2. CPI: wat zit er in?
De CPI meet de prijsontwikkeling van (bijna) alle goederen en diensten die de consument aanschaft. Bijna alles waar de consument voor betaalt, hoort daarbij.
In paragraaf 2.1 geven we eerst aan wat er NIET in zit en waarom het CBS bij de CPI niet publiceert wat het totale bedrag is van de bestedingen die in de index zijn opgenomen.
In paragraaf 2.2 beschrijven we vervolgens hoe de bestedingen steeds verder worden gedetailleerd.
2.1 De totale bestedingen waarvan de CPI de prijsontwikkeling meet
De prijsontwikkeling van bijna alle consumptieve bestedingen van consumenten wordt in de CPI gemeten. Het zijn vooral internationale voorschriften die bepalen wat er wel en niet tot de consumptie wordt gerekend. Alvorens meer in detail op de inhoud in te gaan is het beter om aan te geven welke uitgaven van consumenten daar dan niet bij zitten. Het gaat om de volgende uitgaven:
- Belastingen over inkomen of vermogen.
Deze worden niet beschouwd als consumptie maar als aftrekpost op het inkomen. - Sociale verzekeringspremies.
Deze worden niet beschouwd als consumptie maar als aftrekpost op het inkomen. - Zorg die door de sociale verzekering wordt vergoed.
Als de consument voor bepaalde voorzieningen een eigen bijdrage moet betalen, dan telt deze eigen bijdrage wel mee. Het bedrag voor het eigen risico in de zorgverzekering zit er weer niet in. - Aankopen door consumenten bij consumenten, bijvoorbeeld van tweedehands goederen.
De CPI meet de consumptie van alle consumenten tezamen. In dit geval vallen uitgaven en ontvangsten tegen elkaar weg. - Aankoop van huizen en daarmee samenhangende kosten.
De aankoop van een eigen woning wordt gezien als investering. In plaats daarvan wordt in de CPI voor eigen-woningbezitters een huurbedrag toegerekend dat overeenkomt met de huur die de consument zou moeten betalen als hij de woning huurde. - Rentebetalingen.
Financiële transacties worden niet als consumptie beschouwd. - Giften.
Financiële transacties worden niet als consumptie beschouwd. - Levensverzekeringen en andere inkomensverzekeringen.
Dit is geen consumptie, maar een verschuiving van inkomen in de tijd. Nadat de levensverzekering tot uitkering komt, zullen de uitgaven die met die uitkering worden gedaan wel tot de consumptie behoren. - Besparingen.
Besparingen zijn geen consumptie. - Indirect gemeten financiële diensten (FISIM).
Consumenten betalen in het algemeen hogere rentes aan banken en andere financiële instellingen voor geldleningen, dan dat zij ontvangen voor spaargelden. Het renteverschil is een feitelijke maar indirecte betaling voor de diensten van die financiële instellingen. Dit wordt bij internationale afspraak niet opgenomen in de CPI. Bankdiensten met een direct berekend tarief zitten er wel in. - Aandelen en andere beleggingen.
Dit is een vorm van besparingen. Transactiekosten behoren wel tot de consumptie. - Goud en edelstenen, die als beleggingsobject worden gekocht.
Deze worden beschouwd als investering, niet als consumptie. - Sommige moeilijk te meten diensten zoals kansspelen, drugs, prostitutie.
Deze zouden misschien in de CPI thuishoren, maar zijn om praktische redenen, en volgens internationale afspraken, uitgesloten.
Voor de rest zitten alle consumptieve bestedingen wel in de CPI. Het CBS publiceert over de omvang van de consumptieve bestedingen in twee andere statistieken:
- In de Nationale Rekeningen (NR) worden de totale bestedingen gepubliceerd binnen een stelsel van samenhangende statistieken.
- In het Budgetonderzoek (BO) wordt gemeten hoe de bestedingen van huishoudens zijn verdeeld tussen verschillende huishoudens, over verschillende goederencategorieën en dergelijke.
Bij de bepaling van de bestedingen in de CPI maakt het CBS ieder jaar gebruik van de meest recente beschikbare gegevens uit NR en BO, en van andere gegevens. Hoe groot het bedrag precies is waarop de CPI is gebaseerd, publiceert het CBS niet.
Enerzijds omdat dit de taak is van NR en BO, maar anderzijds omdat het wegingsschema niet meer wordt herzien als het eenmaal is vastgesteld, ook niet als meer recente uitkomsten van NR of BO beschikbaar zijn. Dit leidt er toe dat het bedrag waarop de CPI is gebaseerd uiteindelijk kan afwijken van het later gepubliceerde definitieve cijfer van de consumptie. Bovendien is het bedrag van de consumptie niet relevant voor de berekening van de CPI, maar zijn alleen de verhoudingen van de uitgaven voor de verschillende goederengroepen van belang. Tot slot zijn tijdreeksen van CPI-bedragen niet betrouwbaar als tijdreeksen van de ontwikkeling van de consumptie, bijvoorbeeld na een revisie van de NR.
2.2 De onderverdeling van de bestedingen in de publicatie van de CPI
De belangrijkste uitkomst van de CPI is het totaalcijfer van de jaar-op-jaar ontwikkeling van alle bestedingen. Het totaalcijfer wordt ook vrijwel altijd gebruikt bij contractaanpassingen, en de totale prijsontwikkeling van de Europees geharmoniseerde CPI, de HICP, is ook de belangrijkste maatstaf voor het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank (ECB).
Om de uitkomsten beter te kunnen duiden worden de totale bestedingen opgedeeld in een aantal consumptiecategorieën. Binnen het totaal worden bijvoorbeeld “Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken” onderscheiden. Daarbinnen valt de Groep “Voedingsmiddelen” die verder wordt opgedeeld bijvoorbeeld in “Melk, kaas en eieren”. Daaronder wordt tenslotte de subklasse “Kaas en kwark” onderscheiden.
Het aandeel van de bestedingen in een categorie binnen het totaal van de bestedingen bepaalt de wegingsfactor. Voor elke categorie wordt aangegeven hoe de gemiddelde prijsontwikkeling is voor alle consumptieve bestedingen binnen die categorie. Ook wordt aangegeven hoe groot het bestedingsaandeel is van die categorie.
De weegfactoren geven het aandeel in de totale consumptie weer van alle goederen en/of diensten in de betreffende categorie. Andersom worden alle goederen en diensten die consumenten aanschaffen ingedeeld in een van de categorieën. De weegfactoren worden jaarlijks geactualiseerd om de meest recente informatie over de samenstelling van de consumptie te gebruiken.
Voor elke consumptiecategorie worden aparte prijsindexcijfers gepubliceerd. Deze prijsindexcijfers beschrijven de gemiddelde prijsontwikkeling van alle goederen en diensten in de categorie.
De onderverdeling van de consumptie in categorieën is gebaseerd op een classificatie die is opgesteld door de Verenigde Naties (UN) in samenwerking met statistici uit de gehele wereld, de COICOP (Classification of Individual Consumption According to Purpose).
In 2016 is de classificatie ECOICOP ingevoerd (European Classification of Individual Consumption by Purpose), die een nog gedetailleerdere indeling kent. Deze classificatie is uitgebreid beschreven op de CBS-website. Ook is in 2016 het indexreferentiejaar gewijzigd van 2006=100 naar 2015=100. De belangrijkste informatie hierover vindt u hier.
2.2.1 De onderverdeling in afdelingen
De internationale COICOP-indeling is ingedeeld in 12 zogenaamde “afdelingen”. Daarnaast onderscheidt het CBS in de CPI de afdeling “Consumptiegebonden belastingen” en de afdeling “Consumptie in het buitenland”. In figuur 2.2.1.1 zijn alle 14 afdelingen opgenomen en hun weegaandeel in 2022.
2.2.2 De onderverdeling in groepen, klassen en subklassen
De afdelingen zijn onderverdeeld in groepen, klassen en subklassen. In totaal omvat de CPI 14 afdelingen, 50 groepen, 87 klassen en 187 subklassen. De weging telt op tot 100.000 punten. De gemiddelde omvang van een groep is 2.000 weegpunten, van een klasse is dat 981 weegpunten en van een subklasse 344. Een subklasse omvat dus gemiddeld minder dan 0,4 procent van de bestedingen.
Het volledige overzicht van de indeling en van de weegfactoren voor 2022 vindt u hier.
waarvan | |||
---|---|---|---|
Totaal | Niet onderverdeeld | Onderverdeeld | |
Totaal | 1 | 1 | |
Afdelingen | 14 | 14 | |
Groepen | 50 | 11 | 39 |
Klassen | 87 | 21 | 66 |
Subklassen | 187 | 187 | 0 |
Publicatieregels | 339 | 219 | |
2.2.3 Conclusie over de inhoud van de CPI
Hiermee eindigt de omschrijving van waar de CPI over publiceert.
Aangegeven is van welke uitgaven het CBS in de CPI de prijsontwikkeling meet en welke uitgaven zijn uitgesloten. Vervolgens is aangegeven hoe de totale bestedingen zijn onderverdeeld in de publicatie. Voor elk onderdeel wordt een weegfactor gepubliceerd, die het aandeel in de bestedingen aangeeft. Ook wordt voor elk onderdeel een prijsindexreeks gepubliceerd.
Door aggregatie (samenvoegen) van de uitkomsten van subklassen, en met gebruikmaking van de weegfactoren, worden de indices per klasse berekend. Door aggregatie van de uitkomsten per klasse volgen de uitkomsten per groep en door aggregatie van de groepen volgt de uitkomst voor de afdelingen. Uiteindelijk volgt uit de aggregatie van de 14 afdelingen de totaaluitkomst.