Begrippenlijst
Besteedbaar inkomen
Het bruto-inkomen verminderd met betaalde inkomensoverdrachten, premies inkomensverzekeringen, premies ziektekostenverzekeringen en belastingen op inkomen en vermogen.
Toelichting
Betaalde inkomensoverdrachten bestaan uit overdrachten tussen huishoudens zoals alimentatie betaald aan de ex-echtgeno(o)t(e). Premies inkomensverzekeringen betreffen premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden.
Gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen
Het gestandaardiseerd huishoudensinkomen is toegekend aan alle personen in het huishouden als een maat voor de welvaart. Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Deze correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze is het welvaartsniveau van verschillende typen huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.
Inkomen onder de lage-inkomensgrens
Om te bepalen of een huishouden een laag inkomen heeft, wordt het besteedbaar inkomen van een huishouden (exclusief huurtoeslag) omgerekend tot het gestandaardiseerde inkomen. Standaardiseren houdt in dat door correctie voor verschillen in huishoudensgrootte en -type inkomens vergelijkbaar gemaakt worden. De gestandaardiseerde inkomens van de voorgaande jaren worden met behulp van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie herleid naar het prijspeil in het desbetreffende jaar. De lage-inkomensgrens staat voor een vast koopkrachtbedrag en wordt jaarlijks gecorrigeerd voor de prijsontwikkeling. In 2020 lag de grens voor een alleenstaande op netto 1 100 euro per maand. Voor een paar zonder kinderen was dat 1 550 euro, en voor een paar met twee minderjarige kinderen 2 110 euro. Voor een eenoudergezin met twee minderjarige kinderen bedroeg deze grens 1 680 euro.
Percentielgroepen
Alle huishoudens van Nederland van een bepaald jaar worden op basis van het inkomen gerangschikt van laag naar hoog en vervolgens ingedeeld in 100 gelijke groepen. De eerste percentielgroep bestaat dan uit de 1 procent huishoudens met de laagste inkomens; de honderdste percentielgroep bestaat dan uit de 1 procent huishoudens met de hoogste inkomens.
Voornaamste inkomensbron van het huishouden
Indeling van huishoudens naar het inkomensbestanddeel met het hoogste bedrag, waarin de inkomensbestanddelen van alle leden van het huishouden worden samengeteld.
Sociaaleconomische categorie
Om de sociaaleconomische categorie te bepalen wordt gekeken wat de voornaamste inkomensbron van een persoon is in een periode (jaar of maand). Scholieren/studenten die geen inkomsten hebben of minder inkomsten hebben dan de lage-inkomensgrens voor een alleenstaande, worden als schoolgaand getypeerd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen: werkzaam, (werknemer, ondernemer), ontvanger uitkering sociale voorziening (bijstandsuitkering, uitkering overige sociale voorzieningen), ontvanger overige uitkering (o.a. uitkeringen werknemersverzekeringen), schoolgaand (scholier/student) en overig zonder inkomen.