelicten (% 15- tot 25-jarige slachtoffers die geen melding/aangifte deden) | Vermogensdelicten (% 15- tot 25-jarige slachtoffers die geen melding/aangifte deden) | Vernielingen (% 15- tot 25-jarige slachtoffers die geen melding/aangifte deden) | |
---|---|---|---|---|
Niet aan gedacht, niet zo belangrijk | 38 | 39 | 26,8 | 49,3 |
Het helpt toch niets | 29,7 | 28,5 | 26,6 | 29,9 |
Geen zaak voor de politie | 19,7 | 23,5 | 9,9 | 27,7 |
Geen zin of tijd, te veel moeite | 15,7 | 12,3 | 14,3 | 19,4 |
Het is al opgelost | 10,6 | 13,5 | 6,4 | 9 |
Uit angst voor vervelende reactie of wraak | 4,4 | 9,2 | 0,8 | 1,7 |
Door schuld- of schaamtegevoel | 3,1 | 6,6 | 0,7 | 0,8 |
Financiële schade is al vergoed | 1,2 | 0,2 | 1,2 | 2,3 |
Op advies van politie | 1,1 | 1,5 | 0,6 | 0,9 |
Digitale aangifte/melding doen lukt niet | 0,6 | 0,3 | 0,7 | 0,3 |
Nog niet aan toegekomen, ga ik nog doen | 0,8 | 0,5 | 1 | 0,2 |
Anders | 10,2 | 9,8 | 8,9 | 7,2 |
Bron: CBS, Veiligheidsmonitor 2021 |
3.2 Jeugdige slachtoffers online criminaliteit
Jongeren worden niet alleen slachtoffer van traditionele vormen van criminaliteit zoals geweld, vermogensdelicten en vernielingen, maar ook van delicten en incidenten die online, dat wil zeggen via internet, e-mail of app plaatsvinden. Het gaat om strafbare feiten in de sfeer van oplichting en fraude (aan- en verkoopfraude, fraude betalingsverkeer, identiteitsfraude, phishing), hacken (computervredebreuk) en om voorvallen in de interpersoonlijke sfeer zoals bedreigen, pesten, stalken en shamesexting4).
Jonge vrouwen vaker slachtoffer van online criminaliteit
In 2022 gaf 21 procent van de 15- tot 25-jarige jongeren aan slachtoffer te zijn geworden van online criminaliteit. Ze werden vaker slachtoffer dan volwassenen (14 procent). De meeste jongeren hadden te maken met online bedreiging en intimidatie (10 procent), gevolgd door online oplichting en fraude (9 procent), en hacken (6 procent).
Jonge vrouwen werden vaker slachtoffer van online criminaliteit dan jonge mannen, vooral van online bedreiging en intimidatie. Van deze vorm van online criminaliteit werden minderjarige jongeren vaker slachtoffer dan meerderjarige.
Totaal online criminaliteit (%) | Online oplichting en fraude (%) | Hacken (%) | Online bedreiging en intimidatie (%) | Overige online delicten (%) | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Bevolking (15-plus) | 14,8 | 7,6 | 4,6 | 4,1 | 0,6 | |
Volwassenen (25-plus) | 13,8 | 7,5 | 4,4 | 3,1 | 0,6 | |
Jongeren (15-25 jaar) | 21 | 8,6 | 6,1 | 9,8 | 0,8 | |
Leeftijd | 15- tot 18-jarigen | 23,3 | 8,8 | 7,2 | 12,4 | 0,9 |
Leeftijd | 18- tot 25-jarigen | 19,7 | 8,5 | 5,5 | 8,4 | 0,7 |
Geslacht | Jonge mannen | 18,9 | 7,5 | 6,2 | 8,2 | 1 |
Geslacht | Jonge vrouwen | 23,1 | 9,7 | 6 | 11,5 | 0,6 |
Bron: CBS, Online veiligheid en criminaliteit 2022 |
Online bedreiging en intimidatie is de meest voorkomende vorm van online criminaliteit onder jongeren. Jongeren werden het vaakst slachtoffer van online bedreiging (5 procent), gevolgd door online pesten (4 procent), online stalken (3 procent) en shamesexting (1 procent). Minderjarige jongeren hadden vaker te maken met online pesten dan meerderjarige jongeren. Als het gaat om online stalken werden jonge vrouwen vaker slachtoffer dan hun mannelijke leeftijdsgenoten (zie tabellenset).
Ruim helft jeugdige slachtoffers online bedreiging en intimidatie kent dader(s)
Aan slachtoffers van online bedreiging en intimidatie is gevraagd of zij de dader(s) kennen. Ruim de helft van de jeugdige slachtoffers (56 procent) gaf in 2022 aan de dader te kennen. Dit is met name het geval bij online stalken, daar kende 73 procent de dader. Bij online bedreiging wisten jeugdige slachtoffers het minst vaak wie de dader was (35 procent).
Bij online pesten was de dader in de meeste gevallen een medestudent of -scholier (31 procent). Ook een vriend/vriendin werd met 18 procent relatief vaak genoemd. Bij online stalken was de ex-partner het vaakst de dader (26 procent). Bij online bedreiging werden medestudenten/-scholieren, vrienden/vriendinnen en de ex-partner ongeveer even vaak als dader genoemd.
Online bedreiging (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | Online pesten (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | Online stalken (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | |
---|---|---|---|
Partner | 0,3 | 0,6 | 0,0 |
Ex-partner | 7,0 | 9,2 | 26,1 |
Familielid | 1,5 | 1,1 | 0,8 |
Buurtgenoot | 2,2 | 4,1 | 1,3 |
Vriend / vriendin | 7,6 | 18,4 | 5,4 |
Collega | 1,4 | 2,1 | 2,2 |
Leidinggevende | 0,4 | 1,9 | 0,0 |
Medestudent / -scholier | 9,0 | 31,0 | 6,8 |
Docent of andere leraar | 1,9 | 1,3 | 0,0 |
Bekende van sport of hobby | 1,4 | 6,7 | 2,4 |
Zorgverlener | 0,4 | 0,5 | 0,0 |
Andere bekende | 12,7 | 8,2 | 14,1 |
Bron: CBS, Online veiligheid en criminaliteit 2022 | |||
1) Per delict zijn meerdere daders mogelijk, bijvoorbeeld bij pesten kon zowel familielid of vriend / vriendin worden geantwoord. 2) Shamesexting is niet weergegeven i.v.m. een te gering aantal waarnemingen. |
1 op de 3 jeugdige slachtoffers online criminaliteit voelt zich minder veilig
Net zoals bij traditionele criminaliteit (zie figuur 3.1.7) voelde ook bij online criminaliteit ongeveer 1 op de 3 jeugdige slachtoffers zich minder veilig. Ruim 40 procent had minder vertrouwen in mensen door wat hen overkomen is. De andere klachten: het voorval telkens herbeleven, slaapproblemen, angstklachten en depressieve klachten werden door 10 à 15 procent van de jeugdige slachtoffers genoemd.
Met name jeugdige slachtoffers van online bedreiging en intimidatie hadden relatief vaak te maken met emotionele of psychische problemen. Zo gaf de helft aan minder vertrouwen te hebben in andere mensen en voelde 40 procent zich minder veilig. Waar jeugdige slachtoffers van hacken vaker aangaven zich minder veilig te voelen (32 procent), gaven slachtoffers van online oplichting en fraude relatief vaak aan minder vertrouwen te hebben in andere mensen (38 procent). Jeugdige slachtoffers van online bedreiging en intimidatie geven het vaakst aan depressieve klachten, angstklachten of slaapproblemen te ervaren door het voorval.
Totaal online criminaliteit (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | Online oplichting en fraude (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | Hacken (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | Online bedreiging en intimidatie (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | |
---|---|---|---|---|
Minder vertrouwen in mensen | 40,9 | 38,1 | 22,5 | 49,8 |
Minder veilig voelen | 33,0 | 19,1 | 31,9 | 40,3 |
Depressieve klachten | 13,8 | 7,5 | 3,2 | 22,0 |
Angstklachten | 12,6 | 5,2 | 6,7 | 21,1 |
Voorval telkens opnieuw beleven | 11,9 | 10,0 | 1,4 | 15,7 |
Slaapproblemen | 11,7 | 5,8 | 4,8 | 18,1 |
Bron: CBS, Online veiligheid en criminaliteit 2022 | ||||
1) De overige online delicten zijn hier buiten beschouwing gelaten i.v.m. de grote diversiteit aan opgegeven delicten. |
Helft jeugdige slachtoffers online criminaliteit meldt voorval ergens
50 procent van 15- tot 25-jarige slachtoffers van online criminaliteit gaf aan ergens melding te hebben gedaan van het voorval. Het kan dan gaan om melding bij de politie of bij een andere instantie (bijvoorbeeld Meld Misdaad Anoniem of Veilig Thuis) en/of een persoon (bijvoorbeeld hulpverlener, docent, leidinggevende of personen uit de eigen omgeving zoals familie of vrienden). Het meldingspercentage bij de politie bedroeg 15. Bijna de helft van de jeugdige slachtoffers, 49 procent, meldde bij andere instanties of personen wat hen overkomen is.
Online bedreiging en intimidatie werd het vaakst gemeld (door 60 procent van de jeugdige slachtoffers), maar dan met name bij andere instanties of personen. Melding bij de politie gebeurde het vaakst door jeugdige slachtoffers van online oplichting en fraude (24 procent). Jongeren die te maken hebben met hacken meldden dit het minst vaak.
Bijna alle meldingen van online criminaliteit bij de politie resulteerden in een aangifte: 15 procent maakte melding, 14 procent deed aangifte. Van online oplichting en fraude werd door jeugdige slachtoffers het vaakst aangifte gedaan bij de politie. Bij deze vorm van online criminaliteit waarbij vaak financiële schade wordt geleden ligt dit voor de hand omdat verzekeraars een aangifte als voorwaarde stellen om in aanmerking te komen voor schadevergoeding.
Totaal online criminaliteit (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | Online oplichting en fraude (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | Hacken (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | Online bedreiging en intimidatie (% 15- tot 25-jarige slachtoffers) | |
---|---|---|---|---|
Melding totaal | 49,7 | 44,5 | 33,3 | 59,9 |
Melding bij politie | 15,3 | 24,3 | 9,3 | 12,3 |
Melding bij andere instantie of persoon | 48,8 | 46,0 | 30,2 | 57,7 |
Aangifte bij politie | 14,0 | 23,7 | 9,3 | 10,6 |
Bron: CBS, Online veiligheid en criminaliteit 2022 | ||||
1) De overige online delicten zijn hier buiten beschouwing gelaten i.v.m. de grote diversiteit aan opgegeven delicten. |
Helft slachtoffers online criminaliteit doet geen aangifte omdat ze er niet aan dachten of het niet belangrijk vonden
Van de 15- tot 25-jarigen die te maken hadden met online criminaliteit en geen melding of aangifte deden, gaf 52 procent in 2022 hiervoor als reden ‘niet aan gedacht/niet zo belangrijk’. Ook ‘het helpt toch niets’ en ‘het is al opgelost’ werden met respectievelijk 36 en 27 procent relatief vaak als reden genoemd.
De redenen om geen melding of aangifte te doen hangt sterk samen met het soort delict. Zo zijn schuld- en schaamtegevoelens en angst voor vervelende reacties of wraak bij jonge slachtoffers van online bedreiging en intimidatie relatief vaak reden om geen melding of aangifte te doen. Jonge slachtoffers van hacken zien vaak af van melding of aangifte omdat het ‘al is opgelost’.
Totaal online criminaliteit (% slachtoffers) | Online oplichting en fraude (% slachtoffers) | Hacken (% slachtoffers) | Online bedreiging en intimidatie (% slachtoffers) | |
---|---|---|---|---|
Niet aan gedacht / niet zo belangrijk | 51,8 | 41,3 | 52,9 | 52,8 |
Geen zin of tijd / teveel moeite | 19,1 | 20,1 | 14,3 | 18,0 |
Nog niet aan toegekomen / ga ik nog doen | 3,5 | 6,3 | 0,8 | 2,2 |
Het helpt toch niets | 35,6 | 31,6 | 29,1 | 36,5 |
Geen zaak voor de politie | 5,8 | 5,5 | 6,2 | 4,4 |
Financiële schade is al vergoed | 2,7 | 6,0 | 0,9 | 0,8 |
Het is al opgelost | 27,2 | 12,3 | 41,6 | 22,0 |
Uit angst voor vervelende reactie of wraak | 7,6 | 3,0 | 0,9 | 14,6 |
Door schuld- of schaamtegevoel | 5,0 | 3,5 | 1,1 | 7,8 |
Op advies van politie | 0,3 | 0,0 | 0,0 | 0,6 |
Digitale aangifte / melding doen lukt niet | 2,2 | 3,1 | 1,3 | 1,0 |
Andere reden | 16,3 | 17,0 | 10,5 | 17,0 |
Bron: CBS, Online veiligheid en criminaliteit 2022 | ||||
1) De overige online delicten zijn hier buiten beschouwing gelaten i.v.m. de grote diversiteit aan opgegeven delicten. |
3.3 Jeugdige slachtoffers huiselijk geweld
Jongeren worden ook geconfronteerd met geweld dat gepleegd wordt door de ex-partner, partner of famieleden. Op dit slachtofferschap van huiselijk geweld wordt in deze paragraaf nader ingezoomd. De term huiselijk geweld heeft betrekking op de plegers: hiertoe worden gezins- en familieleden en ook eventuele (ex-)partners gerekend. Met ‘huiselijk’ wordt niet de locatie bedoeld: de voorvallen hoeven niet per se thuis te hebben plaatsgevonden.
Bijna 2 op 10 jongeren slachtoffer van huiselijk geweld
In 2022 gaf 18 procent van de jongeren van 16 tot 25 jaar aan slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Dit percentage is meer dan dubbel zo hoog als dat bij de 25-plussers (7 procent). Bij huiselijk geweld gaat het om verschillende vormen van geweld: fysiek geweld in huiselijke kring, dwingende controle in huiselijke kring en stalking door een ex-partner.
Ongeveer 1 op de 10 jongeren was in 2022 slachtoffer van fysiek geweld in huiselijke kring. De meest voorkomende vormen hiervan waren geslagen worden en geduwd of aan de haren getrokken worden (van beide vormen was 45 procent slachtoffer). Van zeer ernstige vormen van fysiek geweld zoals poging tot wurging, het expres veroorzaken van brandwonden, en verwonden met een wapen werden respectievelijk 4, 1 en 1 procent slachtoffer.
Eveneens 1 op de 10 had te maken met dwingende controle in huiselijke kring, waarbij een of meer personen het slachtoffer domineren en controleren. 5 procent van de jongeren met een ex-partner had te maken met stalking door een ex-partner.
Minderjarige jongeren (16- tot 18-jarigen) waren vaker slachtoffer van huiselijk geweld dan meerderjarige jongeren (18- tot 25-jarigen): 25 tegen 15 procent. Jonge vrouwen werden vaker slachtoffer dan jonge mannen (22 tegen 14 procent). Vooral minderjarige jonge vrouwen werden er vaak mee geconfronteerd: 29 procent van hen gaf aan te maken te hebben gehad met één of meer vormen van huiselijk geweld.
Bekeken is of het slachtofferschap van jongeren van huiselijk geweld samenhangt met andere kenmerken zoals stedelijkheid van de gemeente waar ze wonen of het welvaartsniveau van het huishouden waar ze deel van uitmaken (zie tabellenset). Dit blijkt niet het geval te zijn.
Totaal huiselijk geweld (%) | Fysiek geweld (%) | Dwingende controle (%) | Stalking door ex-partner (%) | ||
---|---|---|---|---|---|
Bevolking (16-plus) | 8,8 | 3,9 | 5 | 2,1 | |
Volwassenen (25-plus) | 7,4 | 2,8 | 4,3 | 1,7 | |
Jongeren (16-25 jaar) | 18 | 10,4 | 9,6 | 5,4 | |
Leeftijd | 16- tot 18-jarigen | 24,6 | 15,2 | 14,2 | 7,9 |
Leeftijd | 18- tot 25-jarigen | 15,3 | 8,6 | 7,5 | 4,5 |
Geslacht | Jonge mannen | 14,4 | 8,7 | 7 | 3 |
Geslacht | Jonge vrouwen | 21,8 | 12,1 | 12,4 | 7,6 |
Bron: CBS, WODC, Prevalentiemonitor huiselijke geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag, 2022 |
1 op 8 slachtoffers fysiek geweld in huiselijke kring ondervindt dit structureel
Bij 13 procent van de slachtoffers van fysiek geweld in huiselijke kring vindt dit geweld structureel plaats, dat wil zeggen ten minste 1 keer per maand (zie tabellenset). Dwingende controle in huiselijke kring en stalking door de ex-partner zijn per definitie structurele vormen van huiselijk geweld.
4 op 10 slachtoffers fysiek geweld in huiselijk kring ook in kinderjaren slachtoffer
41 procent van de jongeren die in 2022 slachtoffer werden van fysiek geweld in huiselijk kring gaf aan hiervan ook in de kindertijd (dat wil zeggen voor de leeftijd van 12) slachtoffer te zijn geweest. Van de jongeren die in 2022 geen slachtoffer waren, zei 13 procent in de kinderjaren slachtoffer van fysiek geweld in huiselijk kring te zijn geweest (zie tabellenset). Bij dwingende controle heeft 32 procent van de jonge slachtoffers dit ook in hun kindertijd meegemaakt, tegen 5 procent van de jongeren die in 2022 geen slachtoffer waren.
Pleger fysiek geweld vaakst broer of zus, pleger dwingende controle vaakst vader of moeder
Zowel bij fysiek geweld in huiselijke kring als bij dwingende controle in huiselijke kring was de pleger vaak een gezinslid. Bij fysiek geweld ging het vooral om een broer (genoemd door 37 procent van de slachtoffers) of zus (genoemd door 25 procent van de slachtoffers). Dwingende controle werd vooral uitgeoefend door ouders: 42 procent noemde de vader als dader en 43 procent de moeder. Bij fysiek geweld noemde iets minder dan 10 procent respectievelijk de partner of ex-partner als pleger, bij dwingende controle gaf iets minder dan 15 procent aan dat de (ex-)partner pleger was.
Fysiek geweld in huiselijke kring (% 16- tot 25-jarige slachtoffers) | Dwingende controle in huiselijke kring (% 16- tot 25-jarige slachtoffers) | |
---|---|---|
Broer | 37,1 | 8,8 |
Zus | 25,4 | 6,6 |
Vader | 15,3 | 42,0 |
Moeder | 13,9 | 43,0 |
Mannelijke partner | 6,3 | 10,0 |
Vrouwelijke partner | 2,7 | 3,6 |
Mannelijke ex-partner | 7,8 | 10,7 |
Vrouwelijke ex-partner | 0,9 | 3,4 |
Zoon | 0,6 | 0,3 |
Dochter | 0,0 | 0,0 |
Ander mannelijke familielid | 3,4 | 5,4 |
Ander vrouwelijke familielid | 1,1 | 3,4 |
Geen antwoord | 14,0 | 14,0 |
Bron: CBS, WODC, Prevalentiemonitor huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag, 2022 | ||
1) Stalking door ex-partner ontbreekt vanwege een te klein aantal waarnemingen. |
Ruim 4 op de 10 jonge slachtoffers dwingende controle ervaren psychische problemen
Ruim een kwart (27 procent) van de jeugdige slachtoffers van fysiek geweld in huiselijke kring gaf in 2022 aan psychische problemen te hebben ervaren als gevolg van wat hen overkomen is. Nog groter was de impact op de jonge slachtoffers van dwingende controle in huiselijk kring: 42 procent van hen zei psychische problemen te hebben gehad door het voorval. Ook leidden deze vormen van huiselijk geweld relatief vaak tot problemen met (een deel van) de familie of tot relatieproblemen. Lichamelijke problemen en seksuele problemen werden door ongeveer 5 procent van jonge slachtoffers van beide vormen van huiselijk geweld genoemd.
Fysiek geweld in huiselijke kring (% 16- tot 25-jarige slachtoffers) | Dwingende controle in huiselijke kring (% 16- tot 25-jarige slachtoffers) | |
---|---|---|
Psychische problemen | 26,9 | 42,3 |
Problemen met (een deel van) familie | 16,4 | 18 |
Relatieproblemen | 13,4 | 23,4 |
Lichamelijk problemen | 5,5 | 6,8 |
Seksuele problemen | 5,3 | 6,8 |
Kon (een tijdje) niet meer werken | 2,4 | 3 |
Andere problemen met werk en/of opleiding | 8,8 | 13,7 |
Andere problemen | 3,8 | 8,5 |
Geen antwoord | 4,1 | 6,5 |
Bron: CBS, WODC, Prevalentiemonitor huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag, 2022 | ||
1) Stalking door ex-partner ontbreekt vanwege een te klein aantal waarnemingen. |
Twee derde van de jeugdige slachtoffers praat met iemand over voorval
De meeste jonge slachtoffers van huiselijk geweld gaven aan met iemand hierover gepraat te hebben. Slachtoffers van fysiek geweld en van dwingende controle praatten vooral met andere gezins- of familieleden (respectievelijk 37 en 31 procent) of met vrienden/vriendinnen (respectievelijk 32 en 42 procent). Bij beide vormen van huiselijk geweld praatte iets minder dan 20 procent erover met hun partner. Verder werden hulpverleners relatief vaak opgezocht, bij dwingende controle met 21 procent iets vaker dan bij fysiek geweld. Met medewerkers van Veilig Thuis en de politie praatte rond de 1 procent van de jonge slachtoffers.
Fysiek geweld in huiselijke kring (% 16- tot 25-jarige slachtoffers) | Dwingende controle in huiselijke kring (% 16- tot 25-jarige slachtoffers) | |
---|---|---|
Totaal met iemand gepraat | 66,2 | 71,2 |
Met ander gezins- of familielid | 36,7 | 31,1 |
Met vriend/vriendin | 32,3 | 42,1 |
Met partner | 19,1 | 19,1 |
Met hulpverlener (bijv. huisarts, psycholoog, maatschappelijk werker) | 13,6 | 20,6 |
Met politie | 1,6 | 1 |
Met medewerker van Veilig Thuis | 0,5 | 0 |
Met iemand anders | 4,5 | 6 |
Geen antwoord | 5,7 | 3,7 |
Bron: CBS, WODC, Prevalentiemonitor huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag, 2022 | ||
1) Stalking door ex-partner ontbreekt vanwege een te klein aantal waarnemingen. |
3.4 Jeugdige slachtoffers seksueel grensoverschrijdend gedrag
Jongeren kunnen ook te maken krijgen met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het kan hier gaan om seksuele intimidatie, maar ook fysiek seksueel geweld. Seksuele intimidatie, waarbij geen lichamelijk contact plaatsvond, kan zich in de ‘echte wereld’ (offline) of op het internet (online) afspelen. Te denken valt aan kwetsende seksueel getinte opmerkingen of het moeten aanschouwen van seksuele handelingen. Fysiek seksueel geweld, waarbij lichamelijk contact plaatsvond, kan variëren van ongewenste aanrakingen tot verkrachting.
1 op de 3 jongeren slachtoffer van seksueel grensoverschrijdend gedrag
In 2022 kreeg bijna een op de drie 16- tot 25-jarige jongeren (32 procent) te maken met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dat is meer dan drie keer zo vaak als 25-plussers (10 procent).
Van de jongeren kreeg 23 procent te maken met offline seksuele intimidatie en 19 procent kwam in aanraking met online seksuele intimidatie. Fysiek seksueel geweld kwam bij 11 procent van de jongeren voor.
Minder- en meerderjarige jongeren werden in 2022 even vaak slachtoffer van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Wel is er een groot verschil naar geslacht. Van de jonge vrouwen kreeg 49 procent te maken met seksueel grensoverschrijdend gedrag, van de jonge mannen 15 procent. Bijna 4 op de 10 jonge vrouwen werden geconfronteerd met offline seksuele intimidatie, 3 op de 10 met online seksuele intimidatie en 2 op de 10 met fysiek seksueel geweld.
Met andere kenmerken zoals de stedelijkheid van de gemeente waar men woont en de welvaart van het huishouden waarvan men deel uitmaakt hangt het slachtofferschap van seksueel grensoverschrijdend gedrag onder jongeren niet of nauwelijks samen (zie tabellenset).
Totaal seksueel grensoverschrijdend gedrag (%) | Offline seksuele intimidatie (%) | Online seksuele intimidatie (%) | Fysiek seksueel geweld (%) | ||
---|---|---|---|---|---|
Bevolking (16-plus) | 12,7 | 8,7 | 6,4 | 3,5 | |
Volwassenen (25-plus) | 9,7 | 6,6 | 4,5 | 2,3 | |
Jongeren (16-25 jaar) | 31,7 | 22,7 | 18,6 | 11 | |
Leeftijd | 16- tot 18-jarigen | 30,4 | 19,2 | 21,8 | 10,1 |
Leeftijd | 18- tot 25-jarigen | 32,4 | 24,4 | 17,1 | 11 |
Geslacht | Jonge mannen | 14,8 | 8,2 | 8,6 | 3,6 |
Geslacht | Jonge vrouwen | 49,4 | 37,9 | 29,2 | 18,7 |
Bron: CBS, WODC, Prevalentiemonitor huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag, 2022 |
1 op 14 jonge slachtoffers fysiek seksueel geweld ondervindt dit structureel
Bij 7 procent van de slachtoffers van fysiek seksueel geweld vindt dit geweld structureel plaats, dat wil zeggen ten minste 1 keer per maand. Van de slachtoffers van offline en van online seksuele intimidatie gaf respectievelijk 20 en 16 procent aan dat dit structureel gebeurde.
1 op 10 jonge slachtoffers fysiek seksueel geweld ook in kinderjaren slachtoffer
Van de jongeren die in 2022 slachtoffer waren van fysiek sekueel geweld gaf 11 procent aan dit ook voor de leeftijd van 12 te hebben meegemaakt. Van de jongeren die in 2022 geen slachtoffer hiervan waren zei 3 procent dit in de kinderjaren te hebben meegemaakt.
2 op de 3 jeugdige slachtoffers seksuele intimidatie kennen pleger niet
Bij alle drie de vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag gaf een meerderheid van de jonge slachtoffers aan dat iemand van buiten de huiselijke kring de pleger was. In de meeste gevallen was het een onbekende: bij offline en online seksuele intimidatie wisten ongeveer 2 op de 3 slachtoffers niet wie de pleger was, bij fysiek seksueel geweld 1 op de 3. Ook goede vrienden/vriendinnen, dates, en bekenden uit het uitgaansleven werden relatief vaak genoemd.
Indien de dader bekend was, ging het in de meeste gevallen om iemand die hiërarchisch op gelijke voet met het slachtoffer stond (bijvoorbeeld een vriend, medeleerling of collega) en geen bovengeschikte zoals een leiddinggevende, docent of coach (zie tabellenset).
Wanneer de pleger uit huiselijke kring kwam, ging het voornamelijk om ex-partners (4 procent bij offline seksuele intimidatie, 5 procent bij online seksuele intimidatie, en 8 procent bij fysiek seksueel geweld). Bij alle vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag was in 80 à 90 procent van de gevallen een man de pleger.
Offline seksuele intimidatie (% 16- tot 25-jarige slachtoffers) | Online seksuele intimidatie (% 16- tot 25-jarige slachtoffers) | Fysiek seksueel geweld (% 16- tot 25-jarige slachtoffers) | |
---|---|---|---|
Binnen huiselijke kring | |||
Mannelijke ex-partner | 3,5 | 4 | 7,5 |
Vrouwelijke ex-partner | 0,6 | 0,8 | 0,4 |
Mannelijke partner | 2,7 | 1,8 | 4,1 |
Vrouwelijke partner | 0,4 | 0 | 0,3 |
Vader | 0,9 | 0,2 | 0,7 |
Moeder | 0,5 | 0,2 | 0,6 |
Broer | 0,3 | 0 | 0 |
Zus | 0,2 | 0 | 0 |
Ander mannelijke familielid | 1,6 | 0,3 | 0,6 |
Ander vrouwelijke familielid | 0,2 | 0 | 0,5 |
Geen antwoord | 1 | 0,2 | 0,6 |
Buiten huiselijke kring | |||
Een onbekende | 64,8 | 61,1 | 35,9 |
Iemand die ik ken van uitgaan of een feestje | 19,5 | 17,9 | 35,2 |
Een medeleerling of medestudent | 16,3 | 11,7 | 10,5 |
Een goede vriend(in) | 13,7 | 10,7 | 13 |
Een collega | 11 | 4,8 | 6,2 |
Iemand met wie ik een date had / net ontmoet had | 9,8 | 13,3 | 15 |
Iemand die ik online heb leren kennen, maar nog niet in het echt had ontmoet | 7,9 | 36,7 | 2 |
Een docent | 4,1 | 0,6 | 0,5 |
Mijn leidinggevende | 3,9 | 1,4 | 1,5 |
Iemand met wie ik eerder al seks had, maar geen relatie | 3,7 | 6,2 | 4,9 |
Een teamgenoot | 3,4 | 2,4 | 0,7 |
Mijn coach of trainer | 1 | 0,7 | 0,6 |
Mijn arts of zorgverlener | 0,5 | 0,7 | 0 |
Iemand anders dan bovengenoemde | 13 | 10 | 7,8 |
Geen antwoord | 3,1 | 1,4 | 1,5 |
Bron: CBS, WODC, Prevalentiemonitor huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag, 2022 |
Ruim kwart jeugdige slachtoffers fysiek sekueel geweld ervoer psychische problemen
De impact van fysiek seksueel geweld is groter dan die van offline en online seksuele intimidatie. Zo ervoer 28 procent van de jonge slachtoffers van fysiek seksueel geweld psychisch problemen door het voorval, tegen respectievelijk 19 en 16 procent van de slachtoffers van offline en online sekuele intimidatie. Ook bij andere relatief vaak genoemde gevolgen zoals seksuele problemen, relatieproblemen en lichamelijke problemen is een vergelijkbaar patroon zichtbaar.
Offline seksuele intimidatie (% 16- tot 25-jarige slachtoffers) | Online seksuele intimidatie (% 16- tot 25-jarige slachtoffers) | Fysiek seksueel geweld (% 16- tot 25-jarige slachtoffers) | |
---|---|---|---|
Psychische problemen | 19 | 16,3 | 27,6 |
Seksuele problemen | 8,7 | 7 | 15,1 |
Relatieproblemen | 6,2 | 5 | 13,6 |
Lichamelijk problemen | 2,2 | 2,4 | 8,1 |
Problemen met (een deel van) familie | 1 | 0,5 | 1,2 |
Kon (een tijdje) niet meer werken | 0,7 | 0,3 | 1,4 |
Andere problemen met werk en/of opleiding | 2,2 | 2,1 | 5,5 |
Andere problemen | 6,7 | 4 | 5,9 |
Geen antwoord | 3,5 | 5,4 | 7,5 |
Bron: CBS, WODC, Prevalentiemonitor huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag, 2022 | |||
De antwoordcategorie 'zwangerschap' (alleen bevraagd bij fysiek seksueel geweld) ontbreekt. |
Ruime meerderheid jeugdige slachtoffers praat over seksueel grensoverschrijdend gedrag
Jeugdige slachtoffers van fysiek geweld praatten met 77 procent nog iets vaker over wat hen overkomen is dan jeugdige slachtoffers van offline en online seksuele intimidatie (respectievelijk 67 en 64 procent). Verreweg de meeste jonge slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag, 50 à 60 procent, praatten met een vriend of vriendin. 15 à 20 procent praatte met de partner of met andere gezins- of famileden, 10 procent of minder met hulpverleners zoals een huisarts, psycholoog of maatschappelijk werker. Met de politie, met hulpverleners van het Centrum Seksueel Geweld of met medewerkers van Veilig Thuis praatte 1 procent of minder van de jonge slachtoffers.
Offline seksuele intimidatie (% 16- tot 25-jarige slachtoffers) | Online seksuele intimidatie (% 16- tot 25-jarige slachtoffers) | Fysiek seksueel geweld (% 16- tot 25-jarige slachtoffers) | |
---|---|---|---|
Totaal met iemand gepraat | 66,8 | 63,8 | 76,9 |
Met vriend/vriendin | 50,6 | 47,9 | 61,2 |
Met ander gezins- of familielid | 20,7 | 15 | 16,1 |
Met partner | 19,9 | 14,4 | 20,9 |
Met hulpverlener (bijv. huisarts, psycholoog, maatschappelijk werker) | 6,9 | 4,1 | 9,9 |
Met politie | 0,7 | 1,2 | 1 |
Met hulpverlener van het Centrum Seksueel Geweld | 0,4 | 0,3 | 0,8 |
Met medewerker van Veilig Thuis | 0 | 0 | 0 |
Met iemand anders | 6,2 | 3,6 | 6,5 |
Geen antwoord | 1,3 | 1,8 | 0,7 |
Bron: CBS, WODC, Prevalentiemonitor huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag, 2022 |
3.5 Relatie tussen jeugdige slachtoffers en verdachten
Uit de literatuur is bekend dat er samenhang bestaat tussen daderschap en slachtofferschap van criminaliteit. Verdachten van misdrijven zijn relatief vaak slachtoffer en vice versa (Reep & Oudhof, 2009; Rokven, Ruiter & Tolsma, 2013).
In deze publicatie is onderzocht in hoeverre dit ook specifiek voor jongeren geldt. Uit hoofdstuk 2 en paragraaf 3.1 kwam naar voren dat jongeren die slachtoffer zijn van traditionele criminaliteit bepaalde kenmerken delen met jongeren die verdacht zijn hiervan. Zo zijn in beide groepen de meerderjarige jongeren oververtegenwoordigd, en is zowel het aandeel jonge slachtoffers als het aandeel jonge verdachten in meer verstedelijkte gemeenten groter dan in minder verstedelijkte gemeenten. Deze overeenkomsten wijzen mogelijk op een samenhang tussen slachtofferschap en daderschap bij jongeren.
De samenhang is in beeld gebracht door te onderzoeken in hoeverre jongeren die in de Veiligheidsmonitor aangeven slachtoffer te zijn geweest van traditionele criminaliteit ook voorkomen in de bestanden met de door de politie geregistreerde verdachten van criminaliteit. De relatie kan alleen in beeld worden gebracht voor slachtoffers van traditionele criminaliteit en niet voor online criminaliteit, huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit omdat alleen voor traditionele delicten (gewelds- en vermogensdelicten en vernielingen) voldoende waarnemingen voor slachtoffers én verdachten in de bestanden (respectievelijk de Veiligheidsmonitor en het registratiesysteem Basis Voorziening Handhaving van de politie) beschikbaar zijn.
Om ook te kunnen bepalen of de verdenking van criminaliteit voorafging aan het slachtofferschap, of omgekeerd, of de verdenking volgde op het slachtofferschap, is de relatie op twee manieren onderzocht:
- Zijn jongeren die in 20216) slachtoffer waren van traditionele criminaliteit in de periode 2016-2020 vaker als verdachte van traditionele criminaliteit geregistreerd dan jongeren die in 2021 geen slachtoffer waren?
- Zijn jongeren die in 2021 slachtoffer waren van traditionele criminaliteit in 2022 vaker als verdachte van traditionele criminaliteit geregistreerd dan jongeren die in 2021 geen slachtoffer waren?
Jeugdige slachtoffers van traditionele criminaliteit zijn van tevoren vaker als verdachte geregistreerd, met name van vermogensdelicten
Jongeren die in 2021 slachtoffer werden van traditionele criminaliteit, waren in de vijf voorgaande jaren, de periode 2016-2020, vaker als verdachte geregistreerd dan jongeren die in 2021 geen slachtoffer waren: 5 tegen 3 procent. Het grootst is het verschil bij vermogensdelicten (6 tegen 3 procent). Bij geweldsdelicten is er een klein verschil maar door het beperkte aantal waarnemingen is dit niet statistisch significant. Bij vernielingen is er geen verschil tussen jeugdige slachtoffers en niet-slachtoffers.
Totaal verdacht 2016-2020 (% 15- tot 25-jarigen) | Verdacht geweldsdelicten 2016-2020 (% 15- tot 25-jarigen) | Verdacht vermogensdelicten 2016-2020 (% 15- tot 25-jarigen) | Verdacht vernielingen 2016-2020 (% 15- tot 25-jarigen) | ||
---|---|---|---|---|---|
Totaal traditionele criminaliteit | Slachtoffer in 2021 | 4,5 | 0,9 | 2,4 | 0,2 |
Totaal traditionele criminaliteit | Geen slachtoffer in 2021 | 3,2 | 0,9 | 1,5 | 0,3 |
Geweldsdelicten | Slachtoffer in 2021 | 4,5 | 0,9 | 2,6 | 0,2 |
Geweldsdelicten | Geen slachtoffer in 2021 | 3,4 | 0,9 | 1,6 | 0,2 |
Vermogensdelicten | Slachtoffer in 2021 | 5,9 | 1,1 | 3,1 | 0,3 |
Vermogensdelicten | Geen slachtoffer in 2021 | 3,2 | 0,9 | 1,5 | 0,2 |
Vernielingen | Slachtoffer in 2021 | 3,5 | 1,3 | 2,2 | 0,1 |
Vernielingen | Geen slachtoffer in 2021 | 3,5 | 0,9 | 1,7 | 0,3 |
Jeugdige slachtoffers van traditionele criminaliteit ook erna vaker als verdachte geregistreerd, met name van vermogensdelicten
Jongeren die in 2021 slachtoffer werden van traditionele criminaliteit, waren in het erop volgende jaar, in 2022, vaker als verdachte geregistreerd dan jongeren die in 2021 geen slachtoffer waren: 2 tegen 1 procent. Ook hier is het verschil het grootst bij vermogensdelicten (3 tegen 1 procent). Bij geweldsdelicten is er een klein verschil maar door het beperkte aantal waarnemingen is dit niet statistisch significant. Bij vernielingen is er geen verschil tussen jeugdige slachtoffers en niet-slachtoffers.
Totaal verdacht 2022 (% 15- tot 25-jarigen) | Verdacht geweldsdelicten 2022 (% 15- tot 25-jarigen) | Verdacht vermogensdelicten 2022 (% 15- tot 25-jarigen) | Verdacht vernielingen 2022 (% 15- tot 25-jarigen) | ||
---|---|---|---|---|---|
Totaal traditionele criminaliteit | Slachtoffer in 2021 | 1,9 | 0,4 | 0,5 | 0,3 |
Totaal traditionele criminaliteit | Geen slachtoffer in 2021 | 0,9 | 0,2 | 0,2 | 0 |
Geweldsdelicten | Slachtoffer in 2021 | 1,6 | 0,4 | 0,3 | 0,3 |
Geweldsdelicten | Geen slachtoffer in 2021 | 1,1 | 0,3 | 0,3 | 0,1 |
Vermogensdelicten | Slachtoffer in 2021 | 2,6 | 0,5 | 0,7 | 0,4 |
Vermogensdelicten | Geen slachtoffer in 2021 | 0,9 | 0,2 | 0,2 | 0 |
Vernielingen | Slachtoffer in 2021 | 1 | 0,1 | 0,1 | 0 |
Vernielingen | Geen slachtoffer in 2021 | 1,1 | 0,3 | 0,3 | 0,1 |
Resumerend kan gesteld worden dat jeugdige slachtoffers van traditionele criminaliteit, en dan met name slachtoffers van vermogensdelicten, zowel vóór als na het slachtofferschap vaker verdacht zijn van dit soort delicten dan niet-slachtoffers. Door het te geringe aantal waarnemingen in het slachtofferbestand is het niet mogelijk om op een betrouwbare manier de verschillen nog te detailleren door bijvoorbeeld vermogensdelicten verder uit te splitsen naar onderliggende delicten zoals fietsdiefstal, autodiefstal, zakkenrollerij/beroving en woninginbraak.
4) Shamesexting is een vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag waarbij naaktfoto’s of -filmpjes van het slachtoffer worden verspreid of hiermee wordt gedreigd.
5) De cijfers over online criminaliteit op basis van de Veiligheidsmonitor zijn door verschillen in onderzoeksopzet en vraagstellingen niet zonder meer vergelijkbaar met de cijfers over online criminaliteit op basis van het onderzoek Online Veiligheid en Criminaliteit..
6) De dataverzameling van de Veiligheidsmonitor 2021 vond plaats van augustus t/m oktober 2021. Het slachtofferschap is uitgevraagd voor de periode van 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek, en heeft dus betrekking op de periode augustus/oktober 2020-augustus/oktober 2021. Dit betekent dus dat het slachtofferschap van jongeren ook voor een deel betrekking heeft op het jaar 2020.
4. Conclusie
Jeugdige verdachten van criminaliteit
In 2022 werden in totaal 53 990 jongeren van 12 tot 25 jaar geregistreerd als verdachte bij de politie, dat is 2,0 procent van alle jongeren. Meerderjarige jongeren werden vaker als verdachte geregistreerd dan minderjarige jongeren.
Over de jaren heen is er sprake van een duidelijk dalende trend in het aantal geregistreerde jeugdige verdachten. Tussen 2010 en 2022 is het aantal geregistreerde jeugdige verdachten bijna gehalveerd. Deze dalende trend is zowel te zien onder minderjarige als meerderjarige jongeren.
Het aandeel jeugdige verdachten is het hoogst bij vermogensmisdrijven, en dan met name bij diefstal/verduistering, inbraak, en winkeldiefstal. Het laagst is het aandeel jeugdige verdachten bij drugsmisdrijven en vuurwapenmisdrijven. Meerderjarige jongeren zijn relatief vaak verdacht van verkeersmisdrijven.
Jonge mannen zijn vaker als verdachte van een misdrijf geregistreerd dan jonge vrouwen (3,2 tegen 0,7 procent). Dit geldt zowel voor minderjarige als voor meerderjarige jongeren. Meerderjarige jonge mannen worden vaker als verdachte geregistreerd dan minderjarige jonge mannen (3,9 tegen 2,2 procent). Ook jongeren met een herkomst anders dan de Nederlandse herkomst worden vaker verdacht van criminaliteit.
Het aandeel verdachten onder jongeren verschilt per woongemeente. Met name in de grote steden en in de kustgemeenten is het aandeel verdachte jongeren groter.
Jeugdige slachtoffers van criminaliteit
Slachtoffers
Jongeren zijn vaker dan volwassenen slachtoffer van traditionele criminaliteit (24 tegen 16 procent in 2021), online criminaliteit (21 tegen 14 procent in 2022), huiselijk geweld (18 tegen 7 procent in 2022) en seksueel grensoverschrijdend gedrag (32 tegen 10 procent in 2022).
Een aanzienlijk deel van de jeugdige slachtoffers geeft aan dat het niet om een eenmalig voorval ging. Zo geeft de helft van de slachtoffers van traditionele criminaliteit aan dat het om meer dan één delict ging. Ook op het vlak van huiselijk geweld en vooral seksueel grensoverschrijdend gedrag is er een relatief grote groep jongeren die structureel slachtoffer is.
Niet alle jongeren lopen evenveel kans om slachtoffer te worden. Jonge vrouwen zijn bij veel vormen van criminaliteit vaker slachtoffer dan jongen mannen, bijvoorbeeld bij geweldsdelicten, huiselijk geweld en vooral seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Meerderjarige jongeren zijn iets vaker slachtoffer van traditionele criminaliteit, terwijl minderjarige jongeren vaker slachtoffer zijn van online criminaliteit en vooral van huiselijk geweld.
Jongeren die in sterk stedelijke gemeenten, de grote steden, wonen lopen meer kans om slachtoffer te worden van traditionele criminaliteit, maar stedelijkheid lijkt geen rol te spelen bij andere vormen van criminaliteit.
Verder verschilt het slachtofferschap van jongeren niet of nauwelijks naar de welvaart van het huishouden waar ze deel van uitmaken. Het maakt dus niet uit of jongeren in een rijk of arm gezin wonen als het bijvoorbeeld gaat om hun slachtofferschap van huiselijk geweld.
Daders
Bij de meeste vormen van criminaliteit geven de jeugdige slachtoffers aan de dader(s) niet te kennen, behalve bij huiselijk geweld wat voor de hand ligt aangezien dit in huiselijke kring plaatsvindt. Wanneer jonge slachtoffers de dader(s) wel kennen zijn dit relatief vaak vrienden of medestudenten/-scholieren. Een aanzienlijk deel van de criminaliteit tegen jongeren wordt dus gepleegd door leeftijdsgenoten.
In de meeste gevallen zijn mannen de dader(s). In combinatie met de bevinding dat vrouwen in de meeste gevallen slachtoffer zijn wijst dit op een structurele scheefheid in de man-vrouwverhouding in het daderschap/slachtofferschap van criminaliteit. Deze scheefheid bestaat niet alleen bij vormen van criminaliteit waarbij fysieke overmacht een rol kan spelen (denk aan fysiek (huiselijk) geweld), maar ook bij vormen waarbij die niet aan de orde is zoals online bedreiging en intimidatie.
Emotionele of psychische problemen
Het slachtofferschap leidt bij jongeren vooral tot emotionele of psychische problemen. Slachtoffers van traditionele en online criminaliteit geven relatief vaak aan dat ze door wat hen overkomen is minder vertrouwen hebben in mensen en zich minder veilig voelen. Ook slachtoffers van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag rapporteren psychische problemen vaker dan bijvoorbeeld problemen in de relationele sfeer of lichamelijke problemen.
Melding en aangifte
Een minderheid van de jeugdige slachtoffers van criminaliteit zoekt hulp bij officiële instanties en ook bij de politie wordt relatief weinig melding en aangifte gedaan, zeker in geval van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag. In plaats daarvan praten slachtoffers in eigen kring over wat hen gebeurd is, vooral met vrienden of vriendinnen.
Samenhang jeugdige slachtoffers en verdachten
Slachtoffers van traditionele criminaliteit, en dan met name slachtoffers van vermogensdelicten, zijn zowel vóór als na het slachtofferschap vaker verdacht van dit soort delicten dan niet-slachtoffers.
Hierbij kán het gaan om een oorzakelijk verband: zo is het bij slachtoffers met een eerdere verdenking van een misdrijf denkbaar dat deze zich eerder in situaties begeven waarin het risico op slachtofferschap relatief groot is (Reep en Oudhof, 2009). En bij slachtoffers met een latere verdenking is het denkbaar dat deze uit frustratie of wraak over wat hen overkomen is, een delict plegen (denk bijvoorbeeld aan het terugstelen van een fiets). Maar het kan ook zijn dat er geen oorzakelijk verband is en dat de samenhang voortkomt uit min of meer toevallige gemeenschappelijke risicofactoren van beide groepen: zo zien we dat zowel jonge slachtoffers als jonge verdachten voornamelijk bestaan uit jonge mannen in meer verstedelijkte gebieden. Op basis van de beschikbare data kan geen sluitende verklaring voor de gevonden samenhang worden gegeven.
Bijlage A. Meer cijfers
Bijlage B. Onderzoeksverantwoording
In deze onderzoeksverantwoording wordt kort ingegaan op:
- Bronnen die in deze publicatie zijn gebruikt
- Analysemethoden
- Betrouwbaarheidsmarges
- Gebruikte achtergrondkenmerken.
1. Bronnen
De cijfers in deze publicatie zijn afkomstig uit de volgende bronnen:
- Basisvoorziening Handhaving (BVH) van de politie
- Veiligheidsmonitor (VM)
- Online Veiligheid en Criminaliteit (OVeC)
- Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag (PHGSG)
Basisvoorziening Handhaving (BVH) van de politie
De gegevens over geregistreerde verdachten komen uit de Basisvoorziening Handhaving (BVH) van de politie. De politie registreert iemand als verdachte van een misdrijf als er een redelijk vermoeden van schuld aan dat misdrijf bestaat.
Iemand wordt in een jaar als verdachte geteld als die persoon geregistreerd is als verdachte van een delict dat gemeld is in het betreffende jaar. Mensen die verdacht zijn van meerdere misdrijven in een jaar worden eenmaal als verdachte geteld. De aantallen verdachten per type misdrijf tellen dan ook op tot een getal dat hoger is dan het totale aantal unieke verdachten, omdat sommige mensen van meer dan één type misdrijf worden verdacht. In zo’n geval wordt iemand slechts één keer meegeteld in het totale aantal verdachten. Wel wordt hij of zij dan één keer geteld per type delict waarvan hij of zij is verdacht. Een voorbeeld: een verdachte van tien inbraken en twee geweldsdelicten wordt eenmaal geteld bij het vaststellen van het totale aantal verdachten, eenmaal bij de hoofdgroep vermogensdelicten en eenmaal bij de hoofdgroep geweldsdelicten.
Veiligheidsmonitor (VM)
De VM is een tweejaarlijks enquête-onderzoek onder de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder naar onder meer leefbaarheid, veiligheid en slachtofferschap van criminaliteit, uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Centraal Bureau voor de Statistiek. Bij traditionele criminaliteit gaat het om slachtofferschap van geweldsdelicten, vermogensdelicten en vernielingen, gevolgen die slachtoffers ervaren van wat hen overkomen is, en hun meldings- en aangiftebereidheid. De VM bevat trends, ontwikkelingen en uitsplitsingen naar politieregio’s en (middel-)grote gemeenten en naar persoonskenmerken.
De doelpopulatie van de VM bestaat alle in Nederland woonachtige personen die 15 jaar of ouder zijn en die deel uitmaken van particuliere huishoudens. De institutionele bevolking, dat zijn personen in inrichtingen, instellingen of tehuizen, behoort niet tot de doelpopulatie en is dus niet benaderd.
Het veldwerk van de VM 2021 startte vanaf 11 augustus en eindigde op 31 oktober 2021. Bij de uitvoering ervan is uitsluitend gebruik gemaakt van internetwaarneming. Er werden bijna 550 duizend personen voor deelname aan de Veiligheidsmonitor benaderd. In totaal hebben ruim 170 duizend personen meegedaan. Het responspercentage bedroeg 31,7 procent. De vragenlijst van de VM 2021 is door het CBS opgesteld in overleg met het ministerie van J&V.
Voor meer informatie over de VM zie de onderzoeksverantwoording in de publicatie Veiligheidsmonitor 2021.
Online Veiligheid en Criminaliteit (OVeC)
OVeC is een in 2022 voor het eerst gehouden enquête-onderzoek onder de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder naar online veiligheid en online criminaliteit. Het onderzoek wordt in 2024 herhaald. Bij online criminaliteit gaat het om slachtofferschap van online oplichting en fraude, hacken, online bedreiging en intimidatie en overige online delicten, gevolgen die slachtoffers ervaren van wat hen overkomen is, en hun meldings- en aangiftebereidheid. Naast deze twee centrale thema's komen ook online discriminatie en online oproepen tot openbare-ordeverstoring aan de orde. De cijfers worden ook uitgesplitst naar persoonskenmerken.
De doelpopulatie voor OVeC 2022 bestaat uit alle in Nederland woonachtige personen die 15 jaar of ouder zijn en die deel uitmaken van particuliere huishoudens. De institutionele bevolking, dat zijn personen in inrichtingen, instellingen of tehuizen, behoort niet tot de doelpopulatie en is dus niet benaderd.
Het steekproefontwerp heeft als uitgangspunt dat in totaal 32 500 personen aan het onderzoek meedoen. Dit aantal is bepaald om niet alleen voor de 15-plus bevolking als geheel maar ook voor groepen uit de bevolking betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Van de in totaal 100 duizend personen die voor deelname aan het onderzoek zijn benaderd hebben 32 861 personen meegedaan, het responspercentage bedroeg daarmee bijna 32,9 procent.
Het veldwerk vond plaats van 12 augustus t/m 31 oktober 2022. Bij de uitvoering ervan is uitsluitend gebruik gemaakt van internetenquêtering. De vragenlijst van OVeC 2022 is door het CBS opgesteld in overleg met het ministerie van J&V.
Voor meer informatie over OVeC zie de onderzoeksverantwoording in de publicatie Online Veiligheid en Criminaliteit 2022.
Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag (PHGSG)
De PHGSG is een enquête-onderzoek onder de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder naar de prevalentie van slachtofferschap van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag, uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek in opdracht van het WODC. Het onderzoek is in 2020 en 2022 uitgevoerd, in 2024 volgt de derde meting. De monitor bevat cijfers over de jaarprevalentie van slachtofferschap, aangevuld met cijfers over plegers, gevolgen voor slachtoffers, en contacten van slachtoffers naar aanleiding van hun ervaringen.
De doelpopulatie bestaat uit alle in Nederland woonachtige personen van 16 jaar of ouder bij de start van het veldwerk, die geregistreerd zijn als ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP) en die deel uitmaken van particuliere huishoudens. De institutionele bevolking, dat zijn personen in inrichtingen, instellingen of tehuizen (IIT), worden voor dit onderzoek niet benaderd.
Van de 100 duizend personen die voor het onderzoek zijn benaderd hebben in totaal 24 237 personen meegedaan, een responspercentage van 24,2 procent. Het veldwerk van de PHGSG 2022 vond plaats van begin maart tot en met eind april 2022. Bij de uitvoering ervan is uitsluitend gebruik gemaakt van internetenquêtering. De vragenlijstblokken die huiselijk geweld meten zijn ontwikkeld door het WODC. Dat is gebeurd op basis van bestaande vragenlijsten voor huiselijk geweld en het concept van de vragenlijst is voorgelegd aan een groep experts op het gebied van huiselijk geweld. De vragenlijstblokken die seksuele intimidatie en seksueel geweld meten, zijn in opdracht van het WODC ontwikkeld door Rutgers, waarbij de ontwikkeling is begeleid door een commissie bestaande uit een aantal deskundigen op het gebied van seksualiteit en seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Voor meer informatie over de PHGSG zie de onderzoeksverantwoording in de publicatie Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag 2022.
2. Analysemethoden
De analysemethoden waarvan in deze publicatie gebruik is gemaakt worden hieronder kort toegelicht.
Bivariate analyses
In bivariate analyses is de relatie tussen twee variabelen bekeken, in dit geval de relatie tussen enerzijds de doelvariabelen over traditionele criminaliteit, online criminaliteit, huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag en anderzijds de achtergrondkenmerken. Met behulp van significantietoetsing is onderzocht of het verband tussen twee variabelen in de populatie statistisch significant is op basis van het steekproefresultaat.
Logistische regressieanalyse
In sommige gevallen bestaat er een samenhang tussen de achtergrondkenmerken. Zo kunnen bijvoorbeeld verschillen die op een doelvariabele gemeten worden voor het kenmerk herkomst indirect (mede)bepaald worden door het kenmerk leeftijd (mensen met een niet-Nederlandse herkomst zijn gemiddeld genomen jonger). Met behulp van multivariate logistische regressieanalyses is gekeken of de verschillen naar achtergrondkenmerken in stand blijven wanneer gecorrigeerd wordt voor deze samenhangen tussen deze kenmerken. De in deze publicatie beschreven verschillen blijven na correctie voor deze samenhangen bestaan, tenzij anders aangegeven.
3. Betrouwbaarheidsmarges
De in deze publicatie gepresenteerde cijfers over slachtofferschap zijn gebaseerd op steekproefonderzoek. Dit betekent dat deze cijfers schattingen zijn, waarvan de werkelijke uitkomsten binnen betrouwbaarheidsmarges (aangegeven met een boven- en ondergrens) liggen. Bij deze schattingen is een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent gekozen. Dit betekent dat de werkelijke waarde in 95 van de 100 steekproeven zal liggen tussen de boven- en ondergrens die hoort bij de schatting. De betrouwbaarheidsmarges behorende bij de in deze publicatie gepresenteerde cijfers zijn opgenomen in de tabellenset <link> die aan de publicatie is toegevoegd.
4. Afrondingen
Gelet op de betrouwbaarheidsmarges zijn in hoofdstuk 3 (Jeugdige slachtoffers van criminaliteit) de in de tekst opgenomen relatieve cijfers afgerond op hele percentages (op een enkele uitzondering na omdat door deze afronding de nuances in de uitkomsten verloren zouden gaan). In de figuren en de bij hoofdstuk 3 behorende tabellenset zijn alle percentages voor de volledigheid wél afgerond op 1 decimaal. In hoofdstuk 2 (Jeugdige verdachten van criminaliteit), dat gebaseerd is op registratiecijfers en waarbij betrouwbaarheidsmarges dus niet aan de orde zijn, zijn alle percentages, ook in de tekst, afgerond op 1 decimaal (met hier de uitzondering dat bij het beschrijven van trends de relatieve ontwikkeling in hele percentages is weergegeven).
5. Doelpopulatie jeugdige verdachten van criminaliteit
Als het gaat om jeugdige verdachten van criminaliteit bestaat de doelpopulatie uit alle door de politie geregistreerde 12- tot 25-jarige jongeren. Alleen bij de uitsplitsingen van de geregistreerde jeugdige verdachten naar herkomst en naar woongemeente is hiervan afgeweken omdat gegevens over herkomst en woongemeente alleen beschikbaar zijn voor personen die in de Basisregistratie Personen (BRP) zijn opgenomen. Bij de weergave van geregistreerde jeugdige verdachten naar herkomst en woongemeente ontbreken dus (vaak) niet in het BRP geregistreerde groepen zoals arbeids- en studiemigranten, asielzoekers, toeristen en dak- en thuislozen.
In het Jaarrapport Jeugdmonitor 2023 zijn alle cijfers gebaseerd op uitsluitend jeugdige verdachten van criminaliteit die in het BRP zijn opgenomen. Daarom wijken die cijfers, met uitzondering die naar herkomst en woongemeente, af van de cijfers in deze publicatie.
6. Gebruikte achtergrondkenmerken
Om na te gaan of de aandelen jeugdige verdachten en slachtoffers van criminaliteit verschillen tussen bevolkingsgroepen, zijn uitsplitsingen gemaakt naar een aantal achtergrondkenmerken. Deze achtergrondkenmerken worden hieronder kort omschreven:
Geslacht
Het gaat hier om mannen en vrouwen.
Leeftijd
Leeftijdsgroepen zijn afgeleid met behulp van de leeftijd van de respondent op het moment van enquêteren.
Seksuele oriëntatie
Het gaat hier om de volgende categorieën: homoseksuele mannen, homoseksuele vrouwen, biseksuele mannen, biseksuele vrouwen, heteroseksuele mannen, heteroseksuele vrouwen, aseksuele personen, anders, weet het (nog) niet, geen antwoord.
Opleidingsniveau
Het opleidingsniveau is in de meeste gevallen het hoogst behaalde (zelf gerapporteerde) opleidingsniveau. In het geval personen nog bezig zijn met een opleiding op een hoger niveau dan het op dat moment hoogst behaalde opleidingsniveau is gebruik gemaakt van het actuele opleidingsniveau. Het opleidingsniveau is in drie categorieën ingedeeld, namelijk laag, middelbaar en hoog. Een laag onderwijsniveau komt overeen met alleen basisonderwijs, vmbo, mbo 1 of avo onderbouw. Onder middelbaar opgeleiden vallen mensen met havo, vwo of een mbo-opleiding. Hoogopgeleiden hebben een diploma op hbo- of wo-niveau of zijn bezig met een hbo- of wo-opleiding.
Herkomst
Dit kenmerk geeft weer in welk land iemand geboren is of waar diens ouders geboren zijn. Daarbij wordt het herkomstland van personen die in het buitenland geboren zijn bepaald door hun eigen geboorteland. Bij personen die in Nederland geboren zijn, wordt de herkomst bepaald door het geboorteland van de ouders. Wanneer beide ouders in het buitenland zijn geboren, is het geboorteland van de moeder leidend in het bepalen van de herkomst. De geboortegegevens van de moeder zijn vaker bekend dat die van de vader. Wanneer de moeder in Nederland is geboren, of het geboorteland van de moeder onbekend is, wordt het geboorteland van de vader gebruikt.
Huishoudgrootte
Het gaat hier om de volgende categorieën: 1 persoon, 2 personen, 3 personen, 4 personen, 5 of meer personen.
Positie in het huishouden
Het gaat hier om de volgende categorieën: thuiswonend kind, alleenstaande, partner (geen kinderen), partner (met kinderen), alleenstaande ouder.
Welvaart van het huishouden
De financiële welvaartsmaat voor huishoudens bevat informatie over zowel het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen als het vermogen van huishoudens. De rangschikkingen van huishoudens naar hoogte van het inkomen en van het vermogen zijn hierbij het uitgangspunt. De welvaart van een huishouden is vastgesteld als de som van het cumulatieve aandeel in het totale inkomen van alle huishoudens en het cumulatieve aandeel in het totale vermogen. Nadere uitleg en een voorbeeld is te vinden in het artikel van Van den Brakel en Gidding (2019). De financiële welvaart is ingedeeld in kwartielengroepen, waarbij de eerste kwartielgroep de 25 procent huishoudens met de laagste financiële welvaart omvat en de vierde kwartielgroep de 25 procent huishoudens met de hoogste financiële welvaart.
Stedelijkheid van de woongemeente
De indeling van gemeenten naar stedelijkheid is gebaseerd op de omgevingsadressendichtheid van de gemeente. Allereerst is voor ieder adres binnen een gemeente de adressendichtheid vastgesteld van een gebied met een straal van 1 km rondom dat adres. De omgevingsadressendichtheid van een gemeente is de gemiddelde waarde hiervan voor alle adressen binnen die gemeente. De vijf stedelijkheidsklassen zijn gebaseerd op klassegrenzen van 2 500, 1 500, 1 000 en 500 adressen per km². De volgende klassen worden onderscheiden:
- Zeer sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 2 500 of meer);
- Sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1 500 tot 2 500);
- Matig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1 000 tot 1 500);
- Weinig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1 000);
- Niet-stedelijk (omgevingsadressendichtheid van minder dan 500).
Gemeenten, provincies en G4-steden
De regionale verschillen zijn weergegeven naar gemeenten, provincies en de G4-steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht).
Bijlage C. Begrippen
Drugsmisdrijven (Standaardclassificatie misdrijven)
Harddrugs, Softdrugs en overige drugsmisdrijven.
Geweldsdelicten (Veiligheidsmonitor)
Mishandeling, bedreiging met fysiek geweld en seksuele delicten.
Geweldsmisdrijven (Standaardclassificatie misdrijven)
Mishandeling, bedreiging, stalking, seksuele misdrijven, levensmisdrijven, vrijheidsbeneming/gijzeling, mensenhandel, mensensmokkel en overige geweldsmisdrijven.
Fysiek seksueel geweld (Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag)
Alle vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag waarbij lichamelijk contact plaatsvond, variërend van ongewenste aanrakingen tot verkrachting.
Hacken (Online Veiligheid en Criminaliteit)
Met kwade bedoelingen en zonder toestemming inbreken op een apparaat (zoals een computer of tablet) of een account (zoals een e-mail- of bankaccount).
Herkomstland
Kenmerk dat weergeeft in welk land iemand geboren is of waar diens ouders geboren zijn. Daarbij wordt het herkomstland van personen die in het buitenland geboren zijn bepaald door hun eigen geboorteland. Bij personen die in Nederland geboren zijn, wordt de herkomst bepaald door het geboorteland van de ouders. Wanneer beide ouders in het buitenland zijn geboren, is het geboorteland van de moeder leidend in het bepalen van de herkomst. De geboortegegevens van de moeder zijn vaker bekend dat die van de vader. Wanneer de moeder in Nederland is geboren, of het geboorteland van de moeder onbekend is, dan wordt het geboorteland van de vader gebruikt.
Offline seksuele intimidatie (Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag)
Ongewenste seksuele ervaringen waarbij er geen lichamelijk contact is en die zich afspelen in ‘de echte wereld’ (offline). Offline seksuele intimidatie kan variëren van ongewenste seksueel getinte opmerkingen tot het moeten aanschouwen van seksuele handelingen.
Online bedreiging en intimidatie (Online Veiligheid en Criminaliteit)
Online bedreiging (met geweld), pesten, stalken of shamesexting (verspreiden van naaktfoto’s of -filmpjes of hiermee dreigen).
Online oplichting en fraude (Online Veiligheid en Criminaliteit)
Aankoopfraude (het niet leveren van gekochte goederen of diensten), verkoopfraude (het niet betalen voor geleverde goederen en diensten), fraude in het betalingsverkeer, identiteitsfraude (gebruik van persoonsgegevens zonder toestemming en voor financieel gewin) en phishing (het voordoen als een ander persoon of bedrijf voor financieel gewin).
Online seksuele intimidatie (Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag)
Ongewenste seksuele ervaringen waarbij er geen lichamelijk contact is en die zich online afspelen. Online seksuele intimidatie kan variëren van vervelende seksueel getinte opmerkingen tot het dwingen van online seksuele handelingen (bijvoorbeeld dwingen tot het uitkleden op beeld).
Slachtoffer
Mensen zijn slachtoffer als ze in de enquête aangeven dat ze in de twaalf maanden voorafgaande aan het onderzoek slachtoffer zijn geweest van één of meerdere delicten.
Verkeersmisdrijven (Standaardclassificatie misdrijven)
Verlaten plaats ongeval, rijden onder invloed, rijden tijdens ontzegging, rijden tijdens rijverbod, voeren vals kenteken, joyriding, weigeren blaastest/bloedonderzoek en overige verkeersmisdrijven.
Vermogensdelicten (Veiligheidsmonitor)
(Poging tot) inbraak, fietsdiefstal, autodiefstal, diefstal uit/vanaf de auto, diefstal van andere voertuigen, (poging tot) zakkenrollerij/beroving en overige vormen van diefstal.
Vermogensmisdrijven (Standaardclassificatie misdrijven)
Diefstal/verduistering en inbraak, bedrog, valsheidsmisdrijven, heling, afpersing en afdreiging, bankbreuk, witwassen en overige vermogensmisdrijven.
Vernieling en misdrijven tegen openbare orde en gezag (Standaardclassificatie misdrijven)
Vernieling en beschadiging, openbare orde misdrijven, brandstichting/ontploffing en openbaar gezag misdrijven.
Vernielingen (Veiligheidsmonitor)
Het met opzet iets van het slachtoffer vernielen of beschadigen, zonder dat er iets gestolen is. Bijvoorbeeld krassen maken op de auto, fietsbanden lek prikken of muren bekladden.
Vuurwapenmisdrijven (Standaardclassificatie misdrijven)
Misdrijven omschreven in artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie. De wet regelt de opsporing, vervolging en berechting van handelingen die te maken hebben met (verboden) wapenbezit en wapenhandel.
Bijlage D. Referenties
Akkermans, M., Derksen, E, Kloosterman, R., Moons, E. en Wingen, M. (2023). Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag 2022. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum/Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Akkermans, M., Kloosterman, R., Moons, E., Reep, C. en Tummers-van der Aa, M. (2022) Veiligheidsmonitor 2021. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen/Bonaire.
Akkermans, M., Arends, J., Derksen, E. en Reep, C. (2023). Online Veiligheid en Criminaliteit 2022. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen/Bonaire.
Brakel, M. en Gidding, K. van den (2019). Hoe is financiële welvaart verdeeld? Statistische Trends, december 2019.
Brand, C., Derksen, E., Verkooijen, L. en Vissers, W. (2022). In: Mooij, M. de, Dieleman, D., Houdt, K. van en Mattijssen, L. (reds.), Integratie en Samenleven (pp 130-149). Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen/Bonaire.
CBS (2023, 24 februari). Drie jaar corona in cijfers. CBS nieuwsbericht.
CBS Jeugdmonitor StatLine (2023). Verdachten van 12 tot 25 jaar; delictgroep, persoonskenmerken.
CBS StatLine (2023a). Vervolging en berechting misdrijven.
CBS StatLine (2023b). Verdachten; delictgroep, geslacht, leeftijd en migratieachtergrond.
Dieleman, D., Gaalen, R. van en Regt, S. de (2020). In: Mooij, M. de, Dieleman, D. en Regt, S. de (reds.), Jaarrapport Integratie 2020 (pp 157-189). Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen/Bonaire.
Fernandez Beiro, L., Mooren, F. van der en Vries, R. de (Reds.). (2023). Jaarrapport 2023 Landelijke Jeugdmonitor. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen/Bonaire.
Mooij, M de, Dieleman, D., Regt, S. de (Reds.). (2020). Jaarrapport Integratie 2020. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen/Bonaire.
Kessels, R. (2023). Monitor jeugdcriminaliteit 2023. Jeugdige verdachten van misdrijven; ontwikkelingen tot 2023. Den Haag: WODC/CBS. Cahier 2023-13
Reep, C. en Oudhof, K. (2009). Wie kwaad doet, kwaad ontmoet? Over de samenhang van slachtofferschap en daderschap. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen.
Rokven, J., Ruiter, S. en Tolsma, J. (2013). Dader, slachtoffer, of beiden? De samenhang tussen daderschap en slachtofferschap onderzocht. Jeugddelinquentie in de virtuele wereld: Een nieuw type daders of mogelijkheden voor traditionele daders. Tijdschrift voor Criminologie, 55, 3, 278-298.
Bijlage E. Medewerkers
Auteurs:
Math Akkermans
Elianne Derksen
Mathilde Kennis
Met medewerking van:
Rob Kessels
Carlijn Verkleij
Wim Vissers