1. Inleiding
Wat is de daadwerkelijke standplaats van elektrische auto’s in Nederland? Deze vraag is van belang voor de uitvoering van de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL). Op een hoger abstractieniveau zijn er ook raakvlakken met het meten van de energietransitie en (internationale) klimaatakkoorden.
De standplaats van elektrische auto’s is niet direct te achterhalen op basis van het kentekenregister van RDW. In dat register staan elektrische auto’s vaak geregistreerd op de locatie van een (lease)bedrijf. Als gevolg hiervan staan er vaak clusters elektrische auto’s geregistreerd op locaties waar bedrijven gevestigd zijn, terwijl deze voertuigen in de praktijk bij een gebruiker op een andere locatie staan. Elektrische auto’s worden relatief vaak zakelijk aangeschaft en geleased. Specifiek voor deze groep auto’s is het daarom ingewikkeld om een goede inschatting te maken wat de standplaats van deze auto’s is.
Om tot een zo goed mogelijke locatie van de eindgebruiker van voertuigen te komen heeft het CBS in opdracht van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een methode ontwikkeld. Deze methode combineert verschillende bronnen met elkaar, om door middel van koppeling per kenteken de eindgebruiker (en diens locatie) te achterhalen. Voor een deel van de kentekens is het mogelijk om bij de eindgebruiker uit te komen; de resterende kentekens worden modelmatig over de provincies verdeeld. Deze methode is reeds toegepast op de wagenparken van 1 januari 2020, 1 januari 2021 en van 1 januari 2022. Het resultaat is een zo nauwkeurig mogelijke verdeling van het aantal (elektrische) personenauto’s over de provincies.
Omdat niet voor elk kenteken een eindgebruiker kan worden achterhaald, blijft er een restgroep van kentekens over die op basis van verschillende kenmerken en verschillende verdeelsleutels aan een provincie worden toegewezen. Deze verdeelsleutels zijn echter ongeschikt voor lagere regionale niveaus, zoals gemeenten. Op dit moment is daarom alleen voor de groep waarvan de eindgebruiker bekend is ook de gemeente beschikbaar. De regioverdeling van deze groep kan echter niet zomaar worden opgehoogd voor het totale aantal voertuigen, omdat er sprake is van selectiviteit.
Vanwege grote behoefte aan cijfers op laagregionaal niveau, met name over de standplaats van elektrische voertuigen, is er voor gekozen om de verdeling op gemeenteniveau toch beschikbaar te stellen, ook al zijn de cijfers incompleet. Bij gebruik van de cijfers dient men kennis te nemen van dit rapport, dat context geeft bij de cijfers.
Dit rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 worden de populatie, databronnen en onderzoeksmethode toegelicht. Aan de hand van een aantal kenmerken wordt in hoofdstuk 3 onderzocht in welke mate er sprake is van selectiviteit bij de groep auto’s van rechtspersonen waarvoor de gemeente kon worden bepaald, en in hoeverre deze afwijkt van de groep waarvan de gemeente onbekend is. In hoofdstuk 4 worden de resultaten op gemeenteniveau weergegeven, maar alleen van de groep auto’s van natuurlijke personen en van de groep auto’s van rechtspersonen waarvoor de gemeentelocatie bepaald kon worden. Voor de volledigheid wordt ook de verdeling van de auto’s van rechtspersonen, waarvoor de eindgebruiker niet achterhaald kon worden, op provincieniveau weergegeven. Tenslotte sluit het rapport af met een conclusie in hoofdstuk 5.