4. Conclusie en advies
In dit rapport is ingegaan op de vraag hoe duurzaam de arbeidspositie van niet-onderwijsvolgende jongeren is en welke criteria daarbij een rol spelen. Specifiek ging het daarbij om de jongeren met een (risico op) afstand tot de arbeidsmarkt. In totaal ging het om 395 duizend jongeren, 208 duizend daarvan hadden werk maar waren niet-economisch zelfstandig en 187 duizend hadden geen werk.
Om deze vraag te beantwoorden zijn drie deelvragen geformuleerd.
4.1 Conclusies
Hoeveel jongeren met werk zijn ook economisch zelfstandig?
In totaal waren er 798 duizend jongeren in oktober 2018 aan het werk. Van deze groep waren er 570 die economisch zelfstandig waren en 208 duizend voor wie dat niet het geval was. Van 20 duizend werkende jongeren was niet bekend of ze economisch zelfstandig waren, deze zijn in de analyses buiten beschouwing gelaten.
Wat kenmerkt de jongeren die werkzaam zijn, maar niet economisch zelfstandig?
In totaal gaat het om 208 duizend jongeren die werkzaam zijn, maar niet economische zelfstandig. Deze jongeren beschikken veelal over een startkwalificatie. Verder wonen ze bij hun ouders/verzorgers, hebben ze recent het onderwijs verlaten, werken ze in deeltijd en in een baan voor bepaalde tijd. Ook is het een groep die relatief vaak minder dan een jaar aaneengesloten werkt.
De groep jongeren met een startkwalificatie heeft vaker dan de jongeren zonder een startkwalificatie recent het onderwijs verlaten. Op de arbeidsmarkt is dit beeld andersom, jongeren met een startkwalificatie zijn juist vaker langer aaneengesloten aan het werk dan jongeren zonder startkwalificatie.
Zeker voor de degenen met een startkwalificatie lijkt het in deze groep om starters te gaan. Dit wordt deels ondersteund door de situatie een jaar later. Daaruit blijkt dat 45 procent op dat moment wel economisch zelfstandig is. Voor jongeren zonder een startkwalificatie is het beeld net iets anders, van hen is een kwart een jaar later economisch zelfstandig.
Wat kenmerkt de jongeren die niet werkzaam zijn?
De groep die geen onderwijs volgd en ook niet aan het werk was in oktober 2018 bestond uit 187 duizend jongeren. Voor deze niet-onderwijsvolgende jongeren zonder werk kan worden geconcludeerd dat iets meer dan de helft al langer dan een jaar niet ingeschreven stond in het onderwijs. Daarnaast had ongeveer de helft in de voorgaande 4 jaar maximaal 12 maanden gewerkt, en kreeg bijna drie kwart (73 procent) geen uitkering en stonden ze ook niet bij het UWV WERKbedrijf ingeschreven als werkzoekende. Dit geldt voor al deze aspecten in meerdere mate voor jongeren zonder startkwalificatie dan jongeren met een startkwalificatie.
Deze groep lijkt op afstand te zijn van de arbeidsmarkt, zeker de groep die een jaar later nog steeds geen werk heeft. Dit laatste geldt voor ruim de helft. Voor degenen met een startkwalificatie is dat 43 procent en voor degenen zonder startkwalificatie 60 procent.
4.2 Adviezen
In voorgaande is beantwoord wat de kenmerken zijn van de verschillende groepen jongeren en hoe die zich ontwikkelen. Op basis van de conclusies zijn een aantal adviezen te formuleren om jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt of een risico daarop te kunnen monitoren.
Handhaaf het onderscheid tussen de groep jongeren die niet werkzaam zijn en de jongeren die wel werkzaam zijn maar niet economisch zelfstandig. De samenstelling van deze groepen verschilt sterk en datzelfde geldt voor de dynamiek binnen deze groepen.
Ook het gemaakte onderscheid tussen de jongeren die wel en geen startkwalificatie hebben, is relevant gebleken. Het heeft duidelijk gemaakt dat jongeren zonder startkwalificatie vaker dan jongeren met een startkwalificatie een afstand tot de arbeidsmarkt hebben of een risico daarop. En dat de situatie een jaar later voor de jongeren zonder startkwalificatie vaker onveranderd is dan voor de jongeren met een startkwalificatie. Dit heeft er onder meer mee te maken dat het bij de jongeren met een startkwalificatie deels gaat om starters met een hbo- of wo-diploma die het jaar er na veelal wel economisch zelfstandig zijn. Nadere analyse binnen de groep jongeren met een startkwalificatie laat ook zien dat jongeren met een mbo2- of mbo3-diploma relatief vaak een afstand tot de arbeidsmarkt hebben, of een risico daarop. Bij het monitoren van jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt, of een risico daarop, verdient het aanbeveling om in ieder geval een deel van de jongeren met een startkwalificatie ook in beeld te brengen en zou de focus in eerste instantie op de jongeren met een mbo2- of mbo3-diploma kunnen liggen. Een tweede groep betreffen de niet-onderwijsvolgende jongeren met een havo- of vwo-diploma. Ook voor hen geldt dat ze relatief vaak een afstand tot de arbeidsmarkt hebben of een risico daarop. Kleine kanttekening daarbij, dit kunnen jongeren zijn die een vervolgopleiding volgen in het particulier onderwijs of het buitenland, ze zijn in dat geval niet terug te vinden in de onderwijsregistraties. Ook kan het zijn dat ze een tussenjaar hebben. Overwogen zou kunnen worden om deze groep havisten en vwo’ers alleen landelijk te monitoren.
Specifiek voor de jongeren zonder werk zijn in aanvulling hierop de volgende adviezen geformuleerd:
- Focus op de jongeren voor wie geldt dat ze al langer geen werk hebben. Dit kunnen bijvoorbeeld de jongeren zijn die in het afgelopen half jaar geen werk hebben gehad. Hoe langer geleden jongeren werk hebben gehad, hoe groter de kans dat ze in het jaar er na ook niet werkzaam zijn.
- Het is aan te raden om binnen de groep jongeren die geen werk hebben, specifiek te kijken naar de jongeren die geen werk hebben en ook niet in beeld zijn bij een gemeentelijke instantie vanwege het ontvangen van een uitkering of bij het UWV WERKbedrijf. Van de jongeren zonder startkwalificatie heeft de helft het jaar er na geen werk, van de jongeren met een startkwalificatie is dat een derde.
- Binnen de groep niet werkzame jongeren met een startkwalificatie zijn het vooral degenen met kinderen die het jaar er na ook geen werk hebben. Zij hebben een afstand tot de arbeidsmarkt maar wellicht om andere redenen dan degenen zonder kinderen. Overwogen zou kunnen worden om onderscheid te maken tussen het al dan niet hebben van kinderen.
Specifiek voor de jongeren met werk, maar niet-economisch zelfstandig zijn in aanvulling de volgende adviezen geformuleerd:
- Focus op de jongeren die in deeltijd werken en op de werknemers die een contract hebben voor bepaalde tijd.
- Jongeren die al langere tijd aaneengesloten werkzaam zijn, hebben een kleine kans om het jaar er na geen werk te hebben. Het is aan te raden daarom specifiek te kijken naar de jongeren met minder dan twee jaar werkervaring. Dit geldt met name voor de jongeren zonder startkwalificatie.
- Kijk voor economische zelfstandigheid zowel naar het jaarcijfer als aanvullend naar de maandcijfers.
- Maak gebruik van de korte termijn cijfers om te monitoren of ze werkzaam als werknemer. Dit is niet het totaalbeeld omdat op dat moment geen cijfers over de totale groep werkzaam bekend zijn, maar geeft wel een indicatie.