Inzet van secundaire materialen in Nederland

Over deze publicatie

De Nederlandse overheid heeft tot doel gesteld dat de economie in 2050 volledig circulair is. Om inzicht te krijgen in hoe de transitie van de Nederlandse economie naar een circulaire economie verloopt is het belangrijk om goede indicatoren te ontwikkelen om deze transitie te kunnen monitoren. Een belangrijk aspect van een circulaire economie is dat er zo min mogelijk grondstoffen nodig zijn, en dat de grondstoffen die gebruikt worden zoveel mogelijk bestaan uit secundaire, oftewel eerder gebruikte en vervolgens gerecyclede, grondstoffen.

Sinds 2019 zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd om beter zicht te krijgen op de inzet van secundaire grondstoffen in de Nederlandse economie. In 2024 zijn deze onderzoeken afgerond met een bepaling van strak omlijnde definitie van secundaire grondstoffen, een koppeling van de verschillende codesystemen voor grondstoffen voor secundaire grondstoffen, een advies voor bijstelling van de expertschattingen voor de inzet van secundaire grondstoffen door verschillende bedrijfstakken in de Nederlandse economie in de Materiaalmonitor, en een tijdreeks van de inzet van secundaire materialen over 2020 tot en met 2022.

1. Inleiding

De Nederlandse overheid heeft tot doel gesteld dat de economie in 2050 volledig circulair is. Om inzicht te krijgen in hoe de transitie van de Nederlandse economie naar een circulaire economie verloopt is het belangrijk om goede indicatoren te ontwikkelen om deze transitie te kunnen monitoren. Een belangrijk aspect van een circulaire economie is dat er zo min mogelijk grondstoffen nodig zijn, en dat de grondstoffen die gebruikt worden zoveel mogelijk bestaan uit secundaire, oftewel eerder gebruikte en vervolgens gerecyclede, grondstoffen.

De afgelopen jaren zijn verschillende onderzoeken gedaan om beter zicht te krijgen op de inzet van secundaire grondstoffen in de Nederlandse economie. In 2019 is een vooronderzoek hiernaar gedaan (CBS, 2019), gevolgd door de verkenning van mogelijke toekomstige databronnen (CBS, 2021). Op basis van deze verkenning is onderzoek gedaan naar het aanpassen van de Productiestatistiek-enquête (PS) om daarmee de inkoop van secundair materiaal bij bedrijven beter onder de aandacht te brengen bij het uitvragen (CBS, 2022) en het optimaliseren van de enquête en analyse, alsook het inzetten van de resultaten om de expertschattingen in de Materiaalmonitor (MM) te verbeteren (CBS, 2023).

Voortbouwend hierop is in 2024 de focus gelegd op het formuleren van een eenduidige, alomvattende definitie van secundaire grondstoffen en materialen en het koppelen van de informatie uit de PS-enquête aan de MM en de internationale handelsdata. Hiermee worden resultaten klaargezet om te dienen als input voor de revisie van de MM. Tot slot is ook een tijdreeks gemaakt van de inzet van secundaire materialen volgens de definitieve data uit de PS-enquête over 2020, 2021 en 2022. In dit rapport worden de methoden, uitkomsten en aanbevelingen van het project beschreven.

1.1 Onderzoeksdoelen

In het voorgaande onderzoek is een aantal onderzoeksvragen geïdentificeerd die vertaald zijn in vier doelen voor het huidige project. Het eerste doel is om de definitie van secundaire grondstoffen en materialen scherp te stellen. Uit voorgaand onderzoek is gebleken dat bij respondenten van de PS-enquête mogelijke verwarring is omtrent de definitie waardoor dubbeltellingen ontstaan in de data. Gezien de aanhoudende interpretatieverschillen tussen de enquêterespondenten en de benadering van het CBS met betrekking tot secundaire grondstoffen, is aanbevolen om voor toekomstig onderzoek een definitieve beslissing te nemen over de definitie van secundaire grondstoffen en dit helder op te schrijven.

Het tweede doel is om alle CPA-codes te koppelen aan MM-categorieën.  Uit het voorgaande onderzoek bleek dat nog niet alle benodigde CPA-codes zijn gekoppeld aan de MM-categorieën voor bijvoorbeeld de categorie dierlijk- en plantaardig. Deze koppelingen moeten compleet worden gemaakt voor verdere analyse. 

Het derde doel is om de expertschattingen in de MM rondom de inzet van secundaire grondstoffen te vergelijken en te toetsen aan de PS-data over 2021 en 2022, ook in vergelijking met de inzet van grondstoffen becijferd in de AGT. Hierbij wordt SBI 13 extra geanalyseerd om de schommelingen die worden waargenomen beter te kunnen interpreteren. De verbeterde expertschattingen aan de hand van de PS-data en de AGT worden gereed gemaakt voor gebruik in de revisie van de MM in 2025.

Het vierde en laatste doel is om een tijdreeks te maken over definitieve cijfers over 2020, 2021 en 2022 en daarmee eerste trends te ontwaren omtrent de inkoop van secundaire grondstoffen door de industrie.

2. Methode

2.1 Definitie secundaire grondstoffen

Om goed in kaart te brengen hoeveel secundaire grondstoffen door bedrijven worden ingezet, en waar dit gebeurt, is het essentieel om helder te definiëren wanneer iets als secundaire grondstof beschouwd moet worden. De voorkeur is om deze grondstoffen zo vroeg mogelijk in de keten waar te nemen. Een eerste stap is om een helder onderscheid te maken tussen grondstoffen en materialen. Vervolgens is het wenselijk om duidelijk te krijgen waar deze grondstoffen en materialen de keten in komen.

Om te kunnen bepalen wat gemeten zou moeten worden en op welke manier, is een definitie samengesteld. Dit is gedaan door eerst te kijken naar de literatuur, wat er door diverse organisaties eerder geschreven is over secundaire grondstoffen/materialen. Vervolgens zijn een aantal praktijkvoorbeelden aangehaald om helder te krijgen waar de dilemma’s en spanningsvelden liggen. Tot slot is de definitie voorgelegd aan experts, zowel binnen het CBS als binnen het netwerk Circulaire economie. Daarbij is in het bijzonder afgestemd met PBL en RWS.

2.2 Koppeling CPA en MM-categorieën

Om de koppeling te maken tussen de CPA-codes en de MM-categorieën wordt gebruik gemaakt van dezelfde koppeltabel van voorgaand onderzoek1). De MM maakt gebruik van informatie van de meest gedetailleerde aanbod- en gebruiktabellen (AGT) van de Nationale Rekeningen (NR) en deze wordt omgezet in kilogrammen. Hierdoor is er consistentie tussen de fysieke cijfers in de MM en de monetaire cijfers uit de NR, en dan in het bijzonder de AGT. In de AGT worden 650 NR-goederengroepen onderscheiden. Er is een schakelschema van de standaard productclassificatie (versie CPA 2008) naar NR-goederengroep. Daarmee zijn alle primaire en secundaire CPA codes te koppelen aan NR-goederengroepen.

De monetaire supply and use tables (SUT)/AGT vormen de basis voor de MM (CBS, 20212)). Met behulp van prijzen worden de monetaire waarden omgezet in fysieke (kilo’s) hoeveelheden. De aanbodtabel beschrijft het aanbod van goederen en diensten, verbijzonderd naar productgroepen. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen binnenlandse productie en invoer. De gebruiktabel beschrijft het gebruik van goederen en diensten verbijzonderd naar productgroepen. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen intermediair verbruik door bedrijven en finale bestedingen (= export, investeringen, voorraadvorming en consumptie door huishoudens en overheid). Het aanbod en gebruik per bedrijfstak, alsook per goederengroep, moet gelijk zijn.   

Bij het aanbod van secundaire grondstoffen zijn gegevens van de statistiek ‘Voorbereiding-tot-Recycling’ leidend3).  Hierin worden bedrijven die vallen onder NR-bedrijfstak 38300 ‘Recycling en sloop’ (VTR) integraal bevraagd over hun activiteiten en bevat tevens fysieke informatie. Om dubbeltellingen te voorkomen, wordt een correctie gemaakt in de naar kilo’s omgezette AGT-broninformatie voor NR-bedrijfstak (regkol) 38300 en in de verschillende sectoren waar goederen uit de VTR worden gebruikt.  Eerst worden de fysieke cijfers over de productie van de VTR (en het gebruik van goederen uit de VTR aan de hand van expertschattingen) apart toegevoegd. Er ontstaat dan een dubbeltelling. Er wordt een correctie gemaakt door de hoeveelheid geproduceerde goederen uit de VTR evenredig  af te trekken van het gebruik van deze goederen door de verschillende bedrijfstakken. De productie uit de VTR wordt ook in zijn geheel uit de monetaire tabellen gehaald. Deze worden vervangen door de fysieke cijfers uit de VTR statistiek.

2.3 Definitieve cijfers van 2022 en tijdreeks

Er zijn in voorgaand onderzoek significante veranderingen waargenomen tussen de voorlopige en definitieve (monetaire) cijfers voor de verschillende verslagjaren. Daarom wordt in het huidige onderzoek alleen verder gewerkt met de definitieve data. Net als voorgaande jaren zijn de monetaire en volumecijfers uit de PS-enquête opgehaald. Vervolgens zijn verschillende analyses gedaan op de monetaire cijfers voor 2022, om een inschatting te kunnen maken van de kwaliteit van de cijfers en het effect van verbeteringen aan de uitvraag van de inzet van secundaire grondstoffen. Tot slot wordt een consistente tijdreeks gemaakt voor de jaren dat dit project loopt. Daarbij is specifiek gekeken naar de bedrijven die in alle drie jaren de enquête hebben ingevuld, en is daarvoor de ontwikkeling van de inzet van secundaire grondstoffen in beeld gebracht op basis van de monetaire cijfers.

2.4 Toetsen van expertschattingen in de MM

De expertschattingen in de MM over het gebruik van secundaire grondstoffen zijn verouderd. Op basis van de specificatie van de inkopen van bedrijven uit de Productiestatistiek (PS) is het mogelijk om zicht te krijgen op de inzet van secundaire grondstoffen. Hiermee is het mogelijk om een empirische toets uit te voeren op de expertschattingen. 

Voor dit onderzoek zijn de nieuwste beschikbare data gebruikt, namelijk de definitieve cijfers over verslagjaar 2022. Hierin wordt gekeken naar de waarde van ingekochte materialen. Zo wordt berekend hoeveel procent van de inkoop binnen een bedrijfstak uit secundaire grondstoffen bestaat.  Deze percentages worden vergeleken met de schattingen in de MM.

Bij een aantal bedrijfstakken is verder onderzoek gedaan naar de specifieke activiteiten binnen de bedrijfstak. Dit helpt om beter te begrijpen of de secundaire grondstof wordt ingezet in het productieproces, of dat het mogelijk gaat om de inkoop van materialen die niet worden meegenomen in het productieproces. Hiermee wordt inzicht verkregen of bedrijven mogelijk andere grondstoffen of materialen bedoelen die niet als secundair kunnen worden gelabeld met de huidige definitie van secundaire grondstoffen.

De volgende stap is het maken van een schatting van het aandeel secundaire grondstoffen per bedrijfstak. Hierbij wordt een grenswaarde toegepast. Deze houdt in dat minimaal 2 procent van de inkoop secundair per bedrijfstak moet zijn gerapporteerd voor een MM-categorie óf dat de steekproef minstens twee bedrijven bevat. Dit helpt om te controleren of de resultaten realistisch en betrouwbaar zijn. 

Beperking van het gebruik van de PS-data is dat bedrijven niet altijd goed opgeven in de PS of een product een secundaire grondstof is. De definitie van wat een secundaire grondstof is en wat een secundair materiaal is sluit niet altijd goed aan op de praktijk en beleving van bedrijven. In sommige gevallen geeft een berichtgever op dat duurzaam geproduceerde primaire grondstoffen een secundaire grondstof is. In andere gevallen blijkt het te gaan om secundaire materialen. Dat wil zeggen dat er geen transformatieproces meer plaatsvindt bij de verwerking van het materiaal, de transformatie van secundaire grondstof tot een nieuw materiaal heeft reeds plaatsgevonden in de toeleveringsketen van het bedrijf. Daarom zijn de PS-resultaten van bedrijven met een grote inkoopwaarde gecontroleerd op basis van informatie van de website van het betreffende bedrijf. Ook is, volgens de definitie van secundaire grondstoffen, gecontroleerd of de ingekochte afval en/of secundaire grondstof nog verder wordt verwerkt tot een secundair materiaal.

Per afvalcategorie uit de materiaal monitor (voor zover er data over beschikbaar is), is een analyse gemaakt. Oorspronkelijk was het idee om ook naar primaire materialen te kijken om de expertschattingen daarvan te checken. Maar omdat de analyse van secundaire grondstoffen tijdrovender en ingewikkelder bleek dan gedacht hebben we de check op primaire materialen achterwege gelaten.

2.5 Van monetaire cijfers naar volume

Omdat de afstemming van de definitie van secundaire grondstoffen meer tijd in beslag nam, en op basis van eerdere jaren de inschatting van de kans op succes van dit onderdeel gering werd geacht, is uiteindelijk besloten om deze analyse te schrappen.

1) Kersten, Lous, Koops, 2023, Inzet van secundaire materialen in Nederland.
2) Bron: Handleiding en methodebeschrijving opzetten fysieke supply and use tables (PSUT) (CBS, 2021)
3) Voorbereiding tot recycling | CBS.

3. Resultaten

3.1 Definitie secundaire grondstoffen

De definitie van grondstoffen versus materialen is als volgt vastgesteld:

De definitie van secundaire  grondstoffen is als volgt vastgesteld:

Deze definitie is gemaakt om, in overeenstemming met de principes van de Nationale Rekeningen, en met een macro-economische blik, statistieken te maken over de inzet van secundaire materialen in de Nederlandse economie. Dat betekent dat er gekeken wordt naar productieketens en niet naar individuele bedrijven, en dat gemeten wordt volgens het ingezetenenprincipe – waarbij het gaat om bedrijven die formeel ingezetene zijn van Nederland.

In het kort omvat de definitie dus drie voorwaarden voor een grondstof om beschouwd te worden als secundaire grondstof:

  1. Het vervangt primaire grondstoffen in een productieketen (substitutie);
  2. De fysische eigenschappen blijven behouden (‘staal blijft staal’);
  3. Het leidt direct tot een vermindering van de hoeveelheid (finaal) afval, dat uit de economie verwijderd wordt (door verbranding of storten), in een productieproces (met andere woorden: het draagt bij aan circulariteit).

In een versimpelde schematische weergave van een productieketen ziet dat er als volgt uit:

3.3.1 Definitie secundaire grondstoffen

3.3.1 Definitie secundaire grondstoffen3.3.1 Definitie secundaire grondstoffen
3.3.1 Definitie secundaire grondstoffen
Naar
Van Afvalverwerking Extern Bewerking Productie
Afvalverwerking x R3, R4: Te hergebruiken onderdelen R5: Recycling Secundaire grondstoffen
Afvalverwerking x R6 Storten, verbranden x x

Binnen de CPA-classificatie, die wordt gebruikt in de PS-enquête, kunnen afval en secundaire grondstoffen worden weergegeven. Er wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen een primair en secundair materiaal.

Meer details over de overwegingen, en verschillende praktijkvoorbeelden over hoe de definitie zou moeten worden gehanteerd, zijn te vinden in de definitienota in bijlage 1.

3.2 Koppeling CPA en MM-categorieën

Om de koppeling te maken tussen de CPA-codes en de MM-afvalcategorieën wordt gebruik gemaakt van dezelfde koppeltabel van voorgaand onderzoek4). Hier is een selectie gemaakt van productgroepen in de CPA-classificatie die als secundair zijn aangemerkt. Deze selectie van CPA-productgroepen is toegedeeld aan de bijhorende MM-afvalcategorie. Het resultaat is bijgevoegd in bijlage 2.

Op basis van de specificatie van de inkopen van bedrijven uit de Productiestatistiek (PS) is het mogelijk om zicht te krijgen op de inzet van secundaire grondstoffen. Voor een aantal van de in totaal 16 verschillende afvalcategorieën in de MM is geen geschikte CPA-code gevonden voor de empirische analyse. Dit betreft houtafval, overig niet-metaal afval, dierlijk en plantaardig afval, gemengd afval, slib en mineraal afval. Deze afvaltypen zijn dus niet meegenomen in de cijfers en analyse van secundaire grondstoffen.

3.3 Definitieve cijfers van 2022 en tijdreeks

De vulling van de volumecijfers is de afgelopen jaren iets verbeterd, van 3,2 procent van alle bedrijven die in de PS-enquête waardecijfers (in euro’s) hebben ingevuld in 2020 tot 3,7 procent in 2022. Ongeveer 30 procent van de bedrijven die de PS-enquête toegestuurd kregen heeft helemaal geen cijfers over de inkoop van grondstoffen ingevuld.

In de PS van 2022 zitten in totaal 2863 bedrijven in de steekproef. Hiervan hebben 2212 bedrijven geen informatie hebben opgeheven over de hoeveelheden in kilogrammen van hun ingekochte goederen (77 procent). In monetaire waarde is dit aandeel aanzienlijk lager met 9 procent (n=260). De monetaire informatie heeft daarmee een hogere dekking en meer zeggingskracht en dient als uitgangspunt voor het berekenen van de schattingen voor de inzet van secundaire grondstoffen. 

Van de 2863 bedrijven in de steekproef hebben 306 bedrijven (11 procent) aangegeven dat tenminste een deel van de inkoopwaarde bestaat uit secundaire grondstoffen. Secundaire grondstoffen zijn gedefinieerd op basis van de CPA-productclassificatie aan de hand van de CPA-productgroepen die als secundair zijn aangemerkt (zie Bijlage 1). Dit kan een afvalgoed zijn of een secundaire grondstof. Bij een secundaire grondstof heeft al een verwerkingsproces plaatsgevonden van het afvalgoed. 

Er zijn zes bedrijfstakken waar tenminste 1 op de 5 bedrijven in de PS opgeeft secundaire grondstoffen in te kopen voor productie: papierindustrie, basismetaalindustrie, rubber- en kunststofindustrie, metaalproductenindustrie, textielindustrie, en grafische industrie. 

In waarde gaat het hier om 1,3 procent van de totale inkoopwaarde van de 2863 bedrijven. Het aandeel secundair materiaal in de inkoopwaarde van de 306 bedrijven is 19 procent. Dit is hoger dan verwacht en dat komt omdat een aantal bedrijven hun volledige inkoop als secundair materiaal aanmerken. In meerdere gevallen blijkt dit op basis van informatie van de website van de bedrijven niet plausibel. De inkoop van secundair materiaal is sterk geconcentreerd bij een aantal bedrijven. De 10 grootste bedrijven als het gaat om de inkoopwaarde van secundair materiaal zijn samen goed voor de helft van de totale inkoopwaarde van secundair materiaal.

3.3.1 Steekproefverzicht van bedrijven met inzet van secundaire
grondstoffen in de PS-enquête (2022)
SBI2SBI-naamAantal bedrijven in PSBedrijven met inzet van secundaire grondstoffen*Aandeel in SBI (%)Aandeel van secundaire grondstoffen (%)
25Metaalproductenindustrie363902529
28Machine-industrie362571619
22Rubber- en kunststofproductindustrie177462615
17Papierindustrie8227339
24Basismetaalindustrie7622297
18Grafische industrie5111224
13Textielindustrie409233
20Chemische industrie229833
23Bouwmaterialenindustrie87893
26Elektrotechnische industrie80682
33Reparatie en installatie van machines119652
Overig1 1971615
Totaal aantal bedrijven
in de PS 2022
2 86330611100

De waarde van de inkoop van secundaire grondstoffen van alle bedrijven die deze gerapporteerd hebben in 2022 was bijna 3,1 miljard euro. Dit is een stijging ten opzichte van eerdere jaren. Een deel van deze stijging komt doordat er bedrijven bijgekomen zijn die secundaire grondstoffen rapporteren.

3.3.2 Ingekochte secundaire grondstoffen volgens PS (monetair)
 Totaal (Miljoen euro)Bedrijven die in alle jaren gerapporteerd hebben (Miljoen euro)
20201821,438996,252
20212321,2271483,527
20223007,2481810,978

De inkoopwaarde van alle grondstoffen van de bedrijven die in alle jaren de enquête hebben ingevuld gestegen met bijna 50 procent (zie Tabel 3.3.3). De inkoop van secundaire grondstoffen is daarentegen bij deze bedrijven ruim 80 procent gestegen tot 1,8 miljard euro (0,7 procent van het totaal). Dat betekent dat in 2022 het aandeel secundaire grondstoffen onder de ‘oude’ bedrijven ten opzichte van 2020 licht is gestegen.

3.3.3 Inkoop van secundaire grondstoffen door bedrijven die in alle
jaren gerapporteerd hebben
202020212022Verschil 2020-2022
Secundaire grondstoffenwaarde (x 1 000 euro)996 2521 483 5271 810 978
%0,60,80,781,8
Primaire grondstoffen met
secundair alternatief
waarde (x 1 000 euro)2 2612 8072 7371 5463 1734 341
%13,713,913,140,3
Primaire grondstoffenwaarde (x 1 000 euro)141 063 470167 712 792209 559 024
%85,785,386,248,6
Totaal164 672 529196 567 865243 104 34347,6%

3.3.1 Bedrijfstakken

De SBI’s die veel grondstoffen inkopen zijn niet per se de SBI’s die ook veel secundaire grondstoffen inkopen (zie Tabel 3.3.1.1). Binnen de SBI’s die wel secundaire grondstoffen inkopen spelen de secundaire grondstoffen slechts een geringe rol. 

Het grootste deel van de secundaire grondstoffen wordt ingekocht voor de vervaardiging van metalen en voor de vervaardiging van papier. Binnen de betreffende SBI’s is dit echter slechts een klein aandeel. In de papierindustrie is de inkoop wel gestaag gegroeid over de geobserveerde jaren. In de metaalindustrie is dit gedaald, maar dat zou ook kunnen komen doordat er meer intern verwerkt wordt. Dit wordt helaas niet waargenomen in de PS-enquête. De hoge percentages van de fluctuaties hebben ook te maken met de kleine hoeveelheden secundaire grondstoffen, waar een kleine daling of stijging procentueel al behoorlijk hoog kan zijn.

3.3.1.1 Inkoop secundaire grondstoffen naar SBI (met waarden
> 1 procent van de totale inkoop van secundaire grondstoffen) (%)
SBIBetekenis secundair van totale inkoopwaarde SBI secundair van totale waarde secundaire grondstoffenVerschil 2020-2022 in aandeel in totale inkoopwaarde SBI
17Vervaardiging van papier, karton en papieren kartonwaren12,5028,50109,30
20Vervaardiging van chemische producten0,003,7021
22Vervaardiging van producten van rubber en kunststof4,8011,60-16,20
23Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten1,101,2074
24Vervaardiging van metalen in primaire vorm4,7031,10-52,50
25Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en apparaten0,7011,5044,80
28Vervaardiging van overige machines en apparaten0,505,70118,20
Alleen SBI's met waarden > 1 procent van de totale inkoop van scundaire grondstoffen zijn genoemd.

In lijn met voorgaande jaren hebben we ook gekeken naar het potentieel aan secundaire grondstoffen (Tabel 3.3.1.2). Hierbij gaat het om de inzet van primaire grondstoffen waarvoor, in ieder geval volgens de CPA-indeling, een secundair alternatief beschikbaar zou moeten zijn. Of dit in de praktijk ook echt een volwaardig alternatief is, is maar de vraag. Uit deze analyse blijkt dat de SBI’s met secundair potentieel verantwoordelijk zijn voor de inkoop van 61 procent van alle grondstoffen. Het potentieel zit qua inkoopwaarde met name in de chemische industrie, en in mindere mate in de machine-industrie. De SBI’s die een relatief klein aandeel hebben in de totale grondstoffeninkoop, maar wel veel potentieel hebben om over te schakelen op secundaire grondstoffen zijn de metaalindustrie, papierindustrie, de rubber- en kunststofindustrie, de leerindustrie en de farmaceutische industrie.

3.3.1.2 Inkoop secundaire grondstoffen en primaire grondstoffen met
secundair alternatief (%)
SBIBetekenis% secundaire grondstoffen van totale inkoopwaarde SBI% primaire grondstoffen met secundair alternatiefPotentieel secundair grondstoffengebruikAandel SBI in totale gerapporteerde grondstoffengebruik
13Vervaardiging van textiel042421
15Vervaardiging van leer, lederwaren054540
en schoenen
17Vervaardiging van papier, karton1347603
en papieren kartonwaren
18Drukkerijen, reproductie van045450
opgenomen media
20Vervaardiging van chemische producten0101029
21Vervaardiging van farmaceutische048481
grondstoffen en producten
22Vervaardiging van producten549543
van rubber en kunststof
23Vervaardiging van overige niet-116171
metaalhoudende minerale producten
24Vervaardiging van metalen in557624
primaire vorm
25Vervaardiging van producten van145465
metaal (geen machines en apparaten)
27Vervaardiging van elektrische022222
apparatuur
28Vervaardiging van overige machines en apparaten17811
31Vervaardiging van meubels016160
32Vervaardiging van overige goederen029291
Som SBI’s met secundair potentieel61

De verschillen met voorgaande jaren zijn niet heel groot, maar vanwege de beperkte data kunnen geen harde conclusies aan de cijfers verbonden worden.

3.4 Expertschattingen MM

Deze paragraaf laat de resultaten zien van de toets van de expertschattingen op basis van PS-informatie voor de jaren 2020, 2021 en 2022. Het resultaat is een advies om de verdeling van het verbruik van secundaire grondstoffen in de MM aan te passen.

In de MM is in 2016 door experts per grondstofcategorie geschat welk percentage richting een bepaalde bedrijfssector (regkol) gaat. Afgelopen jaar is op basis van de resultaten van de PS van 2021 een eerste inschatting gemaakt per afvalcategorie om de expertschattingen in de MM te verbeteren (zie CBS (2023), tabel 12 op p.26). Dit onderzoek bouwt hierop voort. De methode is nu toegepast op meerdere jaren en waar mogelijk en nodig zijn verbeteringen gemaakt. 

Bij ieder materiaal zijn specifieke BEIDS met grote waardestromen onderzocht om een beeld te vormen van de activiteiten van het bedrijf en de sector en te zien of het plausibel is dat secundaire grondstoffen worden ingezet in het productieproces. Dit heeft geleid tot een behoorlijk aantal correcties op de brondata uit de PS. Berichtgevers geven weliswaar op in de PS dat ze secundaire grondstoffen inkopen (door het gebruik van de bijhorende CPA-codes in de vragenlijst), terwijl het onwaarschijnlijk lijkt dat deze bedrijven daadwerkelijk secundaire grondstoffen inzetten, volgens de definitie van secundaire grondstoffen in dit onderzoek. Het betreft vaak secundaire materialen. Dit roept opnieuw de vraag op of de definitie voldoende aansluit bij de praktijk van bedrijven, en of er mogelijk anders met het concept omgegaan zou moeten worden. 

In onderstaande tabellen zijn de resultaten weergegeven. Op basis van de gemiddelde uitkomst over de jaren 2020-2022 is een advies gegeven voor het aanpassen van de expertschattingen uit 2016. In bijlage 2 zijn de onderliggende PS-resultaten per afvalcategorie en bedrijfstak weergegeven.

De resultaten voor de 16 afvalcategorieën zijn in drie groepen te verdelen:

  • Groep 1; Een groep waarvoor de PS-informatie over de inzet van secundaire grondstoffen valide is. Dit zijn de afvalcategorieën  papier, plastic, rubber, textiel en chemisch afval. Op basis van gemiddelde over 2020 – 2022 kan een nieuw advies omtrent de expertschattingen worden gegeven.
  • Groep 2; Een groep waarvoor de PS-informatie na handmatige correcties robuuste informatie oplevert voor een nieuw advies over de verdeling naar bedrijfstak. In deze groep zitten veel berichtgevers die de inzet van secundaire materialen opgeven als secundaire grondstof, daarvoor is gecorrigeerd. Dit betreft glasafval, ijzerafval, niet-ijzer metaalafval, en gemengd metaalafval.
  • Groep 3; Een groep waarvoor geen koppeling is met de CPA-codes voor secundaire grondstoffen. Voor deze groep is geen toets mogelijk op basis van de PS-informatie. Dit betreft houtafval, overig niet-metaal, dierlijk en plantaardig afval5), gemengd afval , slib, en mineraal afval. Ook is afgedankt materiaal later aan deze groep toegevoegd omdat hiervoor onvoldoende waarnemingen in de PS gevonden zijn.

3.4.1 Bevindingen per afvalcategorie

Groep 1
Secundair chemisch afval:

De expertschatting van 2016 ging hierbij uit van de stroom fotochemicaliën (fixeer/zuren) naar chemische basisindustrie. Chemisch afval is een heterogene categorie waarbinnen verschillende stromen vallen, zoals afvalolie, medisch afval, en ander chemische afvalstoffen. In de PS-waarneming is de waarde van de stroom van CPA 38.12.23, ander gevaarlijk medisch afval, van grote invloed. Deze wordt met name ingekocht door diverse bedrijven in de metaalproductenindustrie (regkol 25100) voor verschillende toepassingen waaronder de productie van elektronische printplaten.  Het is onduidelijk bij de inzet van dit materiaal wat dit precies is en of het hier gaat om de inzet van een gerecycled product of de secundaire grondstof. De afwijking van de expertschatting is echter consistent over de afgelopen jaren en geeft aanleiding om deze aan te passen.

Sector waar het wordt ingezetSchatting
'experts' 2016
Schatting 2022Schatting 2021Schatting 2020Gemiddelde 2020-2022
20199 Basischemie100%1%
25100 Metalen bouwconstructies100%91,20%97%96%
28000 Overige machines & apparaten6,80%3%4%

Secundair papier:

Secundair papier- en kartonafval, evenals secundaire grondstoffen voor papier en karton, worden aangewend door diverse SBI-codes. Wanneer wordt gekeken naar de bedrijfsactiviteit dat zijn er een aantal SBI’s waarbij het onwaarschijnlijk is dat het materiaal niet verder wordt gebruikt in het productieproces. Dit betreft mogelijk het gebruik van al kant-en-klaar gerecycled papier voor bedrukking. Het gebruik van gerecycled papier zonder het in het verdere productieproces om te zetten naar een nieuw product - dus niet als grondstof - valt buiten de huidige definitie van secundaire grondstoffen. Het aantal bedrijven was daarbij ook laag (N=1) waardoor de representatie van die sectoren niet voldoende is gebleken. Daarom zijn deze SBI’s uit de verdere analyses uitgesloten en blijven onderstaande sectoren over.

Sector waar het wordt ingezetSchatting
'experts' 2016
Schatting 2022Schatting 2021Schatting 2020Gemiddelde 2020-2022
17000 Papier(-waren)100%93%93%98%95%
22000 Rubber/kunststof4%2%1%2%
23600 Beton/cementproductie3%5%2%3%

Secundair rubber:

Bijna al het secundaire en afvalrubber wordt gebruikt in de sector rubber en kunststof, voornamelijk in de verpakkingsindustrie. Daarnaast wordt ook opgegeven dat secundair rubber wordt ingekocht door regkol 2900 (24 procent van deze CPA-code volgens de ruwe cijfers), maar na onderzoek naar de betreffende bedrijven lijkt het hierbij niet dat het materiaal verder wordt verwerkt in het productieproces en daarmee valt deze regkol buiten de definitie van de inzet van secundaire materialen.

Sector waar het wordt ingezetSchatting
'experts' 2016
Schatting 2022Schatting 2021Schatting 2020Gemiddelde 2020-2022
22000 Rubber/kunststof100%100%99%100%100%
29000 Auto, carrosserie & onderdelenindustrie1,00%0%

Secundair plastic:

Net als in voorgaand onderzoek wordt secundair plastic opgegeven door bedrijven in SBI 17, 25 en 28 dat secundair plastic wordt ingekocht. Na onderzoek naar de betreffende bedrijven wordt aangenomen dat deze bedrijven plastic korrels inkopen en hiermee verschillende producten ontwikkelen zoals bijvoorbeeld emmers. Deze bedrijven zijn niet de eerste stap in de verwerking van secundair plastic en vallen daarmee buiten de opgestelde definitie van het gebruik van secundaire grondstoffen. Verder is het percentage qua inkoop bij allen onder de 1% van de totale inkoop van secundair plastic en wordt daardoor ook verder niet meegenomen. Dit is tevens het geval bij bedrijven vallend in SBI 23 en 24. Het aantal bedrijven en de inkoop is voor SBI 20 en 22 representatief. 

Sector waar het wordt ingezetSchatting
'experts' 2016
Schatting 2022Schatting 2021Schatting 2020Gemiddelde 2020-2022
22000 Rubber/kunststof100%96%96%100%96%
20199 Basischemie4%4,00%4%

Secundair textiel:

Secundair textiel wordt in de PS-enquête voor 2022 opgegeven door twee SBI’s. Net als in het vorige rapport kan geconcludeerd worden dat SBI 18 niet representatief is voor de inzet van secundair textiel. Daarnaast heeft over 2022 geen bedrijf uit SBI 31 opgegeven dat er secundair textiel is ingekocht. Daarmee blijft het advies hetzelfde als de expertschatting van 2016.

Sector waar het wordt ingezetSchatting
'experts' 2016
Schatting 2022Schatting 2021Schatting 2020Gemiddelde 2020-2022
13450 Textiel, Confectie, Leer100%100%93%97%
31000 Meubel-/matrasproductie7,00%3%

Groep 2
Secundair glas:

Glasafval werd in eerdere jaren zeer beperkt gerapporteerd, en vermoedelijk ook onder een andere CPA-code6). Ook in 2022 betrof het slechts een paar bedrijven, met uitzondering van SBI 22 (vervaardiging van producten van rubber en kunststof). Daarnaast rapporteert SBI 25 een relatief groot aandeel van de inkoop van secundair glas. Dit zijn echter maar twee bedrijven, en het is aannemelijk dat deze bedrijven het glas niet in hun verdere productieproces verwerken maar als product inzetten. Daarmee valt hun gebruik buiten de definitie van een secundaire grondstof. Het advies blijft daarmee hetzelfde als bij de expertschatting van 2016. 

Sector waar het wordt ingezetSchatting
'experts' 2016
Schatting 2022Schatting 2021Schatting 2020Gemiddelde 2020-2022
23199 Overige bouwmaterialen100%100%100%100%100%

Secundair ijzer:

De grootste inkoper van secundair ijzerafval blijkt een aluminiumproducent te zijn die bijna zijn gehele inkoopwaarde als secundair ijzer heeft opgegeven. Dit betreft vermoedelijk de inkoop van niet-ijzer metaal en hiervoor is gecorrigeerd. Er zijn echter aanzienlijke fluctuaties ten opzichte van eerdere jaren. Het is niet duidelijk wat hierachter zit. De conclusie die wel getrokken kan worden is dat meer bedrijfstakken secundair ijzer inzetten dan verwacht door experts. Daarom willen we toch op basis van het gemiddelde een voorzichtig advies tot bijstelling geven.

Sector waar het wordt ingezetSchatting
'experts' 2016
Schatting 2022Schatting 2021Schatting 2020Gemiddelde 2020-2022
24159 Ijzerstaal ferro-industrie100%55%84%100%81%
25290 Vervaardiging overige metaalproducten20%7%10%
28000 Overige machines en apparaten16%9%9%
24459 Non-ferrometalen5%
25100 Metalen bouwconstructies3%

Secundair niet-ijzer:

Onder secundair niet-ijzermetalen vallen meerdere CPA-codes, waarvan met name ‘edelmetaal’, koper, nikkel en aluminium in grote hoeveelheden secundair zijn ingekocht. Er zijn tal van SBI’s die kleinere hoeveelheden rapporteren, maar onderstaande bedrijfstakken kopen het gros in. Er zitten behoorlijke verschillen tussen de jaren. Na zorgvuldige analyse menen we dat onderstaande gemiddeldes desondanks een betere inschatting zijn dan de expertschattingen uit 2016.

Sector waar het wordt ingezetSchatting
'experts' 2016
Schatting 2022Schatting 2021Schatting 2020Gemiddelde 2020-2022
24459 Non-ferrometalen100%65%75%99%79%
23199 Overige bouwmaterialen1%1%1%
25290 Vervaardiging overige metaalproducten35%24%20%
 
(Secundair) gemengd metaal:

Deze categorie omvat ongevaarlijk metaalafval en secundaire grondstoffen die bestaan uit een mengsel van verschillende metalen. Een groot deel wordt ingekocht voor de productie van (ijzer)staal. Het overige deel wordt door verschillende bedrijfstakken ingekocht. 

Sector waar het wordt ingezetSchatting
'experts' 2016
Schatting 2022Schatting 2021Schatting 2020Gemiddelde 2020-2022
24159 Ijzerstaal ferro-industrie84%63%73%75%70%
24459 Non-ferrometalen16%195%15%15%16%
25290 Vervaardiging overige metaalproducten17%9%9%12%
25100 Metalen bouwconstructies3%2%1%2%
 
Afgedankt materiaal:

Onder afgedankt materiaal, ook wel beschouwd als gemengd afval, valt een CPA-code die resten van afval, elektrische elementen, elektrische batterijen en elektrische accumulatoren betreft. Het is onzeker of dit gebruikt wordt als secundaire grondstof, of dat hier sprake is van hergebruik van onderdelen. Daarom is het advies om vooralsnog de expertschatting van 2016 aan te houden.

4) Kersten, Lous, Koops, 2023, Inzet van secundaire materialen in Nederland.
5) In CBS (2023) is lederafval toegedeeld aan dierlijk en plantaardig afval. In dit onderzoek is lederafval als textielafval geclassificeerd.
6) In regkol 23199 bouwmaterialenindustrie is bijna geen inkoopwaarde waarneembaar van glasafval. Wel laten bedrijven in deze regkol zien dat ongeveer 15 procent van hun totale inkoopwaarde komt van CPA 97.98.99.99 Overige eenmalige verpakkingsmiddelen. Deze CPA is niet geselecteerd als secundair maar vermoedelijk bevat deze glasafval.

4. Conclusies en aanbevelingen

Het onderzoek naar de inzet van secundaire grondstoffen in Nederland, gerapporteerd in de Productiestatistiek (PS), heeft waardevolle inzichten opgeleverd voor de monitoring van de transitie naar een circulaire economie. Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te verkrijgen over inkoop en inzet van secundaire grondstoffen binnen verschillende bedrijfstakken en om de bestaande Materiaalmonitor (MM) te verbeteren met behulp van empirische data. Specifiek richtte het onderzoek zich op drie aspecten: het verbeteren van de datakwaliteit uit de Productiestatistiek-enquête (PS), het analyseren van de inzet van secundaire grondstoffen in 2021 en 2022, en het valideren van deze gegevens met de bestaande Materiaalmonitor (MM).

Een belangrijk aandachtspunt blijft de interpretatie van het begrip ‘secundaire grondstoffen’ door bedrijven. Onduidelijkheid over definities en methodologie leidt tot inconsistenties in de rapportage. Dit maakt het lastig om een volledig betrouwbaar beeld te schetsen van de secundaire grondstoffeninzet. Tegelijkertijd tonen de data dat er potentieel is voor een bredere toepassing van secundaire grondstoffen, met name in sectoren waar deze alternatieven beschikbaar zijn.

Uit de analyse zijn de volgende conclusies getrokken.

1. Definitie:

  • De nieuwe definitie is een goede basis voor het preciezer meten van de inzet van secundaire grondstoffen. Wel moet nog verder worden uitgewerkt hoe deze definitie in de praktijk kan worden gebruikt, met name om vanuit de bestaande databronnen tot betrouwbare statistieken te komen. Om deze statistieken te maken zijn nog een aantal verwerkingsslagen nodig, waarbij de gegevens worden getoetst en indien mogelijk geoptimaliseerd.
  • Er moet gezocht worden naar een manier om bedrijven die actief bezig zijn met duurzaamheid de mogelijkheid te geven om dit te rapporteren, zonder dat de data die zij aanleveren voor het maken van statistiek over secundaire grondstoffen onzuiver worden.

2. Koppeling CPA en MM

  • De verschillende koppelschema’s (voor goederengroepen naar CPA-codes naar MM-materiaalcategorieën, en van SBI naar regkol) zijn voor secundaire grondstoffen gecombineerd, waardoor makkelijker gegevens uit verschillende databronnen kunnen worden vergeleken.
  • Bij het aanbod van secundaire grondstoffen zijn gegevens van de statistiek Voorbereiding tot Recycling leidend7).  Voor een deel van de MM-afvalcategoriëen is er een selectie gemaakt van productgroepen in de CPA-classificatie die als secundair zijn aangemerkt (in de CPA-classificatie wordt geen onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire materialen). Niet alle afvalcategoriëen zijn geïdentificeerd in de CPA-indeling voor secundaire grondstoffen. Houtafval, Overig niet-metaal, Dierlijk en plantaardig afval, Gemengd afval, Slib en Mineraal afval ontbreken.

3. Tijdreeks

  • Er wordt een flink hogere waarde aan secundaire grondstoffen gerapporteerd. Het aandeel secundaire grondstoffen in de totale materiaalinzet is ook licht gestegen. Het is nog niet duidelijk wat de oorzaak hiervan is. Het belang in de totale materiaalinzet is echter klein, en nauwelijks toegenomen. Dit geldt ook voor de inzet binnen SBI’s die wel secundaire grondstoffen inkopen.
  • De inkoop fluctueert ook sterk in waarde. Op basis van de PS-enquête is niet vast te stellen of dit komt door prijsfluctuaties of door fluctuaties in de hoeveelheid grondstoffen die ingekocht worden. Het valt te verwachten dat de prijzen van secundaire grondstoffen een stuk volatieler zijn, omdat er soms grote verschillen in kwaliteit zijn tussen primaire en secundaire grondstoffen.
  • Er zijn grote verschillen tussen de verschillende SBI’s. Het potentieel op basis van de CPA-codes ligt hoger dan de daadwerkelijke inkoop van secundaire grondstoffen. De mogelijkheden voor een meer circulaire inzet van grondstoffen worden dus nog niet volledig benut. Op basis van de huidige brondata is het niet mogelijk om op een groter detailniveau te onderzoeken wat hierachter zit.

4. Expertschattingen

  • Uit de analyse blijkt dat de PS-gegevens een aanvulling vormen op de huidige benadering binnen de MM voor een aantal afvalcategorieën. Per MM-afvalcategorie (voor zover er data over beschikbaar is), is een analyse gemaakt. Zes van de zestien afvalcategorieën ontbreken in de PS-waarneming.
  • De PS-informatie van de inkopen van bedrijven naar CPA-codes is beperkt bruikbaar voor het waarnemen van de inzet van secundaire grondstoffen. Er zijn weliswaar CPA-codes gedefinieerd voor secundaire grondstoffen en afvalstoffen. Echter, berichtgevers blijken deze vaak niet goed in te vullen voor wat een secundaire grondstof is. Het betreft vaak secundaire materialen of in sommige gevallen geeft een berichtgever op dat duurzaam geproduceerde primaire grondstoffen een secundaire grondstof is. We hebben correcties doorgevoerd op de PS-waarneming op basis van aanvullende informatie van de website van het betreffende bedrijf. Dit is arbeidsintensief, op basis van onvolledige informatie en moeilijk reproduceerbaar. Dit bemoeilijkt het gebruik van de PS-informatie. 
  • De vergelijking tussen de PS-gegevens en de expertschattingen in de MM toont zowel overeenkomsten als discrepanties. In sommige sectoren wijkt de daadwerkelijke inzet van secundaire grondstoffen af van wat eerder werd aangenomen. Dit onderstreept de noodzaak van een herziening van de expertschattingen binnen de MM, waarbij de PS-data als basis voor de schattingen kunnen dienen. Voor een aantal categorieën zijn de PS-cijfers consistent door de tijd heen, of worden deze om andere redenen robuust genoeg geacht voor het bijstellen van de expertschattingen. Daarbij moet uitgegaan worden van een gemiddelde inzet van secundaire grondstoffen in de PS over de afgelopen jaren. Voor een aantal afvalcategorieën is nader onderzoek nodig om tot robuuste conclusies te komen over het aanpassen van de expertschattingen. De MM wordt in 2025 gereviseerd, waarbij de conclusies uit dit onderzoek als input zullen dienen. 

Hoewel er nog verbeteringen nodig zijn in de datakwaliteit en interpretatie, bieden de gegevens waardevolle inzichten in de inzet van secundaire grondstoffen door de industrie.

Aanbevelingen

De PS-data kunnen nuttig zijn om beter zicht te krijgen op het gebruik van secundaire grondstoffen en de transitie naar een circulaire economie. Ze kennen echter ook aanzienlijke beperkingen, met name op het niveau van de bronstatistieken. Komend jaar wordt de Voorbereiding-tot-recycling-enquête volledig herzien, en worden ook andere verbeteringen verwacht. Dat roept de vraag op of dit ook een positief effect zal hebben op de waarneming van de inzet van secundaire grondstoffen. Een tweede vraag is wat dit betekent voor de gebruiksmogelijkheden van de data van onder meer de PS.

Aanvullend hierop wordt de behoefte gezien van bedrijven om op een of andere manier hun activiteiten rondom duurzaamheid te kunnen rapporteren, alsook de behoefte vanuit beleidsmakers om heldere, eenduidige statistieken. Dat brengt ons tot de volgende aanbevelingen.

1. Aangezien het nog even duurt voordat de resultaten van de aanpassingen van enquêtes zichtbaar zullen worden en op een robuuste manier geanalyseerd kunnen worden, bevelen we aan om over een jaar of drie (of in aanloop naar de volgende revisie van de Materiaalmonitor) een nieuw onderzoek naar de inzet van secundaire materialen te doen. De volgende vragen zouden daarbij leidend moeten zijn:

  • Wordt de inzet van secundaire grondstoffen beter waargenomen?
  • Welke aanpassingen zijn er nodig om de waarneming verder te verbeteren?
  • Op welke manier kunnen de PS en/of andere bronstatistieken in hun vernieuwde vorm gebruikt worden voor het verkrijgen van inzicht in de transitie naar een circulaire economie?

2. In hetzelfde onderzoek kan de tijdreeks van de inkoop van secundaire grondstoffen geüpdatet worden en opnieuw geanalyseerd worden.

3. Om de opgestelde definitie van secundaire grondstoffen te kunnen gebruiken is het nodig de kaders voor het gebruik ervan verder uit te werken, en hierover te communiceren naar bedrijven en overheden/beleidsmakers.

4. Er zou verkend moeten worden hoe de informatievergaring aan de basis beter afgestemd kan worden op de veranderde relatie van bedrijven en burgers met het thema duurzaamheid.

5. Op korte termijn, of op zijn minst voor de volgende revisie van de Materiaalmonitor, zou nader onderzoek gedaan moeten worden naar de PS-informatie van zowel primaire als secundaire grondstoffen om de expertschattingen te verfijnen en met name voor de categorieën waarvoor nu nog geen betrouwbare correcties bepaald konden worden, bijstellingen voor te stellen.

6. De expertschattingen kunnen voor de komende revisie van de Materiaalmonitor volgens onderstaande tabel worden bijgesteld:

4.1 Bijstelling expertschattingen Materiaalmonitor (%)
Gerecyclede grondstofSector (SBI) waar het wordt ingezetExpertschattingAdvies
Chemisch afval20199 Basischemie100
25100 Metalen bouwconstructies96
28000 Overige machines & apparaten4
Ijzer 24159 IJzerstaal ferro-industrie10081
25290 Vervaardiging overige metaalproducten10
2800 Overige machines en apparaten9
Non-ferro metaal 24459 Non-ferrometaal10079
23199 Overige bouwmaterialen1
25290 Vervaardiging overige metaalproducten20
Gemengd metaal 24159 IJzerstaal ferro-industrie8470
24459 Non-ferro-metaalindustrie1616
25290 Vervaardiging overige metaalproducten12
25100 Metalen bouwconstructies2
Glas23199 Overige bouwmaterialen100100
Papier 17000 Papier(-waren)10095
2200 Rubber/kunststof2
23600 Beton/cementproductie3
Rubber 22000 Rubber/kunststof100100
Plastic 22000 Rubber/kunststof10096
20199 Basischemie4
Hout 16000 hout(-producenten)100Geen CPA-code
Textiel 13450 TextielConfectieLeer100100
Overig recyclebaar23199 Overig bouwmaterialen100Geen CPA-code
Afgedankt materiaal28000 Overig Machine industrie100Onvoldoende PS-informatie
Dierlijk en plantaardig 10900 Veevoeder97Geen CPA-code
10400 Olie/vetten3
Gemengd23199 Overig bouwmaterialen100Geen CPA-code
Gewoon slib01109 Akkerbouw100Geen CPA-code
Mineraal1)23600 Beton/cementproducten10Geen CPA-code
41200 Burgerl.&Utilit.bouw5
42000 GrondWaterWegenbouw52
43100 Slopen/Bouwrijp maken27
43390 Overige bouwactiviteiten5
1) Percentage wordt berekend aan de hand van de AMICE database van het Landelijk Meldpunt afvalstoffen.

7) Voorbereiding tot recycling | CBS.

Bijlage 1: Nota definitie secundaire grondstoffen

B1. Inleiding

De Nederlandse regering heeft zichzelf gecommitteerd aan het doel om in 2050 een volledig circulaire economie te hebben. Dat is een economie waarin zo min mogelijk primaire grondstoffen worden gebruikt, waarin zo min mogelijk afval overblijft (idealiter: geen), waarin geen nodeloze verspilling van grondstoffen plaatsvindt en waarin grondstoffen zoveel mogelijk opnieuw worden ingezet binnen de economie. Het doel van een circulaire economie is om binnen de draagkracht van de aarde productie en consumptie te organiseren. Het zoveel mogelijk vervangen van primaire grondstoffen door secundaire grondstoffen is een belangrijke manier om dit te bereiken, en daarnaast om ook het totale grondstoffenverbruik te verminderen.

Een van de belangrijke zaken om in kaart te brengen rondom de materialentransitie is hoeveel secundaire grondstoffen door bedrijven worden ingezet, en waar dit gebeurt. Bij voorkeur zou je zo vroeg mogelijk in de keten willen meten hoeveel procent van de grondstoffeninzet bestaat uit secundaire grondstoffen. Om echter de transitie, binnen de huidige vrijemarkteconomie, op gang te brengen is het essentieel dat de vraag naar secundaire grondstoffen groeit. Wanneer bedrijven verderop in de keten niet specifiek geïnteresseerd zijn in de herkomst van de door hen gebruikte materialen/grondstoffen, dan zijn er nauwelijks prikkels voor bedrijven aan het begin van de keten om primaire grondstoffen te vervangen door secundaire grondstoffen. Het zou mooi zijn om ook een mogelijkheid te hebben om dit in kaart te brengen, en bedrijven de gelegenheid te geven dit te rapporteren. Uit eerder onderzoek bleek dat bedrijven dit graag willen, maar dat ze in de praktijk secundaire grondstoffen verwarren met secundaire materialen of eindproducten gemaakt uit gerecycled materiaal, waardoor dubbeltellingen ontstaan en het beeld troebel wordt.

Om de inzet van secundaire grondstoffen op een zo zuiver mogelijke manier te meten willen we deze inzet zo vroeg mogelijk in de keten waarnemen. Het is daarbij belangrijk om een helder onderscheid te maken tussen wat een grondstof is en wat een materiaal (een product waar grondstoffen in verwerkt zijn), en waar deze grondstof/materiaal de keten inkomt. In de praktijk willen we dus alleen kijken naar de secundaire grondstoffen – in verband met de brondata uit de Nationale Rekeningen betekent dit de grondstoffen die in Nederland de keten inkomen om opnieuw ingezet te worden in productieprocessen. Wat er vervolgens mee gebeurt is interessant, maar dit ligt buiten het domein van dit project.

Om al deze vragen uiteindelijk te kunnen beantwoorden en meer inzicht te krijgen in samenhang tussen de verschillende onderdelen is de eerste cruciale stap die genomen moet worden het helder definiëren van de verschillende begrippen. Dat is het doel van dit document.

B2. Achtergrond: waarom deze definitie van secundaire grondstoffen?

Tot nu toe is er geen omlijnde, heldere definitie van secundaire grondstoffen. De definities die gehanteerd worden zijn ofwel vaag, ofwel onvoldoende afgebakend om helderheid te bieden in wat er wel en niet onder valt – waarmee dubbeltellingen (waarbij de grondstoffen eerst als grondstoffen en vervolgens als materialen of producten nog een keer meegeteld worden) niet uit te sluiten zijn. Ook hangen organisaties verschillende definities aan waardoor spraakverwarringen ontstaan.

Bijkomend probleem is dat de bestaande definities mogelijk onvoldoende aansluiten bij de dagelijkse praktijk van bedrijven, en mogelijk ook tot rapportages leiden van cijfers die niet aansluiten bij de statistieken waarmee geprobeerd wordt de circulaire economie in Nederland in kaart te brengen. Dit is een algemeen probleem bij het maken van statistiek, maar het is extra problematisch als er ook bij de statistiekmakers zelf een heldere, eenduidige definitie ontbreekt.

Hieronder een aantal voorbeelden van huidige casussen waarmee duidelijk wordt wat de uitdaging is van het verschillend gebruik van de term secundaire grondstoffen:

  • Voorbeeld 1: bedrijven kopen in plaats van primaire grondstoffen gerecyclede grondstoffen in, zoals gerecycled draadstaal of plastic bolletjes gemaakt van plastic afval. Dit wordt door bedrijven gerapporteerd als secundaire grondstoffen. Dit zorgt echter voor een dubbeltelling aangezien de bedrijven die het afgedankte staal en plastic ingekocht hebben om er nieuwe materialen van te maken (draadstaal en bolletjes) deze grondstoffen ook al als secundaire grondstoffen hebben gerapporteerd.
  • Voorbeeld 2: een bedrijf koopt oude meubels in, en knapt deze op zonder deze uit elkaar te halen en er ‘nieuw’ timmerhout van te maken. Er is hierbij wel sprake van hergebruik, alleen niet van grondstoffen maar van eindproducten, net zoals de inkoop van t-shirts gemaakt van duurzaam/gerecycled textiel. Daarnaast is er in dit geval niet zondermeer sprake van vervanging van primaire grondstoffen. Niet alle kopers van deze meubels zouden immers ‘nieuwe’ meubels gekocht hebben als dit bedrijf niet bestond, omdat zij misschien de oude stijl heel leuk vinden. Wanneer deze meubels en t-shirts wel gerapporteerd worden als secundaire grondstof, zorgt dit voor verwarring en is er mogelijk sprake van een overschatting van de cijfers. Dit vertroebelt het zicht op de transitie naar een circulaire economie en draagt niet noodzakelijkerwijs bij aan de doelstelling om de totale hoeveelheid ingezette grondstoffen in de economie te verminderen.
  • Voorbeeld 3: Het dilemma van oud ijzer en statiegeldproducten is dat duurzaamheid meestal geen rol speelt bij de recycling; dit wordt enkel gedaan vanwege de financiële prikkels. Er is geen sprake van een duurzame gedragsverandering, maar het kan wel bijdragen aan de doelen van de circulaire economie. Wanneer statiegeld zorgt voor een lagere productie van flessen en blikjes – en dus een lager primair materiaalgebruik – kan dit uiteindelijk bijdragen aan een economie waarin geen primaire grondstoffen meer nodig zijn. De vraag is hoe je dit wilt meten, en onder welke categorie of R-strategie. Voor het meten van de inzet van secundaire grondstoffen is de vraag of je simpelweg de hoeveelheid ingezamelde statiegeldproducten meerekent, of de hoeveelheid plastic of blik die na inzameling beschikbaar komt (uit de afvalverwerking).

B2.1 Bestaande definities  van secundaire materialen en grondstoffen

Volgens de ICER (2023) omvatten secundaire materialen “afval en bijproducten die na het vrijkomen, inzamelen of voorbewerken weer als materiaal in het productieproces worden ingezet.” Verderop in de ICER wordt de definitie van secundaire materialen anders verwoord, namelijk als “grondstoffen die via recycling opnieuw in het productieproces worden ingezet, zoals metaalschroot of plastic pellets uit gesmolten plastic afval.”

De Milieudatabase is specifieker: Zij gaan ervan uit dat alleen die materialen of grondstoffen meegenomen moeten worden in de definitie van secundaire materialen waarvan het doel is dat ze primaire grondstoffen vervangen. “Secundair materiaal wordt gemeten op het punt waar het secundaire materiaal het systeem binnenkomt vanuit een ander systeem. Materialen afkomstig uit eerder gebruik of uit afval van het ene productsysteem en gebruikt als input in een ander productsysteem zijn secundaire materialen.” Voordeel is: “doordat de systeemgrens van afvalstromen ligt op het moment dat ‘einde afval’ is bereikt, komt secundair materiaal vrij van milieubelasting een productsysteem binnen.” Nadeel is dat wanneer een secundair product nooit eerst de afvalstatus krijgt ook niet wordt gerekend tot een secundair materiaal.

In de RWS-database wordt afval gedefinieerd in meer juridische termen. Wat volgens Europese en Nederlandse verordeningen de status van afval krijgt, valt onder deze term. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen voorbereiding voor hergebruik (‘sorteren van afval’), recycling, andere nuttige toepassing en verwijdering in de vorm van verbranden, storten of lozen (CBS, 2022). Vervolgens wordt onderscheid gemaakt tussen primair afval en secundair afval, waarbij de tweede categorie bestaat uit niet-recyclebaar afval dat ontstaat bij de verwerking van primair afval door recyclingbedrijven, maar wat wel een nuttige toepassing kan krijgen in de economie. Eurostat telt secundair afval echter wel mee in de cijfers. In de Materiaalmonitor wordt hetzelfde concept gebruikt als bij Eurostat. Daarnaast wordt hierin een correctie toegepast voor de import min de export van afval (CBS, 2022).

Volgens een adviesrapport voor het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat uit 2019 beschouwen bedrijven “reststromen”, die momenteel geclassificeerd worden als afval, “die worden ingezet voor de vervaardiging van nieuwe producten op basis van secundaire grondstoffen” als secundaire grondstof. Een technisch probleem is dat aan deze reststromen, als inputs voor productieprocessen, andere eisen gesteld worden dan aan primaire grondstoffen.

Voor de definitie is dit verschil in eisen echter niet van belang; het gaat erom dat je in principe alle restromen, dus alle grondstoffen die een productieproces ingaan maar niet in het eindproduct terecht komen en die op een of andere manier terugvloeien in het productieproces (van eenzelfde of een ander product), als ‘secundaire grondstof’ zou kunnen beschouwen.

Binnen het CBS is tot nu toe de definitie van secundaire grondstoffen gehanteerd als “Afval, verwerkt afval en bijproducten (die vroeger als afval beschouwd werden)”. De term afval wordt hierbij breder toegepast dan de strikt juridische definitie. ‘Afval’ heeft hierbij betrekking op alles wat overblijft na de productie van goederen. Een voorbeeld van een bijproduct dat voorheen als afval beschouwd werd en nu steeds vaker secundair wordt ingezet is plantaardig afval, dat als veevoeder in de landbouw wordt gebruikt (CBS, 2022).

Wanneer afval enkel als energiebron gebruikt wordt valt dit niet onder de definitie van secundaire grondstoffen. Alleen wanneer er nieuwe producten van gemaakt worden vallen ze onder de definitie. Ook worden “gerecyclede onderdelen of inputs van geïmporteerde grondstoffen en producten” uitgesloten. Hiermee worden onderdelen of halffabricaten bedoeld die feitelijk hergebruikt worden, zonder eerst opnieuw tot grondstoffen verwerkt te worden, en (secundaire) grondstoffen die uit het buitenland komen (waarvan de samenstelling primair/secundair onduidelijk is). Tot slot wordt de kwaliteit en de toepassing buiten beschouwing gelaten, net als de grondstoffen die binnen een bedrijf opnieuw worden ingezet (dus niet worden ingekocht).

In voorgaande projecten die probeerden de inzet van secundaire grondstoffen in kaart te brengen werd de volgende definitie gehanteerd: Secundaire materialen/grondstoffen zijn materialen uit rest- of afvalstromen die opnieuw in de economie worden ingezet. Gerecycled materiaal, of voedselresten die als veevoeder worden ingezet. Grondstof, tussenproducten (bewerkte grondstoffen), en qua dierlijke/plantaardige grondstoffen: alleen leer. Oftewel, alles wat onder CPA-code 38 valt.

Expliciet uitgesloten wordt:

  • materialen die niet worden omgezet naar een nieuwe secundaire grondstof via een verwerkingsproces – met als doel om producten die als product hergebruikt worden (automotoren) uit te sluiten, hierbij is immers geen sprake van (directe) vervanging van grondstoffen of primaire materialen;
  • secundaire grondstoffen die in een later stadium in het productieproces terugkomen (waarvan het voorproces onduidelijk is);
  • daarnaast wordt ook de inzet voor de productie van energie en storten (zoals dierlijke mest) uitgesloten, dit wordt gezien als een vorm van afvalverwerking.

B2.2 Conclusie literatuuronderzoek

De ICER-definitie is een goed uitgangspunt. Simpel verwoord: secundaire grondstoffen zijn grondstoffen, die in de klassieke ‘lineaire’ economie (waarbij duurzaamheid geen rol speelt in bedrijfsbeslissingen) als afval zouden zijn behandeld, maar die opnieuw worden ingezet in het productieproces ter vervanging van primaire grondstoffen.

Het is echter wel nodig om dit verder te specificeren. Ook omdat nu, in de praktijk van het maken van statistiek rondom de inzet van secundaire grondstoffen, grondstoffen worden uitgesloten die nooit de afvalstatus krijgen. Daarnaast is er een verschil tussen wat we zouden willen meten, en wat we kunnen meten. Concreet en alomvattend leidt dat tot het volgende doel van het formuleren van een definitie van secundaire grondstof:

Het doel van het bepalen van een definitie van secundaire grondstoffen is om duidelijkheid te scheppen over wat er onder deze term valt en hoe dit op basis van bestaande statistieken gemeten kan worden, zodat bedrijven, beleidsmakers en andere betrokkenen bij het onderwerp consistent en nauwkeurig kunnen rapporteren en communiceren over het gebruik van secundaire grondstoffen. Dit is essentieel om dubbelzinnigheden en dubbeltellingen te voorkomen en zodoende de transitie naar een circulaire economie, waaronder het doel om de inzet van primaire grondstoffen te verminderen, effectief te ondersteunen. Een heldere definitie helpt bij het maken van onderscheid tussen grondstoffen, materialen en (eind)producten, waarbij het mogelijk wordt om de bijdrage van secundaire grondstoffen aan de vermindering van primaire grondstoffen in het productieproces beter te begrijpen en te sturen. Daarbij is het nuttig om aan te sluiten bij de R-strategieën van de circulaire economie.

B3. Definitie secundaire grondstoffen

B3.1 Grondstoffen vs. materialen

Onder een ‘grondstof’ wordt in deze definitie verstaan: een fysieke input in een bedrijfsproces in haar meest basale vorm, dus voordat er een bewerking heeft plaatsgevonden en die zonder bewerking niet bruikbaar is. Onder een ‘materiaal’ verstaan we een grondstof die een bewerking heeft ondergaan, waardoor ze geschikt is om halffabricaten, onderdelen of eindproducten van te maken.

Dit betekent dat afval dat in een recyclingproces bewerkt wordt en geschikt gemaakt om opnieuw verwerkt te worden, een grondstof is op het moment dat deze het (finale) recyclingproces ingaat. Wanneer het uit het recyclingproces komt en beschikbaar komt op de markt als inputs voor bedrijfsprocessen, wordt het een (secundair) materiaal.

Voorbeeld: IJzererts is een (primaire) grondstof, plaatstaal is een materiaal. IJzerafval is een secundaire grondstof wanneer het wordt omgesmolten tot plaatstaal. Plaatstaal gemaakt uit ijzerafval is een secundair materiaal.

B3.2 Secundaire grondstoffen

“Secundaire grondstoffen zijn grondstoffen die opnieuw ingezet worden in het productieproces, in plaats van primaire grondstoffen (1), ter vervaardiging van nieuwe materialen, halffabricaten of eindproducten. Dit omvat reststromen van bedrijven die opnieuw in het productieproces komen, en secundaire grondstoffen die worden ingekocht, op het moment dat ze opnieuw het productieproces inkomen. Wanneer (rest)materialen of afval (als het product eerst een afvalstatus gehad heeft) een bewerking ondergaan waarbij de fysische eigenschappen van grondstoffen verloren gaan, waardoor deze niet nog een keer opnieuw kunnen worden ingezet, zoals bij verbranding, wordt dit niet gezien als secundaire grondstof (2). Wanneer resten van grondstoffen meteen verwerkt worden zonder dat ze opnieuw onderdeel worden van de economie, worden ze ook niet gezien als secundaire grondstof (3).”

Belangrijk om te beseffen is dat we kijken, in aansluiting op de Nationale Rekeningen, naar Nederland volgens het ingezetenenprincipe – waarbij de focus ligt op het niveau van de keten. De definitie bevat drie voorwaarden voor een materiaal of grondstof om gerekend te worden tot secundaire grondstof.

  1. Het vervangt primaire grondstoffen in een productieketen (substitutie);
  2. De fysische eigenschappen blijven behouden (‘staal blijft staal’);
  3. Het leidt direct tot vermindering van de hoeveelheid (finaal) afval, dat uit de economie verwijderd wordt (door verbranding of storten), in een productieproces (het draagt bij aan circulariteit).

‘Secundaire grondstoffen’ zijn dus het equivalent van ‘ruwe’ (primaire) grondstoffen, op het moment dat ze opnieuw de productieketen ingaan voor nieuwe materialen, of voor nieuwe (eind)producten wanneer daarvoor geen voorbewerking nodig is. Belangrijk detail is dat de grondstoffen alleen meegeteld/gerapporteerd worden tijdens de eerste toepassing in het productieproces. Wanneer er een bewerking plaatsvindt op een grondstof, die daarna verkocht wordt, dan is het voor het bedrijf dat de grondstof inkoopt geen secundaire grondstof meer (maar wel voor het bedrijf dat de bewerking uitvoert). Voor het inkopende bedrijf wordt dit beschouwd als secundair materiaal, omdat het eerder al opnieuw de keten ingekomen is. Zonder deze toevoeging bestaat een groot risico op dubbeltellingen. Oftewel: afval is een secundaire grondstof op het moment dat het uit het recyclingproces komt (en feitelijk de status einde-afval krijgt), en gebruikt wordt in een productieproces en daarbij een primaire grondstof vervangt.

Secundaire grondstoffen hebben dus betrekking op R-strategie 5, ‘Recycle’. Daarnaast kan een secundaire grondstof ook betrekking hebben op R-strategie 2, ‘Reduce’, wanneer het een primaire grondstof vervangt (substitutie). Daardoor hoeven er in totaal immers minder grondstoffen gebruikt te worden in de economie. Wanneer er sprake is ven hergebruik (R3), reparatie (R4) of verbranding (R6), dan worden de materialen die hierbij gebruikt worden niet gezien als secundaire grondstoffen (ook niet als secundaire materialen).

In onderstaand schema is de definitie visueel gemaakt in een versimpelde weergave van een productieproces. De lichtgroene pijlen zijn de grondstoffenstromen die kwalificeren als ‘secundaire grondstof’. Na winning worden grondstoffen bewerkt, en daarmee geschikt gemaakt voor inzet in productieprocessen. Uit deze productieprocessen komen producten en restmaterialen vrij. De producten komen na gebruik in de afvalbak terecht (‘afvalinzameling’ genoemd), restmaterialen worden soms direct opnieuw ingezet en belanden soms ook in de afvalbak. Cruciaal is wat er daarna mee gebeurt. Worden ze verwerkt om opnieuw ingezet te worden in het productieproces, dan zijn het secundaire grondstoffen. Hieronder vallen ook de grondstoffen die in de ‘voorbereiding-tot-recycling’ chemisch bewerkt worden of gecomposteerd. Belanden ze in de ‘voorbereiding tot hergebruik’, zoals mechanische recycling waarbij ze zonder bewerking of voorbehandeling opnieuw kunnen worden ingezet (en daarmee dus een einde-afvalstatus krijgen), dan zijn het geen secundaire grondstoffen.

Er zijn een aantal situaties waarin het op het eerste gezicht moeilijk is te bepalen of er sprake is van een secundaire grondstof. In onderstaande cases werken we uit hoe de definitie volgens ons gehanteerd zou moeten worden. Grondstoffen voor energieopwekking worden vooralsnog om praktische redenen volledig uitgesloten – vervanging van fossiele brandstoffen door hernieuwbare energieopwekking is een complexe situatie waarover een aparte discussie gevoerd zou moeten worden om te bepalen in hoeverre dit aansluit bij de circulaire economie8)

Casus: ijzerafval
Situatie 1: Wanneer ijzerafval uit de afvalbak gehouden worden en opnieuw het productieproces ingaat om omgesmolten te worden tot draadstaal, dan is dit een secundaire grondstof. Het vervangt immers ‘nieuwe’ ijzererts. Wanneer dit draadstaal wordt ingekocht, ook al wordt dit bewust als ‘gerecycled draadstaal ingekocht, dan is het geen secundaire grondstof meer. Het secundaire draadstaal vervangt (op ketenniveau) immers geen primair draadstaal (de vervanging heeft een stap eerder in de keten al plaatsgevonden).
Situatie 2: (oud) ijzer is zo kostbaar dat dit bijna altijd opnieuw wordt ingezet of verkocht, vanwege financiële overwegingen. Duurzaamheid speelt hierbij (waarschijnlijk) geen rol. Toch zou je dit wel als secundaire grondstof willen rekenen, wanneer dit ijzererts (als primaire grondstof) vervangt. Hetzelfde geldt voor statiegeldproducten, wanneer deze niet hergebruikt worden (zoals bij plastic flessen) maar (zoals bij blikjes) opnieuw als grondstof in de keten terechtkomen. Wanneer dit leidt tot vervanging van primaire grondstoffen, en het voorkomen van storten of verbranden, dan hoort het wel tot de circulaire economie.  dit is bovengenoemd substitutiecriterium (onder R-strategie 2).
Situatie 3: Wanneer ijzerresten binnen een bedrijf meteen hergebruikt worden, zonder eerst opnieuw het productieproces in te gaan als ‘nieuwe’ grondstofinput, dan is dit geen secundaire grondstof maar onderdeel van het primaire productieproces.  dit is bovengenoemd circulariteitscriterium.

Casus: secundair plastic
SBI 38 koopt plastic afval in; dit is een secundaire grondstof. Vervolgens worden hier plastic bolletjes van gemaakt, die in een volgende stap omgesmolten kunnen worden tot nieuwe plastic producten. De plastic bolletjes zijn geen secundaire grondstof; wanneer een emmerfabrikant deze bolletjes inkoopt vervangen ze geen primaire grondstof (de vervanging heeft een stap eerder plaats gevonden).

  • Wanneer de emmerfabrikant plastic afval inkoopt en dit zelf omsmelt om er direct emmers van te maken, dan is het wel een secundaire grondstof. Het vervangt dan immers plastic bolletjes die ingekocht zouden worden en/of de primaire grondstoffen om plastic te maken, of plastic afval dat ingekocht zou moeten worden. Het zorgt dus voor een lager gebruik van primaire grondstoffen, en voor minder afval – en is dus opnieuw een speciale variant van strategie R2. NB: voor het meten van secundaire grondstoffen maakt het niet uit of de vervangen plastic bolletjes primair of secundair waren – in het tweede geval meten we hetzelfde, maar bij een ander bedrijf.

Overige voorbeelden:

  • Wel oud textiel, geen t-shirts van gerecycled textiel of tweedehands stoffen.
  • Wel oud non-ferro metaal gesmolten naar non-ferro metaal, niet productie van kabels en draden met gerecycled materiaal.
  • Geen oude ramen uit treinen die weer worden ingezet (dit is hergebruik van onderdelen), wel oud glas wat wordt gesmolten naar nieuw glas.
  • Geen papier van gerecycled materiaal voor bedrukking, wel papier afval waarvan nieuw papier wordt gemaakt.
B3.2.1 Interne verwerking

Theoretisch zouden we meer zicht willen krijgen op interne recycling, grondstoffen of resten van materialen die binnen een bedrijf opnieuw in het productieproces worden ingezet. Dit betreft niet alleen de reststromen, maar ook andere vormen van interne recycling. In de praktijk is dit lastig waar te nemen (en volgens de EU is dit juridisch gezien geen recycling). Daarbij zou je ook nog onderscheid kunnen maken tussen upcyclen en downcyclen, en tussen open-loop recycling en closed-loop recycling.

  • Wanneer restanten van grondstoffen opnieuw als grondstoffen worden ingezet in plaats van primaire grondstoffen, dan zijn het reststromen. Bijvoorbeeld ijzerafval dat opnieuw omgesmolten wordt tot ijzeren producten. Dit is een vorm van closed-loop recycling, waarbij het ijzerafval in principe in een gelijkwaardige toepassing terugkomt.
  • Wanneer van resten hout nieuwe meubels gemaakt worden, zonder bewerking vooraf, zou je dit als secundaire grondstof willen meenemen wanneer deze meubels anders met ‘nieuw’ hout gemaakt zouden worden. In dit geval is het waarschijnlijk dat er sprake is van vervanging, en wordt het afvalhout als grondstof en niet als eindproduct opnieuw ingezet. Wanneer deze meubels anders niet gemaakt zouden worden, zou je dit niet als secundaire grondstof willen meerekenen, omdat er geen vervanging van primaire grondstoffen plaatsvindt. In het eerste geval is er sprake van closed-loop upcycling. In het tweede geval is er sprake van open-loop upcycling. Het is discutabel of deze vorm bijdraagt aan de doelen van de circulaire economie, en daarom zou je dit buiten beschouwing willen laten.
  • Wanneer afvalhout gebruikt wordt om MDF-platen van te maken, dan zou je dit in het kader van interne recycling als secundaire grondstof willen meenemen (het staat waarschijnlijk niet in de boeken als ingekochte grondstof). Als echter de MDF-platen niet gemaakt zouden worden wanneer er geen afvalhout zou zijn, dan zou je het niet mee willen nemen omdat er dan geen vervanging plaatsvindt. In het eerste geval is er sprake van closed-loop downcycling, in het tweede geval van open-loop downcycling. Ook hier is het discutabel of dit bijdraagt aan de doelen van de circulaire economie.
B3.2.2 Theorie versus praktijk

Overige voorbeelden die we in theorie zouden willen meenemen (maar wat in de praktijk lastig is):

  • Wel voedselresten (zoals aardappelschillen die rechtstreeks zonder bewerking aan varkens gegeven worden, of gebruikt worden voor de productie van veevoeder), geen veevoeder gemaakt van voedselresten (deze worden immers al meegeteld als secundaire grondstoffen in het productieproces van veevoeder).
  • Geen steengruis of natuursteen dat specifiek gewonnen wordt om onder wegen te stoppen, wel puin dat afval is uit andere bedrijfsprocessen en dat ingezet wordt ter vervanging van primaire grondstoffen (stenen, natuur- of gebakken).
  • Wel voedselresten/GFT ter vervanging van kunstmest, geen restanten van planten die opnieuw onder geploegd worden. Idealiter zou je de waarde van de bespaarde kunstmest, door het onderploegen van plantenresten, wel mee willen nemen.

Casus: energieopwekking - assen en bouwafval
Er wordt geen onderscheid gemaakt in toepassingen, wel moeten de secundaire grondstoffen primaire grondstoffen vervangen. De uitzondering vormt de categorie energieopwekking. In theorie zou je het verbranden van afval ten behoeve van energie niet als secundaire grondstoffeninzet willen beschouwen. Wanneer de as gebruikt wordt onder wegen ter vervanging van primaire grondstoffen, zoals zand en grind, zou je dit echter wel als inzet van een secundaire grondstof willen registreren, vanwege het substitutiecriterium. Een overweging die hierbij ook een rol speelt is dat deze ‘grondstof’ mogelijk in de toekomst opnieuw beschikbaar komt voor de economie, in tegenstelling tot afval dat gestort wordt. 

  • Eenzelfde situatie speelt rondom ‘staalslakken’ die vrijkomen uit de basismetaalindustrie. Deze vervangen primaire grondstoffen wanneer ze worden ingezet ter versteviging van wegen en andere bouwprojecten. Wanneer ze echter niet op de juiste manier verwerkt worden kunnen ze leiden tot aanzienlijke schade voor de gezondheid en het milieu (RIVM, 2023). Daarmee druisen ze in tegen een belangrijk doel van de circulaire economie. Onze aanbeveling is om deze grondstoffen als een aparte categorie ‘secundair-ingezet afval’ op te nemen, zodat helder is hoe groot dit is en statistiekgebruikers zelf kunnen kiezen of ze dit meetellen als ‘secundaire grondstof’. Hetzelfde speelt voor bouw- en sloopafval9)

Casus: CO2
Ook wanneer reeds uitgestoten CO2 ingezet wordt ter vervanging van een proces dat uitsluitend tot doel heeft om CO2 te produceren (zoals in de glastuinbouw) zou je deze CO2 als secundaire grondstof willen zien. Er hoeven immers geen primaire grondstoffen te worden verbrand. Het is in de praktijk de vraag of de waarde hiervan goed te bepalen is, en hoe dit gerapporteerd zou moeten worden. Daarom zit dit (nog) niet in de praktijkdefinitie van secundaire grondstoffen.

Casus: bieten/landbouw
Bij de teelt van suikerbieten kunnen de bieten geoogst worden met loof, of ze kunnen bij het oogsten al ontdaan worden van het loof. Het loof kan ofwel bij het afval/op de composthoop belanden, of het kan op het land blijven liggen. In het laatste geval blijven de voedingsstoffen behouden, en kan het mogelijk deels de groei van onkruid voorkomen. Dat betekent dat minder kunstmest en glyfosaat nodig zou zijn om eenzelfde resultaat te bereiken als wanneer het loof niet gebruikt wordt. Omdat het loof in dit geval economische waarde heeft en direct verantwoordelijk is voor een lager gebruik van primaire grondstoffen zou je dit bij de circulaire economie willen meetellen. Het valt echter buiten de definitie van de Milieurekeningen, omdat dit loof in het milieu blijft en geen onderdeel wordt van de economie (derde criterium) en wordt zodoende niet als grondstofinput gezien. Je zou het wel kunnen zien als een vorm van circulaire bedrijfsvoering, die je zou kunnen waarderen als besparing op primaire ‘hulpstoffen’. Naast de praktische bezwaren is dit echter theoretisch uitgesloten op dit moment. Wanneer het loof na de oogst verwijderd wordt, wordt het onderdeel van de afvalverwerking en kan het dus wel als secundaire grondstof ingezet worden.

In de praktijk is het een grote vraag hoe je materialen meet die binnen een bedrijf opnieuw worden ingezet, net als de inzet in de landbouw van nutriënten. Daarom is het praktisch niet mogelijk om alles te meten wat binnen bovenstaande definitie valt, of om onderscheid te maken tussen grondstoffen die opnieuw worden ingezet ter vervanging van primaire grondstoffen en grondstoffen die om efficiëntie-overwegingen opnieuw worden ingezet.

Er kunnen nog meer voorbeelden bedacht worden, waarbij een grondstof opnieuw wordt ingezet waarvan de waarde niet te kwantificeren is, maar die wel leidt tot een besparing aan ‘nieuwe’ grondstoffen en die bijdraagt aan de doelen van de circulaire economie. Het is wenselijk om een mogelijkheid te hebben om deze besparing te rapporteren.

B4. Conclusie en aanbevelingen

Hoewel we graag een alomvattend beeld van de transitie naar de circulaire economie zouden willen kunnen schetsen, loop je daarbij in de praktijk tegen nogal wat haken en ogen aan. Daarom is het goed om helder te definiëren wat gemeten kan worden en hoe dit zich verhoudt tot het overkoepelende concept van de circulaire economie. Hierboven is een voorstel gedaan om een duidelijke en werkbare definitie op te stellen voor het meten van secundaire grondstoffen, met als doel om bij te dragen aan inzicht in hoe ver we staan in de transitie van de Nederlandse economie naar een circulaire economie en de vermindering van de inzet van primaire grondstoffen. Aan de hand van deze definitie kan een inschatting gemaakt worden op het niveau van de Nederlandse economie hoeveel secundaire grondstoffen ingezet worden, en in welke bedrijfstakken dit gebeurt. Met definitie kunnen niet alle inspanningen van individuele bedrijven in kaart gebracht worden. Er kunnen ook geen directe beleidsadviezen uit worden afgeleid over hoe de transitie naar een circulaire economie – met als onderdeel daarvan de inzet van secundaire grondstoffen en de vermindering van de totale primaire grondstoffeninzet – gestimuleerd kan worden.

Voor dit doel ligt de focus op de keten, maar dat doet geen recht aan de inspanningen van talloze bedrijven en organisaties. Het is echter wel nodig om cijfers te kunnen maken waarvan duidelijk is wat ze zeggen en die aansluiten bij andere economische indicatoren. Het is dan ook aan te bevelen om een andere manier te vinden om de inspanningen van bedrijven en organisaties in kaart te brengen, die buiten het bereik van de macro-economische focus van de in dit document voorgestelde definitie vallen.

Daarnaast is het aan te bevelen om te zoeken naar manieren om recht te doen aan activiteiten die wel leiden tot vermindering van de inzet van primaire grondstoffen op ketenniveau, maar die eveneens buiten het zicht van de macro-economische statistieken blijven.

8) Een dilemma is dat dit juist leidt tot een toename in het gebruik van (primaire) grondstoffen.
9)
De inzet van bouw- en sloopafval onder wegen valt niet onder de Eurostatcategorie ‘backfilling’. Deze is bedoeld voor het opvullen van bijvoorbeeld oude mijnschachten, op een manier dat het afval letterlijk weggestopt wordt en niet meer zichtbaar of terug te halen valt. Deze methode wordt in Nederland niet toegepast. De bodem in de meeste andere Europese landen is van een zodanige aard dat het niet nodig is om deze te verharden met puin. Daarnaast hebben de meeste Europese landen de beschikking over primair gesteente, in tegenstelling tot Nederland (dat dit zou moeten importeren).

Bijlage 2: Koppeling CPA aan de MM-afvalcategorieën

Om de koppeling te maken tussen de CPA-codes en de MM categorieën wordt gebruik gemaakt van dezelfde koppeltabel van voorgaand onderzoek . Hier is een selectie gemaakt van productgroepen in de CPA-classificatie die als secundair zijn aangemerkt, deze is toegedeeld aan de bijhorende MM-afvalcategorie. Onderstaande tabel geeft een overzicht.

B2.1 Koppeling CPA aan de MM-afvalcategorieen
CPA-codeOmschrijvingAangemerkt als secundair?Categorie Materiaalmonitor
38.11.41Sloopschepen en ander drijvend materieel voor de sloopNee
38.11.49Wrakken, andere dan schepen en drijvend materieel, voor de sloopNee
38.11.51GlasafvalJaGlas
38.11.52Papier- en kartonafvalJaPapier
38.11.53Gebruikte luchtbanden van rubberNee
38.11.54Ander rubberafvalJaRubber
38.11.55KunststofafvalJaPlastic
38.11.56TextielafvalJaTextiel
38.11.57LederafvalJaTextiel
38.11.58Ongevaarlijk metaalafvalJaAfvalGemengdMetaal
38.11.59Ander ongevaarlijk recycleerbaar afval, n.e.g.Nee
38.12.21Gebruikte (bestraalde) splijtstofelementen (patronen)
van kernreactoren
JaChemisch
38.12.22Farmaceutisch afvalJaChemisch
38.12.23Ander gevaarlijk medisch afvalJaChemisch
38.12.24Gevaarlijk chemisch afvalJaChemisch
38.12.25AfvalolieJaChemisch
38.12.26Gevaarlijk metaalafvalNee
38.12.27Resten en afval, van elektrische elementen, van elektrische
batterijen en van elektrische accumulatoren
JaAfgedankt materiaal
38.12.29Ander gevaarlijk afvalJaChemisch
38.21.30Afval van organische oplosmiddelenJaChemisch
38.21.40As en residuen van afvalverbrandingJaMineraal
38.31.11Sloop van schepenNee
38.31.12Sloop van wrakken, andere dan van schepen en drijvend
materieel
Nee
38.32.11Terugwinning van gesorteerde materialen, metaalNee
38.32.12Terugwinning van gesorteerde materialen, andere dan
metaal
Nee
38.32.21Secundaire grondstoffen, edelmetaalJaNiet-ijzer metaal
38.32.22Secundaire grondstoffen, ferrometalenJaIJzer
38.32.23Secundaire grondstoffen, koperJaNiet-ijzer metaal
38.32.24Secundaire grondstoffen, nikkelJaNiet-ijzer metaal
38.32.25Secundaire grondstoffen, aluminiumJaNiet-ijzer metaal
38.32.29Andere secundaire grondstoffen, metaalJaAfvalGemengdMetaal
38.32.31Secundaire grondstoffen, glasJaGlas
38.32.32Secundaire grondstoffen, papier en kartonJaPapier
38.32.33Secundaire grondstoffen, kunststofJaPlastic
38.32.34Secundaire grondstoffen, rubberJaRubber
38.32.35Secundaire grondstoffen, textielJaTextiel
38.32.39Andere secundaire grondstoffen, andere dan metaalNee

Bijlage 3: PS-resultaten 2021-2022 inzet secundaire grondstoffen per bedrijfstak

Omschrijving
CPA-code
SBInOpgegeven aandeel secundaire grondstoffen (%)
2022202120222021
Glas16Primaire houtbewerking (hout, kurk, riet en vlechtwerk, geen meubels)113,56%0,23%
22Vervaardiging van producten van rubber en kunststof71714,73%48,18%
23Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten319,54%0,06%
25Vervaardiging van producten van metaal3119,95%33,91%
28Vervaardiging van overige machines en apparaten1237,28%17,60%
29Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers113,62%
30Vervaardiging van overige transportmiddelen111,31%0,02%
Papier16Primaire houtbewerking (hout, kurk, riet en vlechtwerk, geen meubels)120,03%0,00%
17Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren252790,99%90,49%
20Vervaardiging van chemische producten310,49%0,03%
21Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten210,16%0,16%
22Vervaardiging van producten van rubber en kunststof11114,02%1,73%
23Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten243,21%4,13%
24Vervaardiging van metalen in primaire vorm210,02%0,03%
25Vervaardiging van producten van metaal320,01%0,02%
27Vervaardiging van elektrische apparatuur221,05%1,06%
Rubber22Vervaardiging van producten van rubber en kunststof3767,48%98,75%
29Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers1124,14%0,60%
Plastic13Vervaardiging van textiel110,07%0,08%
17Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren230,70%0,69%
20Vervaardiging van chemische producten323,45%2,49%
22Vervaardiging van producten van rubber en kunststof384889,32%95,10%
23Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten330,01%0,02%
24Vervaardiging van metalen in primaire vorm110,03%0,03%
25Vervaardiging van producten van metaal340,89%1,01%
26Vervaardiging van computers en van elektronische en optische apparatuur310,45%0,00%
28Vervaardiging van overige machines en apparaten315,07%0,36%
Textiel13Vervaardiging van textiel75100,00%56,00%
18Drukkerijen240,00%
31Vervaardiging van meubels014,00%
Dierlijk/plantaardig13Vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen7
15Vervaardiging van overige transportmiddelen1100,00%
Chemisch20Vervaardiging van chemische producten121,04%
21Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten220,42%0,20%
25Vervaardiging van producten van metaal172996,78%96,23%
26Vervaardiging van computers en van elektronische en optische apparatuur120,63%1,01%
28Vervaardiging van overige machines en apparaten350,13%0,20%
33Reparatie en installatie van machines en apparaten312,04%0,66%
Gemengd (afgedankt
materiaal)
22Vervaardiging van producten van rubber en kunststof342,10%
23Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten0
26Vervaardiging van computers en van elektronische en optische apparatuur157,90%
Gemengd metaal20Vervaardiging van chemische producten10,06%
23Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten0
24Vervaardiging van metalen in primaire vorm91265,01%74,66%
25Vervaardiging van producten van metaal639615,69%9,34%
28Vervaardiging van overige machines en apparaten436519,24%16,00%
33Reparatie en installatie van machines en apparaten120,00%0,00%
Niet-ijzer13Vervaardiging van textiel211,77%0,06%
20Vervaardiging van chemische producten2113,22%17,58%
22Vervaardiging van producten van rubber en kunststof120,21%0,20%
23Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten120,28%0,76%
24Vervaardiging van metalen in primaire vorm132464,08%78,50%
25Vervaardiging van producten van metaal528819,41%1,19%
26Vervaardiging van computers en van elektronische en optische apparatuur110,14%0,37%
27Vervaardiging van elektrische apparatuur120,30%0,78%
28Vervaardiging van overige machines en apparaten29320,45%0,51%
29Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers10,09%
30Vervaardiging van overige transportmiddelen020,00%0,00%
31Vervaardiging van meubels10,01%
33Reparatie en installatie van machines en apparaten3100,05%0,05%
IJzer24Vervaardiging van metalen in primaire vorm6539,21%24,24%
25Vervaardiging van producten van metaal121149,95%73,05%
28Vervaardiging van overige machines en apparaten243810,67%2,72%
30Vervaardiging van overige transportmiddelen010,00%0,00%
32Vervaardiging van overige goederen10,08%
33Reparatie en installatie van machines en apparaten10,09%

Referenties

Afval of secundaire grondstof? Adviesrapport Taskforce Herijking Afvalstoffen (MinIenW), 2019.

Dit is de begrippenlijst van de Milieudatabase.

Dossier CE (CBS) / CLO (CMUR) Dossier Circulaire economie | CBS, Circular Material Use Rate (CMUR), 2014-2020 | Compendium voor de Leefomgeving (clo.nl).

ICER (2023) Integrale Circulaire Economie Rapportage 2023 | Planbureau voor de Leefomgeving (pbl.nl).

Linda de Jongh, Vivian S. C. Tunn & Roel Delahaye (2022). Afvalcijfers op een rij | CBS.

M. H. Broekman (2023). Milieuhygiënische kwaliteit LD-staalslakken. Milieuhygiënische kwaliteit LD-staalslakken, Literatuurstudie

Vivian S. C. Tunn, Adam N. Walker, Albert Pieters, & Jacqueline van Beuningen (2021). Use of secondary materials: potential data sources | CBS.