Bijlage 2: Operationalisering van de kenmerken
In deze bijlage wordt de operationalisering beschreven van de kenmerken die gebruikt worden om op individueel niveau de kans op vsv te berekenen (zie hoofdstuk 2).
Voortijdig schoolverlaten
Voortijdig schoolverlaters zijn jongeren tot 27 jaar41) die op 1 oktober van het schooljaar (t0) ingeschreven zijn in het bekostigd vo, mbo of vavo en op dat moment geen startkwalificatie hadden en op 1 oktober één jaar later (t1) niet meer ingeschreven zijn in het bekostigd onderwijs en (nog steeds) geen startkwalificatie hebben.42)
0 – Geen voortijdig schoolverlater op t1
1 – Wel een voortijdig schoolverlater op t1
Sociaal-demografische kenmerken
Leeftijd
De leeftijd van de leerling of student op 30 september in jaar t0 (in jaren) zoals berekend op basis van de geboortedatum in de Basisregistratie Personen (BRP). Voor het vo geldt dat leeftijden tot en met 14 jaar samengevoegd zijn tot één categorie evenals leeftijden vanaf 19 jaar (dit vanwege de beperkte omvang van deze leeftijdsgroepen). De tussenliggende jaren zijn aparte categorieën. Voor het mbo geldt dat de leeftijden tot en met 16 jaar samengevoegd zijn tot één categorie. De andere jaren zijn hier aparte categorieën.
Geslacht
Geslacht van de leerling of student zoals geregistreerd in de BRP op 30 september in jaar t0.
1 - Man
2 - Vrouw
Ouderlijke structuur
Op basis van de BRP is in kaart gebracht of de leerling of student op 30 september in jaar t0 in hetzelfde huishouden woont als de juridische ouders.
1- Woont bij beide juridische ouders
2- Woont bij één van de juridische ouders (eventueel met partner)
3- Woont zonder juridische ouders
Hoogst behaalde opleidingsniveau (moeder)
Afkomstig uit het opleidingsniveaubestand voor iedereen die een geregistreerd (DUO/UWV) diploma heeft behaald of van wie dit bekend is uit de Enquête Beroepsbevolking (EBB). Het opleidingsniveau is niet voor iedereen bekend. Ontbrekende waarden zijn daarom geïmputeerd met behulp van achtergrondkenmerken (zie paragraaf 2.6 van het vorige rapport). Het hoogst behaalde opleidingsniveau van de moeder in jaar t0 is gecategoriseerd in (gebaseerd op de indeling volgens de International Standard Classification of Education):
1. Laag
a. Basisonderwijs
b. Praktijkonderwijs, vmbo-b/k, mbo entreeopleiding
c. Vmbo-g/t, havo-, vwo-onderbouw
2. Midden
a. Mbo niveau 2 en 3
b. Mbo niveau 4
c. Havo-, vwo-bovenbouw
3. Hoog
a. Hbo-, wo-bachelor
b. Hbo-, wo-master, doctor
4. Onbekend. Voor een beperkte groep moeders kon het opleidingsniveau niet geïmputeerd worden door achtergrondkenmerken. Deze moeders hebben opleidingsniveau onbekend gekregen.
Welvaart van het huishouden
De financiële welvaart van een huishouden in jaar t0 is gebaseerd op zowel het gestandaardiseerd inkomen als het vermogen. De inkomens- en vermogensstatistiek zijn afkomstig van onder andere de administraties van de Belastingdienst. Na rangschikking op basis van het inkomen en vermogen is de financiële welvaart van een huishouden bepaald uit de som van het cumulatieve aandeel in het totale inkomen en het cumulatieve aandeel in het totale vermogen. Op grond van de optelling zijn de huishoudens vervolgens gerangschikt van laag naar hoog en in 100 groepen van gelijke omvang verdeeld. De eerste groep bevat dan de 1 procent huishoudens met de laagste financiële welvaart en de honderdste groep bevat de 1 procent huishoudens met de hoogste financiële welvaart. Institutionele huishoudens en particuliere huishoudens waarvan het inkomen/vermogen onbekend is, zijn niet in de percentielverdeling meegenomen. Voor het huidige onderzoek zijn de welvaartspercentielen ingedeeld in zes categorieën:
1 - 1 t/m 20
2 - 21 t/m 40
3 - 41 t/m 60
4 - 61 t/m 80
5 - 81 t/m 100
9 – Onbekend
Aanwezigheid van problemen
Psychosociale problemen
Om psychosociale problemen te meten worden twee verschillende databronnen gebruikt: jeugdhulp en kosten voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ-kosten). Bij jeugdhulp gaat het om hulp aan jongeren en hun ouders bij psychische problemen, een verstandelijke beperking of bij opvoedproblemen. Voor de data met betrekking tot jeugdhulp wordt gebruik gemaakt van de registratie van jeugdhulp in het kader van de Beleidsinformatie Jeugd. Jeugdhulp zonder verblijf uitgevoerd door het wijk- of buurtteam is niet meegenomen in onze definitie. De Jeugdwet is in principe bedoeld voor jongeren tot 18 jaar. In sommige gevallen kan jeugdhulp verlengd worden tot de jongere 23 jaar oud wordt. Voor leerlingen of studenten vanaf 18 jaar wordt ook gekeken naar kosten voor basis GGZ-zorg of kosten voor specialistische GGZ-zorg als indicator voor psychosociale problemen. Hiervoor is gebruik gemaakt van het bestand met de zorgverzekeringswet-kosten afkomstig van Vektis. Omdat deze data op t0 niet op tijd beschikbaar zijn, wordt de data van een peilmoment eerder gebruikt.
0 – Persoon heeft geen jeugdhulp (in jaar t0) en/of GGZ-kosten (in jaar t-1) gehad
1 – Persoon heeft wel jeugdhulp (in jaar t0) en/of GGZ-kosten (in jaar t-1) gehad
Verdachte van een misdrijf
Verdachten van geregistreerde misdrijven die voorkomen in het registratiesysteem van de Nationale Politie. Er is sprake van verdachten indien er een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf bestaat. Er wordt in dit onderzoek geen onderscheid gemaakt naar type misdrijf.
0 – Niet verdacht geweest van een misdrijf in jaar t0
1 – Wel verdacht geweest van een misdrijf in jaar t0
Problematische schulden
Er is sprake van problematische schulden als een persoon voldoet aan ten minste één van de volgende criteria op het peilmoment43):
- Volgt een Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP)-traject;
- Heeft ten minste zes maanden de zorgpremie niet betaald;
- Heeft een betalingsachterstand van een Wet Mulder-boete bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) waarvan de tweede aanmaning ten minste twee maanden openstaat, of zich al in een ernstigere wanbetalersfase bevindt. Daarnaast moet het openstaande bedrag in totaal minimaal 50 euro zijn;
- Heeft langer dan 27 maanden een toeslagschuld van totaal minimaal 50 euro openstaan bij de Belastingdienst;
- Heeft langer dan 15 maanden een schuld van totaal minimaal 50 euro voor overige belastingaanslagen openstaan bij de Belastingdienst;
- Heeft een belastingschuld die in de 12 maanden voor het peilmoment oninbaar is gebleken;
- Heeft een betalingsachterstand bij de DUO van 3 maanden of langer en van minimaal 270 euro.
In het huidige onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen schulden op persoons- en huishoudensniveau. Voor leerlingen op het voortgezet onderwijs wordt alleen gekeken naar schulden op huishoudensniveau, omdat geregistreerde problematische schulden op persoonsniveau bij deze groep relatief beperkt zijn. Op het mbo wordt er eerst gekeken of er persoonlijke schulden zijn. Is dat niet het geval, dan wordt gekeken of iemand in het huishouden schulden heeft. Er wordt gekeken naar de schulden in jaar t0. Omdat voor 2016 het schuldenbestand intern niet beschikbaar was, wordt in dit onderzoek voor cohort 2016/’17 naar jaar t+1 gekeken.
Categorieën voor het vo:
0 - Geen problematische schulden in jaar t0 (t+1 voor cohort 2016/’17)
1 - Problematische schulden in het huishouden in jaar t0 (t+1 voor cohort 2016/’17)
Categorieën voor het mbo:
0 - Geen problematische schulden in jaar t0 (t+1 voor cohort 2016/’17)
1 - Problematische schulden op persoonsniveau in jaar t0 (t+1 voor cohort 2016/’17)
2 - Problematische schulden in het huishouden in jaar t0 (t+1 voor cohort 2016/’17)
Omgevingskenmerken
Stedelijkheid van de buurt
Op basis van de BRP is bekend in welke gemeente en buurt een leerling of student woont. De indeling van gemeenten naar stedelijkheid is gebaseerd op de omgevingsadressendichtheid van de gemeente. Allereerst is voor ieder adres binnen een gemeente de adressendichtheid vastgesteld van een gebied met een straal van één kilometer rondom dat adres. De omgevingsadressendichtheid van een gemeente is de gemiddelde waarde hiervan voor alle adressen binnen die gemeente. De volgende klassen van stedelijkheid worden onderscheiden:
1 - Zeer sterk (meer dan 2500 omgevingsadressen/km2)
2 - Sterk (1500 tot 2500 omgevingsadressen/km2)
3 - Matig (1000 tot 1500 omgevingsadressen/km2)
4 - Weinig (500 tot 1000 omgevingsadressen/km2)
5 - Niet (minder 500 omgevingsadressen/km2)
Onderwijsgerelateerde kenmerken voor het vo:
Onderwijssoort
Dit is een samengesteld kenmerk op basis van het onderwijssoort en het leerjaar van de leerling. Voor het vmbo is ook onderscheid gemaakt tussen de verschillende leerwegen.
00 - Leerjaar 1 en 2
05 - Vmbo-basisberoeps leerjaar 3 + 4
06 - Vmbo-kaderberoeps leerjaar 3 + 4
07 - Vmbo-gemengd leerjaar 3 + 4
08 - Vmbo-theoretisch leerjaar 3 + 4
09 - Havo leerjaar 3 – 5 en algemeen leerjaar 344)
10 - Vwo leerjaar 3 – 6
11 – Vavo
Vertraging
Om vast te stellen of er vertraging is in de schoolcarrière, is gekeken of de leeftijd van de leerling gelijk is aan de gemiddelde leeftijd in het betreffende leerjaar (= leerjaar + 11 jaar). Het aantal jaar dat de leerling ouder is dan deze gemiddelde leeftijd, wordt gezien als het aantal jaar opgelopen vertraging. Voor vavo-leerlingen kan vertraging niet berekend worden. Deze leerlingen worden daarom ingedeeld in de categorie 0 - Geen vertraging.
0 - Geen vertraging
1 - 1 jaar vertraging
2 - Tenminste 2 jaar vertraging
Onderwijsgerelateerde kenmerken voor het mbo:
Niveau
Niveau van de mbo-opleiding:
1 - Entreeopleiding
2 - Niveau 2 (Basisberoepsopleiding)
3 - Niveau 3 (Vakopleiding)
4 - Niveau 4 (Middenkader-/specialistenopleiding)
Leerweg
In het mbo kunnen twee leerwegen onderscheiden worden: de Beroepsopleidende leerweg (BOL) en de Beroepsbegeleidende leerweg (BBL). Bij de BOL is er meer school dan praktijk, terwijl BBL-studenten grotendeels aan het werk zijn. Daarnaast is er een groep die uitsluitend examen doet, maar van wie de leerweg onbekend is omdat zij in het examenjaar niet als deelnemers staan ingeschreven. Zij worden extranei genoemd. De volgende operationalisering wordt gebruikt in dit onderzoek voor leerweg op het mbo:
20 - BOL
22 - BBL
23 - Extranei
Studierichting (ISCED indeling)
Op basis van de ISCED (International Standard Classification of Education), is de volgende indeling in studierichtingen gemaakt:
01 - Overige richtingen
03 - Zorg en maatschappij
04 - Economisch en juridisch
05 - Technisch
08 - Landbouw, diergeneeskunde en -verzorging
99 - Onbekend
42) Jongeren die onderwijs volgen dat niet direct opleidt tot een diploma/startkwalificatie (bijvoorbeeld praktijkonderwijs) of jongeren voor wie het met de beschikbare data niet mogelijk is om in kaart te brengen of zij een diploma/startkwalificatie halen (bijvoorbeeld Internationaal Baccalaureaat) zitten niet in de doelpopulatie.
43) Sommige bronnen van geregistreerde problematische schulden konden helaas niet meegenomen worden in dit onderzoek (zo is er bijvoorbeeld geen toestemming om BKR-data te gebruiken). Ook zijn sommige bronnen niet voor alle cohorten/schooljaren beschikbaar. Voor meer informatie over geregistreerde problematische schulden zie het dashboard dat het CBS periodiek publiceert.
44) Leerlingen met onderwijssoort vmbo-gt/havo/vwo (met uitzondering van leerlingen in leerjaar 1 of 2) zijn toegevoegd in deze categorie.