1. Inleiding
Het aandeel van de primaire landbouw1) in de economie nam in de 20e eeuw en de eerste jaren van de 21e eeuw geleidelijk af. Na 2009 is het aandeel van de landbouw echter niet verder afgenomen. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de rol van de landbouw in de Nederlandse economie, met het accent op de ontwikkelingen in de afgelopen tien jaar. Hierbij wordt ook gekeken naar de consequenties voor het milieu.
In paragraaf 2 wordt eerst naar het gehele agrocomplex gekeken. Dit is het geheel van activiteiten rondom de landbouw en de voedingsmiddelenindustrie. Deze insteek leent zich bij uitstek om naar de verwevenheid van de landbouw met de rest van de economie te kijken. Wat gebeurt er met de landbouwproductie? Welk gedeelte wordt in Nederland geconsumeerd, welk gedeelte wordt geëxporteerd en welk gedeelte wordt door andere bedrijfstakken intermediair verbruikt? Voor welke bedrijfstakken is de landbouw het belangrijkst?
Vervolgens wordt in paragraaf 3 ingezoomd op de primaire landbouw. In deze paragraaf wordt bekeken wat het aandeel van de primaire landbouw in de economie is en hoe dit aandeel zich heeft ontwikkeld. Hierbij wordt gekeken naar de toegevoegde waarde, het aantal landbouwbedrijven, de werkgelegenheid en het landbouwinkomen.
De landbouw bestaat uit veel sub-bedrijfstakken die niet allemaal dezelfde ontwikkeling doormaken. In paragraaf 4 wordt bekeken in hoeverre deze interne productiestructuur is veranderd. Hoe zit het bijvoorbeeld met de verhouding tussen plantaardige en dierlijke productie?
Ten slotte wordt in paragraaf 5 gekeken naar milieuvervuiling door de landbouw, waarbij zowel wordt gekeken naar de uitscheiding van stikstofverbindingen en fosfaten via dierlijke mest, als naar de emissie van broeikasgassen. Wat is het aandeel van de landbouw in dit type milieuverontreiniging in Nederland en hoe ontwikkelt dit zich ten opzichte van de rest van de economie?
− toevoeging van de productie van wijn en olijfolie (uitsluitend van druiven en olijven die op hetzelfde bedrijf zijn geteeld),
− uitsluiting van de productie van zaaigoed voor en na de vermenigvuldiging (onderzoek en certificatie),
− uitsluiting van bepaalde diensten die in de SBI 2008 tot de landbouw worden gerekend (bv.exploitatie van irrigatiesystemen en de verhuur van machines zonder personeel). Alleen het loonwerk in de landbouw wordt in de landbouwrekeningen in aanmerking genomen.
Bedrijven buiten de bedrijfstak landbouw kunnen naast hun karakteristieke activiteit ook de landbouwactiviteit (nevenactiviteit) uitoefenen. Deze landbouwactiviteiten worden ook in de landbouwrekeningen meegenomen. Voor de bedrijven met de landbouw als hoofdactiviteit blijven de voortgebrachte niet-landbouwgoederen en -diensten in de landbouwrekeningen buiten beschouwing
tenzij ze het resultaat zijn van niet-scheidbare nevenactiviteiten.