Auteur: Frank Notten
De Nederlandse en Belgische economie tijdens de lockdown

4. Industrie

De toegevoegde waarde van de Nederlandse industrie kromp in het tweede kwartaal van 2020 met 8,8 procent ten opzichte van een jaar eerder. De Belgische industrie kromp in dezelfde periode veel sterker: met 14,7 procent. Hiermee droeg de industrie 2,0 procentpunt bij aan de krimp in België. In Nederland was de bijdrage aan de krimp 1,1 procentpunt.

De Nederlandse krimp werd vooral veroorzaakt door de transportmiddelenindustrie en de basismetaalindustrie. Alleen de machine-industrie groeide nog in het tweede kwartaal. In België zijn geen cijfers over de toegevoegde waarde per industriële branche beschikbaar. Wel is te zien in de maandcijfers van de productie per branche dat ook hier de transportmiddelenindustrie en de basismetaalindustrie het sterkst krompen, samen met de kleding- en lederindustrie. In 20 van de 25 industriële branches was de krimp van de productie in België sterker dan in Nederland.

De nabijheid van het zwaar door de coronacrisis getroffen Frankrijk lijkt geen verklaring voor de slechter presterende Belgische industrie. De goederenexport naar Frankrijk daalde in de eerste helft van 2020 vergeleken met een jaar eerder namelijk minder hard dan die naar Nederland en Duitsland.

Op basis van maandproductiestatistieken is een beeld te schetsen van de timing van de industriële krimp tijdens de lockdown. De sterkere krimp van de Belgische industrie in het tweede kwartaal werd vooral in de maand april gemaakt. Dit is opvallend, want zowel in België als in Nederland moest gedurende de gehele maand april anderhalve meter afstand tussen werknemers worden gehouden. In Nederland had de industrie weinig moeite met het implementeren van de afstandsmaatregelen. In België sloten veel fabrieken wél de deuren; niet alleen doordat het lastig was afstand te houden, maar ook door een gebrek aan onderdelen, of doordat werknemers niet meer durfden te komen.

Vanaf 4 mei mochten Belgische industriële bedrijven waar geen afstand kon worden gehouden de deuren weer openen, maar dan wel met een mondkapjesplicht. In de daaropvolgende maanden herstelde de Belgische industriële productie en werd het verschil met de Nederlandse krimp al kleiner. In juli lag het volume van de gemiddelde dagproductie in beide landen nog ongeveer 5 procent onder het niveau van dezelfde maand een jaar eerder.

4.1 Gemiddelde dagproductie industrie
 België (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)Nederland (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)
januari01,4
februari3,6-0,9
maart-4-1,9
april-20,5-10,9
mei-5,7-12,1
juni-12-9,7
juli-4,7-5,2
Bron: CBS, Eurostat
 

Voor verschillende bedrijfstakken publiceert het Europese statistiekbureau Eurostat het ondernemersvertrouwen. Een van de deelvragen voor deze indicator is of de ondernemer in de komende drie maanden meer (positief) of minder (negatief) omzet verwacht te behalen. Deze verwachtingen verslechterden onder Nederlandse ondernemers in de industrie sterker dan onder die in België, maar herstelden na april ook sneller. Vanaf juli waren er in Nederland per saldo meer ondernemers die een omzetstijging verwachtten dan een omzetdaling. In België hadden de pessimisten in september nog steeds de overhand, maar het verschil met de stemming onder Nederlandse producenten is wel kleiner geworden.

4.2 Omzetverwachting komende drie maanden industrie 2020, seizoengecorrigeerd
 België (saldo % positieve en % negatieve antwoorden)Nederland (saldo % positieve en % negatieve antwoorden)
januari1,76,3
februari1,77,5
maart-9,1-1,3
april-35,5-48,9
mei-25,8-35
juni-19,1-11,5
juli-8,41,7
augustus-9,61,6
september-4,20,1
Bron: CBS, Eurostat