Het mandje van de consumentenprijsindex, de bestedingen van consumenten en de meting van de CPI in 2022

Over deze publicatie

Deze paper geeft meer inzicht in de inhoud van de consumentenprijsindex (CPI), het zogenaamde mandje. Er wordt antwoord gegeven op vragen als: Van welke bestedingen meet het CBS de prijsontwikkeling? Welke gegevens worden hiervoor verzameld en wat wordt er gepubliceerd? Ook worden enkele achtergronden bij de wegingen van 2022 besproken.

1. Inleiding

De Consumentenprijsindex (CPI) meet de prijsontwikkeling van alle consumptieve bestedingen van Nederlandse consumenten en is een belangrijke maatstaf voor de inflatie. Er wordt vaak gesproken over het vaste boodschappenmandje van de CPI. Het is wel een wat simpele voorstelling om te denken dat het CBS slechts een mandje van boodschappen waarneemt, want de CPI bestrijkt een zeer groot aantal goederen en diensten die alle consumenten in Nederland kopen. Het gaat daarbij om grote steekproeven van artikelen waarvan het CBS de prijzen waarneemt.

Bovendien is er nauwelijks te spreken van een vast mandje. Net zoals consumenten voortdurend andere keuzes maken over de aanschaf van een steeds veranderend aanbod van goederen en diensten, zo verandert de samenstelling van het aantal waargenomen prijzen ook elke maand.

In dit artikel geeft het CBS meer inzicht in de inhoud van de CPI. Het artikel bestaat uit vier delen.

In hoofdstuk 2 wordt beschreven wat de bestedingen zijn waarvan het CBS de prijsontwikkeling meet, welke gegevens het CBS daarover verzamelt en wat er wordt gepubliceerd. In hoofdstuk 3 wordt aangegeven hoe het CBS de prijswaarneming organiseert en de steekproeven trekt, waarmee de prijsontwikkeling wordt gemeten. Daarbij wordt ook uitgelegd waarom het CBS niet alle details over de steekproef publiceert. Hoofdstuk 4 geeft enkele achtergronden bij de wegingen van 2022 en de wijzigingen door de coronacrisis.

Alle genoemde cijfers zijn voor verslagjaar 2022 geactualiseerd.

2. CPI: wat zit er in?

De CPI meet de prijsontwikkeling van (bijna) alle goederen en diensten die de consument aanschaft. Bijna alles waar de consument voor betaalt, hoort daarbij. 
In paragraaf 2.1 geven we eerst aan wat er NIET in zit en waarom het CBS bij de CPI niet publiceert wat het totale bedrag is van de bestedingen die in de index zijn opgenomen.
In paragraaf 2.2 beschrijven we vervolgens hoe de bestedingen steeds verder worden gedetailleerd.

2.1 De totale bestedingen waarvan de CPI de prijsontwikkeling meet

De prijsontwikkeling van bijna alle consumptieve bestedingen van consumenten wordt in de CPI gemeten. Het zijn vooral internationale voorschriften die bepalen wat er wel en niet tot de consumptie wordt gerekend. Alvorens meer in detail op de inhoud in te gaan is het beter om aan te geven welke uitgaven van consumenten daar dan niet bij zitten. Het gaat om de volgende uitgaven:

  • Belastingen over inkomen of vermogen.
    Deze worden niet beschouwd als consumptie maar als aftrekpost op het inkomen.
  • Sociale verzekeringspremies.
    Deze worden niet beschouwd als consumptie maar als aftrekpost op het inkomen.
  • Zorg die door de sociale verzekering wordt vergoed.
    Als de consument voor bepaalde voorzieningen een eigen bijdrage moet betalen, dan telt deze eigen bijdrage wel mee. Het bedrag voor het eigen risico in de zorgverzekering zit er weer niet in.
  • Aankopen door consumenten bij consumenten, bijvoorbeeld van tweedehands goederen.
    De CPI meet de consumptie van alle consumenten tezamen. In dit geval vallen uitgaven en ontvangsten tegen elkaar weg.
  • Aankoop van huizen en daarmee samenhangende kosten.
    De aankoop van een eigen woning wordt gezien als investering. In plaats daarvan wordt in de CPI voor eigen-woningbezitters een huurbedrag toegerekend dat overeenkomt met de huur die de consument zou moeten betalen als hij de woning huurde.
  • Rentebetalingen.
    Financiële transacties worden niet als consumptie beschouwd.
  • Giften.
    Financiële transacties worden niet als consumptie beschouwd.
  • Levensverzekeringen en andere inkomensverzekeringen.
    Dit is geen consumptie, maar een verschuiving van inkomen in de tijd. Nadat de levensverzekering tot uitkering komt, zullen de uitgaven die met die uitkering worden gedaan wel tot de consumptie behoren.
  • Besparingen.
    Besparingen zijn geen consumptie.
  • Indirect gemeten financiële diensten (FISIM).
    Consumenten betalen in het algemeen hogere rentes aan banken en andere financiële instellingen voor geldleningen, dan dat zij ontvangen voor spaargelden. Het renteverschil is een feitelijke maar indirecte betaling voor de diensten van die financiële instellingen. Dit wordt bij internationale afspraak niet opgenomen in de CPI. Bankdiensten met een direct berekend tarief zitten er wel in.
  • Aandelen en andere beleggingen.
    Dit is een vorm van besparingen. Transactiekosten behoren wel tot de consumptie.
  • Goud en edelstenen, die als beleggingsobject worden gekocht.
    Deze worden beschouwd als investering, niet als consumptie.
  • Sommige moeilijk te meten diensten zoals kansspelen, drugs, prostitutie.
    Deze zouden misschien in de CPI thuishoren, maar zijn om praktische redenen, en volgens internationale afspraken, uitgesloten.

Voor de rest zitten alle consumptieve bestedingen wel in de CPI. Het CBS publiceert over de omvang van de consumptieve bestedingen in twee andere statistieken:

  • In de Nationale Rekeningen (NR) worden de totale bestedingen gepubliceerd binnen een stelsel van samenhangende statistieken.
  • In het Budgetonderzoek (BO) wordt gemeten hoe de bestedingen van huishoudens zijn verdeeld tussen verschillende huishoudens, over verschillende goederencategorieën en dergelijke.

Bij de bepaling van de bestedingen in de CPI maakt het CBS ieder jaar gebruik van de meest recente beschikbare gegevens uit NR en BO, en van andere gegevens. Hoe groot het bedrag precies is waarop de CPI is gebaseerd, publiceert het CBS niet.

Enerzijds omdat dit de taak is van NR en BO, maar anderzijds omdat het wegingsschema niet meer wordt herzien als het eenmaal is vastgesteld, ook niet als meer recente uitkomsten van NR of BO beschikbaar zijn. Dit leidt er toe dat het bedrag waarop de CPI is gebaseerd uiteindelijk kan afwijken van het later gepubliceerde definitieve cijfer van de consumptie. Bovendien is het bedrag van de consumptie niet relevant voor de berekening van de CPI, maar zijn alleen de verhoudingen van de uitgaven voor de verschillende goederengroepen van belang. Tot slot zijn tijdreeksen van CPI-bedragen niet betrouwbaar als tijdreeksen van de ontwikkeling van de consumptie, bijvoorbeeld na een revisie van de NR.

2.2 De onderverdeling van de bestedingen in de publicatie van de CPI

De belangrijkste uitkomst van de CPI is het totaalcijfer van de jaar-op-jaar ontwikkeling van alle bestedingen. Het totaalcijfer wordt ook vrijwel altijd gebruikt bij contractaanpassingen, en de totale prijsontwikkeling van de Europees geharmoniseerde CPI, de HICP, is ook de belangrijkste maatstaf voor het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank (ECB).

Om de uitkomsten beter te kunnen duiden worden de totale bestedingen opgedeeld in een aantal consumptiecategorieën. Binnen het totaal worden bijvoorbeeld “Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken” onderscheiden. Daarbinnen valt de Groep “Voedingsmiddelen” die verder wordt opgedeeld bijvoorbeeld in “Melk, kaas en eieren”. Daaronder wordt tenslotte de subklasse “Kaas en kwark” onderscheiden.
Het aandeel van de bestedingen in een categorie binnen het totaal van de bestedingen bepaalt de wegingsfactor. Voor elke categorie wordt aangegeven hoe de gemiddelde prijsontwikkeling is voor alle consumptieve bestedingen binnen die categorie. Ook wordt aangegeven hoe groot het bestedingsaandeel is van die categorie.

De weegfactoren geven het aandeel in de totale consumptie weer van alle goederen en/of diensten in de betreffende categorie. Andersom worden alle goederen en diensten die consumenten aanschaffen ingedeeld in een van de categorieën. De weegfactoren worden jaarlijks geactualiseerd om de meest recente informatie over de samenstelling van de consumptie te gebruiken.

Voor elke consumptiecategorie worden aparte prijsindexcijfers gepubliceerd. Deze prijsindexcijfers beschrijven de gemiddelde prijsontwikkeling van alle goederen en diensten in de categorie.

De onderverdeling van de consumptie in categorieën is gebaseerd op een classificatie die is opgesteld door de Verenigde Naties (UN) in samenwerking met statistici uit de gehele wereld, de COICOP (Classification of Individual Consumption According to Purpose).

In 2016 is de classificatie ECOICOP ingevoerd (European Classification of Individual Consumption by Purpose), die een nog gedetailleerdere indeling kent. Deze classificatie is uitgebreid beschreven op de CBS-website. Ook is in 2016 het indexreferentiejaar gewijzigd van 2006=100 naar 2015=100. De belangrijkste informatie hierover vindt u hier.

2.2.1 De onderverdeling in afdelingen

De internationale COICOP-indeling is ingedeeld in 12 zogenaamde “afdelingen”. Daarnaast onderscheidt het CBS in de CPI de afdeling “Consumptiegebonden belastingen” en de afdeling “Consumptie in het buitenland”. In figuur 2.2.1.1 zijn alle 14 afdelingen opgenomen en hun weegaandeel in 2022.

2.2.2 De onderverdeling in groepen, klassen en subklassen

De afdelingen zijn onderverdeeld in groepen, klassen en subklassen. In totaal omvat de CPI 14 afdelingen, 50 groepen, 87 klassen en 187 subklassen. De weging telt op tot 100.000 punten. De gemiddelde omvang van een groep is 2.000 weegpunten, van een klasse is dat 981 weegpunten en van een subklasse 344. Een subklasse omvat dus gemiddeld minder dan 0,4 procent van de bestedingen.

Het volledige overzicht van de indeling en van de weegfactoren voor 2022 vindt u hier.

2.2.2.1 Publicatie indeling CPI, op basis van ECOICOP classificatie
waarvan
TotaalNiet onderverdeeldOnderverdeeld
Totaal11
Afdelingen1414
Groepen501139
Klassen872166
Subklassen1871870
Publicatieregels339219

2.2.3 Conclusie over de inhoud van de CPI

Hiermee eindigt de omschrijving van waar de CPI over publiceert.
Aangegeven is van welke uitgaven het CBS in de CPI de prijsontwikkeling meet en welke uitgaven zijn uitgesloten. Vervolgens is aangegeven hoe de totale bestedingen zijn onderverdeeld in de publicatie. Voor elk onderdeel wordt een weegfactor gepubliceerd, die het aandeel in de bestedingen aangeeft. Ook wordt voor elk onderdeel een prijsindexreeks gepubliceerd.

Door aggregatie (samenvoegen) van de uitkomsten van subklassen, en met gebruikmaking van de weegfactoren, worden de indices per klasse berekend. Door aggregatie van de uitkomsten per klasse volgen de uitkomsten per groep en door aggregatie van de groepen volgt de uitkomst voor de afdelingen. Uiteindelijk volgt uit de aggregatie van de 14 afdelingen de totaaluitkomst.


3. Steekproeven en waargenomen artikelen

In hoofdstuk 2 is vastgesteld dat in beginsel de prijsontwikkeling van alle goederen en diensten die consumenten kopen in de CPI wordt beschreven en dat de weegfactoren bepaald worden aan de hand van de bestedingen. Dit hoofdstuk beschrijft in het kort hoe wordt bepaald welke prijzen voor de CPI feitelijk worden waargenomen.

3.1 Waarneemmethoden

Het is niet mogelijk om van alle transacties de prijzen te registreren. Een stap in die richting wordt gezet als transactiedata worden verzameld. Daarbij ontvangt het CBS de totale omzet en afzet per artikel van bepaalde winkelketens en websites. Deze gegevens beschrijven zeer vele transacties voor zeer vele artikelen. Zo worden bijvoorbeeld in supermarkten al enkele jaren de prijzen van alle artikelen gemeten. Het gebruik van transactiedata voor andere branches, zoals tuincentra, bouwmarkten en online warenhuizen neemt toe en de verwerkingsmethode wordt verder ontwikkeld.

Daarnaast zijn er verschillende andere waarneemmethoden in gebruik. Sommige prijzen worden waargenomen uit registraties en beschrijven zo ook alle transacties. Ook worden prijsontwikkelingen gemeten aan de hand van tarieven en gebruikersprofielen, bijvoorbeeld bij energie en telecomdiensten. Prijswaarneming via internet, zowel handmatig als met software via zogenaamde webscrapers, wordt ook toegepast. Deze op een winkel of een product toegespitste waarneemmethoden leiden vaak tot een brede dekking van artikelen.

Vanaf 2020 worden geen prijzen meer waargenomen door prijswaarnemers in winkels.

3.2 De steekproef van de CPI

Binnen elke subklasse (de laagste COICOP-indeling) wordt een aantal artikelen geselecteerd en beschreven op basis van een analyse van de markt. De meest populaire artikelen worden vaak gekozen, maar zeker niet uitsluitend. De CPI moet alle artikelen representeren, ook de minder populaire. Een beschrijving van de artikelen waarvan de prijzen worden waargenomen is nodig omdat de omschrijvingen van ECOICOP-artikelgroepen te algemeen zijn.

Het aantal artikelen in een subklasse en het aantal winkels waar voor een bepaald artikel prijzen worden verzameld hangen onder meer af van de weging van de subklasse, van de diversiteit van het aanbod en van de spreiding en veranderlijkheid van de prijzen.

In 2022 worden elke maand prijzen van tienduizenden artikelen met transactiedata en webscrapers verzameld. Prijswaarnemers van het CBS nemen daarnaast maandelijks op internet bij bijna 3 duizend winkels ongeveer 8.500 prijzen waar van zo’n 750 artikelen.

Het pakket waargenomen artikelen verandert voortdurend. Bij transactiedata en webscrapers gaat dat vanzelf, bij andere waarneemvormen worden voortdurend marktontwikkelingen gevolgd en worden artikelomschrijvingen aangepast aan het veranderende aanbod.

Als artikelen gedurende het jaar worden vervangen, wordt gekeken of er een verschil van kwaliteit is tussen het oude artikel en het nieuwe artikel. Indien nodig worden correcties aangebracht voor kwaliteitsverschillen, zodat de gemeten prijsontwikkeling niet veroorzaakt wordt door kwaliteitsveranderingen.

3.3 Relevantie van de uitkomsten per artikel

In rekentechnische zin worden artikelen in de CPI behandeld als een verdere detaillering van de subklassen. Een artikel krijgt een weging en van elk artikel wordt een prijsindex berekend. Zoals subklassen kunnen worden geaggregeerd naar klassen, groepen, afdelingen en de totaal-index, zo worden artikelen geaggregeerd naar subklassen.

Er zijn echter wezenlijke verschillen tussen de indexcijfers per artikel en de indexcijfers per subklasse:

  • De weegfactoren per artikel zijn geen afspiegeling van de consumptie per artikel
  • De indexcijfers per artikel zijn onvoldoende betrouwbaar voor publicatie

De weging voor ECOICOP-subklasse “nieuwe auto’s” bedraagt bijvoorbeeld 1.035. Dat betekent dat consumenten in de periode waarover de weging is bepaald, van elke €1.000,00 gemiddeld €10,35 aan nieuwe auto’s besteedden.
Als de weging voor een bepaald type auto in de steekproef 65 bedraagt, zegt dat echter niets over het aantal verkochte auto’s van dat type. De in de steekproef getrokken auto representeert namelijk ook de verkopen van een groot aantal andere auto’s. Het publiceren van de artikelwegingen is dus niet zinvol.

De nauwkeurigheidseisen die aan de CPI worden gesteld zijn:

  • De totaaluitkomst is zeer betrouwbaar.
  • De uitkomsten op detailniveau zijn voldoende betrouwbaar.

Het is een statistische wetmatigheid dat de relatieve steekproefvariantie steeds kleiner wordt naarmate er meer wordt geaggregeerd. Hierdoor kan worden gesteld dat de steekproefvariantie per artikel gemiddeld groter is dan van subklassen, klassen, groepen enzovoort. De prijsontwikkeling per artikel kan dan ook onvoldoende nauwkeurig gemeten zijn voor publicatie. Het is bovendien niet de taak van het CBS om in de CPI de prijsontwikkeling van individuele artikelen te beschrijven, maar uitsluitend de prijsontwikkelingen van ECOICOP-subklassen en hogere aggregaten.

3.4 Publicatiebeleid

Het CBS maakt niet in detail bekend welke artikelen worden waargenomen en wat de prijzen en prijsontwikkelingen van die artikelen zijn. De gedetailleerde artikelomschrijvingen bevatten vaak informatie over merk en/of type. Daarnaast kan eruit af te leiden zijn waar de prijzen zijn waargenomen. In de CBS-wet is geheimhouding van informatie over prijzen van individuele producten of in individuele winkels gewaarborgd.

De CBS-wet waarborgt hiermee de belangen van de bedrijven en instellingen die meewerken aan de dataverzameling. Wel is er een algemeen en geanonimiseerd overzicht samengesteld van de artikelen waarvan prijzen worden waargenomen in de CPI. Deze lijst vindt u in de Artikellijst verslagjaar 2022.

4. Achtergronden bij de wegingen van 2022

Jaarlijks worden in de CPI nieuwe bestedingsaandelen bepaald. Deze worden telkens in januari voor het eerst gebruikt voor de berekening van de prijsindexcijfers en blijven een jaar constant. Dit hoofdstuk licht de achtergrond van de jaarlijkse basisverlegging voor het verslagjaar 2022 toe.

4.1 Bepaling nieuwe bestedingsaandelen

De bestedingsaandelen van de gemiddelde consument worden als volgt bepaald:

  • De CPI wordt berekend als een Laspeyres prijsindex. Dit betekent dat de CPI die in jaar t wordt gepubliceerd, gebaseerd is op het gemiddelde consumptiepatroon van jaar t-1. De in 2022 te publiceren indexcijfers worden dus gewogen met bestedingsaandelen van 2021.
  • De basis voor het bepalen van de bestedingsaandelen in 2021 vormen de voorlopige consumptiecijfers van de Nationale Rekeningen van 2020 (NR 2020V). Dit, omdat de cijfers van 2021 nog niet beschikbaar zijn.
  • Het mandje dat in 2022 wordt gebruikt, tracht de bestedingen van de consument in 2021 te benaderen. Als er grote aantoonbare veranderingen zijn geweest gedurende 2021, dan worden alternatieve bronnen gebruikt om de consumptiecijfers bij te werken. Voor verslagjaar 2022 is dat gebeurd bij alle bestedingscategorieën, omdat door de coronacrisis de consumptie in 2020 en 2021 sterk is gewijzigd.
  • Als voor bepaalde artikelgroepen de cijfers uit de Nationale Rekeningen niet voorhanden zijn, worden alternatieve bronnen gebruikt.
  • De Nationale Rekeningen bevatten ook de uitgaven van buitenlanders in Nederland. Die bedragen uit de Nationale Rekeningen worden gecorrigeerd voor het conceptuele verschil tussen het consumptiebegrip van de Nationale Rekeningen en de CPI met betrekking tot de uitgaven van buitenlanders in Nederland (uitgaven van buitenlanders in Nederland zijn niet vertegenwoordigd in de CPI, maar wel in de HICP).
  • De bedragen uit de Nationale Rekeningen zijn anders geclassificeerd dan in de CPI. De bedragen volgens deze NR-classificatie worden met behulp van een schema verdeeld naar de classificatie van CPI-artikelgroepen (ECOICOP-groepen).
  • Voor enkele ECOICOP groepen vindt een verdere onderverdeling naar het laagste niveau plaats met behulp van diverse bronnen. Het gaat onder andere om het Budgetonderzoek en marktinformatie van derden. De bedragen op het laagste artikelgroep niveau worden vervolgens herschaald naar 100.000 punten.
  • Vervolgens worden de bestedingsaandelen van het jaar 2021 gewaardeerd tegen prijzen van december 2021 en weer herschaald naar 100.000 punten. Dit gebeurt omdat de CPI een kettingindex is, met december als schakelmaand. De bestedingsaandelen die zijn gebaseerd op het gemiddelde prijsniveau van 2021 worden zo representatief gemaakt voor het prijsniveau van de schakelmaand december 2021. Deze weegpunten (ook wel decembergewichten genoemd) worden gepubliceerd op StatLine. Voor het verslagjaar 2022 zijn er op het laagste publicatieniveau 219 artikelgroepen.

4.2 Coronacrisis

Normaal gesproken wijzigt het uitgavenpatroon van de consument geleidelijk. De coronacrisis heeft er echter toe geleid dat in de afgelopen jaren het dagelijkse leven sterk veranderde en de consument het geld ook anders is gaan uitgeven: het gemiddelde mandje boodschappen veranderde sterk.

Door de rigoureuze verandering van de uitgaven van de consument was het nodig om sterkere wijzigingen door te voeren in de weging van de productgroepen. Als bronnen zijn hiervoor meerdere andere statistieken van het CBS gebruikt. Zo is de transactiedata van supermarkten en reisorganisaties gebruikt om het juiste consumptiepatroon te bepalen. Ook zijn gegevens van Nationale Rekeningen, tot en met het derde kwartaal van 2021, gebruikt om ontwikkelingen bij te stellen en in te schatten. Bij de publicatie van de CPI in februari 2022 waren de gegevens uit de Nationale Rekeningen over het vierde kwartaal van 2021 nog niet beschikbaar. Waar dat nodig was zijn er andere bronnen gebruikt. Meer informatie over de keuzes die gemaakt zijn voor het vaststellen van de wegingen van 2021 en 2022 staat in de publicatie: De gevolgen van de coronacrisis voor het wegingsschema van de CPI.

4.3 Wijziging van de behandeling van de teruggave energiebelasting in de CPI

Huishoudens in Nederland krijgen een teruggave op hun energiebelasting uitgekeerd via de elektriciteitsrekening. In de Consumentenprijsindex (CPI) is deze teruggave daarom tot op heden in mindering gebracht op de prijs van elektriciteit. De verhoging van de teruggave zou in 2022 kunnen leiden tot een negatieve prijs voor elektriciteit. Dit leidt tot problemen voor het berekenen van de CPI.

Het CBS heeft ervoor gekozen om vanaf 2022 de teruggave energiebelasting gedeeltelijk in mindering te brengen op de prijs van elektriciteit en gedeeltelijk op de prijs van gas. Dit komt ook beter overeen met de werkelijkheid, waarbij de teruggave compenseert voor de belasting op elektriciteit en gas. Dit heeft gevolgen voor de prijsindices van elektriciteit en gas. De verschillende prijscomponenten van elektriciteit en gas wegen anders mee in de indexberekening. Hierdoor wijken de afzonderlijke jaarmutaties van elektriciteit en gas in 2022 af. De jaarmutaties en prijsindices van het aggregaat energie (elektriciteit en gas samen) wijken nauwelijks af. Meer informatie hierover staat in de publicatie: Wijziging van de behandeling van de teruggave energiebelasting in de CPI.

4.4 Kort- en langlopende reeksen in de CPI

De CPI is een kettingindex, waarbij het consumptiepakket van de CPI jaarlijks wordt aangepast. Dit betekent dat de langlopende reeks 2015=100 gebaseerd is op jaarlijks veranderende bestedingsaandelen.

Om de indexcijfers van de verschillende jaren (met verschillende bestedingsaandelen) aan elkaar te koppelen wordt de volgende werkwijze gehanteerd:

Voor alle CPI-artikelgroepen worden zogenaamde kortlopende indexreeksen bepaald. Voor het verslagjaar 2022 beginnen deze kortlopende indexreeksen in december 2021 en lopen ze 13 maanden, dus tot en met december 2022. Bij de start van een kortlopende reeks staan alle indexen op 100 (de kortlopende decemberindex 2021 is gelijk aan 100).

Met behulp van deze kortlopende indexcijfers van de verschillende artikelgroepen worden iedere maand in 2022 de prijsveranderingen ten opzichte van december 2021 berekend.

Deze prijsveranderingen worden vervolgens vermenigvuldigd met de langlopende reeks voor iedere artikelgroep van de CPI in december 2021.

In formule:
CPI januari 2022 = (CPI december 2021) * (kortlopende CPI januari 2022)/(kortlopende CPI december 2021).

De kortlopende reeks

De gewichten die bij de berekening van de kortlopende indices voor 2022 worden gebruikt zijn de gewichten van het jaar 2021, gewaardeerd tegen het prijsniveau van december. Ook in de nieuwsberichten en op StatLine worden deze gewichten getoond.