Monitor Energiearmoede in Nederland, 2019 en 2020

4. Achtergrondkenmerken

In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe de energetische kwaliteit van een woning zich verhoudt tot het inkomen van een huishouden. Daarvoor zijn het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen en de energiekwaliteit elk verdeeld in tien groepen van een gelijk aantal huishoudens. Daarna wordt de verhouding kwaliteit van een woning versus het inkomen bekeken per vorm van energiearmoede. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de volledige groep energiearme huishoudens en de bijbehorende achtergrondkenmerken van de woning en het huishouden.

4.1 Energiekwaliteit versus inkomen

Vooral huishoudens met een hoog inkomen (hoogste 10 procent) wonen in een huis met de laagste energiekwaliteit. Dat zijn waarschijnlijk oudere, meestal vrijstaande huizen met hoge energiekosten. Echter komen in de hoogste twee inkomensgroepen ook relatief veel huishoudens voor met juist de hoogste energiekwaliteit woningen. Dit zullen vooral nieuwbouwwoningen zijn met een goed energielabel. Dat een relatief groot deel van de huishoudens met het hoogste inkomen een hoge energierekening heeft wil niet zeggen dat deze huishoudens energiearm zijn. Het gaat erom of de energiekosten betaalbaar zijn. Huishoudens met een laag inkomen (laagste 20 procent) wonen relatief vaak in een woning met een iets hogere of gemiddelde energiekwaliteit.

4.1.1 Energiearmoedepopulatie: huishoudens naar inkomen en energiekwaliteit van de woning (x 1000)
Inkomenspercentiel10: Hoogste energiekwaliteit (Energiekwaliteit)9 (Energiekwaliteit)8 (Energiekwaliteit)7 (Energiekwaliteit)6 (Energiekwaliteit)5 (Energiekwaliteit)4 (Energiekwaliteit)3 (Energiekwaliteit)2 (Energiekwaliteit)1: Laagste energiekwaliteit (Energiekwaliteit)
1e 10% groep576098911118180504531
2e 10% groep62769382937579555534
3e 10% groep63808475807074666151
4e 10% groep59686667697071827776
5e 10% groep62676265657271858076
6e 10% groep67686065627369838077
7e 10% groep73695965597165798081
8e 10% groep81706066576962747985
9e 10% groep90736165566559667792
10e 10% groep887357595159575483122

4.2 Energiearmoede naar energiekwaliteit en inkomen

In deze paragraaf wordt steeds voor elke indicator van energiearmoede de relatie tussen inkomen en de energetische kwaliteit van de woning beschreven.

Hoge energiequote
Huishoudens waarvoor geldt dat meer dan 10 procent van het inkomen bestaat uit energiekosten worden volgens de HEQ bestempeld als energiearm. Dit komt vooral voor bij huishoudens met de laagste inkomens en de twee laagste klassen energiekwaliteit van woningen. Zo is bijna drie kwart van de huishoudens in de laagste inkomensklasse, die in een woning woont met de laagste energiekwaliteit, energiearm. Zij hebben in verhouding hoge energiekosten. Hoe hoger de energiekwaliteit van een woning, hoe lager het percentage huishoudens dat energiearm is. Bij de huishoudens in de allerhoogste inkomensklasse en de minste kwaliteit woning is niemand energiearm. Voor deze huishoudens compenseert het hoge inkomen de hoge energierekening.

4.2.1 Percentage huishoudens met HEQ (hoge energiequote)
Inkomenspercentiel10: Hoogste energiekwaliteit (Energiekwaliteit)9 (Energiekwaliteit)8 (Energiekwaliteit)7 (Energiekwaliteit)6 (Energiekwaliteit)5 (Energiekwaliteit)4 (Energiekwaliteit)3 (Energiekwaliteit)2 (Energiekwaliteit)1: Laagste energiekwaliteit (Energiekwaliteit)
1e 10% groep591115182225304373
2e 10% groep1235688111744
3e 10% groep011123351030
4e 10% groep00011123619
5e 10% groep00000111210
6e 10% groep0000000015
7e 10% groep0000000013
8e 10% groep0000000002
9e 10% groep0000000001
10e 10% groep0000000000

Lage inkomens en hoge energierekening
Energiearme huishoudens met een laag inkomen en hoge energierekening (LIHE) komen alleen voor onder de drie laagste inkomensklassen, deze worden gezien als de huishoudens met een laag inkomen. Daarbij is hetzelfde patroon te zien als bij de hoge energiequote. Hoe lager het inkomen en slechter de kwaliteit van de woning, hoe groter het aandeel huishoudens dat energiearm is. Het hoogst is het aandeel energiearme huishoudens in de groep huishoudens met de laagste 10 procent inkomens en een woning met de allerlaagste energiekwaliteit. In deze groep was 54 procent energiearm. Om de indicatoren LIHE en LILEK te bepalen wordt een iets ander inkomensbegrip gehanteerd dan voor de decielgroepen die in dit hoofdstuk te zien zijn, en wordt ook naar het vermogen gekeken.

4.2.2 Percentage huishoudens met LIHE (laag inkomen, hoge energierekening)
Inkomenspercentiel10: Hoogste energiekwaliteit (Energiekwaliteit)9 (Energiekwaliteit)8 (Energiekwaliteit)7 (Energiekwaliteit)6 (Energiekwaliteit)5 (Energiekwaliteit)4 (Energiekwaliteit)3 (Energiekwaliteit)2 (Energiekwaliteit)1: Laagste energiekwaliteit (Energiekwaliteit)
1e 10% groep591216192327314454
2e 10% groep3589121314141811
3e 10% groep0001111110
4e 10% groep0000000000
5e 10% groep0000000000
6e 10% groep0000000000
7e 10% groep0000000000
8e 10% groep0000000000
9e 10% groep0000000000
10e 10% groep0000000000

Lage inkomens en lage energiekwaliteit woning
Huishoudens met energiearmoede volgens de LILEK komen per definitie enkel voor in de groep met een laag inkomen en een woning met een lage energiekwaliteit. Net als bij HEQ en LIHE zijn bij de LILEK vooral huishoudens in de laagste inkomensklassen energiearm. Echter, bij deze indicator loopt dit niet op naarmate de energiekwaliteit van de woning afneemt. Hier komt energiearmoede vooral voor bij huishoudens in woningen met een energiekwaliteit net iets onder gemiddeld tot net iets boven de allerlaagste kwaliteit. Daar was 91 tot 95 procent van de huishoudens energiearm volgens de LILEK. 

4.2.3 Percentage huishoudens met LILEK (laag inkomen, lage energiekwaliteit)
Inkomenspercentiel10: Hoogste energiekwaliteit (Energiekwaliteit)9 (Energiekwaliteit)8 (Energiekwaliteit)7 (Energiekwaliteit)6 (Energiekwaliteit)5 (Energiekwaliteit)4 (Energiekwaliteit)3 (Energiekwaliteit)2 (Energiekwaliteit)1: Laagste energiekwaliteit (Energiekwaliteit)
1e 10% groep000006995949170
2e 10% groep000003247393615
3e 10% groep0000012210
4e 10% groep0000000000
5e 10% groep0000000000
6e 10% groep0000000000
7e 10% groep0000000000
8e 10% groep0000000000
9e 10% groep0000000000
10e 10% groep0000000000

Lage energiekwaliteit woning en weinig investeringsmogelijkheden
Energiearme huishoudens die volgens de indicator lage energiekwaliteit woning en weinig investeringsmogelijkheden (LEKWI) zijn vastgesteld komen ook per definitie enkel voor bij woningen met een energiekwaliteit die onder het gemiddelde ligt. LEKWI brengt de huishoudens in beeld die mogelijk moeite hebben met het meekomen in de energietransitie, dit kunnen ook huishoudens met een midden- of hoog inkomen zijn. Het percentage huishoudens met LEKWI is het hoogst bij huishoudens met een laag- en middeninkomen, maar ook voor bijna een op de tien huishoudens met de allerhoogste inkomens en een woning met de laagste energiekwaliteit. Dit zijn huishoudens met een hoog inkomen, maar te weinig financiële capaciteit om hun huis te verduurzamen. Hierbij valt te denken aan huurders die niet zelfstandig kunnen verduurzamen of aan mensen met een koopwoning met (bijna) geen overwaarde en onvoldoende vermogen. Wellicht voelen mensen in deze hoogste inkomensklasse ook niet de noodzaak om te verduurzamen, als ze hun energierekening met hun hoge inkomen makkelijk kunnen (blijven) betalen.

4.2.4 Percentage huishoudens met LEKWI (lage energiekwaliteit, weinig investeringsmogelijkheden)
Inkomenspercentiel10: Hoogste energiekwaliteit (Energiekwaliteit)9 (Energiekwaliteit)8 (Energiekwaliteit)7 (Energiekwaliteit)6 (Energiekwaliteit)5 (Energiekwaliteit)4 (Energiekwaliteit)3 (Energiekwaliteit)2 (Energiekwaliteit)1: Laagste energiekwaliteit (Energiekwaliteit)
1e 10% groep000006996938972
2e 10% groep000005987767339
3e 10% groep000004976565021
4e 10% groep000003658393215
5e 10% groep000002949352816
6e 10% groep000002441312516
7e 10% groep000002035272114
8e 10% groep000001730241813
9e 10% groep000001425211412
10e 10% groep000009171799

4.3 Achtergrondkenmerken energiearmoede

Bij het afbakenen van energiearmoede onder particuliere huishoudens zijn vier verschillende indicatoren gebruikt. Uit de vorige paragraaf kwam naar voren dat inkomen en energiekwaliteit van de woning kenmerken zijn die een belangrijke rol spelen bij energiearmoede. Voor elke indicator verschilt de groep energiearme huishoudens naar kenmerken van de woning en kenmerken van het huishouden.

4.3.1 Woningtype

Van alle indicatoren om energiearmoede af te bakenen zijn verreweg de meeste huishoudens energiearm doordat de woning een lage energiekwaliteit heeft en het huishouden weinig investeringsmogelijkheden heeft (LEKWI). Ruim een kwart van de mensen die in een hoekwoning woont is op basis van deze indicator energiearm. Voor bijna alle woningtypes geldt dat er in verhouding drie keer zo veel energiearme huishoudens zijn volgens LEKWI dan volgens een van de andere indicatoren. Een uitzondering hierop zijn de huishoudens in een vrijstaande woning. Daar had ruim 11 procent van de huishoudens energiearmoede volgens de indicator LEKWI en 8 procent volgens de hoge energiequote (HEQ).

Energiearmoede volgens de indicator laag inkomen en lage energetische kwaliteit van de woning (LILEK) komt het vaakst voor bij hoekwoningen en het minst bij vrijstaande woningen. Hieruit valt te concluderen dat huishoudens die in een hoekwoning wonen relatief vaker huis met lage energiekwaliteit hebben. Energiearmoede op basis van een laag inkomen en een hoge energierekening (LIHE) komt in verhouding het meest voor bij meergezinswoningen (flats) en hoekwoningen.

4.3.1 Energiearmoede naar woningtype, 2020
 LEKWI (% particuliere huishoudens)LILEK (% particuliere huishoudens)LIHE (% particuliere huishoudens)HEQ (% particuliere huishoudens)
Hoekwoning26,98,13,84
Meergezinswoning20,46,54,23,5
Twee-onder-een-kapwoning17,74,52,64,6
Tussenwoning13,43,62,72,7
Vrijstaande woning11,12,21,98,3

4.3.2 Type eigenaar

Bij alle vormen van energiearmoede blijkt dat energiearme huishoudens vooral onder huurders voorkomen. Uitgangspunt van de LEKWI (laag inkomen, weinig investeringsmogelijkheden) is dat huurders weinig investeringsmogelijkheden hebben en afhankelijk zijn van de verhuurder bij verduurzaming van de woning. Hierdoor worden huurders in een woning met een slechte energiekwaliteit ongeacht hun inkomen bestempeld als energiearm. Bij woningeigenaren wordt naast de kwaliteit van de woning ook gekeken naar het vermogen. Verreweg de meeste particuliere huurders hebben een laag inkomen en weinig investeringsmogelijkheden om te verduurzamen (LEKWI). Dit geldt voor ruim de helft van alle huishoudens met een particuliere huurwoning. Ook bij huurwoningen van woningcorporaties en koopwoningen is dit de meeste voorkomende vorm van energiearmoede. Echter, het verschil ten opzichte van de andere vormen van energiearmoede zijn aanzienlijk minder groot dan bij particuliere huurders. Er zijn nauwelijks huishoudens met een koopwoning die een laag inkomen hebben in combinatie met een lage energetische kwaliteit woning of een hoge energierekening (LEKWI/LIHE).

4.3.2 Energiearmoede naar type woningeigenaar, 2020
 LEKWI (% particuliere huishoudens)LILEK (% particuliere huishoudens)LIHE (% particuliere huishoudens)HEQ (% particuliere huishoudens)
Particuliere huurwoning53,112,35,96,4
Huurwoning van woningcorporatie26,110,67,45,2
Koopwoning7,41,10,73,1

4.3.3 Type huishouden

Net als bij de andere achtergrondkenmerken komt energiearmoede bij elk type huishouden vooral voor in de vorm van LEKWI. Wat verder opvalt is dat vooral eenouderhuishoudens en eenpersoonshuishoudens relatief vaker te maken hebben met energiearmoede. Onder paren met of zonder kinderen is het percentage huishoudens dat energiearm is voor elke indicator lager. Bij de indicatoren LILEK, LIHE en HEQ wordt rekening gehouden met de huishoudenssamenstelling. Paren hebben dus niet per definitie minder kans op energiearmoede vanwege het feit dat ze een gezamenlijk inkomen hebben.

4.3.3 Energiearmoede naar type huishouden, 2020
 LEKWI (% particuliere huishoudens)LILEK (% particuliere huishoudens)LIHE (% particuliere huishoudens)HEQ (% particuliere huishoudens)
Eenouderhuishouden24,29,65,26,9
Eenpersoonshuishouden22,48,26,67,9
Paar zonder kinderen14,22,91,42,1
Paar met kinderen13,62,40,60,8
Overig huishouden33,86,22,22,9