De Nederlandse overheidsfinanciën tijdens de coronacrisis in Europees perspectief

4. Conclusies

Vergeleken met de hier besproken omringende EU-landen had Nederland aan het eind van 2020 nog steeds de laagste overheidsschuld als percentage van het bbp. De schuldquote nam met 5,4 procentpunt toe maar bleef onder de Europese norm van 60 procent. Ten opzichte van de andere in dit artikel gepresenteerde landen was deze toename relatief klein. De Nederlandse schuldtoename werd vooral veroorzaakt door toegenomen overheidsuitgaven en in mindere mate door weggevallen inkomsten. Vooral de directe inkomenssteunmaatregelen hebben de overheidsuitgaven gestuwd. De overheidsinkomsten weken in beperkte mate af van die in 2019. Dit komt mede doordat de Nederlandse economie in 2020 veel minder hard kromp dan die van de meeste andere Europese landen, wat gunstig was voor de Nederlandse belastinginkomsten.

In België, Frankrijk en Italië, kromp de economie sterker, wat bijdroeg aan de teruggelopen overheidsinkomsten. Deze landen kozen er over het algemeen voor om sterker in te zetten op indirecte noodsteun, zoals leningen en garantiestellingen. Deze indirecte noodsteun had geen, of in beperkte mate, invloed op de overheidsuitgaven. Dat de overheidstekorten in deze landen toch sterker opliepen komt dan ook vooral door de relatief sterke derving van de overheidsinkomsten.

Om de tekorten te financieren zijn alle in dit artikel beschouwde landen extra schulden aangegaan. De landen die in 2019 al de hoogste schuldquotes hadden, kenden in 2020 ook de hoogste schuldtoenames. Mede door het uitgebreide opkoopprogramma van de ECB hadden alle in dit artikel besproken landen ook in 2020 te maken met dalende rentes op staatsobligaties. Hoewel de schulden dus toenamen, daalden de rentelasten.