3. Steekproeven en waargenomen artikelen
In hoofdstuk 2 is vastgesteld dat in beginsel de prijsontwikkeling van alle goederen en diensten die consumenten kopen in de CPI wordt beschreven en dat de weegfactoren bepaald worden aan de hand van de bestedingen. Dit hoofdstuk beschrijft in het kort hoe wordt bepaald welke prijzen voor de CPI feitelijk worden waargenomen.
3.1 Waarneemmethoden
Het is niet mogelijk om van alle transacties de prijzen te registreren. Een stap in die richting wordt gezet als transactiedata worden verzameld. Daarbij ontvangt het CBS de totale omzet en afzet per artikel van bepaalde winkelketens en websites. Deze gegevens beschrijven zeer vele transacties voor zeer vele artikelen. Zo worden bijvoorbeeld in supermarkten al enkele jaren de prijzen van alle artikelen gemeten. Het gebruik van transactiedata voor andere branches, zoals tuincentra, bouwmarkten en online warenhuizen neemt toe en de verwerkingsmethode wordt verder ontwikkeld.
Daarnaast zijn er verschillende andere waarneemmethoden in gebruik. Sommige prijzen worden waargenomen uit registraties en beschrijven zo ook alle transacties. Ook worden prijsontwikkelingen gemeten aan de hand van tarieven en gebruikersprofielen, bijvoorbeeld bij energie en telecomdiensten. Prijswaarneming via internet, zowel handmatig als met software via zogenaamde webscrapers, wordt ook toegepast. Deze op een winkel of een product toegespitste waarneemmethoden leiden vaak tot een brede dekking van artikelen.
Vanaf 2020 worden geen prijzen meer waargenomen door prijswaarnemers in winkels.
3.2 De steekproef van de CPI
Binnen elke subklasse (de laagste COICOP-indeling) wordt een aantal artikelen geselecteerd en beschreven op basis van een analyse van de markt. De meest populaire artikelen worden vaak gekozen, maar zeker niet uitsluitend. De CPI moet alle artikelen representeren, ook de minder populaire. Een beschrijving van de artikelen waarvan de prijzen worden waargenomen is nodig omdat de omschrijvingen van ECOICOP-artikelgroepen te algemeen zijn.
Het aantal artikelen in een subklasse en het aantal winkels waar voor een bepaald artikel prijzen worden verzameld hangen onder meer af van de weging van de subklasse, van de diversiteit van het aanbod en van de spreiding en veranderlijkheid van de prijzen.
In 2022 worden elke maand prijzen van tienduizenden artikelen met transactiedata en webscrapers verzameld. Prijswaarnemers van het CBS nemen daarnaast maandelijks op internet bij bijna 3 duizend winkels ongeveer 8.500 prijzen waar van zo’n 750 artikelen.
Het pakket waargenomen artikelen verandert voortdurend. Bij transactiedata en webscrapers gaat dat vanzelf, bij andere waarneemvormen worden voortdurend marktontwikkelingen gevolgd en worden artikelomschrijvingen aangepast aan het veranderende aanbod.
Als artikelen gedurende het jaar worden vervangen, wordt gekeken of er een verschil van kwaliteit is tussen het oude artikel en het nieuwe artikel. Indien nodig worden correcties aangebracht voor kwaliteitsverschillen, zodat de gemeten prijsontwikkeling niet veroorzaakt wordt door kwaliteitsveranderingen.
3.3 Relevantie van de uitkomsten per artikel
In rekentechnische zin worden artikelen in de CPI behandeld als een verdere detaillering van de subklassen. Een artikel krijgt een weging en van elk artikel wordt een prijsindex berekend. Zoals subklassen kunnen worden geaggregeerd naar klassen, groepen, afdelingen en de totaal-index, zo worden artikelen geaggregeerd naar subklassen.
Er zijn echter wezenlijke verschillen tussen de indexcijfers per artikel en de indexcijfers per subklasse:
- De weegfactoren per artikel zijn geen afspiegeling van de consumptie per artikel
- De indexcijfers per artikel zijn onvoldoende betrouwbaar voor publicatie
De weging voor ECOICOP-subklasse “nieuwe auto’s” bedraagt bijvoorbeeld 1.035. Dat betekent dat consumenten in de periode waarover de weging is bepaald, van elke €1.000,00 gemiddeld €10,35 aan nieuwe auto’s besteedden.
Als de weging voor een bepaald type auto in de steekproef 65 bedraagt, zegt dat echter niets over het aantal verkochte auto’s van dat type. De in de steekproef getrokken auto representeert namelijk ook de verkopen van een groot aantal andere auto’s. Het publiceren van de artikelwegingen is dus niet zinvol.
De nauwkeurigheidseisen die aan de CPI worden gesteld zijn:
- De totaaluitkomst is zeer betrouwbaar.
- De uitkomsten op detailniveau zijn voldoende betrouwbaar.
Het is een statistische wetmatigheid dat de relatieve steekproefvariantie steeds kleiner wordt naarmate er meer wordt geaggregeerd. Hierdoor kan worden gesteld dat de steekproefvariantie per artikel gemiddeld groter is dan van subklassen, klassen, groepen enzovoort. De prijsontwikkeling per artikel kan dan ook onvoldoende nauwkeurig gemeten zijn voor publicatie. Het is bovendien niet de taak van het CBS om in de CPI de prijsontwikkeling van individuele artikelen te beschrijven, maar uitsluitend de prijsontwikkelingen van ECOICOP-subklassen en hogere aggregaten.
3.4 Publicatiebeleid
Het CBS maakt niet in detail bekend welke artikelen worden waargenomen en wat de prijzen en prijsontwikkelingen van die artikelen zijn. De gedetailleerde artikelomschrijvingen bevatten vaak informatie over merk en/of type. Daarnaast kan eruit af te leiden zijn waar de prijzen zijn waargenomen. In de CBS-wet is geheimhouding van informatie over prijzen van individuele producten of in individuele winkels gewaarborgd.
De CBS-wet waarborgt hiermee de belangen van de bedrijven en instellingen die meewerken aan de dataverzameling. Wel is er een algemeen en geanonimiseerd overzicht samengesteld van de artikelen waarvan prijzen worden waargenomen in de CPI. Deze lijst vindt u in de Artikellijst verslagjaar 2022.