2. Inkomen in Nederland
2.1 Bruto nationaal inkomen
Het bruto nationaal inkomen (bni) is het totaal van het door ingezetenen ontvangen primair inkomen: de beloning voor het beschikbaar stellen van arbeid en kapitaal. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld lonen, dividenden en rente. Het bni is gelijk aan het bruto binnenlands product (bbp) plus het saldo van primaire inkomens verdiend in en betaald aan het buitenland.
In 2022 is het bni in waarde met 7,9 procent gestegen ten opzichte van een jaar eerder. Het bbp groeide jaar-op-jaar met 10 procent in waarde. De groei van het bbp was dus groter dan de groei van het bni. Dit betekent dat er ten opzichte van 2021 relatief meer primaire inkomens aan het buitenland zijn betaald, dan dat er door ingezetenen in het buitenland is verdiend. Deze groeicijfers zijn in waarden en dus niet gecorrigeerd voor inflatie.
Jaar | Bbp (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | Bni (% verandering t.o.v. een jaar eerder) |
---|---|---|
2008 | 4,5 | 0,6 |
2009 | -3,5 | -2,4 |
2010 | 2,3 | 5,4 |
2011 | 1,7 | 2,3 |
2012 | 0,4 | -0,4 |
2013 | 1,1 | 1,6 |
2014 | 1,7 | 1,4 |
2015 | 2,7 | 2,7 |
2016 | 2,7 | 1,2 |
2017 | 4,2 | 5,6 |
2018 | 4,9 | 5,7 |
2019 | 5 | 3,3 |
2020 | -2 | -3,3 |
2021* | 7,4 | 8,5 |
2022* | 10 | 7,9 |
*voorlopige cijfers |
2.2 Beschikbaar inkomen
Het bni wordt via al dan niet verplichte inkomensoverdrachten herverdeeld tussen binnenlandse sectoren en het buitenland. Dit leidt tot het inkomen dat beschikbaar is voor consumptie, investeringen of besparingen: het beschikbaar inkomen. Bij deze inkomensoverdrachten kan worden gedacht aan sociale premies, sociale uitkeringen en inkomens- en vermogensbelastingen. De groei van het bbp kan via het bni en het beschikbaar inkomen worden toegeschreven aan de verschillende sectoren, waardoor duidelijk wordt bij welke sectoren de groei terechtkwam. Deze groei is niet gecorrigeerd voor prijsveranderingen.
Vergeleken met de afgelopen jaren vloeide in 2022 relatief veel van de bbp-groei naar het buitenland. Ook kwam een groot deel van de bbp-groei bij de huishoudens en de overheid terecht, terwijl de niet-financiële vennootschappen juist een lager beschikbaar inkomen hadden dan in het jaar ervoor. De daling van het beschikbaar inkomen van niet-financiële vennootschappen komt doordat deze in 2022 veel winst hebben uitgekeerd. Het hoofdstuk inflatie gaat hier uitgebreider op in.
Jaar | Bbp (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | Niet-financiële vennootschappen (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | Financiële instellingen (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | Overheid (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | Huishoudens incl. IZWh's (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | Buitenland (% verandering t.o.v. een jaar eerder) |
---|---|---|---|---|---|---|
2008 | 4,5 | -1,3 | -1,7 | 2,1 | 1,7 | 3,7 |
2009 | -3,6 | -0,5 | 1,4 | -2,7 | -0,1 | -1,7 |
2010 | 2,3 | 1,8 | 1,7 | 0,5 | 0,8 | -2,5 |
2011 | 1,6 | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 1,1 | -0,6 |
2012 | 0,4 | 0 | -1,4 | 0,6 | 0,5 | 0,7 |
2013 | 1,1 | -2,1 | 1,9 | 0,9 | 0,5 | -0,1 |
2014 | 1,7 | -1,1 | 0,7 | 0,7 | 1,2 | 0,2 |
2015 | 2,7 | 2,8 | -1,3 | 0,3 | 0,9 | 0 |
2016 | 2,7 | -1,7 | -0,3 | 2,4 | 1,4 | 0,9 |
2017 | 4,2 | 2,7 | -0,2 | 1,7 | 1,2 | -1,2 |
2018 | 4,8 | 0 | 1,2 | 1,7 | 2,5 | -0,6 |
2019 | 5,1 | -0,8 | -0,7 | 2,2 | 2,6 | 1,8 |
2020 | -2 | -0,2 | -1,4 | -4,3 | 2 | 1,9 |
2021* | 7,4 | 3,4 | -0,8 | 3,6 | 2,9 | -1,7 |
2022* | 10 | -3,8 | 1,7 | 4,5 | 5 | 2,6 |
*voorlopige cijfers |