2. Data en methode
Voor dit onderzoek is gebruikt gemaakt van twee bronnen, het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) en de Werkgeversenquête (WGE).
Algemeen Bedrijvenregister
Het ABR is een systeem waarin identificerende gegevens en structuurgegevens over alle bedrijven en instellingen (inclusief zelfstandigen) zijn geregistreerd. Hieruit worden de statistische eenheden bedrijfseenheid, ondernemingengroep en lokale bedrijfseenheid afgeleid. Voor de WGE worden de bedrijven op bedrijfseenheid gebruikt.
Het ABR bevat informatie over de economische activiteit en het aantal werkzame personen. Daarnaast bevat het ABR ook informatie over bepaalde ‘events’. Een event geeft een gebeurtenis of wijziging weer binnen het ABR: bijvoorbeeld de oprichting, overname of opheffing van een bedrijf. De dataleveranciers voor het ABR zijn de Kamer van Koophandel (KvK), Belastingdienst, Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), De Nederlandsche Bank (DNB) en het CBS.
Het ABR vormt voor veel bedrijvenonderzoeken het steekproefkader, waaronder dat voor de WGE. Het steekproefkader voor de WGE bevat alle bedrijven in zorg en welzijn met minimaal twee werkzame personen.
Werkgeversenquête
De WGE wordt door het CBS uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voor het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt, Zorg en Welzijn (AZW). Doel van de WGE is het inzicht bieden in de organisatiekenmerken van werkgevers in zorg- en welzijn. Daarnaast biedt de enquête informatie over de arbeidsomstandigheden en over de scholing en vaardigheden van werknemers op basis van rapportage door werkgevers.
Bij de WGE is de steekproef met ongelijke kansen getrokken, dat wil zeggen dat niet elk bedrijf dat tot de doelpopulatie behoort, evenveel kans heeft om in de steekproef te komen. Ook is er sprake van responsverschillen. Hierdoor verschilt de samenstelling van de respons van de samenstelling van de doelpopulatie. De weegtechniek die dit kan verhelpen is poststratificatie. Bij het bepalen van de weegfactoren door middel van poststratificatie wordt rekening gehouden met de ongelijke trekkingskansen die voortkomen uit de gehanteerde steekproeftrekking en wordt de vertekening ten gevolge van non-respons gereduceerd. Bij de weging wordt rekening gehouden met grootteklasse en subbranche. In de huidige opzet van de WGE is zowel bij de steekproef als de weging geen rekening gehouden met de regio van de bedrijven.
Methode
Voor dit onderzoek zijn de beide WGE-metingen van 2023 gebruikt. Voor het steekproefkader ging het voor de meting in mei-juni (2e kwartaal) om de situatie op 1 april 2023. Voor de meting in november-december (4e kwartaal) was de peildatum 1 oktober 2023. Bedrijven met één werkzame persoon vallen buiten de doelpopulatie van de WGE. Op basis van het ABR waren er op beide peilmomenten afgerond 30 duizend bedrijven in zorg en welzijn met minimaal twee werkzame personen, zie ook de StatLine tabel Bedrijven; bedrijfstak.
Naast de afbakening in het steekproefkader op het aantal werkzame personen wordt in de vragenlijst de vraag gesteld hoeveel personen in het bedrijf werkzaam zijn. Volgens het ABR gaat het bij alle bedrijven in het steekproefkader om twee of meer werkzame personen. In de vragenlijst geeft een deel van de bedrijven echter aan dat het gaat om één werkzame persoon. Voor deze bedrijven zijn de meeste onderwerpen in de vragenlijst niet relevant. Zij krijgen alleen de vragen over de organisatie en het personeelsbestand, maar worden vervolgens naar het einde van de vragenlijst geleid. Ze worden daarmee wel meegeteld in de respons en voor dit haalbaarheidsonderzoek ook meegenomen in de vergelijking met het ABR. Omdat ze de vragen over technologieën en innovatie niet hebben gekregen, worden ze niet meegenomen in de analyse naar de verschillen tussen regio’s als het gaat om de inzet van nieuwe technologieën en innovaties.
Voor dit haalbaarheidsonderzoek zijn de WGE en het ABR gekoppeld omdat regio niet als variabele is opgenomen in de WGE. Bedrijven in het steekproefkader van de WGE kunnen meerdere vestigingen hebben. Voor de WGE gaat het om de bedrijfseenheid, en niet de eventuele onderliggende bedrijfsvestigingen. Vandaar dat voor dit haalbaarheidsonderzoek alleen de regio van de hoofdvestiging is meegenomen.
Bij de regionale indeling gaat het om de Regionale Werkgeversorganisaties van RegioPlus (zie bijlage 1). Binnen het AZW-programma is het gebruikelijker om te kiezen voor de RegioPlus-arbeidsmarktregio’s, maar de steekproefmassa van de WGE is niet toereikend om die indeling te gebruiken.
Voor de inzet van nieuwe technologieën en innovaties gaat het om de vraag: Welke vormen van nieuwe technologieën en innovaties heeft uw organisatie in de afgelopen 12 maanden ingevoerd of voorbereid om in de toekomst in te zetten? In 2023 is voor de bedrijven die aangeven geen nieuwe technologieën en innovaties te hebben ingezet een vraag toegevoegd, namelijk of ze dan in de afgelopen drie jaar nieuwe technologieën of innovaties hebben ingevoerd. Die aanvullende vraag is vooralsnog buiten beschouwing gelaten.