2. Data en methoden
2.1 Gebruikte databronnen
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van gegevens uit het Stelsel van Sociaal-Statistische Bestanden (SSB) van het CBS. Het SSB is een uitgebreid stelsel van koppelbare registers en enquêtes en bevat gegevens over personen en huishoudens. Het CBS ontvangt deze informatie vanwege zijn wettelijke taak. De data bevat geen namen, geen adressen en geen burgerservicenummers. Om gegevens uit verschillende bronnen aan elkaar te verbinden worden gepseudonimiseerde koppelsleutels gebruikt die buiten het SSB geen betekenis hebben. Individuele personen zijn hierdoor niet te identificeren. Zie bijlage 1 voor meer informatie over de bestanden uit het SSB die zijn gebruikt.
2.2 Populatie
De onderzoekspopulatie bevat alle leerlingen die op 1 oktober 2021 in het sbo, so, vso dan wel het bo staan ingeschreven. Er is gekozen voor dit peilmoment omdat dit het meeste recente peilmoment is waarvoor gegevens beschikbaar zijn.
Het sbo valt net als het bo onder de Wet op het Primair Onderwijs (WPO). Het sbo is voor kinderen die zich in het regulier onderwijs niet optimaal ontwikkelen. Deze onderwijssoort heeft doorgaans kleinere klassen dan het bo en beschikt over meer afzonderlijke deskundigen om leerlingen met leer- en opvoedingsproblemen te begeleiden. Het gaat om leerlingen met lichtere problematiek dan de problematiek waar leerlingen op het so mee te maken hebben.
Het so en vso vallen onder de Wet op de expertisecentra (WEC). Binnen het so en vso worden vier clusters onderscheiden:
- Cluster 1: blinde, slechtziende leerlingen;
- Cluster 2: dove, slechthorende leerlingen of met een taal-spraakontwikkelingsstoornis;
- Cluster 3: lichamelijk gehandicapte en/of verstandelijk gehandicapte en langdurig zieke leerlingen (somatisch);
- Cluster 4: kinderen met psychische stoornissen en gedragsproblemen.
Cluster 1 en 2 zijn landelijk georganiseerd. Cluster 3 en 4 scholen zijn onderdeel van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs.
2.3 Methoden
De populaties bo, sbo, so en vso worden onderscheiden, en voor het so en vso wordt onderscheid gemaakt in cluster 1, cluster 2 en cluster 3+4. Voor de verschillende populaties is de vulling van een aantal kenmerken in kaart gebracht en is de verdeling van de waarden voor deze kenmerken bekeken. Ook is een vergelijking gemaakt met de resultaten voor het bo. Het betreft de volgende variabelen:
- Herkomst van de ouders
- Opleidingsniveau van de ouders
- Schuldsanering ouders
- Verblijfsduur moeder
- Leeftijd
- Geslacht
Als gegevens ontbreken dan zullen deze niet worden geïmputeerd. Imputeren is het opvullen van ontbrekende waarden met behulp van statistische methoden en overige gegevens. Echter is voor de herkomstvariabelen een bronbestand gebruikt waar de herkomst al geïmputeerd is. Hierdoor is voor die variabelen het aantal onbekende waarden kunstmatig laag.
Percentages in figuren worden in principe op hele getallen afgerond en aantallen leerlingen in tabellen worden op tientallen afgerond.