Auteur: Frank Notten

De Nederlandse en Belgische economie tijdens de lockdown

Over deze publicatie

“De Nederlandse economie” is een reeks artikelen waarin actuele macro-economische fenomenen worden beschreven en geduid. De artikelen zijn grotendeels gebaseerd op de uitkomsten van de nationale rekeningen. Deze editie gaat over het verschil in economische krimp tussen Nederland en België tijdens de corona lockdown in het tweede kwartaal van 2020.

Samenvatting

De Nederlandse economie kromp tijdens de lockdown in het tweede kwartaal met 9,4 procent ten opzichte van een jaar eerder. Deze krimp was minder sterk dan in België (-14,5 procent). Voor een gedeelte komt dit doordat in België alle niet-essentiële winkels werden gesloten. Maar ook de Belgische bouw en de industrie krompen sterker dan in Nederland, terwijl deze bedrijfstakken met maatregelen open mochten blijven. In de praktijk sloten toch veel Belgische bedrijven vanaf half maart tot begin mei de deuren. Tegelijkertijd was in Nederland het omzetverlies in vooral de detailhandel en de bouw minimaal.

1. Inleiding

In Nederland daalde het volume van het bbp, een belangrijke maatstaf voor economische activiteit, met 9,4 procent ten opzichte van een jaar eerder. Dit was de sterkste krimp ooit door het CBS gemeten. Toch valt deze krimp nog mee als deze in een internationale context wordt geplaatst. Zo was de economische klap in het Verenigd Koninkrijk en Spanje nog veel groter, met dalingen van ruim 20 procent. Ook in Frankrijk, Italië en België kromp de economie een stuk harder en zette de daling bovendien al wat eerder in. In België was er sprake van een krimp van 14,5 procent in het tweede kwartaal.

Het verschil in economische krimp tussen België en Nederland is opvallend. Beide landen zijn in economisch opzicht immers vergelijkbaar: zowel Nederland als België heeft een kleine open economie met een relatief grote export- en dienstensector, en een prominente rol voor zakelijke en financiële dienstverleners. De bedrijfstakstructuur van Nederland lijkt dan ook erg op die van België.

In dit artikel wordt ingegaan op de vraag waarom de Belgische economie tijdens de lockdown zoveel sterker kromp dan die van Nederland. De effecten van de lockdown op beide economieën zijn het best terug te zien in de toegevoegde waarde per bedrijfstak. De gehele of gedeeltelijke sluiting van een bedrijf heeft namelijk onmiddellijk gevolgen voor de hoeveelheid productie. Om het verschil in economische krimp tussen België en Nederland te verklaren wordt in dit artikel daarom specifiek ingegaan op de bedrijfstakken die in België veel harder krompen dan in Nederland: de industrie, de bouw, en de bedrijfstak handel, vervoer en horeca. Deze bedrijfstakken verklaren 72 procent van het verschil in krimp van alle bedrijfstakken tussen beide landen in het tweede kwartaal van 2020.

Omdat het zwaartepunt van de lockdown plaatsvond in het tweede kwartaal van 2020, worden de economische groeicijfers van dit kwartaal als uitgangspunt genomen. Ze worden vergeleken met de kwartaalcijfers van een jaar eerder, toen de Nederlandse en Belgische economie zich nog in een fase van afnemende hoogconjunctuur bevonden. Hierdoor wordt de omvang van de economische schade door de coronacrisis goed zichtbaar.

In elke paragraaf wordt aandacht gegeven aan de al beschikbare cijfers voor (maanden binnen) het derde kwartaal. Op die manier kan al een eerste beeld worden geschetst van het herstel na de lockdown.

2. De lockdown in België en Nederland vergeleken

In de eerste maanden van 2020 werd steeds duidelijker dat de corona-pandemie grote gevolgen zou gaan hebben voor de Nederlandse economie. In januari en februari ging het vooral om wegvallende handel met China en, iets later, Italië. Eind februari werd duidelijk dat het virus inmiddels ook in Nederland was aangekomen, waarna de horeca op 15 maart de deuren moest sluiten. Een week later werden de maatregelen verder aangescherpt, waarna contactberoepen niet mochten worden uitgeoefend, en actief werd gehandhaafd op 1,5 meter afstand tussen personen. Dit legde een deel van de Nederlandse economie feitelijk stil. Thuiswerken werd de norm. Na snel overleg tussen werkgeversorganisaties, de overheid en de vakbonden kon in de Nederlandse bouw grotendeels worden doorgewerkt (zie paragraaf 5).

Hoewel op 11 mei de lockdown al iets werd versoepeld (zo mochten contactberoepen weer worden uitgeoefend), duurde het nog tot 1 juni voor de horeca haar deuren mocht heropenen. Ook in de maanden daarop bleven verschillende beperkingen van kracht, zoals het afstand houden, reisbeperkingen en het verbod op bijeenkomsten van meer dan 30 personen. Ook werd er nog steeds zoveel mogelijk thuisgewerkt.

Net als in Nederland werd in België vanaf half maart thuiswerken de norm. Waar dat niet mogelijk was, mochten bedrijven, net als in Nederland, openblijven op voorwaarde dat er afstand kon worden gehouden. Vanaf 4 mei mochten bedrijven waar thuiswerken of fysiek afstand houden lastig was weer open, maar wel met een mondkapjesplicht.

Een groot verschil tussen de Belgische en Nederlandse lockdown is dat in België vanaf 17 maart alle niet-essentiële winkels dicht moesten, terwijl deze in Nederland open mochten blijven, mits zij voldoende maatregelen hadden genomen om de onderlinge afstand te bewaren. Hierdoor ging een groot gedeelte van de (niet-essentiële) Belgische detailhandel dicht. Alleen voedingswinkels, apotheken, krantenwinkels en tankstations mochten openblijven. Terwijl in Nederland de bouwmarkten en tuincentra de drukte bijna niet aankonden, bleven deze in België tot 18 april gesloten.

Vanaf 11 mei mochten alle winkels in de Belgische detailhandel weer open, maar met een tijdslimiet van een half uur en met maximaal 2 klanten samen. Op 11 juli kwam daar ook een mondkapjesverplichting bij.

De overige lockdown-verschillen tussen beide landen zijn op papier niet zo groot. Vanaf 18 mei waren de contactberoepen in België weer toegestaan; in Nederland was dat vanaf 11 mei. De Belgische horeca ging op 8 juni open, een week na de heropening van de Nederlandse horeca.

3. Bedrijfstakkenoverzicht

In Nederland hebben de steunmaatregelen van de overheid voorkomen dat het niet-financiële bedrijfsleven grote verliezen leed tijdens de lockdown in het tweede kwartaal. Mede hierdoor heeft de ongekende economische krimp nog niet geleid tot extra faillissementen: in zowel Nederland als België lag het aantal faillissementen tot en met juli zelfs lager dan in dezelfde periode een jaar eerder. Het is mogelijk dat deze daling te danken is aan de steunmaatregelen van beide overheden, maar het kan ook komen door verschillende maatregelen en bureaucratische vertragingen tussen het moment van aanvraag en uitspraak van een faillissement.

Mede hierdoor bleef de werkloosheid in beide landen nog ver verwijderd van de niveaus die tijdens de vorige periode van laagconjunctuur werden bereikt. Opvallend is dat het aantal werkzame personen in Nederland ondanks de minder sterke economische krimp sneller afnam dan in België. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de flexibele schil in Nederland groter is dan die in België. Hierdoor konden de gesloten bedrijven in bijvoorbeeld de horeca sneller personeel ontslaan, zoals oproep- en uitzendkrachten. De werkloosheid liep in Nederland dan ook sneller op dan in België, maar lag ook aan het eind van het tweede kwartaal nog wel op een lager niveau dan in België.

3.1 Aantal werkzame personen, 2020
 Eerste kwartaal (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)Tweede kwartaal (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)
België0,9-0,3
Nederland1,0-2,0
Bron: CBS, Eurostat

Ondanks de toegenomen werkloosheid bleef het inkomen van de meeste Nederlandse huishoudens nog op peil. Dit komt doordat de gestegen beloning door eerder afgesproken loonsverhogingen de daling van de werkgelegenheid compenseerde. Dit blijkt ook uit de toegenomen besparingen van bedrijven en huishoudens: men had wel inkomen genoeg om te kunnen consumeren, maar door de lockdown was het praktisch onmogelijk geld uit te geven in bepaalde bedrijfstakken. Ook Belgische huishoudens spaarden meer tijdens de lockdown.

Hoewel de steunmaatregelen hebben voorkomen dat het bedrijfsleven grote verliezen boekte in het tweede kwartaal, daalde de productie in de getroffen bedrijfstakken wel degelijk. Opvallend is dat bijna alle Belgische bedrijfstakken sterker krompen dan de Nederlandse. De grootste verschillen in krimp van de toegevoegde waarde zijn te vinden in de bouw, de industrie, en de overkoepelende sector handel, vervoer en horeca. Om het verschil in economische ontwikkeling tussen België en Nederland tijdens de lockdown te verklaren wordt in de rest van het artikel daarom voornamelijk op die bedrijfstakken ingezoomd.

3.2 Toegevoegde waarde per bedrijfstak, 2e kwartaal 2020
 België (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)Nederland (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)
Bouwnijverheid-15,7-3,5
Handel, vervoer en horeca-26,8-16,1
Industrie-14,7-8,8
Financiële dienstverlening-4,10,2
Zakelijke dienstverlening-15,8-11,6
Informatie en communicatie-6,7-2,6
Verhuur en handel van onroerend goed0,32,1
Landbouw, bosbouw en visserij-0,9-0,4
Overheid, zorg en onderwijs-9,5-9,4
Cultuur, recreatie en overige diensten-33,6-36,9
Bron: CBS, Eurostat

 

4. Industrie

De toegevoegde waarde van de Nederlandse industrie kromp in het tweede kwartaal van 2020 met 8,8 procent ten opzichte van een jaar eerder. De Belgische industrie kromp in dezelfde periode veel sterker: met 14,7 procent. Hiermee droeg de industrie 2,0 procentpunt bij aan de krimp in België. In Nederland was de bijdrage aan de krimp 1,1 procentpunt.

De Nederlandse krimp werd vooral veroorzaakt door de transportmiddelenindustrie en de basismetaalindustrie. Alleen de machine-industrie groeide nog in het tweede kwartaal. In België zijn geen cijfers over de toegevoegde waarde per industriële branche beschikbaar. Wel is te zien in de maandcijfers van de productie per branche dat ook hier de transportmiddelenindustrie en de basismetaalindustrie het sterkst krompen, samen met de kleding- en lederindustrie. In 20 van de 25 industriële branches was de krimp van de productie in België sterker dan in Nederland.

De nabijheid van het zwaar door de coronacrisis getroffen Frankrijk lijkt geen verklaring voor de slechter presterende Belgische industrie. De goederenexport naar Frankrijk daalde in de eerste helft van 2020 vergeleken met een jaar eerder namelijk minder hard dan die naar Nederland en Duitsland.

Op basis van maandproductiestatistieken is een beeld te schetsen van de timing van de industriële krimp tijdens de lockdown. De sterkere krimp van de Belgische industrie in het tweede kwartaal werd vooral in de maand april gemaakt. Dit is opvallend, want zowel in België als in Nederland moest gedurende de gehele maand april anderhalve meter afstand tussen werknemers worden gehouden. In Nederland had de industrie weinig moeite met het implementeren van de afstandsmaatregelen. In België sloten veel fabrieken wél de deuren; niet alleen doordat het lastig was afstand te houden, maar ook door een gebrek aan onderdelen, of doordat werknemers niet meer durfden te komen.

Vanaf 4 mei mochten Belgische industriële bedrijven waar geen afstand kon worden gehouden de deuren weer openen, maar dan wel met een mondkapjesplicht. In de daaropvolgende maanden herstelde de Belgische industriële productie en werd het verschil met de Nederlandse krimp al kleiner. In juli lag het volume van de gemiddelde dagproductie in beide landen nog ongeveer 5 procent onder het niveau van dezelfde maand een jaar eerder.

4.1 Gemiddelde dagproductie industrie
 België (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)Nederland (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)
januari01,4
februari3,6-0,9
maart-4-1,9
april-20,5-10,9
mei-5,7-12,1
juni-12-9,7
juli-4,7-5,2
Bron: CBS, Eurostat
 

Voor verschillende bedrijfstakken publiceert het Europese statistiekbureau Eurostat het ondernemersvertrouwen. Een van de deelvragen voor deze indicator is of de ondernemer in de komende drie maanden meer (positief) of minder (negatief) omzet verwacht te behalen. Deze verwachtingen verslechterden onder Nederlandse ondernemers in de industrie sterker dan onder die in België, maar herstelden na april ook sneller. Vanaf juli waren er in Nederland per saldo meer ondernemers die een omzetstijging verwachtten dan een omzetdaling. In België hadden de pessimisten in september nog steeds de overhand, maar het verschil met de stemming onder Nederlandse producenten is wel kleiner geworden.

4.2 Omzetverwachting komende drie maanden industrie 2020, seizoengecorrigeerd
 België (saldo % positieve en % negatieve antwoorden)Nederland (saldo % positieve en % negatieve antwoorden)
januari1,76,3
februari1,77,5
maart-9,1-1,3
april-35,5-48,9
mei-25,8-35
juni-19,1-11,5
juli-8,41,7
augustus-9,61,6
september-4,20,1
Bron: CBS, Eurostat

5. Bouwnijverheid

Het grootste verschil in ontwikkeling van de toegevoegde waarde tussen België en Nederland in het tweede kwartaal werd geboekt in de bouw. Waar de Nederlandse bouw kromp met 3,5 procent ten opzichte van een jaar eerder, kromp die in België met 15,7 procent. De Belgische bouw droeg zo 0,9 procentpunt bij aan de krimp in België. In Nederland was de krimpbijdrage met 0,2 procentpunt minimaal.

Net als bij de industrie is dit verschil in de bouw opvallend, omdat beide overheden in april voor deze bedrijfstak in grote lijnen dezelfde maatregelen namen ten aanzien van het afstand houden. Het grootste verschil is dat dit in België verplicht werd gesteld, terwijl het in Nederland al snel een dringend advies werd. Belgische bouwbedrijven sloten mede daarom veel vaker dan Nederlandse collega’s de deuren.

In Nederland werd eind maart een doorwerkprotocol afgesloten tussen werkgeverorganisaties en vakbonden. In het protocol staat onder meer dat er een informatiepunt moest zijn waar bouwvakkers met zorgen of klachten terecht kunnen. Daarnaast moest op iedere bouwplaats een toezichthouder zijn die in de gaten houdt of alle afspraken en adviezen van het RIVM worden nageleefd. Afstand houden was niet verplicht. In Nederland bleven de meeste bouwplaatsen mede hierdoor open.

Dit is terug te zien in de maandcijfers van de bouwproductie: in Nederland was er nauwelijks sprake van een daling, terwijl in april de Belgische bouwproductie 40 procent lager lag dan een jaar eerder. Deze daling was bijna net zo sterk in de grond-, weg- en waterbouw als in de bouw van bedrijfspanden en woningen. Vanaf 4 mei mochten in België ook bouwbedrijven die geen afstand konden houden weer aan de slag, maar dan wel met een mondkapjesplicht. In de maanden daarop herstelde de Belgische bouw richting het productieniveau van dezelfde maanden een jaar eerder.

5.1 Productie door de bouw, gecorrigeerd voor werkdageffecten, 2020
 België (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)Nederland (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)
januari137,7
februari0,1-2,4
maart-24,53,5
april-39,6-1,1
mei-9,9-5,3
juni-1,50,7
juli-1,1-1,2
Bron: CBS, Eurostat.

De sterke daling van de Belgische bouwproductie kwam niet alleen doordat veel bouwplaatsen sloten. Naar het oordeel van Belgische bouwondernemers was er ook minder werk te verzetten. Per saldo had bijna 20 procent van de Belgische bouwers in mei een negatief oordeel over de huidige orderportefeuille. In Nederland bereikte dit saldo in juni met -9,3 procent een dieptepunt. In september waren Nederlandse bouwondernemers voor het eerst sinds maart weer positief over de orderpositie. In België bleef dit oordeel ook in september nog steeds negatief. De laatste keer dat Belgische bouwondernemers per saldo positief oordeelden over de hoeveelheid orders was in juli 2007.

5.2 Oordeel over de huidige orderpositie van bouwondernemers, seizoengecorrigeerd, 2020
 België (saldo % positieve en % negatieve antwoorden)Nederland (saldo % positieve en % negatieve antwoorden)
januari-7,712,4
februari-7,310,6
maart-8,76,5
april-18,4-7,2
mei-19,8-7,2
juni-17,9-9,3
juli-16,5-5,8
augustus-15,2-5,4
september-15,80,4
Bron: CBS, Eurostat.

6. Handel, vervoer en horeca

Na de bouw was het verschil in krimp van de toegevoegde waarde tussen Nederland en België het grootst in de overkoepelende bedrijfstak Handel, vervoer en horeca. In België kromp deze bedrijfstak met 26,8 procent, terwijl de Nederlandse krimp 16,1 procent bedroeg. Door de sterke krimp en de omvang van deze bedrijfstak was de bijdrage aan de krimp in België 5,1 procentpunt. In Nederland bedroeg de bijdrage aan de krimp 3,3 procentpunt.

Om erachter te komen waar deze verschillen door komen, moet worden ingezoomd op de onderliggende branches. De toegevoegde waarde per branche is voor België echter niet beschikbaar, waardoor het beste kan worden gekeken naar de nominale omzetontwikkeling (niet gecorrigeerd voor prijsveranderingen).

Zowel in Nederland als in België daalde de omzet van de horeca zeer sterk. Vooral de hotels zagen hun omzet instorten. De omzetdaling was in België iets sterker dan in Nederland, maar de verschillen zijn niet heel groot. In zowel Nederland als België was de horeca gedurende twee maanden van het tweede kwartaal (april en mei) grotendeels gesloten. In België heropende de horeca een week later dan in Nederland.

6.1 Omzet door de horeca tweede kwartaal 2020, koopdaggecorrigeerd
 België (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)Nederland (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)
Hotels-76,2-69,2
Restaurants en cafés-56-52,1
Bron: CBS, Eurostat.

Ook de omzet van de vervoersector zorgde niet voor de grotere krimp van de overkoepelende bedrijfstak handel, vervoer en horeca, want de vervoeromzet daalde in Nederland zelfs harder dan in België. Een van de redenen hiervoor was de sterke Belgische omzetgroei die de post en koeriersdiensten in België boekten. Dit heeft mogelijk te maken met de sluiting van veel niet-essentiële detailhandel in april, waardoor mensen meer aankopen lieten bezorgen. In beide landen daalde het vervoer door de lucht zeer sterk.

De grotere Belgische krimp in de handel, vervoer en horeca wordt dan ook vooral veroorzaakt door de handel. De omzet van zowel de groot- als detailhandel had zwaar te lijden onder de strengere Belgische maatregelen in april, die inhielden dat alle niet-essentiële winkels dicht moesten. Voor de omzet van de groothandel, die in het tweede kwartaal met 17,5 procent daalde, zijn geen maandcijfers beschikbaar. Hierdoor is niet met zekerheid vast te stellen dat de omzetdaling vooral in april plaatsvond.

6.2 Omzet door de handel, koopdaggecorrigeerd, tweede kwartaal 2020
 België (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)Nederland (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)
Detailhandel-2,93,2
Groothandel-17,5-9,1
Bron: CBS, Eurostat.

Voor de detailhandel zijn deze maandcijfers echter wél beschikbaar en dan blijkt dat de omzetdaling zich concentreerde in de maand april, terwijl er in Nederland bijna geen sprake was van een daling. In de maanden na april boekte deze bedrijfstak in beide landen forse groeicijfers. De daling van de omzet in de detailhandel lijkt daardoor verband te houden met de strengere Belgische maatregelen om alleen essentiële winkels van eind maart tot begin mei open te houden.

6.3 Omzet detailhandel (inclusief webshops), koopdaggecorrigeerd
 België (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)Nederland (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)
januari33,6
februari2,95
maart-63,3
april-13,6-1
mei2,48,8
juni7,910,3
juli1,79,5
augustus10,810,1
Bron: CBS, Eurostat.

De lockdown zorgde ervoor dat er meer dan ooit online werd omgezet. De stijging van de omzet van webshops was (net als die van post- en koeriersdiensten) in België groter dan in Nederland. De online stijging kon echter niet compenseren voor het door de fysieke winkels geleden omzetverlies tijdens de lockdown.

6.4 Omzet webshops, koopdaggecorrigeerd
 België (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)Nederland (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)
januari6,112,1
februari1912,2
maart2519,1
april48,639
mei47,239,1
juni48,529,5
juli10,924,2
augustus4630,5
Bron: CBS, Eurostat.

In 2018 werd 9,2 procent van de omzet van de totale Nederlandse detailhandel geboekt door webshops. In België lag dit aandeel 4 keer zo laag, op 2,3 procent. De omzetgroei van de Belgische webshops was weliswaar hoger dan die in Nederland, maar zal desalniettemin minder hebben gecompenseerd voor de weggevallen omzet door de sluiting van winkels.

De omzetverwachtingen van Nederlandse ondernemers in de detailhandel waren zowel voor als tijdens de lockdown positiever dan die van Belgische detailhandelaars. Ook in Nederland verslechterden de verwachtingen sterk in april, maar veerden ze vervolgens sterk terug: in Nederland waren detailhandelaars vanaf juni alweer overwegend positief gestemd over de komende drie maanden. Belgische detailhandelaars bleven in de zomer negatief gestemd over de omzetverwachting. In september zakte deze indicator nog verder weg.

Een mogelijke oorzaak voor het Belgische pessimisme in de detailhandel is dat de maatregelen voor de Belgische niet-essentiële winkels ook na heropening op 11 mei nog strenger bleven dan in Nederland. Zo mocht er tot 24 augustus met niet meer dan twee personen samen worden gewinkeld en mocht men niet langer dan een half uur in een winkel verblijven. Vanaf 11 juli was daarnaast een mondkapje verplicht in winkels en winkelcentra.

6.5 Omzetverwachting ondernemers in detailhandel 2020, seizoengecorrigeerd
 België (saldo % positieve en % negatieve antwoorden)Nederland (saldo % positieve en % negatieve antwoorden)
januari-6,45,1
februari-1,312,8
maart-15,33,8
april-48,4-39,5
mei-48,1-26,5
juni-23,69,3
juli-2410,5
augustus-25,710,7
september-33,88
Bron: CBS, Eurostat.

7. ICT en financiële en zakelijke dienstverlening

De meeste overige bedrijfstakken krompen in België ook harder dan in Nederland, maar het verschil was minder groot dan bij de industrie, de bouw en de handel. De bedrijfstakken informatie en communicatie en de financiële en zakelijke dienstverlening zorgden in België bij elkaar voor 1,1 procentpunt meer krimp dan in Nederland. Voor deze bedrijfstakken zijn geen maandcijfers beschikbaar.

Veel bedrijven in de ICT en de financiële en zakelijke dienstverlening bleven in beide landen open, maar alleen als thuiswerken mogelijk was. Voor Nederland hielp hierbij dat bijvoorbeeld in de financiële dienstverlening al 42 procent van de medewerkers in 2018 minstens een keer per week thuiswerkte, maar niet elke dag. Hierdoor was de stap naar fulltime thuiswerken tijdens de lockdown veel kleiner: een incidentele thuiswerker heeft immers al de benodigdheden in huis om van afstand het werk te doen. In België lag dit aandeel met 24 procent veel lager. Ook in de zakelijke dienstverlening en de ICT was het in Nederland al in 2018 veel normaler om minstens een keer per week thuis te werken. Dit kan er mogelijk voor gezorgd hebben dat deze bedrijfstakken minder omzetschade leden in Nederland dan in België.

7.1 Aandeel van de mensen dat minstens 1 keer per week thuiswerkt, maar niet elke dag, 2018
 België (% van totaal)Nederland (% van totaal)
Alle bedrijfstakken513
Informatie en communicatie2333
Financiële dienstverlening2442
Zakelijke dienstverlening1021
Bron: CBS, Eurostat.

Een andere mogelijke verklaring voor de sterkere Belgische krimp is de onderlinge verwevenheid van de ICT en financiële en zakelijke dienstverlening met de getroffen bedrijfstakken. Zo zijn bijvoorbeeld architecten en ingenieurs afhankelijk van de bouw. Als deze stil ligt, daalt ook de omzet van de hiermee verbonden zakelijke dienstverleners. De Belgische bouw boekte tijdens de lockdown een zwaarder omzetverlies dan de Nederlandse bouw. De omzet van architecten en ingenieurs daalde in België dan ook veel sterker dan in Nederland.

8. Conclusie

De economische krimp van de Nederlandse economie tijdens de lockdown in het tweede kwartaal was historisch sterk, maar niet zo groot als in de meeste andere landen van de Eurozone. Ook in België kromp de economie harder dan in Nederland. Het verschil was vooral terug te zien in de industrie, de bouw en de handel.

Het grootste verschil tussen de Belgische en Nederlandse lockdown was dat in België vanaf half maart alle niet-essentiële winkels dicht moesten, terwijl deze in Nederland open mochten blijven. Dit verschil in aanpak duurde tot 11 mei. In april daalde de omzet van de Belgische detailhandel dan ook veel sterker dan in Nederland. Daarna werden de verschillen in de detailhandel tussen beide landen snel kleiner.

Opvallend is echter dat ook bedrijfstakken die niet dicht moesten, in België toch veel vaker dicht gingen: de gemiddelde Belgische dagproductie kromp in april bijna dubbel zo snel als die van de Nederlandse industrie. Bij de bouw was het verschil nog veel groter: de Belgische bouw kampte met een omzetdaling van 40 procent, terwijl de Nederlandse daling in dezelfde maand amper 1 procent bedroeg. In België moesten bedrijven dicht als er geen afstand kon worden gehouden. In Nederland werd het afstand houden na overleg tussen overheid, vakbonden en werkgeversorganisaties een advies.

Bedrijfstakken die vooral zakelijke, financiële en ICT-diensten leveren aan andere bedrijven krompen in België ook sterker dan in Nederland. Dit komt mogelijk doordat zij afhankelijk zijn van dienstverlening aan bedrijven in bedrijfstakken die in België sterker werden getroffen door de lockdown. Een andere verklaring is dat het thuiswerken in dit soort bedrijfstakken in België al voor de lockdown minder gebruikelijk was dan in Nederland.

Inmiddels lijkt het herstel van de industrie ingezet: in juli lag de gemiddelde dagproductie in zowel Nederland als België nog ongeveer 5 procent onder het niveau van een jaar eerder. De bouwproductie heeft in Nederland nauwelijks onder de coronacrisis geleden. Opvallend is dat het herstel ook in België alweer bijna voltooid is. In juli lag de bouwproductie nog maar 1,1 procent onder het niveau van dezelfde maand een jaar eerder.

Zowel de Nederlandse als de Belgische detailhandel zette vanaf mei alweer meer om dan een jaar eerder. In Nederland zijn de detailhandelaren wel een stuk positiever gestemd dan in België. Mogelijk komt dit door extra Belgische beperkingen bij het winkelen, waar met maximaal twee personen een half uur per winkel mag worden uitgetrokken. 

Referenties

ABN AMRO - Ondernemen in tijden van corona – industrie (24-04-2020)

Belgisch Staatsblad -  Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen (18-03-2020)

CBS - Economische groei in Nederland volatieler dan in België (19-12-2018)

CBS - Minder zorgen over continuïteit bedrijf bij ondernemers (09-07-2020)

CBS - Coronacrisis leidt tot ongekende daling aantal banen (14-08-2020) 

CBS - Economie krimpt met 8,5 procent in tweede kwartaal 2020 (23-09-2020)

CBS - Winsten bedrijven licht gedaald, inkomen huishoudens gestegen (23-09-2020) 

CBS - De Nederlandse economie (reeks)

Cobouw - Akkoord over coronaprotocol: ‘toezichthouder op elke bouwplaats’ (27-03-2020)

Cobouw - Europese bouw hard geraakt door zware lockdown (14-07-2020)

HLN - Bijna helft bouwbedrijven ligt volledig stil door coronacrisis  (01-04-2020) 

HLN - Belg spaart lustig voort (03-07-2020)

Nationale Veiligheidsraad - Maatregelen van de Nationale Veiligheidsraad (24-04-2020) 

Parool - België verscherpt coronamaatregelen (23-07-2020)

Rijksoverheid - Aanvullende maatregelen 23 maart 

Rijksoverheid - Protocol 'Samen veilig doorwerken (27-03-2020) 

StatBel -  Maandelijkse faillissementen (17-09-2020)