5. Validatie
De cijfers zijn steeds voor de 7 PCAF-banken en voor alle hypotheekverstrekkers in Nederland samen bepaald. Vanwege de gevoeligheid van sommige informatie is in een aantal gevallen alleen het landelijk gemiddelde getoond en aangegeven voor welke van de 7 PCAF-banken de cijfers een grotere afwijking van dat gemiddelde vertonen.
Allereerst is gekeken naar de totale uitstaande hypotheekschuld (inclusief bouwdepots) per financiële instelling ultimo 2015 en 2016. Grote financiële instellingen hebben vaak complexe organisatiestructuren en het kan zijn dat hypotheken onder meerdere bedrijfsonderdelen ondergebracht zijn. Zoals eerder aangegeven is een selectie gemaakt aan de hand van RSIN-identificatienummers. Het blijkt dat er ook bedrijfsonderdelen opgenomen zijn die voornamelijk commerciële leningen aanbieden. Door het vergelijken van de totale uitstaande hypotheekschuld lijkt het dat commerciële leningen aan privé-personen zoals artiesten en sporters ook meegenomen zijn. Deze leningen zijn niet voor elke financiële instelling te onderscheiden en daarom is besloten ze integraal mee te nemen. De totalen komen voor alle 7 financiële instellingen van PCAF goed overeen met hun eigen cijfers.
Voor een deel van de leningen die aan de Belastingdienst geleverd worden, is de totale uitstaande hypotheekschuld aan het einde van het jaar 0 of negatief. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij overgesloten hypotheken. We zullen deze hypotheken in het vervolg aanduiden met ‘Saldo 0’. In Tabel 2 is voor 2015 het totale aantal geïdentificeerde hypotheken per financiële instelling en het aandeel, qua aantallen, met saldo 0 getoond. Voor heel Nederland gemiddeld gaat het om 6,0 procent van de hypotheken. Deze hebben een aandeel van 5,4 procent in de elektriciteitsleveringen en 5,8 procent in de aardgasleveringen. Ze zijn in het vervolg niet meegenomen, omdat de betreffende hypotheek afgelost is. Als deze is overgesloten, wordt de nieuwe hypotheek met een positief saldo wel meegenomen. Ook het aantal hypotheken per financiële instelling met een positief saldo komt goed overeen met de eigen cijfers voor de zeven PCAF-banken.
Financiële | Aantal panden | Aandeel van hypotheken met saldo 0 | ||
---|---|---|---|---|
Instelling | [x 1000] | Aantal | Elektriciteitslevering | Aardgaslevering |
ABN AMRO Bank | 859 | 7,0% | 6,4% | 6,9% |
De Volksbank | 306 | 5,5% | 5,0% | 5,3% |
ASR Nederland | 41 | 4,4% | 4,3% | 4,6% |
ING Bank | 638 | 5,6% | 5,0% | 5,4% |
De Coöperatieve Rabobank | 1.333 | 5,8% | 5,1% | 5,4% |
Triodos Bank | 2,4 | 3,6% | 4,0% | 4,1% |
Van Lanschot | 13,7 | 5,0% | 4,2% | 4,3% |
Totaal NL | 4.120 | 6,0% | 5,4% | 5,8% |
In Tabel 3 is een vergelijking te zien van het woonadres met een eventueel gevonden adres volgens de aangifte inkomstenbelasting. Gemiddeld is er zowel in 2015 en 2016 in 87,5 procent van de gevallen een adres gevonden en komt dit overeen met het woonadres. In 1,9 procent van de gevallen uit 2015 is een adres gevonden, maar verschilt het van het woonadres. In 10 procent van de gevallen is geen adres gevonden in de belastingaangifte, maar hadden alle personen die met de hypotheek verbonden zijn wel hetzelfde woonadres. In 0,6 procent was ook geen adres gevonden in de belastingaangifte, maar hadden de personen verschillende woonadressen. Zoals eerder aangegeven is dan willekeurig 1 adres gekozen.
Jaar | Adressen gelijk | Adressen niet gelijk | Alleen 1 woonadres | Verschillende woonadressen |
---|---|---|---|---|
2015 | 87,5% | 1,9% | 10,0% | 0,6% |
2016 | 87,5% | 1,7% | 10,2% | 0,7% |
Bij Triodos en Van Lanschot is er minder vaak een overeenstemming tussen hypotheek- en woonadres; voor Triodos wijkt het woonadres wat vaker af van het adres volgens de aangifte inkomstenbelasting en bij Van Lanschot kon wat vaker geen hypotheekadres gevonden worden in het bestand van de Belastingdienst.
Zoals al eerder aangegeven kan niet voor elke woning in Nederland de elektriciteits- en aardgasleveringen bepaald worden. In dergelijke gevallen is een schatting gemaakt van de aardgas- en elektriciteitsleveringen. Uit Tabel 4 blijkt dat in 2015 voor 9,1 procent van de hypotheken de elektriciteitsleveringen zijn geschat en voor 13,3 procent de aardgasleveringen. In 2016 ging het om respectievelijk 8,1 en 12,6 procent. Voor een deel van deze gevallen kon het hypotheek object niet gekoppeld worden met de energiebestanden. In 2015 ging het om 0,5 procent van de hypotheken en in 2016 was dit 0,3 procent. Vermoedelijk zijn dit grotendeels nieuwe woningen die nog niet verwerkt zijn in de registers van het CBS en daarom is een energielevering van 0 kWh en 0 m3 aardgas aangenomen.
Jaar | Elektriciteit | Aardgas | Geen koppeling |
---|---|---|---|
2015 | 9,1% | 13,3% | 0,5% |
2016 | 8,1% | 12,6% | 0,3% |
De laatste kolom geeft het aandeel hypotheken waarvan de woning helemaal niet met de CBS registers gekoppeld kon worden. |
Voor de meeste financiële instellingen van PCAF is een vergelijkbaar percentage elektriciteits- en aardgasleveringen geschat. Alleen voor Triodos en Van Lanschot liggen de percentages hoger. Voor woningen met onbekende eigendomsverhouding is de energielevering vaker onbekend. Datzelfde geldt voor vrijstaande woningen. Bij Triodos is het aandeel woningen met onbekende eigendomsverhouding met 21,5 procent hoger dan bij de andere 6 PCAF–banken, waar het aandeel tussen 0,7 en 2,6 procent ligt. Bij Van Lanschot is het aandeel vrijstaande woningen hoger dan bij de andere financiële instellingen.
Figuur 1 toont de verdeling van de elektriciteits- en aardgasleveringen in 2016 voor alle woningen die belast zijn met een hypotheek. De piek in beide figuren bij een levering van 0 is het gevolg van de hypotheken die niet koppelden en waarvoor een elektriciteits- en aardgaslevering van 0 geschat is. De verdeling voor 2015 is vergelijkbaar.
Van de PCAF-banken is de gemiddelde elektriciteits- en aardgaslevering voor ASR en Triodos wat lager. Voor de woningen met een hypotheek bij Van Lanschot is zowel de elektriciteits- als aardgaslevering gemiddeld aanzienlijk hoger. Daarbij moet aangemerkt worden dat het gemiddelde gebruiksoppervlak volgens de BAG bij Van Lanschot hypotheken ook aanzienlijk hoger is. Het gemiddelde gebruiksoppervlak bij ASR hypotheken is iets lager dan gemiddeld, terwijl dat bij Triodos vergelijkbaar is met de overige banken. 2015 en 2016 vertonen hier een vergelijkbaar patroon.
elektriciteitsverbruik (kWh) | N x duizend (N x 1 000) |
---|---|
250 | 39,031 |
500 | 24,393 |
750 | 35,436 |
1000 | 59,497 |
1250 | 94,776 |
1500 | 132,756 |
1750 | 168,724 |
2000 | 205,133 |
2250 | 233,803 |
2500 | 249,098 |
2750 | 262,113 |
3000 | 269,801 |
3250 | 272,073 |
3500 | 264,172 |
3750 | 249,457 |
4000 | 227,439 |
4250 | 204,989 |
4500 | 181,088 |
4750 | 164,299 |
5000 | 135,671 |
5250 | 114,278 |
5500 | 95,647 |
5750 | 79,887 |
6000 | 66,803 |
6250 | 54,185 |
6500 | 45,406 |
6750 | 37,738 |
7000 | 31,357 |
7250 | 26,335 |
7500 | 22,373 |
7750 | 19,208 |
8000 | 16,089 |
8250 | 13,449 |
8500 | 11,483 |
8750 | 10,018 |
9000 | 8,085 |
9250 | 6,387 |
9500 | 4,95 |
9750 | 4,377 |
10000 | 4,054 |
10250 | 3,439 |
10500 | 2,602 |
10750 | 2,417 |
11000 | 2,056 |
11250 | 1,876 |
aardgasverbruik (m3) | N x duizend (N x 1 000) |
---|---|
100 | 31,384 |
200 | 18,287 |
300 | 28,105 |
400 | 40,522 |
500 | 58,445 |
600 | 80,731 |
700 | 107,428 |
800 | 147,095 |
900 | 191,829 |
1000 | 228,619 |
1100 | 237,72 |
1200 | 275,879 |
1300 | 269,849 |
1400 | 274,731 |
1500 | 252,206 |
1600 | 229,102 |
1700 | 206,648 |
1800 | 185,232 |
1900 | 163,139 |
2000 | 146,611 |
2100 | 132,312 |
2200 | 113,834 |
2300 | 100,835 |
2400 | 87,924 |
2500 | 75,609 |
2600 | 65,066 |
2700 | 55,804 |
2800 | 48,106 |
2900 | 40,12 |
3000 | 33,78 |
3100 | 29,199 |
3200 | 24,791 |
3300 | 21,354 |
3400 | 18,197 |
3500 | 15,983 |
3600 | 13,917 |
3700 | 12,631 |
3800 | 10,655 |
3900 | 9,584 |
4000 | 8,328 |
4100 | 7,329 |
4200 | 6,167 |
4300 | 5,33 |
4400 | 4,534 |
4500 | 4,061 |
4600 | 3,542 |
4700 | 3,055 |
4800 | 2,78 |
4900 | 2,467 |
5000 | 2,42 |
5100 | 2,165 |
5200 | 1,909 |
5300 | 1,711 |
5400 | 1,65 |
5500 | 1,496 |
5600 | 1,4 |
5700 | 1,255 |
5800 | 1,067 |
5900 | 0,936 |
6000 | 0,87 |
Naast het bewonersgedrag heeft de leeftijd van een woning in het algemeen invloed op het energieverbruik van de woning. Als grove benadering voor de leeftijdsverdeling is de eerste ingangsdatum van een lening gebruikt. Het patroon dat te zien is in Tabel 5 voor alle Nederlandse hypotheken samen, namelijk dat nieuwere woningen (of beter: recenter afgesloten hypotheken) gemiddeld een lagere aardgas- en elektriciteitslevering hebben, is te verwachten. Dit is een gevolg van de steeds hogere eisen op het gebied van duurzaamheid aan de bouw van nieuwe woningen. Dat de benadering via de ingangsdatum van de hypotheek niet perfect is, is te zien aan de hogere aardgaslevering voor hypotheken in 2015 met ingangsdatum 2011 of later.
Jaar | Type | [-, 2000] | [2001, 2005] | [2006, 2010] | [2011, +] | Totaal |
---|---|---|---|---|---|---|
2015 | elektriciteit | 3.673 | 3.745 | 3.628 | 3.475 | 3.573 |
2016 | 3.681 | 3.677 | 3.594 | 3.173 | 3.510 | |
2015 | Aardgas | 1.628 | 1.536 | 1.461 | 1.516 | 1.518 |
2016 | 1.724 | 1.603 | 1.533 | 1.461 | 1.589 | |
De gegevens voor de PCAF-banken vertonen dezelfde trend (hier niet getoond). Bij Triodos is het aandeel nieuwe hypotheken aanzienlijk hoger, wat grotendeels de lagere gemiddelde aardgaslevering in 2015 en 2016 verklaart. De elektriciteitslevering bij Triodos is echter zelfs vergeleken met andere nieuwere hypotheken aanzienlijk lager. De hogere energielevering bij Van Lanschot is aanwezig bij alle ‘leeftijdscategorieën’. Bij ASR vertonen met name de recentere hypotheken een wat lagere elektriciteits- en aardgaslevering dan het landelijk gemiddelde.
De conclusie van de validatie is dat de afgebakende populatie vergelijkbaar is met de gegevens die door PCAF gebruikt zijn. Hoewel er nog verbeteringen in de kwaliteit mogelijk zijn, is de verwachting dat de cijfers op basis van dit onderzoek een betere totaalschatting per financiële instelling zullen geven dan de schatting op basis van de gemiddelde energielevering per energielabel.