Haalbaarheidsonderzoek regionale uitsplitsingen WGE

4. Conclusie en aanbeveling

In dit haalbaarheidsonderzoek is nagegaan of het mogelijk is om op basis van de WGE regionale cijfers te publiceren. Voor de uitsplitsing naar regio zijn voor dit onderzoek de Regionale Werkgeversorganisaties aangehouden. 

Op basis van de WGE-peilingen van 2023 zou de steekproefmassa voor 9 van de 12 regio’s voldoende zijn om te kunnen publiceren. De andere drie regio’s hadden in beide peilingen minder dan 100 respondenten, wat aangehouden wordt als minimale celvulling voor de WGE. Het zou dus mogelijk zijn om een uitsplitsing naar 9 regio’s te maken. In het huidige steekproefontwerp en de weging van de WGE wordt echter geen rekening gehouden met regio. Hierdoor komen de opgehoogde aantallen werkgevers naar regio (en branche) niet overeen met het aantal bedrijven dat er volgens het ABR naar regio zijn. Dit kan effect hebben op de uitkomsten naar regio. Conclusie op basis van de bevindingen in het onderzoek is dat de WGE weliswaar genoeg massa heeft om naar de meeste Regionale Werkgeversorganisaties uitsplitsingen te kunnen maken, maar dat het gezien het huidige steekproef- en weegmodel niet aan te raden is. 

In het onderzoek is specifiek nagegaan of er regionale verschillen zijn tussen bedrijven in zorg en welzijn wat betreft de inzet van nieuwe technologieën en innovaties. Uit een bivariate uitsplitsing naar regio blijkt dat er verschillen zijn naar regio als het gaat om de inzet van nieuwe technologieën en innovaties door bedrijven in zorg en welzijn. Op grond van het logistische regressiemodel waarbij rekening wordt gehouden met branche en bedrijfsgrootte, is de conclusie echter dat de verschillen tussen regio’s te maken hebben met verschillen naar branche en bedrijfsgrootte. 

Om met de huidige data van de WGE uitsplitsingen te maken naar regio zal er gecorrigeerd moeten worden voor de selectiviteit van de respons per regio naar branche en bedrijfsgrootte. Concreet zou dit kunnen betekenen dat de uitkomsten per regio ook gekruist moeten worden met branche en regio. Dit heeft dan wel tot gevolg dat vanwege de kruisingen meer uitkomsten onderdrukt moeten worden doordat de celvulling te klein wordt. 

Een andere optie zou zijn om regio mee te nemen in de weging, zodat de randtotalen voor regio in de WGE overeenkomen met de randtotalen van het ABR (tabel 3.1.1). De randtotalen zullen dan overeenkomen met het ABR, maar er blijven verschillen ontstaan wanneer er gekruist wordt met de branches. Het is ook mogelijk om de in de weging branche en regio gekruist op te nemen, waardoor de totalen van deze kruising wel overeenkomen met het ABR. Het nadeel van deze aanpak is dat de celvulling voor bepaalde combinaties te klein zullen zijn, waardoor ze in het weegmodel moeten worden samengevoegd. 

Wanneer de uitsplitsing naar regio een grote wens blijft, dan zou in de toekomst regio idealiter moeten worden meegenomen bij het steekproefontwerp en in de weging. Hierbij zal dan ook gekeken moeten worden naar de grootte van de steekproef en de minimale celvulling voor de verschillende combinaties.

Een ander aandachtspunt van dit onderzoek is dat de cijfers zijn gebaseerd op de hoofdvestiging van het bedrijf. Bedrijven met meerdere vestigingen zijn alleen meegenomen in de regio van de hoofdvestiging. Daarnaast wordt in de vragenlijst van de WGE geen onderscheid gemaakt voor verschillende vestigingen van een bedrijf.