4. Consumptie in meer detail
4.1 Totale consumptie
Het patroon van de totale consumptie lijkt in de afgelopen jaren niet veel veranderd. De totale consumptie wordt voor een groot deel bepaald door een aantal producten waaraan huishoudens vaak het meeste geld kwijt zijn. Ongeveer een kwart van de totale consumptieve bestedingen gaat bijvoorbeeld naar huisvesting, water en energie. Deze lasten zijn vaak voor een langere termijn vastgelegd en zijn daarnaast relatief inflexibel waardoor het aandeel in de totale consumptie vrij constant blijft.
Huisvesting, water en energie (%) | Vervoer (%) | Voeding en niet-alcoholische dranken (%) | Recreatie en cultuur (%) | Horeca (%) | Woninginrichting en huishouding (%) | Kleding en schoeisel (%) | Gezondheid (%) | Communicatie (%) | Alcoholische dranken, tabak en narcotica (%) | Sociale bescherming (%) | Onderwijs (%) | Overige productgroepen (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 4391 | 2156 | 2064 | 1919 | 1393 | 967 | 977 | 624 | 550 | 594 | 283 | 126 | 2240 |
2016 | 4410 | 2179 | 2080 | 1927 | 1455 | 1003 | 969 | 640 | 547 | 589 | 267 | 127 | 2256 |
2017 | 4414 | 2209 | 2099 | 1976 | 1520 | 1057 | 999 | 641 | 569 | 588 | 260 | 130 | 2284 |
2018 | 4465 | 2337 | 2115 | 2021 | 1573 | 1100 | 994 | 644 | 565 | 583 | 266 | 129 | 2301 |
2019 | 4467 | 2342 | 2112 | 2036 | 1598 | 1126 | 1003 | 647 | 579 | 570 | 272 | 129 | 2319 |
2020 | 4496 | 2028 | 2280 | 1679 | 1017 | 1226 | 845 | 580 | 589 | 572 | 250 | 128 | 2264 |
2021 | 4573 | 2075 | 2303 | 1735 | 1110 | 1269 | 959 | 629 | 603 | 575 | 260 | 134 | 2309 |
2022* | 4506 | 2260 | 2184 | 2033 | 1638 | 1258 | 1077 | 659 | 633 | 570 | 276 | 145 | 2376 |
* voorlopige cijfers |
Verschuivingen in de bestedingen aan andere productgroupen vallen daardoor minder op in het totaalbeeld. In deze paragraaf wordt daarom op detailniveau gekeken naar structurele veranderingen in consumptiepatronen van bepaalde goederen en diensten. Hierbij worden de artikelen uitgelicht die in de afgelopen jaren de grootste veranderingen doormaakten.
4.2. Consumptie buitenshuis: recreatie, cultuur en horeca
De coronapandemie zorgde voor een afname van de consumptie van diensten, maar niet alle dienstencategorieën zijn even hard getroffen. De horeca-, recreatie- en cultuurdiensten zijn in deze periode erg hard getroffen. Tijdens de lockdowns konden deze bedrijfstakken een groot deel van hun diensten niet aanbieden.
De consumptie van recreatie- en cultuurdiensten maakte de grootste daling mee in 2020 en 2021. Veel diensten konden tijdens de strengere lockdowns niet worden aangeboden. Theaters waren gesloten, net als pretparken, bioscopen en sportverenigingen. In het eerste halfjaar van 2021 was de consumptie bijna 60 procent lager dan in 2019. In 2023 lag de consumptie van deze diensten weer bijna op het pre-coronaniveau.
Ook de horeca werd zwaar getroffen tijdens de coronacrisis. Hotels, restaurants en cafés waren lange perioden gesloten of beperkt open. De consumptie van horecadiensten herstelde sneller dan die van recreatie- en cultuurdiensten. In het eerste halfjaar van 2022, werd er al weer meer in de horeca genuttigd dan voor corona. Dit was direct na de laatste lockdown. In 2023 zette deze stijging door. Daarmee lag de horecaconsumptie weer op hetzelfde groeipad als in de jaren voor corona.
Horeca (2019 = 100) | Recreatie en cultuur (2019 = 100) | |
---|---|---|
2015 | 85,6 | 94,4 |
2016 | 87,8 | 93,6 |
2017 | 93,3 | 95,3 |
2018 | 97,2 | 97,6 |
2019 | 100,0 | 100,0 |
2020 | 63,4 | 58,0 |
2021* | 53,5 | 40,9 |
2022* | 101,9 | 81,3 |
2023* | 116,8 | 98,3 |
* voorlopige cijfers |
4.3. Toerisme
Voor veel huishoudens zijn toeristische activiteiten, zoals vakanties en uitstapjes, grote uitgaven. Ook zakenreizen vallen onder toerisme. Al deze activiteiten werden sterk beperkt door corona. Vakanties naar het buitenland waren nauwelijks mogelijk en ook toerisme in Nederland zag er anders uit. Pretparken en musea waren beperkt open tijdens lockdowns en er werd vaker gekozen voor uitstapjes in de natuur.
De uitgaven van Nederlandse huishoudens aan toerisme zijn onderverdeeld in drie categorieën. Onder “bestemming Nederland” en “bestemming buitenland” vallen uitgaven die worden gedaan bij Nederlandse bedrijven voor activiteiten in respectievelijk Nederland of het buitenland. Onder “buitenlandse bedrijven” vallen de uitgaven die in of naar het buitenland worden gedaan bij niet-Nederlandse bedrijven.
De consumptie van alle toerismecategorieën lag in 2022 nog onder het niveau van 2019. De bestedingen met bestemming Nederland namen het minste af tijdens de coronapandemie. In 2022 lagen deze bestedingen weer bijna op het niveau van 2019. De bestedingen met bestemming buitenland en de bestedingen bij niet-Nederlandse bedrijven lagen nog steeds 15 tot 20 procent lager dan vlak voor de coronapandemie. Dit komt voornamelijk door een afname in het zakelijk toerisme. Er lijken voor bepaalde zakelijke activiteiten online alternatieven te zijn gevonden (CBS, 2022b).
Bestemming Nederland (2019 = 100) | Bestemming buitenland (2019 = 100) | Buitenlandse bedrijven (2019 = 100) | |
---|---|---|---|
2015 | 93,9 | 95,6 | 94,9 |
2016 | 95,4 | 99,7 | 96,2 |
2017 | 97,0 | 101,2 | 100,9 |
2018 | 99,0 | 103,9 | 98,8 |
2019 | 100,0 | 100,0 | 100,0 |
2020 | 68,5 | 30,3 | 31,5 |
2021 | 71,6 | 40,9 | 43,9 |
2022* | 98,6 | 85,9 | 80,7 |
* voorlopige cijfers |
4.4. Voedings- en genotmiddelen
De coronacrisis heeft ook impact gehad op de consumptie van Nederlandse huishoudens binnenshuis. Door het sluiten van horecagelegenheden werden er thuis meer voedings- en genotmiddelen geconsumeerd.
De consumptie van genotmiddelen zoals drank en tabak daalde in de jaren voor de coronacrisis, vooral doordat steeds minder werd gerookt. De stijging van de consumptie van genotmiddelen tijdens de coronacrisis werd volledig veroorzaakt doordat er meer alcoholhoudende drank werd gekocht. Ook na de coronacrisis kochten mensen meer drank dan voor de crisis: in 2022 en 2023 bleef de consumptie van genotmiddelen hoger dan in 2019, terwijl de consumptie van tabak in ieder geval tot en met 2022 wel bleef dalen. Voor 2023 kan deze uitsplitsing nog niet worden gemaakt.
De consumptie van voedingsmiddelen groeide in de jaren voor de coronacrisis. Tijdens de coronapandemie was de stijging groter. In 2022 en 2023 daalde de consumptie hiervan echter weer tot onder het niveau van 2020. De daling van de consumptie van voedingsmiddelen lijkt samen te hangen met de sterke prijsstijgingen van voedingsmiddelen in dezelfde periode. Dit effect wordt besproken in paragraaf 5.
Voedingsmiddelen (2019 = 100) | Dranken en tabak (2019 = 100) | |
---|---|---|
2015 | 93,1 | 104,7 |
2016 | 96,0 | 104,1 |
2017 | 98,4 | 102,7 |
2018 | 100,1 | 102,9 |
2019 | 100,0 | 100,0 |
2020 | 108,1 | 104,1 |
2021* | 111,3 | 106,2 |
2022* | 106,8 | 100,9 |
2023* | 100,8 | 104,1 |
* voorlopige cijfers |
4.5 Energie en water
De consumptie van energie en water nam tijdens de coronacrisis toe. In 2021 lag de consumptie hoger dan in de jaren daarvoor. Dit komt mede doordat mensen tijdens de lockdowns vaker thuis waren en vaker thuis werkten dan voorheen. In het eerste halfjaar van 2020 nam het energieverbruik licht af. Ondanks dat toen al mensen thuiswerkten, zorgde een zachte winter voor minder verbruik van energie.
In 2022 en 2023 daalde de consumptie van energie en water tot het laagste niveau sinds het begin van de tijdreeks in 1995. Naast dat mensen weer vaker buiten de deur waren, nam het verbruik van met name energie ook af door de sterke prijsstijgingen in de afgelopen jaren. Paragraaf 6 gaat in op deze prijsstijgingen.
Energie en water (2019 = 100) | |
---|---|
2015 | 103,7 |
2016 | 105,8 |
2017 | 103,8 |
2018 | 106,8 |
2019 | 100,0 |
2020 | 99,0 |
2021* | 119,5 |
2022* | 96,0 |
2023* | 86,5 |
* voorlopige cijfers |