Extra uitvraag Bijzondere Bijstand 2023

3. Resultaten extra uitvraag

In paragrafen 3.2 en 3.3 worden de belangrijkste resultaten besproken van de extra uitvraag naar de bedragen aan bijzondere bijstand zoals uitgegeven door gemeenten in 2023. Verder wordt in paragraaf 3.1 kort ingegaan op de responsiviteit van gemeentelijke eenheden. De ramingen van de kosten die gemeenten maken voor beschermingsbewind en woninginrichting worden in paragraaf 3.4 beschreven. In paragraaf 3.5 worden de resultaten van de extra controlevragen over leefgeld Oekraïners en energietoeslag beschreven.

3.1 Respons 

Van de 417 uitgestuurde vragenlijsten aan gemeentelijke eenheden over het verslagjaar 2023 zijn er 317 teruggestuurd. Dit komt overeen met een respons van 76 procent. Op het niveau van gemeenten hebben 278 van de in totaal 342 gemeenten gerespondeerd. Dit komt overeen met een respons van 81 procent. De grootste gemeenten hebben alle vier gerespondeerd, net als voor de verslagjaren 2019 tot en met 2022. De verdeling van de respons naar grootteklasse ziet er vrijwel hetzelfde uit als de werkelijke verdeling van gemeenten naar grootteklasse. Dat houdt in dat de representativiteit naar grootteklasse goed is.

3.2 Betrouwbaarheid van de regressiemodellen 

De kwaliteit van de regressiemodellen is beoordeeld aan de hand van de correlatiecoëfficiënt R². 

In tabel 3.2.1 zijn de uitkomsten opgenomen, waarbij een R² van minimaal 0,50 als eis is gekozen voor het accepteren van een regressiemodel. Indien aan deze eis is voldaan, wordt het model gebruikt om de non-respons te schatten (imputeren). Bij deze methode zijn, vooraf aan het toepassen van de regressie, uitbijters in de respons gecorrigeerd. Zie paragraaf 2.2 voor de wijze waarop de uitbijters zijn geïdentificeerd en gecorrigeerd. Zoals eerder vermeld zijn de regressiemodellen niet toegepast op de vier grote gemeenten. 

Bij twaalf van de in totaal dertien clusters bleek het model voldoende betrouwbaar om ontbrekende gegevens te kunnen imputeren. Bij het samenstellen van de uitkomsten van de afzonderlijke clusterbedragen bleek dat voor één cluster de R² te laag bleef om het bijbehorende regressiemodel te kunnen gebruiken voor het imputeren van het bedrag voor de non-respons. Het ging om het cluster Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (m), waar de R² uitkwam op 0,14. De lage R² van het cluster Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (m) is te verklaren door het feit dat het opgegeven bedrag voor dit cluster in de BUS vaak rond de 0 ligt (weinig variantie). De collectieve aanvullende ziektekostenverzekering wordt door gemeenten vaak projectmatig ingekocht, waardoor het moeilijk is om deze uitgaven te administreren in de BUS. De bedragen volgens de teruggestuurde vragenlijsten zijn aanzienlijk hoger dan bedragen volgens de BUS.

3.2.1 Kwaliteit regressiemodellen en coëfficienten per cluster bijzondere bijstand 2023
R2ab
Totaal0,997610701,01
ClusterDirecte levensbehoeften (a)0,997511290,99
ClusterVoorzieningen voor het huishouden (b)0,999241,01
ClusterVoorzieningen voor wonen (c)1,00010371,00
ClusterVoorzieningen voor opvang (d)0,9868530,98
ClusterKosten uit maatschappelijke zorg (e)0,9996281,00
ClusterFinanciële transacties (f)0,99938271,00
ClusterUitstroombevordering (g)0,82743430,41
ClusterMedische dienstverlening (h)0,999321,00
ClusterOverige kostensoorten (i)1,0004001,00
ClusterKosten wel in statistiek maar geen
bijzondere bijstand (j)
0,95721200,69
ClusterIndividuele inkomenstoeslag (k)0,99935971,00
ClusterIndividuele studietoeslag (l)0,998-91,00
ClusterCollectieve aanvullende
ziektekostenverzekering1) (m)
0,144--
Bron: CBS
1) Het regressiemodel voor dit cluster is van onvoldoende kwaliteit (R² < 0,50).

3.3 Bijzondere bijstand in 2023

Uit het onderzoek blijkt dat de Nederlandse gemeenten in 2023 in totaal bijna 1,7 miljard (ongeveer 1 688 miljoen) euro aan bijzondere bijstand hebben uitgegeven. Dit bedrag is inclusief projectmatige verstrekkingen en betalingen in natura. De uitgaven aan bijzondere bijstand in 2023 waren daarmee ongeveer 14 procent lager dan in 2022, toen het totaalbedrag uitkwam op bijna 2 miljard (ongeveer 1 972 miljoen) euro (zie figuur 3.3.1). Toch is het uitgegeven bedrag in 2023 het op één na hoogst gemeten bedrag sinds de start van dit jaarlijkse onderzoek in 2010. Het grootste deel van de uitgaven is toe te schrijven aan de energietoeslag die voor een groot deel vanuit de bijzondere bijstand is uitgegeven onder cluster Directe levensbehoeften (a) (zie verder paragraaf 3.5). 

Figuur 3.3.1 Totaal uitgekeerd bedrag aan bijzondere bijstand
Categories1,Totaal.uitgekeerd.bedrag 2010,412 2011,375 2012,348 2013,374 2014,442 2015,428 2016,525 2017,558 2018,546 2019,582 2020,564 2021,647 2022,1972 2023,1688 Totaal.uitgekeerd.bedrag (x mln euro)
2010412
2011375
2012348
2013374
2014442
2015428
2016525
2017558
2018546
2019582
2020564
2021647
20221972
20231688

De vier grootste gemeenten van het land hebben in totaal ruim 375 miljoen euro aan bijzondere bijstand uitgegeven. Dat komt overeen met 22 procent van het totale bedrag. 

De verdeling van uitgaven bijzondere bijstand naar cluster is voor zowel 2022 als 2023 weergegeven in figuur 3.3.2. De op basis van de uitvraag voor 2023 geschatte bedragen per cluster zijn opgenomen in tabel 3.3.3. Voor het verkrijgen van volledige consistentie zijn de clusterbedragen van de gemeenten vermenigvuldigd met een correctiefactor. Zodoende is ervoor gezorgd dat de som van de afzonderlijke clusterbedragen overeenkomt met het totaalbedrag bijzondere bijstand. 

In 2023 werd het grootste bedrag uitgegeven aan het cluster Directe levensbehoeften (a); namelijk 68 procent (ruim 1,1 miljard euro) van het totale bedrag dat is uitgegeven aan bijzondere bijstand. Dit komt procentueel overeen met 2022 maar verschilt van de eerdere jaren waarin het grootste bedrag werd uitgegeven aan het cluster Financiële transacties (f). Ondanks dat in 2023 en 2022 het meeste geld is uitgegeven aan cluster Directe levensbehoeften (a), is er in 2023 ongeveer 276 miljoen (ruim 19 procent) minder uitgegeven aan dit cluster dan in 2022. Dit is vermoedelijk voornamelijk toe te schrijven aan lagere uitgaven in het kader van de energietoeslag, al zijn er verschillen tussen gemeenten in de hoogte van de energietoeslag en kan deze in 2023 zowel hoger als lager zijn dan in 20223). Deze variatie tussen gemeenten bleek ook uit de opmerkingen in de enquêtes over de energietoeslag. Van de berichtgevers die hierover iets hebben opgemerkt in de vragenlijst, heeft een deel aangegeven meer uit te hebben gegeven en een ander deel juist minder dan in 2022.

Verder ging in 2023 ook een groot deel van de uitgaven naar het cluster Financiële transacties (f); 11 procent (bijna 191 miljoen euro). Het aandeel van Financiële transacties (f) en het bedrag zijn vergelijkbaar met uitgaven in 2022 (10 procent; ruim 198 miljoen euro. Daarnaast is het bedrag voor het cluster Individuele studietoeslag (l) in 2023 (bijna 1 miljoen euro) een stuk lager dan in 2022 (ongeveer 8 miljoen euro). Dit is te verklaren door de komst van de nieuwe studietoeslag per 1 april 2022, die vanaf dan niet meer onder de bijzondere bijstand valt. De clusters Uitstroombevordering (g) en Voorzieningen voor opvang (d) laten ook een daling zien in het bedrag en aandeel ten opzichte van 2022. 

Figuur 3.3.2 Aandeel uitgaven bijzondere bijstand per cluster
volgnr,2023,2022 Directe levensbehoeften (a),68,72 Financiële transacties (f),11,10 Individuele inkomenstoeslag (k),6,5 Voorzieningen voor wonen (c),5,4 Collectieve aanvullende
ziektekostenverzekering (m),3,3 Overige kostensoorten (i),2,1 Kosten wel in statistiek maar
geen bijzondere bijstand (j),2,2 Kosten uit maatschappelijke zorg (e),2,1 Voorzieningen voor opvang (d),0,1 Medische dienstverlening (h),0,0 Uitstroombevordering (g),0,1 voorzieningen voor het huishouden (b),0,0 Individuele studietoeslag (l),0,0
2023 (%)2022 (%)
Directe levensbehoeften (a)6872
Financiële transacties (f)1110
Individuele inkomenstoeslag (k)65
Voorzieningen voor wonen (c)54
Collectieve aanvullende
ziektekostenverzekering (m)
33
Overige kostensoorten (i)21
Kosten wel in statistiek maar
geen bijzondere bijstand (j)
22
Kosten uit maatschappelijke zorg (e)21
Voorzieningen voor opvang (d)01
Medische dienstverlening (h)00
Uitstroombevordering (g)01
voorzieningen voor het huishouden (b)00
Individuele studietoeslag (l)00

In tabel 3.3.3 worden, naast de geschatte bedragen per cluster op basis van de uitvraag, ook de bedragen vanuit de BUS weergegeven en de verhouding tussen beide bedragen.

Voor het cluster Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (m) kon geen betrouwbare uitkomst worden geschat voor de non-respons. Dit cluster is dus niet geïmputeerd voor de non-respons middels een regressiemodel. In plaats daarvan is bij non-respons het BUS-bedrag overgenomen. Indien er wel respons was, is het bedrag uit de enquête aangehouden. Net als in vorige onderzoeken valt op dat de uitkomsten voor dit cluster relatief hoog zijn in vergelijking met de bedragen volgens de BUS. In tabel 3.3.3 is dit te zien in de kolom ‘Verhouding’. Bij het cluster Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (m) is het bedrag dat in de extra uitvraag is opgegeven 8,3 keer zo hoog als het bedrag opgenomen in de BUS. Waarschijnlijk komt dit doordat de BUS voor dit cluster geen goed beeld geeft van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Het kan namelijk voorkomen dat gemeenten afspraken maken met verzekeraars waarbij de gemeenten, bijvoorbeeld in verband met de aanvullende ziektekostenverzekering, jaarlijks een groot bedrag betalen. Dit bedrag is bestemd voor een aantal bijstandsontvangers in de desbetreffende gemeente, waarbij deze premie niet op persoonsniveau geregistreerd wordt. Dit leidt in de BUS tot een onderschatting van zowel het aantal verstrekkingen bijzondere bijstand als van het daaraan totaal uitgegeven bedrag (het opgegeven bedrag voor dit cluster in de BUS is vaak 0). In dergelijke gevallen kunnen de gemeentelijke eenheden wel het totaal betaalde bedrag voor dit cluster opgeven in de extra uitvraag van dit onderzoek. 

Zoals genoemd in paragraaf 2.2, gaan de regressiemodellen die gebruikt zijn voor het schatten van het totaalbedrag en de clusters bijzondere bijstand van de non-respons, gepaard met een zekere onzekerheidsmarge. Zoals blijkt uit tabel 3.3.3, zijn de betrouwbaarheidsintervallen van de uiteindelijke uitkomsten smal, hetgeen betekent dat de het geschatte bedrag betrouwbaar is. 

3.3.3 Uitgaven bijzondere bijstand naar cluster, 2023
Extra uitvraag (mln euro)BUS (mln euro)VerhoudingOndergrens4)Bovengrens4)
Totaal uitgekeerd bedrag1)1 688,21 563,41,081 686,411 689,9
ClusterDirecte levensbehoeften (a)1 142,31 114,21,031 140,951 143,68
ClusterVoorzieningen voor het huishouden (b)1,41,41,041,411,42
ClusterVoorzieningen voor wonen (c)84,3831,0284,2584,32
ClusterVoorzieningen voor opvang (d)8,37,71,088,198,43
ClusterKosten uit maatschappelijke zorg (e)27,724,51,1327,6627,78
ClusterFinanciële transacties (f)190,6187,81,02190,46190,84
ClusterUitstroombevordering (g)5,86,70,865,675,84
ClusterMedische dienstverlening (h)6,76,61,016,706,72
ClusterOverige kostensoorten (i)33,420,11,6633,3633,41
ClusterKosten wel in statistiek maar geen
bijzondere bijstand (j)
32,715,12,1632,5732,86
ClusterIndividuele inkomenstoeslag (k)95,188,41,0894,9795,30
ClusterIndividuele studietoeslag (l)0,80,81,030,840,84
ClusterCollectieve aanvullende
ziektekostenverzekering2) (m)
58,97,18,26--
KostenBeschermingsbewind3)171,7----
KostenWoninginrichting3)57,4----
Bron: CBS
1) Door afronding kan de optelling van de onderliggende categorieën afwijken van het totaal.
2) Het bedrag is niet geïmputeerd wegens een te grote variantie in het regressiemodel. Het bedrag is dus gebaseerd op de respons, voor zover beschikbaar, en anders op het bedrag vanuit de BUS.
3) Niet geschat door middel van een regressiemodel.
4) Op basis van een 95%-betrouwbaarheidsinterval.

3.4 Kosten beschermingsbewind en woninginrichting

In het huidige onderzoek zijn, net zoals in de onderzoeken over verslagjaar 2017 tot en met 2022 de kosten die gemeenten maken voor het beschermingsbewind en woninginrichting apart in kaart gebracht.

Beschermingsbewind

Na imputatie volgens de in paragraaf 2.3 beschreven methode blijkt dat de Nederlandse gemeenten in 2023 in totaal bijna 172 miljoen euro hebben uitgegeven aan beschermingsbewind (tabel 3.3.3). Dit is bijna 16 miljoen minder dan in 2022, wat neerkomt op een daling van ruim 8 procent ten opzichte van de uitgaven in 2022. Het in 2023 uitgegeven bedrag aan beschermingsbewind is 10 procent ten opzichte van het totaal uitgegeven bedrag aan bijzondere bijstand. In 2022 was dit ook 10 procent.

Van de gemeentelijke eenheden die konden aangeven onder welk cluster de kosten voor beschermingsbewind vielen, gaf ruim 81 procent aan dat ze (onder andere) deel uitmaken van het cluster Financiële transacties (f). Van de gemeentelijke eenheden noemde 11 procent het cluster Kosten uit maatschappelijke zorg (e) en 6 procent schaart kosten voor beschermingsbewind onder het cluster Overige kostensoorten (i). Door bijna 2 procent van de gemeentelijke eenheden werden andere clusters genoemd. Omdat de kosten voor beschermingsbewind niet zijn geschat met het regressiemodel, is hiervoor geen betrouwbaarheidsinterval berekend.

Woninginrichting

Nederlandse gemeenten hebben in 2023 na ophoging in totaal ruim 57 miljoen euro uitgegeven aan woninginrichting. Dit is 3 procent van het totale bedrag dat in 2023 is besteed aan bijzondere bijstand. In 2022 werd bijna 48 miljoen euro uitgegeven aan woninginrichting, waarmee in 2023 ongeveer 10 miljoen euro meer is uitgegeven dan in 2022. Verschillende gemeenten geven in de enquête aan dat de kosten voor woninginrichting in 2023 hoger zijn, maar dat ze niet weten hoe dat komt.  Twee gemeentelijke eenheden gaven in de toelichting bij de enquête aan dat dit verschil voornamelijk verklaard kan worden door de plaatsing van statushouders. Het overgrote deel van de kosten aan woninginrichting blijkt deel uit te maken van het cluster Voorzieningen voor wonen (c): 96 procent van de gemeentelijke eenheden die een cluster noemden waaronder ze woninginrichting geboekt hadden, gaf dit cluster aan (vergelijkbaar met 2021 en 2022). Ook voor de kosten voor woninginrichting is geen marge berekend, omdat deze kosten niet geschat zijn met een regressiemodel.

3.5 Nieuwe regelingen

Leefgeld Oekraïners

In de enquête is net als in het onderzoek over verslagjaar 2022 een controlevraag opgenomen over leefgeld aan vluchtelingen uit Oekraïne. Alle gemeenten die de enquête hebben ingevuld, geven net als in verslagjaar 2022 aan dat leefgeld aan vluchtelingen uit Oekraïne niet aanwezig is in de bedragen. 

Energietoeslag

Ten aanzien van de energietoeslag is aan (berichtgevers van) gemeenten gevraagd om de energietoeslag onder cluster a te registreren. In de enquête is een controlevraag opgenomen waarbij gevraagd werd of alle energietoeslag die geboekt is onder de bijzondere bijstand onder cluster a aanwezig is. In de meeste gevallen is aangegeven dat dit het geval is. Echter lichten verschillende gemeenten toe dat een deel van de energietoeslag niet onder de bijzondere bijstand is geboekt. 

In 35 enquêtes is aangegeven dat de energietoeslag niet in cluster a aanwezig, maar er worden geen andere clusters genoemd waar de energietoeslag onder is geboekt. Deze gemeenten merken wel op dat de energietoeslag geheel of gedeeltelijk niet onder de bijzondere bijstand is geboekt, of dat niet alles via het softwarepakket is aangeleverd. Bij vijf gemeenten zijn in de enquête genoemde energietoeslagbedragen na verdere analyses en navraag alsnog bij de opgegeven bedragen van cluster a opgeteld. 

3) Zie: Gemeente.nl Verschillen in uitbetaling, aanvraag en hoogte energietoeslag 2023.