Inzet van secundaire materialen in Nederland

Bijlage 1: Nota definitie secundaire grondstoffen

B1. Inleiding

De Nederlandse regering heeft zichzelf gecommitteerd aan het doel om in 2050 een volledig circulaire economie te hebben. Dat is een economie waarin zo min mogelijk primaire grondstoffen worden gebruikt, waarin zo min mogelijk afval overblijft (idealiter: geen), waarin geen nodeloze verspilling van grondstoffen plaatsvindt en waarin grondstoffen zoveel mogelijk opnieuw worden ingezet binnen de economie. Het doel van een circulaire economie is om binnen de draagkracht van de aarde productie en consumptie te organiseren. Het zoveel mogelijk vervangen van primaire grondstoffen door secundaire grondstoffen is een belangrijke manier om dit te bereiken, en daarnaast om ook het totale grondstoffenverbruik te verminderen.

Een van de belangrijke zaken om in kaart te brengen rondom de materialentransitie is hoeveel secundaire grondstoffen door bedrijven worden ingezet, en waar dit gebeurt. Bij voorkeur zou je zo vroeg mogelijk in de keten willen meten hoeveel procent van de grondstoffeninzet bestaat uit secundaire grondstoffen. Om echter de transitie, binnen de huidige vrijemarkteconomie, op gang te brengen is het essentieel dat de vraag naar secundaire grondstoffen groeit. Wanneer bedrijven verderop in de keten niet specifiek geïnteresseerd zijn in de herkomst van de door hen gebruikte materialen/grondstoffen, dan zijn er nauwelijks prikkels voor bedrijven aan het begin van de keten om primaire grondstoffen te vervangen door secundaire grondstoffen. Het zou mooi zijn om ook een mogelijkheid te hebben om dit in kaart te brengen, en bedrijven de gelegenheid te geven dit te rapporteren. Uit eerder onderzoek bleek dat bedrijven dit graag willen, maar dat ze in de praktijk secundaire grondstoffen verwarren met secundaire materialen of eindproducten gemaakt uit gerecycled materiaal, waardoor dubbeltellingen ontstaan en het beeld troebel wordt.

Om de inzet van secundaire grondstoffen op een zo zuiver mogelijke manier te meten willen we deze inzet zo vroeg mogelijk in de keten waarnemen. Het is daarbij belangrijk om een helder onderscheid te maken tussen wat een grondstof is en wat een materiaal (een product waar grondstoffen in verwerkt zijn), en waar deze grondstof/materiaal de keten inkomt. In de praktijk willen we dus alleen kijken naar de secundaire grondstoffen – in verband met de brondata uit de Nationale Rekeningen betekent dit de grondstoffen die in Nederland de keten inkomen om opnieuw ingezet te worden in productieprocessen. Wat er vervolgens mee gebeurt is interessant, maar dit ligt buiten het domein van dit project.

Om al deze vragen uiteindelijk te kunnen beantwoorden en meer inzicht te krijgen in samenhang tussen de verschillende onderdelen is de eerste cruciale stap die genomen moet worden het helder definiëren van de verschillende begrippen. Dat is het doel van dit document.

B2. Achtergrond: waarom deze definitie van secundaire grondstoffen?

Tot nu toe is er geen omlijnde, heldere definitie van secundaire grondstoffen. De definities die gehanteerd worden zijn ofwel vaag, ofwel onvoldoende afgebakend om helderheid te bieden in wat er wel en niet onder valt – waarmee dubbeltellingen (waarbij de grondstoffen eerst als grondstoffen en vervolgens als materialen of producten nog een keer meegeteld worden) niet uit te sluiten zijn. Ook hangen organisaties verschillende definities aan waardoor spraakverwarringen ontstaan.

Bijkomend probleem is dat de bestaande definities mogelijk onvoldoende aansluiten bij de dagelijkse praktijk van bedrijven, en mogelijk ook tot rapportages leiden van cijfers die niet aansluiten bij de statistieken waarmee geprobeerd wordt de circulaire economie in Nederland in kaart te brengen. Dit is een algemeen probleem bij het maken van statistiek, maar het is extra problematisch als er ook bij de statistiekmakers zelf een heldere, eenduidige definitie ontbreekt.

Hieronder een aantal voorbeelden van huidige casussen waarmee duidelijk wordt wat de uitdaging is van het verschillend gebruik van de term secundaire grondstoffen:

  • Voorbeeld 1: bedrijven kopen in plaats van primaire grondstoffen gerecyclede grondstoffen in, zoals gerecycled draadstaal of plastic bolletjes gemaakt van plastic afval. Dit wordt door bedrijven gerapporteerd als secundaire grondstoffen. Dit zorgt echter voor een dubbeltelling aangezien de bedrijven die het afgedankte staal en plastic ingekocht hebben om er nieuwe materialen van te maken (draadstaal en bolletjes) deze grondstoffen ook al als secundaire grondstoffen hebben gerapporteerd.
  • Voorbeeld 2: een bedrijf koopt oude meubels in, en knapt deze op zonder deze uit elkaar te halen en er ‘nieuw’ timmerhout van te maken. Er is hierbij wel sprake van hergebruik, alleen niet van grondstoffen maar van eindproducten, net zoals de inkoop van t-shirts gemaakt van duurzaam/gerecycled textiel. Daarnaast is er in dit geval niet zondermeer sprake van vervanging van primaire grondstoffen. Niet alle kopers van deze meubels zouden immers ‘nieuwe’ meubels gekocht hebben als dit bedrijf niet bestond, omdat zij misschien de oude stijl heel leuk vinden. Wanneer deze meubels en t-shirts wel gerapporteerd worden als secundaire grondstof, zorgt dit voor verwarring en is er mogelijk sprake van een overschatting van de cijfers. Dit vertroebelt het zicht op de transitie naar een circulaire economie en draagt niet noodzakelijkerwijs bij aan de doelstelling om de totale hoeveelheid ingezette grondstoffen in de economie te verminderen.
  • Voorbeeld 3: Het dilemma van oud ijzer en statiegeldproducten is dat duurzaamheid meestal geen rol speelt bij de recycling; dit wordt enkel gedaan vanwege de financiële prikkels. Er is geen sprake van een duurzame gedragsverandering, maar het kan wel bijdragen aan de doelen van de circulaire economie. Wanneer statiegeld zorgt voor een lagere productie van flessen en blikjes – en dus een lager primair materiaalgebruik – kan dit uiteindelijk bijdragen aan een economie waarin geen primaire grondstoffen meer nodig zijn. De vraag is hoe je dit wilt meten, en onder welke categorie of R-strategie. Voor het meten van de inzet van secundaire grondstoffen is de vraag of je simpelweg de hoeveelheid ingezamelde statiegeldproducten meerekent, of de hoeveelheid plastic of blik die na inzameling beschikbaar komt (uit de afvalverwerking).

B2.1 Bestaande definities  van secundaire materialen en grondstoffen

Volgens de ICER (2023) omvatten secundaire materialen “afval en bijproducten die na het vrijkomen, inzamelen of voorbewerken weer als materiaal in het productieproces worden ingezet.” Verderop in de ICER wordt de definitie van secundaire materialen anders verwoord, namelijk als “grondstoffen die via recycling opnieuw in het productieproces worden ingezet, zoals metaalschroot of plastic pellets uit gesmolten plastic afval.”

De Milieudatabase is specifieker: Zij gaan ervan uit dat alleen die materialen of grondstoffen meegenomen moeten worden in de definitie van secundaire materialen waarvan het doel is dat ze primaire grondstoffen vervangen. “Secundair materiaal wordt gemeten op het punt waar het secundaire materiaal het systeem binnenkomt vanuit een ander systeem. Materialen afkomstig uit eerder gebruik of uit afval van het ene productsysteem en gebruikt als input in een ander productsysteem zijn secundaire materialen.” Voordeel is: “doordat de systeemgrens van afvalstromen ligt op het moment dat ‘einde afval’ is bereikt, komt secundair materiaal vrij van milieubelasting een productsysteem binnen.” Nadeel is dat wanneer een secundair product nooit eerst de afvalstatus krijgt ook niet wordt gerekend tot een secundair materiaal.

In de RWS-database wordt afval gedefinieerd in meer juridische termen. Wat volgens Europese en Nederlandse verordeningen de status van afval krijgt, valt onder deze term. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen voorbereiding voor hergebruik (‘sorteren van afval’), recycling, andere nuttige toepassing en verwijdering in de vorm van verbranden, storten of lozen (CBS, 2022). Vervolgens wordt onderscheid gemaakt tussen primair afval en secundair afval, waarbij de tweede categorie bestaat uit niet-recyclebaar afval dat ontstaat bij de verwerking van primair afval door recyclingbedrijven, maar wat wel een nuttige toepassing kan krijgen in de economie. Eurostat telt secundair afval echter wel mee in de cijfers. In de Materiaalmonitor wordt hetzelfde concept gebruikt als bij Eurostat. Daarnaast wordt hierin een correctie toegepast voor de import min de export van afval (CBS, 2022).

Volgens een adviesrapport voor het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat uit 2019 beschouwen bedrijven “reststromen”, die momenteel geclassificeerd worden als afval, “die worden ingezet voor de vervaardiging van nieuwe producten op basis van secundaire grondstoffen” als secundaire grondstof. Een technisch probleem is dat aan deze reststromen, als inputs voor productieprocessen, andere eisen gesteld worden dan aan primaire grondstoffen.

Voor de definitie is dit verschil in eisen echter niet van belang; het gaat erom dat je in principe alle restromen, dus alle grondstoffen die een productieproces ingaan maar niet in het eindproduct terecht komen en die op een of andere manier terugvloeien in het productieproces (van eenzelfde of een ander product), als ‘secundaire grondstof’ zou kunnen beschouwen.

Binnen het CBS is tot nu toe de definitie van secundaire grondstoffen gehanteerd als “Afval, verwerkt afval en bijproducten (die vroeger als afval beschouwd werden)”. De term afval wordt hierbij breder toegepast dan de strikt juridische definitie. ‘Afval’ heeft hierbij betrekking op alles wat overblijft na de productie van goederen. Een voorbeeld van een bijproduct dat voorheen als afval beschouwd werd en nu steeds vaker secundair wordt ingezet is plantaardig afval, dat als veevoeder in de landbouw wordt gebruikt (CBS, 2022).

Wanneer afval enkel als energiebron gebruikt wordt valt dit niet onder de definitie van secundaire grondstoffen. Alleen wanneer er nieuwe producten van gemaakt worden vallen ze onder de definitie. Ook worden “gerecyclede onderdelen of inputs van geïmporteerde grondstoffen en producten” uitgesloten. Hiermee worden onderdelen of halffabricaten bedoeld die feitelijk hergebruikt worden, zonder eerst opnieuw tot grondstoffen verwerkt te worden, en (secundaire) grondstoffen die uit het buitenland komen (waarvan de samenstelling primair/secundair onduidelijk is). Tot slot wordt de kwaliteit en de toepassing buiten beschouwing gelaten, net als de grondstoffen die binnen een bedrijf opnieuw worden ingezet (dus niet worden ingekocht).

In voorgaande projecten die probeerden de inzet van secundaire grondstoffen in kaart te brengen werd de volgende definitie gehanteerd: Secundaire materialen/grondstoffen zijn materialen uit rest- of afvalstromen die opnieuw in de economie worden ingezet. Gerecycled materiaal, of voedselresten die als veevoeder worden ingezet. Grondstof, tussenproducten (bewerkte grondstoffen), en qua dierlijke/plantaardige grondstoffen: alleen leer. Oftewel, alles wat onder CPA-code 38 valt.

Expliciet uitgesloten wordt:

  • materialen die niet worden omgezet naar een nieuwe secundaire grondstof via een verwerkingsproces – met als doel om producten die als product hergebruikt worden (automotoren) uit te sluiten, hierbij is immers geen sprake van (directe) vervanging van grondstoffen of primaire materialen;
  • secundaire grondstoffen die in een later stadium in het productieproces terugkomen (waarvan het voorproces onduidelijk is);
  • daarnaast wordt ook de inzet voor de productie van energie en storten (zoals dierlijke mest) uitgesloten, dit wordt gezien als een vorm van afvalverwerking.

B2.2 Conclusie literatuuronderzoek

De ICER-definitie is een goed uitgangspunt. Simpel verwoord: secundaire grondstoffen zijn grondstoffen, die in de klassieke ‘lineaire’ economie (waarbij duurzaamheid geen rol speelt in bedrijfsbeslissingen) als afval zouden zijn behandeld, maar die opnieuw worden ingezet in het productieproces ter vervanging van primaire grondstoffen.

Het is echter wel nodig om dit verder te specificeren. Ook omdat nu, in de praktijk van het maken van statistiek rondom de inzet van secundaire grondstoffen, grondstoffen worden uitgesloten die nooit de afvalstatus krijgen. Daarnaast is er een verschil tussen wat we zouden willen meten, en wat we kunnen meten. Concreet en alomvattend leidt dat tot het volgende doel van het formuleren van een definitie van secundaire grondstof:

Het doel van het bepalen van een definitie van secundaire grondstoffen is om duidelijkheid te scheppen over wat er onder deze term valt en hoe dit op basis van bestaande statistieken gemeten kan worden, zodat bedrijven, beleidsmakers en andere betrokkenen bij het onderwerp consistent en nauwkeurig kunnen rapporteren en communiceren over het gebruik van secundaire grondstoffen. Dit is essentieel om dubbelzinnigheden en dubbeltellingen te voorkomen en zodoende de transitie naar een circulaire economie, waaronder het doel om de inzet van primaire grondstoffen te verminderen, effectief te ondersteunen. Een heldere definitie helpt bij het maken van onderscheid tussen grondstoffen, materialen en (eind)producten, waarbij het mogelijk wordt om de bijdrage van secundaire grondstoffen aan de vermindering van primaire grondstoffen in het productieproces beter te begrijpen en te sturen. Daarbij is het nuttig om aan te sluiten bij de R-strategieën van de circulaire economie.

B3. Definitie secundaire grondstoffen

B3.1 Grondstoffen vs. materialen

Onder een ‘grondstof’ wordt in deze definitie verstaan: een fysieke input in een bedrijfsproces in haar meest basale vorm, dus voordat er een bewerking heeft plaatsgevonden en die zonder bewerking niet bruikbaar is. Onder een ‘materiaal’ verstaan we een grondstof die een bewerking heeft ondergaan, waardoor ze geschikt is om halffabricaten, onderdelen of eindproducten van te maken.

Dit betekent dat afval dat in een recyclingproces bewerkt wordt en geschikt gemaakt om opnieuw verwerkt te worden, een grondstof is op het moment dat deze het (finale) recyclingproces ingaat. Wanneer het uit het recyclingproces komt en beschikbaar komt op de markt als inputs voor bedrijfsprocessen, wordt het een (secundair) materiaal.

Voorbeeld: IJzererts is een (primaire) grondstof, plaatstaal is een materiaal. IJzerafval is een secundaire grondstof wanneer het wordt omgesmolten tot plaatstaal. Plaatstaal gemaakt uit ijzerafval is een secundair materiaal.

B3.2 Secundaire grondstoffen

“Secundaire grondstoffen zijn grondstoffen die opnieuw ingezet worden in het productieproces, in plaats van primaire grondstoffen (1), ter vervaardiging van nieuwe materialen, halffabricaten of eindproducten. Dit omvat reststromen van bedrijven die opnieuw in het productieproces komen, en secundaire grondstoffen die worden ingekocht, op het moment dat ze opnieuw het productieproces inkomen. Wanneer (rest)materialen of afval (als het product eerst een afvalstatus gehad heeft) een bewerking ondergaan waarbij de fysische eigenschappen van grondstoffen verloren gaan, waardoor deze niet nog een keer opnieuw kunnen worden ingezet, zoals bij verbranding, wordt dit niet gezien als secundaire grondstof (2). Wanneer resten van grondstoffen meteen verwerkt worden zonder dat ze opnieuw onderdeel worden van de economie, worden ze ook niet gezien als secundaire grondstof (3).”

Belangrijk om te beseffen is dat we kijken, in aansluiting op de Nationale Rekeningen, naar Nederland volgens het ingezetenenprincipe – waarbij de focus ligt op het niveau van de keten. De definitie bevat drie voorwaarden voor een materiaal of grondstof om gerekend te worden tot secundaire grondstof.

  1. Het vervangt primaire grondstoffen in een productieketen (substitutie);
  2. De fysische eigenschappen blijven behouden (‘staal blijft staal’);
  3. Het leidt direct tot vermindering van de hoeveelheid (finaal) afval, dat uit de economie verwijderd wordt (door verbranding of storten), in een productieproces (het draagt bij aan circulariteit).

‘Secundaire grondstoffen’ zijn dus het equivalent van ‘ruwe’ (primaire) grondstoffen, op het moment dat ze opnieuw de productieketen ingaan voor nieuwe materialen, of voor nieuwe (eind)producten wanneer daarvoor geen voorbewerking nodig is. Belangrijk detail is dat de grondstoffen alleen meegeteld/gerapporteerd worden tijdens de eerste toepassing in het productieproces. Wanneer er een bewerking plaatsvindt op een grondstof, die daarna verkocht wordt, dan is het voor het bedrijf dat de grondstof inkoopt geen secundaire grondstof meer (maar wel voor het bedrijf dat de bewerking uitvoert). Voor het inkopende bedrijf wordt dit beschouwd als secundair materiaal, omdat het eerder al opnieuw de keten ingekomen is. Zonder deze toevoeging bestaat een groot risico op dubbeltellingen. Oftewel: afval is een secundaire grondstof op het moment dat het uit het recyclingproces komt (en feitelijk de status einde-afval krijgt), en gebruikt wordt in een productieproces en daarbij een primaire grondstof vervangt.

Secundaire grondstoffen hebben dus betrekking op R-strategie 5, ‘Recycle’. Daarnaast kan een secundaire grondstof ook betrekking hebben op R-strategie 2, ‘Reduce’, wanneer het een primaire grondstof vervangt (substitutie). Daardoor hoeven er in totaal immers minder grondstoffen gebruikt te worden in de economie. Wanneer er sprake is ven hergebruik (R3), reparatie (R4) of verbranding (R6), dan worden de materialen die hierbij gebruikt worden niet gezien als secundaire grondstoffen (ook niet als secundaire materialen).

In onderstaand schema is de definitie visueel gemaakt in een versimpelde weergave van een productieproces. De lichtgroene pijlen zijn de grondstoffenstromen die kwalificeren als ‘secundaire grondstof’. Na winning worden grondstoffen bewerkt, en daarmee geschikt gemaakt voor inzet in productieprocessen. Uit deze productieprocessen komen producten en restmaterialen vrij. De producten komen na gebruik in de afvalbak terecht (‘afvalinzameling’ genoemd), restmaterialen worden soms direct opnieuw ingezet en belanden soms ook in de afvalbak. Cruciaal is wat er daarna mee gebeurt. Worden ze verwerkt om opnieuw ingezet te worden in het productieproces, dan zijn het secundaire grondstoffen. Hieronder vallen ook de grondstoffen die in de ‘voorbereiding-tot-recycling’ chemisch bewerkt worden of gecomposteerd. Belanden ze in de ‘voorbereiding tot hergebruik’, zoals mechanische recycling waarbij ze zonder bewerking of voorbehandeling opnieuw kunnen worden ingezet (en daarmee dus een einde-afvalstatus krijgen), dan zijn het geen secundaire grondstoffen.

Er zijn een aantal situaties waarin het op het eerste gezicht moeilijk is te bepalen of er sprake is van een secundaire grondstof. In onderstaande cases werken we uit hoe de definitie volgens ons gehanteerd zou moeten worden. Grondstoffen voor energieopwekking worden vooralsnog om praktische redenen volledig uitgesloten – vervanging van fossiele brandstoffen door hernieuwbare energieopwekking is een complexe situatie waarover een aparte discussie gevoerd zou moeten worden om te bepalen in hoeverre dit aansluit bij de circulaire economie8)

Casus: ijzerafval
Situatie 1: Wanneer ijzerafval uit de afvalbak gehouden worden en opnieuw het productieproces ingaat om omgesmolten te worden tot draadstaal, dan is dit een secundaire grondstof. Het vervangt immers ‘nieuwe’ ijzererts. Wanneer dit draadstaal wordt ingekocht, ook al wordt dit bewust als ‘gerecycled draadstaal ingekocht, dan is het geen secundaire grondstof meer. Het secundaire draadstaal vervangt (op ketenniveau) immers geen primair draadstaal (de vervanging heeft een stap eerder in de keten al plaatsgevonden).
Situatie 2: (oud) ijzer is zo kostbaar dat dit bijna altijd opnieuw wordt ingezet of verkocht, vanwege financiële overwegingen. Duurzaamheid speelt hierbij (waarschijnlijk) geen rol. Toch zou je dit wel als secundaire grondstof willen rekenen, wanneer dit ijzererts (als primaire grondstof) vervangt. Hetzelfde geldt voor statiegeldproducten, wanneer deze niet hergebruikt worden (zoals bij plastic flessen) maar (zoals bij blikjes) opnieuw als grondstof in de keten terechtkomen. Wanneer dit leidt tot vervanging van primaire grondstoffen, en het voorkomen van storten of verbranden, dan hoort het wel tot de circulaire economie.  dit is bovengenoemd substitutiecriterium (onder R-strategie 2).
Situatie 3: Wanneer ijzerresten binnen een bedrijf meteen hergebruikt worden, zonder eerst opnieuw het productieproces in te gaan als ‘nieuwe’ grondstofinput, dan is dit geen secundaire grondstof maar onderdeel van het primaire productieproces.  dit is bovengenoemd circulariteitscriterium.

Casus: secundair plastic
SBI 38 koopt plastic afval in; dit is een secundaire grondstof. Vervolgens worden hier plastic bolletjes van gemaakt, die in een volgende stap omgesmolten kunnen worden tot nieuwe plastic producten. De plastic bolletjes zijn geen secundaire grondstof; wanneer een emmerfabrikant deze bolletjes inkoopt vervangen ze geen primaire grondstof (de vervanging heeft een stap eerder plaats gevonden).

  • Wanneer de emmerfabrikant plastic afval inkoopt en dit zelf omsmelt om er direct emmers van te maken, dan is het wel een secundaire grondstof. Het vervangt dan immers plastic bolletjes die ingekocht zouden worden en/of de primaire grondstoffen om plastic te maken, of plastic afval dat ingekocht zou moeten worden. Het zorgt dus voor een lager gebruik van primaire grondstoffen, en voor minder afval – en is dus opnieuw een speciale variant van strategie R2. NB: voor het meten van secundaire grondstoffen maakt het niet uit of de vervangen plastic bolletjes primair of secundair waren – in het tweede geval meten we hetzelfde, maar bij een ander bedrijf.

Overige voorbeelden:

  • Wel oud textiel, geen t-shirts van gerecycled textiel of tweedehands stoffen.
  • Wel oud non-ferro metaal gesmolten naar non-ferro metaal, niet productie van kabels en draden met gerecycled materiaal.
  • Geen oude ramen uit treinen die weer worden ingezet (dit is hergebruik van onderdelen), wel oud glas wat wordt gesmolten naar nieuw glas.
  • Geen papier van gerecycled materiaal voor bedrukking, wel papier afval waarvan nieuw papier wordt gemaakt.

B3.2.1 Interne verwerking

Theoretisch zouden we meer zicht willen krijgen op interne recycling, grondstoffen of resten van materialen die binnen een bedrijf opnieuw in het productieproces worden ingezet. Dit betreft niet alleen de reststromen, maar ook andere vormen van interne recycling. In de praktijk is dit lastig waar te nemen (en volgens de EU is dit juridisch gezien geen recycling). Daarbij zou je ook nog onderscheid kunnen maken tussen upcyclen en downcyclen, en tussen open-loop recycling en closed-loop recycling.

  • Wanneer restanten van grondstoffen opnieuw als grondstoffen worden ingezet in plaats van primaire grondstoffen, dan zijn het reststromen. Bijvoorbeeld ijzerafval dat opnieuw omgesmolten wordt tot ijzeren producten. Dit is een vorm van closed-loop recycling, waarbij het ijzerafval in principe in een gelijkwaardige toepassing terugkomt.
  • Wanneer van resten hout nieuwe meubels gemaakt worden, zonder bewerking vooraf, zou je dit als secundaire grondstof willen meenemen wanneer deze meubels anders met ‘nieuw’ hout gemaakt zouden worden. In dit geval is het waarschijnlijk dat er sprake is van vervanging, en wordt het afvalhout als grondstof en niet als eindproduct opnieuw ingezet. Wanneer deze meubels anders niet gemaakt zouden worden, zou je dit niet als secundaire grondstof willen meerekenen, omdat er geen vervanging van primaire grondstoffen plaatsvindt. In het eerste geval is er sprake van closed-loop upcycling. In het tweede geval is er sprake van open-loop upcycling. Het is discutabel of deze vorm bijdraagt aan de doelen van de circulaire economie, en daarom zou je dit buiten beschouwing willen laten.
  • Wanneer afvalhout gebruikt wordt om MDF-platen van te maken, dan zou je dit in het kader van interne recycling als secundaire grondstof willen meenemen (het staat waarschijnlijk niet in de boeken als ingekochte grondstof). Als echter de MDF-platen niet gemaakt zouden worden wanneer er geen afvalhout zou zijn, dan zou je het niet mee willen nemen omdat er dan geen vervanging plaatsvindt. In het eerste geval is er sprake van closed-loop downcycling, in het tweede geval van open-loop downcycling. Ook hier is het discutabel of dit bijdraagt aan de doelen van de circulaire economie.

B3.2.2 Theorie versus praktijk

Overige voorbeelden die we in theorie zouden willen meenemen (maar wat in de praktijk lastig is):

  • Wel voedselresten (zoals aardappelschillen die rechtstreeks zonder bewerking aan varkens gegeven worden, of gebruikt worden voor de productie van veevoeder), geen veevoeder gemaakt van voedselresten (deze worden immers al meegeteld als secundaire grondstoffen in het productieproces van veevoeder).
  • Geen steengruis of natuursteen dat specifiek gewonnen wordt om onder wegen te stoppen, wel puin dat afval is uit andere bedrijfsprocessen en dat ingezet wordt ter vervanging van primaire grondstoffen (stenen, natuur- of gebakken).
  • Wel voedselresten/GFT ter vervanging van kunstmest, geen restanten van planten die opnieuw onder geploegd worden. Idealiter zou je de waarde van de bespaarde kunstmest, door het onderploegen van plantenresten, wel mee willen nemen.

Casus: energieopwekking - assen en bouwafval
Er wordt geen onderscheid gemaakt in toepassingen, wel moeten de secundaire grondstoffen primaire grondstoffen vervangen. De uitzondering vormt de categorie energieopwekking. In theorie zou je het verbranden van afval ten behoeve van energie niet als secundaire grondstoffeninzet willen beschouwen. Wanneer de as gebruikt wordt onder wegen ter vervanging van primaire grondstoffen, zoals zand en grind, zou je dit echter wel als inzet van een secundaire grondstof willen registreren, vanwege het substitutiecriterium. Een overweging die hierbij ook een rol speelt is dat deze ‘grondstof’ mogelijk in de toekomst opnieuw beschikbaar komt voor de economie, in tegenstelling tot afval dat gestort wordt. 

  • Eenzelfde situatie speelt rondom ‘staalslakken’ die vrijkomen uit de basismetaalindustrie. Deze vervangen primaire grondstoffen wanneer ze worden ingezet ter versteviging van wegen en andere bouwprojecten. Wanneer ze echter niet op de juiste manier verwerkt worden kunnen ze leiden tot aanzienlijke schade voor de gezondheid en het milieu (RIVM, 2023). Daarmee druisen ze in tegen een belangrijk doel van de circulaire economie. Onze aanbeveling is om deze grondstoffen als een aparte categorie ‘secundair-ingezet afval’ op te nemen, zodat helder is hoe groot dit is en statistiekgebruikers zelf kunnen kiezen of ze dit meetellen als ‘secundaire grondstof’. Hetzelfde speelt voor bouw- en sloopafval9)

Casus: CO2
Ook wanneer reeds uitgestoten CO2 ingezet wordt ter vervanging van een proces dat uitsluitend tot doel heeft om CO2 te produceren (zoals in de glastuinbouw) zou je deze CO2 als secundaire grondstof willen zien. Er hoeven immers geen primaire grondstoffen te worden verbrand. Het is in de praktijk de vraag of de waarde hiervan goed te bepalen is, en hoe dit gerapporteerd zou moeten worden. Daarom zit dit (nog) niet in de praktijkdefinitie van secundaire grondstoffen.

Casus: bieten/landbouw
Bij de teelt van suikerbieten kunnen de bieten geoogst worden met loof, of ze kunnen bij het oogsten al ontdaan worden van het loof. Het loof kan ofwel bij het afval/op de composthoop belanden, of het kan op het land blijven liggen. In het laatste geval blijven de voedingsstoffen behouden, en kan het mogelijk deels de groei van onkruid voorkomen. Dat betekent dat minder kunstmest en glyfosaat nodig zou zijn om eenzelfde resultaat te bereiken als wanneer het loof niet gebruikt wordt. Omdat het loof in dit geval economische waarde heeft en direct verantwoordelijk is voor een lager gebruik van primaire grondstoffen zou je dit bij de circulaire economie willen meetellen. Het valt echter buiten de definitie van de Milieurekeningen, omdat dit loof in het milieu blijft en geen onderdeel wordt van de economie (derde criterium) en wordt zodoende niet als grondstofinput gezien. Je zou het wel kunnen zien als een vorm van circulaire bedrijfsvoering, die je zou kunnen waarderen als besparing op primaire ‘hulpstoffen’. Naast de praktische bezwaren is dit echter theoretisch uitgesloten op dit moment. Wanneer het loof na de oogst verwijderd wordt, wordt het onderdeel van de afvalverwerking en kan het dus wel als secundaire grondstof ingezet worden.

In de praktijk is het een grote vraag hoe je materialen meet die binnen een bedrijf opnieuw worden ingezet, net als de inzet in de landbouw van nutriënten. Daarom is het praktisch niet mogelijk om alles te meten wat binnen bovenstaande definitie valt, of om onderscheid te maken tussen grondstoffen die opnieuw worden ingezet ter vervanging van primaire grondstoffen en grondstoffen die om efficiëntie-overwegingen opnieuw worden ingezet.

Er kunnen nog meer voorbeelden bedacht worden, waarbij een grondstof opnieuw wordt ingezet waarvan de waarde niet te kwantificeren is, maar die wel leidt tot een besparing aan ‘nieuwe’ grondstoffen en die bijdraagt aan de doelen van de circulaire economie. Het is wenselijk om een mogelijkheid te hebben om deze besparing te rapporteren.

B4. Conclusie en aanbevelingen

Hoewel we graag een alomvattend beeld van de transitie naar de circulaire economie zouden willen kunnen schetsen, loop je daarbij in de praktijk tegen nogal wat haken en ogen aan. Daarom is het goed om helder te definiëren wat gemeten kan worden en hoe dit zich verhoudt tot het overkoepelende concept van de circulaire economie. Hierboven is een voorstel gedaan om een duidelijke en werkbare definitie op te stellen voor het meten van secundaire grondstoffen, met als doel om bij te dragen aan inzicht in hoe ver we staan in de transitie van de Nederlandse economie naar een circulaire economie en de vermindering van de inzet van primaire grondstoffen. Aan de hand van deze definitie kan een inschatting gemaakt worden op het niveau van de Nederlandse economie hoeveel secundaire grondstoffen ingezet worden, en in welke bedrijfstakken dit gebeurt. Met definitie kunnen niet alle inspanningen van individuele bedrijven in kaart gebracht worden. Er kunnen ook geen directe beleidsadviezen uit worden afgeleid over hoe de transitie naar een circulaire economie – met als onderdeel daarvan de inzet van secundaire grondstoffen en de vermindering van de totale primaire grondstoffeninzet – gestimuleerd kan worden.

Voor dit doel ligt de focus op de keten, maar dat doet geen recht aan de inspanningen van talloze bedrijven en organisaties. Het is echter wel nodig om cijfers te kunnen maken waarvan duidelijk is wat ze zeggen en die aansluiten bij andere economische indicatoren. Het is dan ook aan te bevelen om een andere manier te vinden om de inspanningen van bedrijven en organisaties in kaart te brengen, die buiten het bereik van de macro-economische focus van de in dit document voorgestelde definitie vallen.

Daarnaast is het aan te bevelen om te zoeken naar manieren om recht te doen aan activiteiten die wel leiden tot vermindering van de inzet van primaire grondstoffen op ketenniveau, maar die eveneens buiten het zicht van de macro-economische statistieken blijven.

8) Een dilemma is dat dit juist leidt tot een toename in het gebruik van (primaire) grondstoffen.
9)
De inzet van bouw- en sloopafval onder wegen valt niet onder de Eurostatcategorie ‘backfilling’. Deze is bedoeld voor het opvullen van bijvoorbeeld oude mijnschachten, op een manier dat het afval letterlijk weggestopt wordt en niet meer zichtbaar of terug te halen valt. Deze methode wordt in Nederland niet toegepast. De bodem in de meeste andere Europese landen is van een zodanige aard dat het niet nodig is om deze te verharden met puin. Daarnaast hebben de meeste Europese landen de beschikking over primair gesteente, in tegenstelling tot Nederland (dat dit zou moeten importeren).