Auteur: Math Akkermans, Rianne Kloosterman, Elke Moons, Carin Reep, Maartje Tummers-van der Aa
Veiligheidsmonitor 2021

1. Inleiding

Hoe ervaren Nederlanders de leefbaarheid van hun woonomgeving? Voelen zij zich er veilig? Hoe vaak zijn ze slachtoffer van criminaliteit? Wat vinden ze van het functioneren van de politie? En welke maatregelen nemen ze om criminaliteit te voorkomen? Al deze vragen, en nog meer, worden in de Veiligheidsmonitor 2021 beantwoord.

De cijfers zijn gebaseerd op een grootschalige enquête onder de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder. In 2021 hebben 173 duizend personen de vragenlijst ingevuld. Dit grote aantal respondenten maakt het mogelijk om tot op een gedetailleerd niveau betrouwbare uitspraken te doen over de veiligheid in Nederland.

De Veiligheidsmonitor wordt sinds 2005 jaarlijks en vanaf 2017 tweejaarlijks gehouden. Nadat in 2012 voor de laatste keer een revisie van het onderzoek had plaatsgevonden achtten de opdrachtgevers van de Veiligheidsmonitor (het ministerie van Justitie en Veiligheid en het CBS) en de partners (gemeenten, politie, WODC) het noodzakelijk om de opzet en inhoud van de Veiligheidsmonitor in 2021 opnieuw tegen het licht te houden. Het onderzoeksterrein is immers continu in beweging: nieuwe vormen van criminaliteit ontstaan en ontwikkelen zich steeds sneller (denk aan online criminaliteit) en in het verlengde daarvan verandert ook de behoefte aan informatie vanuit bestuur en beleid.

Concreet betekent dit dat de vragenlijst van de Veiligheidsmonitor grondig is herzien. Nieuwe onderwerpen die breed in de maatschappelijke belangstelling staan zijn toegevoegd: zo is er aandacht voor discriminatie en online seksueel intimiderend gedrag. En onderwerpen die al eerder deel uit maakten van de Veiligheidsmonitor zijn verdiept: er wordt bijvoorbeeld niet alleen in kaart gebracht hoeveel Nederlanders slachtoffers zijn van criminaliteit, maar ook welke emotionele, lichamelijke en financiële gevolgen zij hiervan ondervinden. Het vragenblok over online criminaliteit is geactualiseerd en uitgebreid met nieuwe vormen van criminaliteit op dit gebied.  
Een verandering in de wijze waarop de gegevens worden verzameld is dat het onderzoek voor het eerst geheel als internetenquête is uitgevoerd. Papieren vragenlijsten zijn niet meer gebruikt.

Onvermijdelijk gevolg van dit herontwerp is dat de uitkomsten van de Veiligheidsmonitor 2021 niet meer 1-op-1 vergelijkbaar zijn met die van eerdere edities. Om toch trends en ontwikkelingen in beeld te kunnen brengen is een voorziening getroffen waardoor voor een aantal belangrijke indicatoren op het gebied van veiligheid en criminaliteit vergelijkingen met eerdere jaren kunnen worden gemaakt. Tegelijkertijd met de Veiligheidsmonitor nieuwe stijl is op beperktere schaal een Veiligheidsmonitor volgens de ‘oude’ opzet gehouden, dat wil zeggen met dezelfde vragenlijst als in 2019 en met enquêtering via internet en papieren vragenlijsten. Door middel van dit ‘dubbeldraaitraject’ kon worden vastgesteld in welke mate de uitkomsten van de nieuwe en oude Veiligheidsmonitor op vergelijkbare vragen verschilden, en konden de ‘oude’ uitkomsten zodanig omgerekend worden dat ze vergelijkbaar zijn met de ‘nieuwe’ uitkomsten. Op deze manier zijn voor een beperkte set van kernindicatoren op het gebied van onder andere leefbaarheid, veiligheidsbeleving en criminaliteit trends geconstrueerd die in deze publicatie zijn opgenomen. Meer informatie hierover is opgenomen in de Onderzoeksverantwoording in de bijlage van dit rapport.

De Veiligheidsmonitor bevat niet alleen cijfers over Nederland als geheel maar ook over de regio’s van ons land. Er worden uitkomsten gepresenteerd voor de 10 regionale eenheden, 43 districten en 167 basisteams van de politie en voor de 52 grootste gemeenten van ons land met meer dan 70 duizend inwoners. 

De Veiligheidsmonitor is een samenwerking tussen het Centraal Bureau voor de Statistiek en het ministerie van Justitie en Veiligheid.

De publicatie Veiligheidsmonitor 2021 is als webpublicatie en in pdf-vorm beschikbaar op de website van het CBS. Achterliggende cijfers zijn te vinden in maatwerktabellen die eveneens beschikbaar zijn op de CBS-site, en op StatLine, de elektronische databank van het CBS.

1.1 Samenvatting

Deze samenvatting laat de onderzoeksresultaten van de Veiligheidsmonitor 2021 voor de diverse thema’s op hoofdlijnen zien. Eerst wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste landelijke uitkomsten. Daarna volgt een samenvatting van de regionale uitkomsten. Deze uitkomsten van de afzonderlijke regio’s worden afgezet tegen het landelijke gemiddelde als referentiepunt. Het geheel correspondeert in grote lijnen met het kleurenoverzicht verderop waarin de scores op de belangrijkste indicatoren op het niveau van regionale politie-eenheden en -districten visueel zijn weergegeven. Een toelichting op het gebruik van dit overzicht wordt gegeven in de tekstbox die vooraf gaat aan het kleurenoverzicht.

Landelijke uitkomsten

Leefbaarheid en overlast in buurt

  • Het rapportcijfer voor de leefbaarheid in de buurt bedraagt een 7,6.
  • Op de langere termijn, vanaf 2005, is de ervaren sociale cohesie in de buurt weinig veranderd. Op een schaal van 0 tot 10 scoort de sociale cohesie in de buurt in 2021 een 6,4. De sociale cohesie neemt toe van een 5,9 in zeer sterk stedelijke buurten tot een 7,2 in niet stedelijke buurten.
  • Minder dan de helft van de Nederlanders (44 procent) is (zeer) tevreden over het functioneren van de eigen gemeente als het gaat om de aanpak van de leefbaarheid en veiligheid in de buurt. Dit tevredenheidspercentage verschilt niet tussen stad en platteland. 
  • Ongeveer 3 op de 10 zeggen dat gemeentelijke handhavers (vaak of soms) zichtbaar zijn in de buurt. Een kwart is (zeer) tevreden over het functioneren van de handhavers in de eigen gemeente. De meesten zijn tevreden noch ontevreden. Zowel de zichtbaarheid als de tevredenheid daarover is in meer verstedelijkte buurten groter dan in minder verstedelijkte buurten.   
  • 1 op de 10 Nederlanders geeft aan veel milieuoverlast te ervaren. Ook 1 op de 10 ervaart veel sociale overlast. 2 op de 10 ervaren veel fysieke verloedering, en 3 op de 10 veel verkeersoverlast in hun buurt.
  • In totaal zegt bijna de helft van de Nederlanders (46 procent) veel overlast in de buurt te ervaren. Bijna 9 op de 10 geven aan veel overlast of een beetje overlast in de buurt te ervaren.

Veiligheidsbeleving

  • Een op de drie Nederlanders (33 procent) voelt zich weleens onveilig in het algemeen. Twee procent voelt zich vaak onveilig.
  • De algemene onveiligheidsgevoelens zijn in vergelijking met 2005, het eerste vergelijkbare meetjaar, met 34 procent gedaald.
  • 14 procent van de Nederlanders voelt zich weleens onveilig in de eigen buurt. Twee procent voelt zich vaak onveilig in de eigen buurt.
  • In 2021 liggen de onveiligheidsgevoelens in de buurt 13 procent lager dan in 2008, het eerste jaar dat deze op een vergelijkbare manier gemeten zijn.
  • Vrouwen voelen zich vaker onveilig dan mannen. Jongeren voelen zich vaker onveilig dan ouderen.
  • Acht procent doet ’s avonds vaak niet open omdat men het niet veilig vindt. Drie procent voelt zich ’s avonds vaak onveilig op straat in de eigen buurt, en rijdt of loopt vaak om vanwege onveilige plekken in de buurt. Twee procent is vaak bang om zelf slachtoffer te worden van criminaliteit in de buurt, en voelt zich ’s avonds alleen thuis vaak onveilig.
  • Negen procent heeft het idee dat er veel criminaliteit in de eigen buurt voorkomt. Het grootste deel (64 procent) denkt dat er weinig criminaliteit plaatsvindt, en 21 procent denkt dat er géén criminaliteit voorkomt.
  • Het percentage dat denkt dat de criminaliteit in de buurt in de afgelopen 12 maanden is toegenomen is groter dan het percentage dat denkt dat deze is afgenomen (11 tegen 5 procent). De meesten (59 procent) denken dat de criminaliteit gelijk gebleven is.
  • Nederlanders waarderen de veiligheid in hun buurt met een gemiddeld rapportcijfer van 7,5. Stedelingen zijn minder tevreden over de veiligheid in hun buurt dan dorpelingen.
  • Zeventien procent denkt dat de kans heel groot of groot is om slachtoffer te worden van oplichting via internet. Zes procent  schat de kans op inbraak in de eigen woning (heel) groot in, en 2 procent denkt dat het risico op achtereenvolgens zakkenrollerij, beroving, en mishandeling (heel) groot is.
  • Ruim een op de zeven (15 procent) zegt vaak of soms respectloos behandeld te worden door onbekenden op straat. Bijna een op de tien (9 procent) zegt vaak of soms respectloos behandeld te worden door personeel van winkels of bedrijven, of door onbekenden in het openbaar vervoer. Het minst wordt respectloze behandeling ervaren door bekenden zoals partner, familie of vrienden (6 procent).
  • Ruim een op de tien Nederlanders (11 procent) zegt dat ze zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd hebben gevoeld. De meesten van hen (36 procent) zeggen dat dit was op grond van hun ras of huidskleur. De meest voorkomende manier waardoor slachtoffers zich gediscrimineerd voelen is ongelijke behandeling/benadeling/het voortrekken van bepaalde groepen. Bijna 1 op de 10 mensen die zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd voelden hebben dit gemeld bij een of meerdere instanties.

Traditionele criminaliteit 

  • In 2021 is 5 procent van de Nederlanders slachtoffer geweest van geweld, 9 procent van vermogensdelicten en 6 procent van vernielingen.
  • In totaal is 17 procent in 2021 slachtoffer geweest van één of meer van deze vormen van traditionele criminaliteit.
  • Op de langere termijn, vanaf 2005, is het slachtofferschap van traditionele criminaliteit met 59 procent afgenomen.
  • Mannen zijn iets vaker slachtoffer van traditionele criminaliteit dan vrouwen. Jongeren zijn vaker slachtoffer dan ouderen.
  • Ruim een kwart van de slachtoffers van traditionele criminaliteit geeft aan emotionele of psychische problemen, lichamelijke verwondingen of letsel en/of financiële problemen te (hebben) ervaren als gevolg van hun slachtofferschap.
  • In 2021 deed 38 procent van de slachtoffers van traditionele criminaliteit melding van wat hen overkomen was. Bijna 1 op de 3 slachtoffers (32 procent) deed aangifte.
  • Het belangrijkste motief voor slachtoffers om het delict niet bij de politie aan te geven is dat ‘het niets helpt’. Bij 4 op de 10 delicten werd dit genoemd als (een van) de reden(en).

Online criminaliteit

  • In 2021 is 10 procent van de Nederlanders slachtoffer geweest van online oplichting en fraude, 7 procent van hacken, 2 procent van online bedreiging en intimidatie, en 1 procent van overige online delicten.
  • Van alle Nederlanders van 15 jaar en ouder zeggen in 2021 meer dan twee op de drie (68 procent) dat ze in de afgelopen twaalf maanden tenminste één keer een telefoontje, e-mail of ander bericht hebben ontvangen dat (waarschijnlijk) van een oplichter was. Twee procent geeft aan hier weleens te zijn ingetrapt. Bijna de helft hiervan (0,8 procent) is er uiteindelijk geld mee verloren.
  • In totaal is 17 procent in 2021 slachtoffer geweest van één of meer van deze vormen van online criminaliteit.
  • Jongeren zijn ongeveer 1,5 keer zo vaak slachtoffer van online criminaliteit. Het verschil is het grootst bij online bedreiging en intimidatie en bij hacken.
  • Het slachtofferschap van online criminaliteit is sinds 2012 met ruim 20 procent toegenomen. Vooral de laatste jaren is er sprake van een stijgende tendens.
  • Achttien procent van de slachtoffers van online criminaliteit geeft aan dat het online delict heeft geleid tot emotionele of psychische problemen en/of financiële problemen.
  • Van alle slachtoffers van online criminaliteit heeft bijna de helft (47 procent) bij een instantie gemeld wat hen overkomen is. Bijna een vijfde van de slachtoffers (19 procent) heeft aangifte gedaan bij de politie. 

Burgers en politie

  • Een kwart van de Nederlanders heeft in de afgelopen twaalf maanden eens of meerdere keren contact gehad met de politie.
  • Hiervan hadden 6 op de 10  het laatste contact met de politie in de eigen buurt. Iets minder dan 2 op de 10 hadden het laatste contact respectievelijk elders in de eigen gemeente en buiten de eigen gemeente.
  • De tevredenheid over het laatste contact met de politie verschilt weinig naar de plaats waar dit plaatsvond: ongeveer twee op de drie zijn (zeer) tevreden over dit contact, zowel in de eigen buurt, elders in de eigen gemeente als daarbuiten.
  • Op de lange termijn, vanaf 2005, is de tevredenheid over het contact met de politie in de eigen gemeente met 18 procent toegenomen.
  • Ruim een op de drie (37 procent) is (zeer) tevreden over het functioneren van de politie in de buurt. Acht procent is (zeer) ontevreden en 28 procent is niet tevreden en niet ontevreden. Eenzelfde deel, 28  procent, geeft aan dit niet te kunnen beoordelen.
  • Bijna de helft (49 procent) is (zeer) tevreden over het functioneren van de politie in het algemeen. Negen procent is (zeer) ontevreden en 29 procent is niet tevreden en niet ontevreden. De rest (13 procent) zegt dit niet te kunnen boordelen.
  • Sinds 2005 is de tevredenheid over het functioneren van de politie in de buurt met 9 procent gestegen.
  • Negen procent zegt de politie vaak in de eigen buurt te zien, 36 procent soms, 42 procent zelden en 13 procent nooit.
  • 1 op de 3 is (zeer) tevreden over de zichtbaarheid van de politie in de eigen buurt; 1 op de 5 is (zeer) ontevreden hierover. De rest is tevreden noch ontevreden (36 procent) of heeft geen oordeel over de zichtbaarheid van de politie in de buurt (12 procent).
  • De zichtbaarheid van de politie in de buurt en de tevredenheid hierover is in meer verstedelijkte buurten groter dan minder verstedelijkte buurten. 

Preventie

  • Ruim driekwart van de Nederlanders geeft aan vaak of altijd waardevolle spullen mee uit de auto te nemen om diefstal te voorkomen.
  • Bijna de helft zegt (vaak of altijd) ’s avonds het licht te laten branden wanneer er niemand thuis is.
  • 63 procent heeft extra veiligheidssloten of -grendels op ramen en deuren.
  • 17 procent heeft thuis camerabewaking en 13 procent een alarminstallatie.
  • Ruim een op de vijf (22 procent) geeft aan dat hij/zij zelf of iemand anders van het huishouden deelneemt aan Whatsapp-buurtpreventie.
  • De meest gebruikte maatregel die Nederlanders nemen om hun digitale gegevens te beschermen zijn sterke wachtwoorden kiezen die moeilijk te raden zijn (door ruim 70 procent), gebruik van een virusscanner (55 procent), en updates/back-ups (52 procent).

70-duizend-plus-gemeenten

  • Ruim de helft van de inwoners (51 procent) van de 70-duizend-plus-gemeenten ervaart in 2021 veel buurtoverlast, tegen 46 procent landelijk gemiddeld; vooral in de vier grote steden, de G4, wordt veel overlast ervaren (58 procent).
  • 19 procent van de inwoners van de 70-duizend-plus-gemeenten voelt zich wel eens onveilig in de eigen buurt, tegen 14 procent gemiddeld in Nederland. In de G4 voelt een kwart zich weleens onveilig in de eigen buurt.
  • 22 procent van de inwoners van de 70-duizend-plus-gemeenten is in 2021 slachtoffer geweest van één of meer vormen van traditionele criminaliteit (landelijk 17 procent). Het slachtofferschap is het grootst in de G4 (28 procent).
  • De tevredenheid over het functioneren van de politie in de buurt is in de 70-duizend-plus-gemeenten met 37 procent gelijk aan het landelijke gemiddelde. In de G4 is men hierover iets positiever (39 procent).  

Regionale uitkomsten

Uit het overzicht komen enkele duidelijke patronen naar voren:

  • Inwoners van de districten in het noorden en oosten van het land (Fryslân, Drenthe, IJsselland, Twente, Noord en Oost Gelderland en Gelderland Midden) en ook van de districten West Utrecht, Noord Holland Noord, Leiden - Bollenstreek, Zeeland,  ’s Hertogenbosch, Helmond en Noord- en Midden-Limburg zijn gemiddeld positiever over (de meeste) zaken als de leefbaarheid van de buurt,  fysieke verloedering, sociale overlast, verkeersoverlast, milieuoverlast en veiligheidsbeleving. Ook wat betreft de mate van slachtofferschap van criminaliteit doet een aantal van deze districten het beter dan gemiddeld. Qua tevredenheid over het functioneren en de zichtbaarheid van de politie in de buurt doen vooral districten in Den Haag en Amsterdam het bovengemiddeld goed. Op het gebied van de aanwezigheid van preventieve voorzieningen in of rond de woning scoren alle districten in Zeeland - West-Brabant, Oost-Brabant en Limburg hoger dan gemiddeld.
  • Inwoners van veel districten in de grootstedelijke regionale eenheden Amsterdam en Rotterdam zijn gemiddeld minder positief over de leefbaarheid en overlast in de buurt en ze voelen zich gemiddeld ook onveiliger. Ook in de districten Utrecht Stad, Den Haag Centrum, Den Haag West en Den Haag Zuid is dat het geval, net als in Parkstad Limburg en Zuid-West-Limburg. In alle districten van de regionale eenheid Amsterdam, in veel districten van de regionale eenheden Rotterdam en Den Haag, en in Utrecht Stad ligt het slachtofferschap van criminaliteit in totaliteit hoger dan gemiddeld in Nederland. Aan preventie rondom de eigen woning wordt in alle districten van Amsterdam en veel districten van Rotterdam en Den Haag relatief weinig gedaan.

1.2 Leeswijzer

Kern van dit rapport zijn de hoofdstukken 2 tot en met 7 waarin achtereenvolgens de uitkomsten voor de 6 hoofdthema’s (leefbaarheid en overlast woonbuurt, veiligheidsbeleving, traditionele criminaliteit, online criminaliteit, burgers en politie, preventie) worden beschreven. Elk hoofdstuk bevat de landelijke uitkomsten van 2021, meestal trends over de periode 2005–2021, uitsplitsingen naar achtergrondkenmerken en regionale uitsplitsingen van de landelijke uitkomsten.
De bijlagen bevatten tabellen met achterliggend landelijk en regionaal cijfermateriaal, trendcijfers en een lijst met deelnemende gemeenten aan de Veiligheidsmonitor 2021.
Afgesloten wordt met een onderzoeksverantwoording, een lijst met recent verschenen literatuur op basis van de Veiligheidsmonitor, een verwijzing naar meer cijfers.