3. Perspectieven voetafdrukken
Met input-output analyse kun je voor dezelfde economie diverse voetafdrukanalyses uitvoeren. Dit omvat het berekenen van zowel consumptie- als productievoetafdrukken, waarbij de berekeningen van de waardeketen zowel upstream (stroomopwaarts, toeleveranciers) als downstream (stroomafwaarts, afnemers) kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast kun je de resulterende voetafdrukken benaderen vanuit zowel het perspectief van een verdelingsprincipe als vanuit het perspectief van de emissies naar locatie. Kortom, er zijn verschillende berekeningsbenaderingen mogelijk voor dezelfde economie.
In dit hoofdstuk zullen we deze concepten verder toelichten. In hoofdstuk 4 zullen enkele simpele voorbeeldberekeningen worden geven. Het is belangrijk om te benadrukken dat er geen eenduidig juist perspectief bestaat. Het is juist van grote waarde om al deze perspectieven naast elkaar te plaatsen, omdat ze inzicht kunnen bieden in diverse beleidsperspectieven en ieder verschillende vragen kunnen beantwoorden.
Nu de basisbegrippen zijn behandeld, kunnen we uitleggen wat het verschil is tussen de verschillende soorten perspectieven. Voor alle gevallen (dus een consumptie- of productievoetafdruk voor ofwel de upstream- of downstreammethode) kan het resultaat worden ontleed naar de fysieke emissielocatie.
3.1 Upstream productievoetafdruk
In deze berekening worden voor elke bedrijfstak in Nederland de directe uitstoot en de indirecte uitstoot van de keten upstream berekend. Zo wordt, naast de directe uitstoot van de bedrijfstak zelf, ook berekend hoeveel uitstoot er plaatsvindt bij het produceren van de input die nodig is voor de totale productie van de betreffende bedrijfstak. Het maakt daarbij niet uit of de output/productie bestemd is voor binnenlands gebruik of de uitvoer. De upstream productievoetafdruk van een Nederlandse bedrijfstak is de optelsom van de directe emissies door diezelfde bedrijfstak en de indirecte uitstoot van de toeleveringsketen van de ingekochte producten (zoals grondstoffen, energie, halffabricaten, etc.).
Het resultaat geeft zicht op waar de fysieke emissies plaatsvinden. Omdat deze berekening wordt uitgevoerd voor alle Nederlandse bedrijfstakken, komt het voor dat er toeleveringsketens dubbel worden geteld. Dat wil zeggen dat de productievoetafdruk van bedrijfstak A (bv. de landbouw) ook onderdeel kan zijn van de productievoetafdruk van bedrijfstak B (bv. de levensmiddelenindustrie), als bedrijfstak B producten van bedrijfstak A afneemt. De productievoetafdruk van bedrijfstak A wordt in dit voorbeeld dus twee keer meegenomen, in de productievoetafdrukberekening van bedrijfstak A en in de productievoetafdruk van bedrijfstak B. Door deze dubbeltellingen zijn de resultaten op bedrijfstakniveau niet optelbaar tot een nationale productievoetafdruk. Om de nationale productievoetafdruk te berekenen zonder dubbeltellingen, is een andere productievoetmethode vereist. Dit is de methode die wordt toegepast in de productievoetafdrukberekeningen voor de ICER (Hanemaaijer et al., 2023). Bij deze methode gaat echter het zicht op ketenemissies van andere Nederlandse bedrijfstakken per bedrijfstak verloren, doordat binnenlandse handel wordt weggelaten.
3.2 Upstream consumptievoetafdruk
In deze upstream-berekening wordt de waardeketen upstream benaderd vanuit de Nederlandse consumptie. De uitstoot gerelateerd aan de uitvoer is hier dus niet relevant. Dit doen we door vanuit de consumptie3) (de Nederlandse consumptie van finale goederen en diensten, zoals kleding en voedsel) de bijbehorende toeleveringsketen te volgen en de gerelateerde uitstoot in deze keten te berekenen. Zo wordt de totale uitstoot berekend van bedrijfstakken binnen en buiten Nederland ten behoeve van de Nederlandse consumptie. Het resultaat geeft weer hoe groot de totale uitstoot is van de toeleveringsketen, gerelateerd aan de consumptie, en geeft ook zicht in de emissies naar locatie, dus waar de uitstoot in de keten fysiek heeft plaatsgevonden.
Daarbovenop komen de directe emissies. Dit zijn emissies die plaatsvinden bij consumptie door de consument (bijvoorbeeld emissies die vrijkomen bij het stoken van gas met koken of het gebruik van benzine voor individueel vervoer). De bron van de directe uitstoot die plaatsvindt bij consumptie door de consument kan niet direct uit de input-output tabellen worden gehaald vanwege de inherente structuur van de input-output data. Consumerende actoren (zoals huishoudens) zijn geen bedrijfstak. Ze produceren dus geen output en kunnen daardoor niet als zodanig worden meegenomen in de input-output analyse. De uitstoot door de consument kan daarom alleen als los onderdeel van de totale Nederlandse consumptievoetafdruk worden beschouwd. Aanvullend onderzoek op basis van een andere methode kan worden uitgevoerd om de uitstoot bij consumptie toe te wijzen aan de relevante bedrijfstakken.
De upstream consumptievoetafdruk is de meest bekende en toegepaste voetafdrukberekening. Het CBS rapporteert bijvoorbeeld jaarlijks de broeikasgasvoetafdruk volgens de upstream consumptiemethode4).
3.3 Downstream productievoetafdruk
In deze berekening wordt voor elke bedrijfstak in Nederland de directe uitstoot en de indirecte uitstoot van de keten downstream in binnen- of buitenland berekend op basis van de productie van deze bedrijfstak. De downstream productievoetafdruk van een Nederlandse bedrijfstak is de optelsom van de directe emissies en de indirecte uitstoot door de afnemersketen van de geleverde producten (zoals grondstoffen, energie, halffabricaten, etc.). Omdat deze berekening wordt uitgevoerd voor alle bedrijfstakken, komt het voor dat er afnemersketens dubbel worden geteld (zie ook hoofdstuk 2.1). Door deze dubbeltellingen zijn de resultaten op bedrijfstakniveau niet optelbaar tot een nationale downstream productievoetafdruk.
3.4 Downstream consumptievoetafdruk of ‘income-based’ voetafdruk
In de downstream analyse wordt de Nederlandse productie downstream benaderd vanuit de wereldwijde consumptie. Zo bereken je voor de Nederlandse productie de directe en indirecte uitstoot van de bedrijfstakken ten behoeve van consumptie in binnen- en buitenland. Het resultaat, de voetafdruk, geeft weer hoe groot de totale uitstoot is van een afnemersketen, en geeft zicht op waar de emissie fysiek plaatsvindt (de emissielocatie).
Anders dan bij de downstream productievoetafdruk, wordt de directe emissie van een bedrijfstak toegerekend aan een toeleverancier. Dit gebeurt naar verhouding van de bijdrage van de toeleverancier aan de totale output van de bedrijfstak. Bijvoorbeeld, als de productiewaarde van bedrijfstak A een waarde van een miljoen euro heeft en hij koopt voor 250 duizend euro goederen in bij zijn leverancier, Het restant is de 750 duizend euro toegevoegde waarde van bedrijfstak A. Het aandeel toegevoegde waarde in de totale output (in dit geval 75%), is het aandeel van de emissies die worden toegewezen aan bedrijfstak A zelf dan wordt een kwart van zijn uitstoot toegerekend aan de leverancier.
De uitstoot die plaatsvindt bij consumptie door de consument kan niet aan bedrijfstakken worden toegekend, en kan alleen als los onderdeel van de totale consumptievoetafdruk worden beschouwd.
NB: Wanneer de consumptievoetafdruk van de gehele wereldwijde economie wordt berekend, is het totaal van de upstream consumptievoetafdruk, downstream consumptievoetafdruk en de productie-emissies hetzelfde. Alle drie zijn namelijk gelijk aan de totale wereldwijde uitstoot, maar de onderliggende verdeling naar land en bedrijfstak verschilt. Op nationaal niveau kunnen de upstream en downstream consumptievoetafdruk van elkaar verschillen, door een verschil in scope. De upstream consumptievoetafdruk omvat namelijk uitstoot door buitenlandse toeleveranciers, terwijl de downstream consumptievoetafdruk uitstoot van buitenlandse afnemers omvat.
4) CBS. Wat is onze broeikasgasvoetafdruk?