2. Overheidsuitgaven
2.1 Verdeling van overheidstaken tussen centrale en lokale overheid van 2000 t/m 2019
Figuur 2.1.1 toont de ontwikkeling van het aandeel in de overheidsuitgaven per overheidssector[1] in de afgelopen 20 jaar. In het eerste decennium van deze eeuw ligt het aandeel van de lokale overheid in de overheidsuitgaven stabiel rond 33 procent. De belangrijkste ontwikkeling is een toename in 2007 die kan worden toegeschreven aan de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) [2].
In de jaren 2010 tot en met 2013 daalt het aandeel van de lokale overheid in de overheidsuitgaven met ongeveer 4 procentpunt tot ruim 29 procent in 2013. De daling in 2013 wordt vooral veroorzaakt door de oprichting van de Nationale Politie. Hiernaast spelen de gevolgen van de financiële crisis een grote rol bij de daling in de eerste paar jaar van het tweede decennium. Hoewel de overheid zowel op centraal als lokaal niveau heeft bezuinigd, namen de uitgaven door de lokale overheid af, terwijl de uitgaven van de centrale overheid (inclusief socialezekerheidsfondsen) door bezuinigingen en ombuigingen minder snel toenamen.
In 2015 neemt het aandeel van de lokale overheid in de overheidsuitgaven toe met ongeveer 2 procentpunt tot 31,0 procent als gevolg van de decentralisaties in het sociaal domein. In de jaren hierna blijft het aandeel overheidsuitgaven van de lokale overheid vrij stabiel (30,4 procent in 2019).
De (de)centralisaties van de WMO, Nationale Politie en het sociaal domein worden hieronder nader toegelicht.
Jaar | Centrale overheid (incl. socialezekerheidsfondsen) (%) | Lokale overheid (%) |
---|---|---|
2000 | 66,7 | 33,3 |
2001 | 67,3 | 32,7 |
2002 | 66,6 | 33,4 |
2003 | 65,7 | 34,3 |
2004 | 66,1 | 33,9 |
2005 | 65,9 | 34,1 |
2006 | 67,6 | 32,4 |
2007 | 66,8 | 33,2 |
2008 | 66,8 | 33,2 |
2009 | 66,7 | 33,3 |
2010 | 67,5 | 32,5 |
2011 | 68,3 | 31,7 |
2012 | 69,0 | 31,0 |
2013 | 70,7 | 29,3 |
2014 | 70,8 | 29,2 |
2015 | 69,0 | 31,0 |
2016 | 69,0 | 31,0 |
2017 | 69,1 | 30,9 |
2018 | 69,3 | 30,7 |
2019 | 69,6 | 30,4 |
2015 – Decentralisaties sociaal domein
Figuur 2.1.1 toont een lichte stijging van overheidsuitgaven door de lokale overheid in 2015. De overheidsuitgaven door de lokale overheid namen toe van 29,2 procent in 2014 tot 31,0 procent in 2015. Deze stijging ging vooral ten koste van het aandeel van de socialezekerheidsfondsen. Deze sector wordt in dit artikel gerekend tot de centrale overheid. Hieronder staat een uitgebreide toelichting van de wijzigingen door de decentralisaties in het sociaal domein.Classification of the functions of government (COFOG)
Met behulp van de ‘Classification of the functions of government’ (COFOG) classificeert het CBS de overheidsuitgaven naar specifieke bestedingsdoelen. In de toelichtingen per beleidswijzigingen wordt in enkele gevallen ingezoomd op verschuivingen tussen overheidssectoren voor specifieke COFOG-functies.
2007 – Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO)
Met de invoering van de WMO in 2007 werden een aantal zorgvoorzieningen, waaronder huishoudelijke hulp (thuiszorg), overgeheveld van de AWBZ (sector socialezekerheidsfondsen) naar de gemeenten. Hierdoor lagen de uitgaven van de gemeenten vanaf 2007 structureel ongeveer 2 miljard euro hoger.
Door de invoering van de WMO nam het aandeel van de lokale overheid in de overheidsbestedingen aan de COFOG-functie ‘Ouderdom’ toe van 0 procent in 2006 tot bijna 5 procent in 2007. De lokale overheid besteedde hieraan in 2007 ruim 1,6 miljard euro. De uitgaven aan ‘Ouderdom’ van alle Overheden tezamen bedroegen in 2007 ruim 33 miljard euro.
Jaar Centrale overheid (incl. socialezekerheidsfondsen) (%) Lokale overheid (%) 2000 100,0 0,0 2001 100,0 0,0 2002 100,0 0,0 2003 100,0 0,0 2004 100,0 0,0 2005 100,0 0,0 2006 100,0 0,0 2007 95,1 4,9 2008 95,2 4,8 2009 95,1 4,9 2010 94,8 5,2 2011 95,2 4,8 2012 95,6 4,4 2013 96,0 4,0 2014 96,4 3,6 2015 94,6 5,4 2016 94,9 5,1 2017 94,8 5,2 2018 94,7 5,3
2013 – Nationale Politie
Verantwoordelijkheden worden soms ook gecentraliseerd. In 2013 werden de 25 politieregio’s hervormd tot de Nationale Politie. Dit leidde tot een verschuiving van ongeveer 5 miljard euro in de uitgaven van de lokale overheid naar de centrale overheid. Het aandeel van de lokale overheid nam af van 31,0 procent in 2012 naar 29,3 procent in 2013.
Het aandeel van de centrale overheid in de overheidsbestedingen aan ‘Openbare orde en veiligheid’ (COFOG-functie 3) nam toe met bijna 34 procentpunt tot 81,7 procent, ten koste van het aandeel van de lokale overheid.
Jaar Centrale overheid (incl. socialezekerheidsfondsen) (%) Lokale overheid (%) 2000 47,4 52,6 2001 48,2 51,8 2002 50,5 49,5 2003 49,3 50,7 2004 49,9 50,1 2005 49,6 50,4 2006 48,7 51,3 2007 48,4 51,6 2008 49,0 51,0 2009 48,5 51,5 2010 48,4 51,6 2011 48,0 52,0 2012 47,9 52,1 2013 81,7 18,3 2014 82,8 17,2 2015 81,6 18,4 2016 81,4 18,6 2017 81,4 18,6 2018 82,3 17,7
2.2 Internationale vergelijking uitgaven
In de EU zijn 8 landen meer gedecentraliseerd dan Nederland. Vooral Scandinavische landen (Denemarken, Zweden en Finland) en de landen met deelstaten (België, Spanje, Duitsland en Oostenrijk) geven relatief meer dan Nederland uit op decentraal overheidsniveau. De kleinste landen, Malta en Cyprus, zijn ook de meest gecentraliseerde landen. Ook in Griekenland en Ierland wordt minder dan 10 procent van het overheidsgeld uitgeven door de lokale overheid. In Nederland is de lokale overheid goed voor 30,4 procent van de overheidsuitgaven. Nederland zit hiermee dichtbij het gemiddelde van de 28 EU-landen.
Land | Centrale overheid (%) | Socialezekerheidsfondsen (%) | Deelstaten (%) | Lokale overheid (%) |
---|---|---|---|---|
Denemarken | 32,9 | 2,6 | 0,0 | 64,5 |
Zweden | 36,4 | 12,9 | 0,0 | 50,7 |
België | 17,8 | 36,3 | 32,8 | 13,1 |
Spanje | 21,7 | 34,3 | 32,4 | 11,6 |
Finland | 25,8 | 33,6 | 0,0 | 40,6 |
Duitsland | 16,4 | 43,6 | 22,4 | 17,6 |
Polen | 33,1 | 33,4 | 0,0 | 33,5 |
Oostenrijk | 36,0 | 31,7 | 16,8 | 15,5 |
Nederland | 32,0 | 37,5 | 0,0 | 30,4 |
EU-28 | 37,7 | 31,9 | 8,4 | 22,5 |
Tsjechië | 64,4 | 7,1 | 0,0 | 28,5 |
Letland | 48,2 | 23,8 | 0,0 | 28,0 |
Italië | 32,2 | 40,2 | 0,0 | 27,5 |
Kroatië | 42,7 | 29,8 | 0,0 | 27,4 |
Estland | 63,9 | 10,9 | 0,0 | 25,2 |
Litouwen | 46,1 | 29,4 | 0,0 | 24,5 |
Roemenië | 53,0 | 23,8 | 0,0 | 23,3 |
Verenigd Koninkrijk | 77,8 | 0,0 | 0,0 | 22,2 |
Bulgarije | 44,6 | 35,1 | 0,0 | 20,3 |
Frankrijk | 35,1 | 45,1 | 0,0 | 19,8 |
Slovenië | 48,3 | 32,5 | 0,0 | 19,2 |
Slowakije | 48,8 | 33,8 | 0,0 | 17,4 |
Hongarije | 63,0 | 22,6 | 0,0 | 14,4 |
Portugal | 59,9 | 27,0 | 0,0 | 13,1 |
Luxemburg | 48,1 | 40,7 | 0,0 | 11,2 |
Ierland | 90,3 | 0,0 | 0,0 | 9,7 |
Griekenland | 46,4 | 46,7 | 0,0 | 6,9 |
Cyprus | 74,2 | 22,4 | 0,0 | 3,5 |
Malta | 99,0 | 0,0 | 0,0 | 1,0 |
Bron: CBS, Eurostat | ||||
1) De cijfers zijn geconsolideerd. Dit betekent dat geldstromen tussen overheidssectoren niet meetellen. |
Uitgaven EU-landen naar bestedingsdoel
Vooral volksgezondheid zorgt voor verschil tussen Nederland en Scandinavische landen
In Denemarken zijn 83 procent van de uitgaven aan sociale bescherming op lokaal niveau. In Nederland ligt het niveau van de uitgaven aan sociale bescherming door de lokale overheid met 20 procent meer in lijn met Finland (21 procent) en Zweden (33 procent).
Finland (%) | Zweden (%) | Denemarken (%) | Nederland (%) | |
---|---|---|---|---|
Algemeen overheids- bestuur | 49,9 | 37,9 | 16,3 | 22,3 |
Openbare orde en veiligheid | 19,3 | 15,2 | 6,4 | 17,7 |
Econo- mische aangele- genheden | 33,7 | 37,9 | 36,9 | 42,8 |
Milieu- bescherming | 31,2 | 72,7 | 57,5 | 89,7 |
Huisvesting en gemeenschaps- voorziening | 55,2 | 82,9 | 47,0 | 75,5 |
Volks- gezondheid | 82,8 | 96,9 | 98,2 | 6,4 |
Recreatie, cultuur en religie | 62,1 | 67,4 | 46,4 | 68,7 |
Onderwijs | 65,6 | 80,1 | 41,4 | 79,5 |
Sociale bescherming | 21,2 | 33,2 | 82,6 | 20,3 |
Bron: CBS, Eurostat | ||||
Een hoger percentage komt overeen met een hogere mate van decentralisatie. |
De landen met deelstaatoverheden vormen in de EU een aparte groep. In Spanje en België zijn uitgaven aan openbare orde en veiligheid, en economische zaken relatief sterk gedecentraliseerd. Hiernaast zijn ook uitgaven aan milieubescherming, huisvesting en gemeenschapsvoorzieningen en onderwijs veelal sterk gedecentraliseerd, maar dit geldt voor veel EU-landen. In Spanje en in mindere mate Oostenrijk zijn de uitgaven aan gezondheidszorg sterk gedecentraliseerd.
Oostenrijk (%) | Spanje (%) | België (%) | Nederland (%) | |
---|---|---|---|---|
Algemeen overheids- bestuur | 33,1 | 35,1 | 44,9 | 22,3 |
Openbare orde en veiligheid | 14,3 | 47,5 | 52,0 | 17,7 |
Econo- mische aangele- genheden | 36,2 | 54,8 | 61,4 | 42,8 |
Milieu- bescherming | 53,6 | 90,5 | 88,0 | 89,7 |
Huisvesting en gemeenschaps- voorziening | 87,9 | 98,3 | 100,0 | 75,5 |
Volks- gezondheid | 50,9 | 93,7 | 14,6 | 6,4 |
Recreatie, cultuur en religie | 53,9 | 83,3 | 94,1 | 68,7 |
Onderwijs | 57,4 | 96,4 | 100,0 | 79,5 |
Sociale bescherming | 16,4 | 9,2 | 30,6 | 20,3 |
Bron: CBS, Eurostat | ||||
Een hoger percentage komt overeen met een hogere mate van decentralisatie. Voor Duitsland, het vierde EU-land met deelstaatoverheden, zijn geen cijfers beschikbaar over de geconsolideerde overheidsuitgaven naar COFOG-functies en subsectoren van de overheid. |
[1] Het gaat om geconsolideerde uitgaven, waarin uitgaven aan andere overheidssectoren zijn geëlimineerd. Zie ook het kader Afbakening van de sector overheid en subsectoren van de overheid voor een nadere toelichting.
[2] Voorafgaand aan de toename in 2007, daalt (stijgt) in 2006 het aandeel in de overheidsuitgaven door de lokale (centrale) overheid. Dit is toe te schrijven aan de invoering van de Zorgverzekeringswet, die zorgde voor een toename van de overheidsuitgaven op centraal niveau.