Haalbaarheidsonderzoek regionale uitsplitsingen WGE
Over deze publicatie
Het CBS voert twee keer per jaar een enquête onder werkgevers in zorg en welzijn uit. In een haalbaarheidsonderzoek is onderzocht of de informatie op basis van deze enquête ook regionaal uit te splitsen is. Hieruit blijkt dat het weliswaar gezien de massa mogelijk is maar dat het gezien de huidige opzet van de enquête niet aan te raden is. In het onderzoek is specifiek nagegaan of er regionale verschillen zijn als het gaat om de inzet op nieuwe technologieën en innovaties. Verschillen zijn meer te wijten aan verschillen in branche en bedrijfsgrootte dan aan regio.
Het onderzoek is door het CBS uitgevoerd op verzoek van RegioPlus en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voor het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt, Zorg en Welzijn (AZW).
1. Inleiding
2. Data en methode
Voor dit onderzoek is gebruikt gemaakt van twee bronnen, het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) en de Werkgeversenquête (WGE).
Algemeen Bedrijvenregister
Het ABR is een systeem waarin identificerende gegevens en structuurgegevens over alle bedrijven en instellingen (inclusief zelfstandigen) zijn geregistreerd. Hieruit worden de statistische eenheden bedrijfseenheid, ondernemingengroep en lokale bedrijfseenheid afgeleid. Voor de WGE worden de bedrijven op bedrijfseenheid gebruikt.
Het ABR bevat informatie over de economische activiteit en het aantal werkzame personen. Daarnaast bevat het ABR ook informatie over bepaalde ‘events’. Een event geeft een gebeurtenis of wijziging weer binnen het ABR: bijvoorbeeld de oprichting, overname of opheffing van een bedrijf. De dataleveranciers voor het ABR zijn de Kamer van Koophandel (KvK), Belastingdienst, Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), De Nederlandsche Bank (DNB) en het CBS.
Het ABR vormt voor veel bedrijvenonderzoeken het steekproefkader, waaronder dat voor de WGE. Het steekproefkader voor de WGE bevat alle bedrijven in zorg en welzijn met minimaal twee werkzame personen.
Werkgeversenquête
De WGE wordt door het CBS uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voor het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt, Zorg en Welzijn (AZW). Doel van de WGE is het inzicht bieden in de organisatiekenmerken van werkgevers in zorg- en welzijn. Daarnaast biedt de enquête informatie over de arbeidsomstandigheden en over de scholing en vaardigheden van werknemers op basis van rapportage door werkgevers.
Bij de WGE is de steekproef met ongelijke kansen getrokken, dat wil zeggen dat niet elk bedrijf dat tot de doelpopulatie behoort, evenveel kans heeft om in de steekproef te komen. Ook is er sprake van responsverschillen. Hierdoor verschilt de samenstelling van de respons van de samenstelling van de doelpopulatie. De weegtechniek die dit kan verhelpen is poststratificatie. Bij het bepalen van de weegfactoren door middel van poststratificatie wordt rekening gehouden met de ongelijke trekkingskansen die voortkomen uit de gehanteerde steekproeftrekking en wordt de vertekening ten gevolge van non-respons gereduceerd. Bij de weging wordt rekening gehouden met grootteklasse en subbranche. In de huidige opzet van de WGE is zowel bij de steekproef als de weging geen rekening gehouden met de regio van de bedrijven.
Methode
Voor dit onderzoek zijn de beide WGE-metingen van 2023 gebruikt. Voor het steekproefkader ging het voor de meting in mei-juni (2e kwartaal) om de situatie op 1 april 2023. Voor de meting in november-december (4e kwartaal) was de peildatum 1 oktober 2023. Bedrijven met één werkzame persoon vallen buiten de doelpopulatie van de WGE. Op basis van het ABR waren er op beide peilmomenten afgerond 30 duizend bedrijven in zorg en welzijn met minimaal twee werkzame personen, zie ook de StatLine tabel Bedrijven; bedrijfstak.
Naast de afbakening in het steekproefkader op het aantal werkzame personen wordt in de vragenlijst de vraag gesteld hoeveel personen in het bedrijf werkzaam zijn. Volgens het ABR gaat het bij alle bedrijven in het steekproefkader om twee of meer werkzame personen. In de vragenlijst geeft een deel van de bedrijven echter aan dat het gaat om één werkzame persoon. Voor deze bedrijven zijn de meeste onderwerpen in de vragenlijst niet relevant. Zij krijgen alleen de vragen over de organisatie en het personeelsbestand, maar worden vervolgens naar het einde van de vragenlijst geleid. Ze worden daarmee wel meegeteld in de respons en voor dit haalbaarheidsonderzoek ook meegenomen in de vergelijking met het ABR. Omdat ze de vragen over technologieën en innovatie niet hebben gekregen, worden ze niet meegenomen in de analyse naar de verschillen tussen regio’s als het gaat om de inzet van nieuwe technologieën en innovaties.
Voor dit haalbaarheidsonderzoek zijn de WGE en het ABR gekoppeld omdat regio niet als variabele is opgenomen in de WGE. Bedrijven in het steekproefkader van de WGE kunnen meerdere vestigingen hebben. Voor de WGE gaat het om de bedrijfseenheid, en niet de eventuele onderliggende bedrijfsvestigingen. Vandaar dat voor dit haalbaarheidsonderzoek alleen de regio van de hoofdvestiging is meegenomen.
Bij de regionale indeling gaat het om de Regionale Werkgeversorganisaties van RegioPlus (zie bijlage 1). Binnen het AZW-programma is het gebruikelijker om te kiezen voor de RegioPlus-arbeidsmarktregio’s, maar de steekproefmassa van de WGE is niet toereikend om die indeling te gebruiken.
Voor de inzet van nieuwe technologieën en innovaties gaat het om de vraag: Welke vormen van nieuwe technologieën en innovaties heeft uw organisatie in de afgelopen 12 maanden ingevoerd of voorbereid om in de toekomst in te zetten? In 2023 is voor de bedrijven die aangeven geen nieuwe technologieën en innovaties te hebben ingezet een vraag toegevoegd, namelijk of ze dan in de afgelopen drie jaar nieuwe technologieën of innovaties hebben ingevoerd. Die aanvullende vraag is vooralsnog buiten beschouwing gelaten.
3. Resultaten
3.1 Regionale verdeling
Voor het haalbaarheidsonderzoek is gestart met een vergelijking tussen het aantal bedrijven op basis van het ABR naar regio en de gewogen aantallen op basis van de WGE. Doordat in de weging van de WGE regio niet is opgenomen, ontstaan er verschillen wanneer er wordt uitgesplitst naar regio. Dit komt doordat de huidige weging ophoogt naar het totaal aantal bedrijven in Nederland (binnen het steekproefkader), maar niet naar de totalen van de regio.
Het grootste verschil tussen de gewogen WGE en het ABR is in de regio ZWconnect. Volgens het ABR zit 11,4 procent van alle zorg- en welzijnsbedrijven in deze regio, terwijl dit in de WGE 8,4 procent was. In de regio Flever zitten naar verhouding evenveel bedrijven in deze regio in het ABR en de WGE.
Regio | ABR (%) | WGE (%) | %-punt verschil |
---|---|---|---|
ZWconnect | 11,4 | 8,4 | 3,0 |
Utrechtzorg | 9,7 | 7,9 | 1,8 |
deRotterdamseZorg | 6,3 | 4,7 | 1,6 |
WGV Zorg en Welzijn | 11,9 | 11,3 | 0,6 |
Flever | 2,1 | 2,1 | 0,0 |
WGV Zorg en Welzijn Zuid-Holland Zuid | 2,2 | 2,3 | -0,1 |
SiGRA | 14,9 | 15,2 | -0,3 |
WZW | 7,8 | 8,2 | -0,4 |
ViaZorg | 2,1 | 3,1 | -1,0 |
Zorg aan Zet | 6,7 | 8,1 | -1,4 |
ZorgpleinNoord | 10,7 | 12,3 | -1,6 |
Transvorm | 14,3 | 16,5 | -2,2 |
De resultaten op basis van de WGE worden gepubliceerd voor de verschillende branches die binnen de sector zorg en welzijn worden onderscheiden. Zie daarvoor in AZW StatLine bijvoorbeeld Werkgevers; technologie en innovatie. De branches worden meegenomen in de weging van de WGE, zodat gewogen cijfers op nationaal niveau tot dezelfde aantallen bedrijven in de branches leiden als volgens het ABR. Omdat in de huidige weging regio niet is meegenomen, wijkt ook de verdeling van bedrijven naar branche en regio af ten opzichte van het ABR (zie bijlage 2).
3.2 Technologieën en innovaties naar regio
RegioPlus heeft specifiek gevraagd te onderzoeken of er regionale verschillen zijn als het gaat om de inzet van nieuwe technologieën en innovaties door bedrijven in zorg en welzijn. Landelijk gaf bijna 63 procent van de bedrijven in het vierde kwartaal 2023 aan dat ze in het voorgaande jaar nieuwe technologieën of innovaties hadden ingezet of voorbereid voor de toekomst. Een half jaar daarvoor was dit bijna 69 procent. In tabel 3.2.1 zijn de uitkomsten naar regio opgenomen. Drie van de twaalf regio’s hadden in beide peilingen van 2023 een respons van minder dan 100 bedrijven, wat als ondergrens wordt gehanteerd bij de WGE voor publicatie (minimale celvulling). Voor deze regio’s kunnen de percentages niet worden gepubliceerd en worden de percentages vervangen door een punt.
Regio | 2e kwartaal 2023 | 4e kwartaal 2023 |
---|---|---|
Totaal | 68,7 | 62,9 |
Zorg aan Zet | 75,2 | 75,4 |
deRotterdamseZorg | 75,0 | 72,8 |
Utrechtzorg | 66,5 | 67,2 |
ZorgpleinNoord | 68,7 | 64,7 |
WGV Zorg en Welzijn | 66,3 | 63,0 |
SiGRA | 63,6 | 61,9 |
Transvorm | 68,6 | 58,7 |
WZW | 68,4 | 58,6 |
ZWconnect | 69,4 | 55,9 |
Flever | . | . |
WGV Zorg en Welzijn Zuid-Holland Zuid | . | . |
ViaZorg | . | . |
3.3 Logistische regressieanalyses
Tabel 3.2.1 laat zien dat er verschillen zijn tussen de regio’s in de inzet of voorbereiding van nieuwe technologieën en innovaties door bedrijven in zorg en welzijn. Vraag is vervolgens in hoeverre die verschillen samenhangen met kenmerken van de bedrijven in die regio’s. Om dit te onderzoeken is gebruikgemaakt van logistische regressieanalyses. In het eerste model is alleen regio meegenomen als onafhankelijke variabele om na te gaan of regio’s significant afwijken ten opzichte van het landelijke gemiddelde. Daaruit blijkt dat dit alleen geldt voor de regio deRotterdamseZorg, waarbij de odds op nieuwe technologie of innovaties 1,4 keer hoger is dan gemiddeld.
Odds is een term uit de Engelse literatuur waarmee de verhouding van twee percentages (in dit geval van het percentage inzet nieuwe technologieën en innovaties versus het percentage geen inzet) wordt bedoeld, in het Nederlands ook wel kansverhouding genoemd. De verhouding van deze odds is de zogenoemde odds ratio (een relatieve kansverhouding). Deze odds ratio geeft aan hoeveel groter (of kleiner) de odds van een categorie is vergeleken met die van het gemiddelde of de referentiecategorie. Bij verschijnselen die weinig voorkomen wordt de odds ratio ook wel geïnterpreteerd als de mate waarin de kans van een categorie van een kenmerk groter (of kleiner) is dan de kans van het gemiddelde of een referentiecategorie.
Op basis van tabel 3.2.1 zou verwacht worden dat ook Zorg aan Zet zou afwijken van het gemiddelde omdat in deze regio het aandeel bedrijven dat heeft ingezet op nieuwe technologieën en innovaties groter is dan voor de regio deRotterdamseZorg. In die tabel gaat het echter om gewogen cijfers terwijl voor de logistische regressieanalyse ongewogen waarnemingen zijn gebruikt. Het vergt nadere analyse om de verschillen in de gewogen en ongewogen uitkomsten te kunnen verklaren.
In tabel 3.3.1 is de Nagelkerke pseudo R2-waarde opgenomen. Deze waarde geeft een idee van de fit van het model. Hoe dichter deze bij 1 komt, hoe beter de voorspellende waarde van het model. De Nagelkerke pseudo R2-waarde van model 1 is 0,007, wat betekent dat het model met alleen regio dus weinig voorspellende waarde heeft als het gaat het om verschillen tussen de inzet van bedrijven op nieuwe technologieën en innovaties.
Wald | B | Odds ratio | Sign. | ||
---|---|---|---|---|---|
Regio | (ref: gemiddelde) | 16,261 | |||
Regio | Flever | 1,699 | 0,340 | 1,405 | |
Regio | Zorg aan Zet | 1,485 | 0,159 | 1,173 | |
Regio | ZorgpleinNoord | 3,227 | -0,185 | 0,831 | |
Regio | deRotterdamseZorg | 5,294 | 0,367 | 1,443 | * |
Regio | SiGRA | 0,062 | 0,026 | 1,026 | |
Regio | Transvorm | 0,826 | -0,085 | 0,918 | |
Regio | Utrechtzorg | 0,113 | 0,040 | 1,041 | |
Regio | ViaZorg | 0,415 | -0,147 | 0,863 | |
Regio | WGV Zorg en Welzijn | 0,118 | 0,035 | 1,036 | |
Regio | WGV Zorg en Welzijn Zuid-Holland Zuid | 1,242 | -0,259 | 0,772 | |
Regio | WZW | 1,879 | -0,165 | 0,848 | |
Regio | ZWconnect | 1,142 | -0,126 | 0,881 | |
Constante | 239,957 | 0,739 | 2,094 | *** | |
n (ongewogen) | 3512 | ||||
Pseudo R2 (Nagelkerke) | 0,007 | ||||
* = p-waarde < .05, ** = p-waarde < .01, *** = p-waarde <.001 |
Het is bekend dat er verschillen zijn tussen branches en bedrijfsgrootte als het gaat om de inzet van nieuwe technologieën en innovaties. Zo was het aandeel organisaties dat in de afgelopen 12 maanden nieuwe technologieën en innovaties heeft ingezet in de branche huisartsen en gezondheidscentra 84 procent. In de branche Sociaal werk daarentegen ging het om 50 procent. En van de bedrijven met 1000 of meer medewerkers had 95 procent nieuwe technologieën en innovaties ingezet, terwijl dat onder de bedrijven met minder dan 5 werknemers 42 procent was. Omdat er regionale verschillen zijn in de verdeling van bedrijven over branches in zorg en welzijn en in de omvang van die bedrijven, is in het tweede model gecorrigeerd voor die kenmerken.
In dit tweede model verschilt de regio deRotterdamseZorg niet significant van het gemiddelde. Het oorspronkelijke verschil (in het eerste model) houdt dus verband met de samenstelling van de bedrijven in deze regio naar branche en bedrijfsgrootte. Daarentegen verschilt de regio Flever na correctie wel significant van het gemiddelde. Voor Flever zijn de odds in het tweede model 1,8 groter dan gemiddeld.
Uit het tweede model blijkt ook dat meerdere branches significant verschillen ten opzichte van de referentiecategorie, de branche sociaal werk. Daarnaast is de kans op nieuwe technieken en innovaties bij grotere bedrijven hoger. Zo zijn de odds bij bedrijven van 1000 of meer personen 27,7 keer groter dan bij bedrijven met 2 tot 5 personen.
De Nagelkerke pseudo R2-waarde van model 2 is 0,220, wat betekent dat het model met de correctie voor branche en bedrijfsgrootte een duidelijk betere fit heeft dan alleen met regio.
Wald | B | Odds ratio | Sign. | |||
---|---|---|---|---|---|---|
Regio | (ref: gemiddelde) | 16,374 | ||||
Regio | Flever | 4,239 | 0,580 | 1,786 | * | |
Regio | Zorg aan Zet | 0,758 | 0,124 | 1,132 | ||
Regio | ZorgpleinNoord | 2,675 | -0,185 | 0,831 | ||
Regio | deRotterdamseZorg | 2,459 | 0,270 | 1,310 | ||
Regio | SiGRA | 0,193 | 0,050 | 1,051 | ||
Regio | Transvorm | 0,799 | -0,091 | 0,913 | ||
Regio | Utrechtzorg | 0,000 | 0,003 | 1,003 | ||
Regio | ViaZorg | 0,630 | -0,200 | 0,819 | ||
Regio | WGV Zorg en Welzijn | 0,509 | 0,080 | 1,083 | ||
Regio | WGV Zorg en Welzijn Zuid-Holland Zuid | 1,149 | -0,274 | 0,761 | ||
Regio | WZW | 0,611 | -0,104 | 0,902 | ||
Regio | ZWconnect | 3,760 | -0,253 | 0,777 | ||
Branche | (ref: Sociaal werk) | 130,718 | *** | |||
Branche | UMC’s, ziekenhuizen en ov.med.spec.zorg | 10,849 | 0,664 | 1,942 | *** | |
Branche | Geestelijke gezondheidszorg | 14,875 | 0,641 | 1,899 | *** | |
Branche | Huisartsen en gezondheidscentra | 81,148 | 1,523 | 4,586 | *** | |
Branche | Verpleging, verzorging en thuiszorg | 23,360 | 0,721 | 2,057 | *** | |
Branche | Gehandicaptenzorg | 5,959 | 0,385 | 1,470 | ** | |
Branche | Kinderopvang | 2,443 | -0,216 | 0,806 | ||
Branche | Jeugdzorg | 0,807 | 0,141 | 1,151 | ||
Branche | Overige zorg | 11,709 | 0,447 | 1,563 | *** | |
Bedrijfsgrootte | (ref: 2 tot 5 personen) | 291,565 | *** | |||
Bedrijfsgrootte | 5 tot 10 personen | 40,195 | 0,739 | 2,094 | *** | |
Bedrijfsgrootte | 10 tot 20 personen | 69,909 | 1,002 | 2,724 | *** | |
Bedrijfsgrootte | 20 tot 50 personen | 139,293 | 1,511 | 4,533 | *** | |
Bedrijfsgrootte | 50 tot 100 personen | 85,085 | 1,729 | 5,634 | *** | |
Bedrijfsgrootte | 100 tot 200 personen | 65,431 | 2,082 | 8,018 | *** | |
Bedrijfsgrootte | 200 tot 500 personen | 80,590 | 2,241 | 9,400 | *** | |
Bedrijfsgrootte | 500 tot 1000 personen | 41,681 | 2,817 | 16,724 | *** | |
Bedrijfsgrootte | 1000 of meer personen | 78,197 | 3,320 | 27,666 | *** | |
Constante | 37,589 | -0,720 | 0,487 | *** | ||
n (ongewogen) | 3512 | |||||
Pseudo R2 (Nagelkerke) | 0,220 | |||||
* = p-waarde < .05, ** = p-waarde < .01, *** = p-waarde <.001 |
4. Conclusie en aanbeveling
In dit haalbaarheidsonderzoek is nagegaan of het mogelijk is om op basis van de WGE regionale cijfers te publiceren. Voor de uitsplitsing naar regio zijn voor dit onderzoek de Regionale Werkgeversorganisaties aangehouden.
Op basis van de WGE-peilingen van 2023 zou de steekproefmassa voor 9 van de 12 regio’s voldoende zijn om te kunnen publiceren. De andere drie regio’s hadden in beide peilingen minder dan 100 respondenten, wat aangehouden wordt als minimale celvulling voor de WGE. Het zou dus mogelijk zijn om een uitsplitsing naar 9 regio’s te maken. In het huidige steekproefontwerp en de weging van de WGE wordt echter geen rekening gehouden met regio. Hierdoor komen de opgehoogde aantallen werkgevers naar regio (en branche) niet overeen met het aantal bedrijven dat er volgens het ABR naar regio zijn. Dit kan effect hebben op de uitkomsten naar regio. Conclusie op basis van de bevindingen in het onderzoek is dat de WGE weliswaar genoeg massa heeft om naar de meeste Regionale Werkgeversorganisaties uitsplitsingen te kunnen maken, maar dat het gezien het huidige steekproef- en weegmodel niet aan te raden is.
In het onderzoek is specifiek nagegaan of er regionale verschillen zijn tussen bedrijven in zorg en welzijn wat betreft de inzet van nieuwe technologieën en innovaties. Uit een bivariate uitsplitsing naar regio blijkt dat er verschillen zijn naar regio als het gaat om de inzet van nieuwe technologieën en innovaties door bedrijven in zorg en welzijn. Op grond van het logistische regressiemodel waarbij rekening wordt gehouden met branche en bedrijfsgrootte, is de conclusie echter dat de verschillen tussen regio’s te maken hebben met verschillen naar branche en bedrijfsgrootte.
Om met de huidige data van de WGE uitsplitsingen te maken naar regio zal er gecorrigeerd moeten worden voor de selectiviteit van de respons per regio naar branche en bedrijfsgrootte. Concreet zou dit kunnen betekenen dat de uitkomsten per regio ook gekruist moeten worden met branche en regio. Dit heeft dan wel tot gevolg dat vanwege de kruisingen meer uitkomsten onderdrukt moeten worden doordat de celvulling te klein wordt.
Een andere optie zou zijn om regio mee te nemen in de weging, zodat de randtotalen voor regio in de WGE overeenkomen met de randtotalen van het ABR (tabel 3.1.1). De randtotalen zullen dan overeenkomen met het ABR, maar er blijven verschillen ontstaan wanneer er gekruist wordt met de branches. Het is ook mogelijk om de in de weging branche en regio gekruist op te nemen, waardoor de totalen van deze kruising wel overeenkomen met het ABR. Het nadeel van deze aanpak is dat de celvulling voor bepaalde combinaties te klein zullen zijn, waardoor ze in het weegmodel moeten worden samengevoegd.
Wanneer de uitsplitsing naar regio een grote wens blijft, dan zou in de toekomst regio idealiter moeten worden meegenomen bij het steekproefontwerp en in de weging. Hierbij zal dan ook gekeken moeten worden naar de grootte van de steekproef en de minimale celvulling voor de verschillende combinaties.
Een ander aandachtspunt van dit onderzoek is dat de cijfers zijn gebaseerd op de hoofdvestiging van het bedrijf. Bedrijven met meerdere vestigingen zijn alleen meegenomen in de regio van de hoofdvestiging. Daarnaast wordt in de vragenlijst van de WGE geen onderscheid gemaakt voor verschillende vestigingen van een bedrijf.
Bijlagen
Regionale Werkgeversorganisatie | Arbeidsmarktregio |
---|---|
deRotterdamseZorg | Rijnmond |
Flever | Flevoland |
SiGRA | Amsterdam |
SiGRA | Noord-Holland Noord |
SiGRA | Zaanstreek en Waterland |
SiGRA | Amstelland, Kennemerland en Meerlanden |
Transvorm | Midden-Brabant |
Transvorm | Noordoost-Brabant |
Transvorm | West-Brabant |
Transvorm | Zuidoost-Brabant |
Utrechtzorg | Amersfoort en omgeving |
Utrechtzorg | Gooi- en Vechtstreek |
Utrechtzorg | Utrecht |
ViaZorg | Zeeland |
WGV Zorg en Welzijn | Achterhoek |
WGV Zorg en Welzijn | Regio Zwolle |
WGV Zorg en Welzijn | Stedendriehoek & Noord-Veluwe |
WGV Zorg en Welzijn | Twente |
WGV Zorg en Welzijn Zuid-Holland Zuid | Zuid-Holland Zuid |
WZW | Midden-Gelderland |
WZW | Zuid-West Gelderland |
Zorg aan Zet | Noord- en Midden-Limburg |
Zorg aan Zet | Zuid-Limburg |
ZorgpleinNoord | Drenthe |
ZorgpleinNoord | Friesland |
ZorgpleinNoord | Groningen |
ZWconnect | Haaglanden |
ZWconnect | Rijnstreek |
Regio | Bron | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Flever | ABR | . | . | . | . | . | . | . | . | . |
WGE | . | . | . | . | . | . | . | . | . | |
Zorg aan Zet | ABR | 4,1 | 4,8 | 15,8 | 5,8 | 6,3 | 6,7 | 3,1 | 7,6 | 45,6 |
WGE | 4,4 | 4,3 | 20,3 | 7,8 | 3,1 | 4,2 | 2,5 | 6,8 | 46,7 | |
ZorgpleinNoord | ABR | 3,4 | 5,4 | 15,7 | 4,6 | 11,9 | 9,1 | 5,1 | 9,0 | 35,8 |
WGE | 3,5 | 5,3 | 11,0 | 6,2 | 14,5 | 6,6 | 4,9 | 7,6 | 40,3 | |
deRotterdamseZorg | ABR | 5,4 | 3,9 | 17,8 | 10,4 | 3,8 | 6,8 | 1,4 | 8,6 | 41,9 |
WGE | 7,6 | 7,9 | 22,7 | 7,5 | 2,3 | 4,9 | 1,3 | 6,6 | 39,1 | |
SiGRA | ABR | 3,7 | 6,6 | 16,5 | 5,8 | 3,8 | 7,9 | 2,3 | 8,1 | 45,3 |
WGE | 3,3 | 7,2 | 19,5 | 5,9 | 1,5 | 9,6 | 1,3 | 7,7 | 44,1 | |
Transvorm | ABR | 3,4 | 6,6 | 15,4 | 5,4 | 7,4 | 8,1 | 3,2 | 7,6 | 42,9 |
WGE | 2,8 | 6,9 | 13,4 | 6,6 | 8,8 | 8,5 | 3,3 | 7,2 | 42,5 | |
Utrechtzorg | ABR | 4,1 | 6,9 | 15,1 | 6,5 | 4,7 | 6,8 | 2,5 | 9,4 | 44,0 |
WGE | 4,7 | 5,5 | 15,5 | 7,2 | 4,7 | 5,6 | 3,4 | 10,4 | 43,0 | |
ViaZorg | ABR | . | . | . | . | . | . | . | . | . |
WGE | . | . | . | . | . | . | . | . | . | |
WGV Zorg en Welzijn | ABR | 2,5 | 6,3 | 16,4 | 6,0 | 8,5 | 7,4 | 5,4 | 8,8 | 38,7 |
WGE | 1,6 | 7,3 | 14,0 | 7,5 | 6,6 | 10,9 | 4,1 | 11,6 | 36,4 | |
WGV Zorg en Welzijn ZHZ | ABR | . | . | . | . | . | . | . | . | . |
WGE | . | . | . | . | . | . | . | . | . | |
WZW | ABR | 2,7 | 8,6 | 13,9 | 7,3 | 7,8 | 6,0 | 5,3 | 8,4 | 40,1 |
WGE | 2,3 | 7,9 | 14,5 | 4,4 | 10,2 | 1,5 | 5,9 | 7,2 | 46,2 | |
ZWconnect | ABR | 3,0 | 5,3 | 16,4 | 10,5 | 3,3 | 7,6 | 2,7 | 6,6 | 44,8 |
WGE | 5,0 | 3,6 | 13,9 | 11,2 | 1,8 | 11,9 | 3,0 | 10,2 | 39,4 | |
1) UMC’s, Ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg, 2) Geestelijke gezondheidszorg, 3) Huisartsen en gezondheidscentra, 4) Verpleging, verzorging en thuiszorg, 5) Gehandicaptenzorg, 6) Kinderopvang, 7) Jeugdzorg, 8) Sociaal werk, 9) Overige zorg |