4. Achtergrondkenmerken
In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe de energetische kwaliteit van een woning zich verhoudt tot het inkomen van een huishouden. Daarvoor zijn het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen en de energiekwaliteit elk verdeeld in tien groepen van een gelijk aantal huishoudens. Daarna wordt de verhouding kwaliteit van een woning versus het inkomen bekeken per vorm van energiearmoede. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de volledige groep energiearme huishoudens en de bijbehorende achtergrondkenmerken van de woning en het huishouden.
4.1 Energiekwaliteit versus inkomen
Vooral huishoudens met een hoog inkomen (hoogste 10 procent) wonen in een huis met de laagste energiekwaliteit. Dat zijn waarschijnlijk oudere, meestal vrijstaande huizen met hoge energiekosten. Echter komen in de hoogste twee inkomensgroepen ook relatief veel huishoudens voor met juist de hoogste energiekwaliteit woningen. Dit zullen vooral nieuwbouwwoningen zijn met een goed energielabel. Dat een relatief groot deel van de huishoudens met het hoogste inkomen een hoge energierekening heeft wil niet zeggen dat deze huishoudens energiearm zijn. Het gaat erom of de energiekosten betaalbaar zijn. Huishoudens met een laag inkomen (laagste 20 procent) wonen relatief vaak in een woning met een iets hogere of gemiddelde energiekwaliteit.
Inkomenspercentiel | 10: Hoogste energiekwaliteit (Energiekwaliteit) | 9 (Energiekwaliteit) | 8 (Energiekwaliteit) | 7 (Energiekwaliteit) | 6 (Energiekwaliteit) | 5 (Energiekwaliteit) | 4 (Energiekwaliteit) | 3 (Energiekwaliteit) | 2 (Energiekwaliteit) | 1: Laagste energiekwaliteit (Energiekwaliteit) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1e 10% groep | 57 | 60 | 98 | 91 | 111 | 81 | 80 | 50 | 45 | 31 |
2e 10% groep | 62 | 76 | 93 | 82 | 93 | 75 | 79 | 55 | 55 | 34 |
3e 10% groep | 63 | 80 | 84 | 75 | 80 | 70 | 74 | 66 | 61 | 51 |
4e 10% groep | 59 | 68 | 66 | 67 | 69 | 70 | 71 | 82 | 77 | 76 |
5e 10% groep | 62 | 67 | 62 | 65 | 65 | 72 | 71 | 85 | 80 | 76 |
6e 10% groep | 67 | 68 | 60 | 65 | 62 | 73 | 69 | 83 | 80 | 77 |
7e 10% groep | 73 | 69 | 59 | 65 | 59 | 71 | 65 | 79 | 80 | 81 |
8e 10% groep | 81 | 70 | 60 | 66 | 57 | 69 | 62 | 74 | 79 | 85 |
9e 10% groep | 90 | 73 | 61 | 65 | 56 | 65 | 59 | 66 | 77 | 92 |
10e 10% groep | 88 | 73 | 57 | 59 | 51 | 59 | 57 | 54 | 83 | 122 |
4.2 Energiearmoede naar energiekwaliteit en inkomen
In deze paragraaf wordt steeds voor elke indicator van energiearmoede de relatie tussen inkomen en de energetische kwaliteit van de woning beschreven.
Hoge energiequote
Huishoudens waarvoor geldt dat meer dan 10 procent van het inkomen bestaat uit energiekosten worden volgens de HEQ bestempeld als energiearm. Dit komt vooral voor bij huishoudens met de laagste inkomens en de twee laagste klassen energiekwaliteit van woningen. Zo is bijna drie kwart van de huishoudens in de laagste inkomensklasse, die in een woning woont met de laagste energiekwaliteit, energiearm. Zij hebben in verhouding hoge energiekosten. Hoe hoger de energiekwaliteit van een woning, hoe lager het percentage huishoudens dat energiearm is. Bij de huishoudens in de allerhoogste inkomensklasse en de minste kwaliteit woning is niemand energiearm. Voor deze huishoudens compenseert het hoge inkomen de hoge energierekening.
Inkomenspercentiel | 10: Hoogste energiekwaliteit (Energiekwaliteit) | 9 (Energiekwaliteit) | 8 (Energiekwaliteit) | 7 (Energiekwaliteit) | 6 (Energiekwaliteit) | 5 (Energiekwaliteit) | 4 (Energiekwaliteit) | 3 (Energiekwaliteit) | 2 (Energiekwaliteit) | 1: Laagste energiekwaliteit (Energiekwaliteit) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1e 10% groep | 5 | 9 | 11 | 15 | 18 | 22 | 25 | 30 | 43 | 73 |
2e 10% groep | 1 | 2 | 3 | 5 | 6 | 8 | 8 | 11 | 17 | 44 |
3e 10% groep | 0 | 1 | 1 | 1 | 2 | 3 | 3 | 5 | 10 | 30 |
4e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 1 | 1 | 1 | 2 | 3 | 6 | 19 |
5e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 1 | 1 | 2 | 10 |
6e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 5 |
7e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 3 |
8e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 |
9e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 |
10e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Lage inkomens en hoge energierekening
Energiearme huishoudens met een laag inkomen en hoge energierekening (LIHE) komen alleen voor onder de drie laagste inkomensklassen, deze worden gezien als de huishoudens met een laag inkomen. Daarbij is hetzelfde patroon te zien als bij de hoge energiequote. Hoe lager het inkomen en slechter de kwaliteit van de woning, hoe groter het aandeel huishoudens dat energiearm is. Het hoogst is het aandeel energiearme huishoudens in de groep huishoudens met de laagste 10 procent inkomens en een woning met de allerlaagste energiekwaliteit. In deze groep was 54 procent energiearm. Om de indicatoren LIHE en LILEK te bepalen wordt een iets ander inkomensbegrip gehanteerd dan voor de decielgroepen die in dit hoofdstuk te zien zijn, en wordt ook naar het vermogen gekeken.
Inkomenspercentiel | 10: Hoogste energiekwaliteit (Energiekwaliteit) | 9 (Energiekwaliteit) | 8 (Energiekwaliteit) | 7 (Energiekwaliteit) | 6 (Energiekwaliteit) | 5 (Energiekwaliteit) | 4 (Energiekwaliteit) | 3 (Energiekwaliteit) | 2 (Energiekwaliteit) | 1: Laagste energiekwaliteit (Energiekwaliteit) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1e 10% groep | 5 | 9 | 12 | 16 | 19 | 23 | 27 | 31 | 44 | 54 |
2e 10% groep | 3 | 5 | 8 | 9 | 12 | 13 | 14 | 14 | 18 | 11 |
3e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 0 |
4e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
5e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
6e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
7e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
8e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
9e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
10e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Lage inkomens en lage energiekwaliteit woning
Huishoudens met energiearmoede volgens de LILEK komen per definitie enkel voor in de groep met een laag inkomen en een woning met een lage energiekwaliteit. Net als bij HEQ en LIHE zijn bij de LILEK vooral huishoudens in de laagste inkomensklassen energiearm. Echter, bij deze indicator loopt dit niet op naarmate de energiekwaliteit van de woning afneemt. Hier komt energiearmoede vooral voor bij huishoudens in woningen met een energiekwaliteit net iets onder gemiddeld tot net iets boven de allerlaagste kwaliteit. Daar was 91 tot 95 procent van de huishoudens energiearm volgens de LILEK.
Inkomenspercentiel | 10: Hoogste energiekwaliteit (Energiekwaliteit) | 9 (Energiekwaliteit) | 8 (Energiekwaliteit) | 7 (Energiekwaliteit) | 6 (Energiekwaliteit) | 5 (Energiekwaliteit) | 4 (Energiekwaliteit) | 3 (Energiekwaliteit) | 2 (Energiekwaliteit) | 1: Laagste energiekwaliteit (Energiekwaliteit) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 69 | 95 | 94 | 91 | 70 |
2e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 32 | 47 | 39 | 36 | 15 |
3e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 2 | 2 | 1 | 0 |
4e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
5e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
6e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
7e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
8e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
9e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
10e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Lage energiekwaliteit woning en weinig investeringsmogelijkheden
Energiearme huishoudens die volgens de indicator lage energiekwaliteit woning en weinig investeringsmogelijkheden (LEKWI) zijn vastgesteld komen ook per definitie enkel voor bij woningen met een energiekwaliteit die onder het gemiddelde ligt. LEKWI brengt de huishoudens in beeld die mogelijk moeite hebben met het meekomen in de energietransitie, dit kunnen ook huishoudens met een midden- of hoog inkomen zijn. Het percentage huishoudens met LEKWI is het hoogst bij huishoudens met een laag- en middeninkomen, maar ook voor bijna een op de tien huishoudens met de allerhoogste inkomens en een woning met de laagste energiekwaliteit. Dit zijn huishoudens met een hoog inkomen, maar te weinig financiële capaciteit om hun huis te verduurzamen. Hierbij valt te denken aan huurders die niet zelfstandig kunnen verduurzamen of aan mensen met een koopwoning met (bijna) geen overwaarde en onvoldoende vermogen. Wellicht voelen mensen in deze hoogste inkomensklasse ook niet de noodzaak om te verduurzamen, als ze hun energierekening met hun hoge inkomen makkelijk kunnen (blijven) betalen.
Inkomenspercentiel | 10: Hoogste energiekwaliteit (Energiekwaliteit) | 9 (Energiekwaliteit) | 8 (Energiekwaliteit) | 7 (Energiekwaliteit) | 6 (Energiekwaliteit) | 5 (Energiekwaliteit) | 4 (Energiekwaliteit) | 3 (Energiekwaliteit) | 2 (Energiekwaliteit) | 1: Laagste energiekwaliteit (Energiekwaliteit) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 69 | 96 | 93 | 89 | 72 |
2e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 59 | 87 | 76 | 73 | 39 |
3e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 49 | 76 | 56 | 50 | 21 |
4e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 36 | 58 | 39 | 32 | 15 |
5e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 29 | 49 | 35 | 28 | 16 |
6e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 24 | 41 | 31 | 25 | 16 |
7e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 20 | 35 | 27 | 21 | 14 |
8e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 17 | 30 | 24 | 18 | 13 |
9e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 14 | 25 | 21 | 14 | 12 |
10e 10% groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 9 | 17 | 17 | 9 | 9 |
4.3 Achtergrondkenmerken energiearmoede
Bij het afbakenen van energiearmoede onder particuliere huishoudens zijn vier verschillende indicatoren gebruikt. Uit de vorige paragraaf kwam naar voren dat inkomen en energiekwaliteit van de woning kenmerken zijn die een belangrijke rol spelen bij energiearmoede. Voor elke indicator verschilt de groep energiearme huishoudens naar kenmerken van de woning en kenmerken van het huishouden.
4.3.1 Woningtype
Van alle indicatoren om energiearmoede af te bakenen zijn verreweg de meeste huishoudens energiearm doordat de woning een lage energiekwaliteit heeft en het huishouden weinig investeringsmogelijkheden heeft (LEKWI). Ruim een kwart van de mensen die in een hoekwoning woont is op basis van deze indicator energiearm. Voor bijna alle woningtypes geldt dat er in verhouding drie keer zo veel energiearme huishoudens zijn volgens LEKWI dan volgens een van de andere indicatoren. Een uitzondering hierop zijn de huishoudens in een vrijstaande woning. Daar had ruim 11 procent van de huishoudens energiearmoede volgens de indicator LEKWI en 8 procent volgens de hoge energiequote (HEQ).
Energiearmoede volgens de indicator laag inkomen en lage energetische kwaliteit van de woning (LILEK) komt het vaakst voor bij hoekwoningen en het minst bij vrijstaande woningen. Hieruit valt te concluderen dat huishoudens die in een hoekwoning wonen relatief vaker huis met lage energiekwaliteit hebben. Energiearmoede op basis van een laag inkomen en een hoge energierekening (LIHE) komt in verhouding het meest voor bij meergezinswoningen (flats) en hoekwoningen.
LEKWI (% particuliere huishoudens) | LILEK (% particuliere huishoudens) | LIHE (% particuliere huishoudens) | HEQ (% particuliere huishoudens) | |
---|---|---|---|---|
Hoekwoning | 26,9 | 8,1 | 3,8 | 4 |
Meergezinswoning | 20,4 | 6,5 | 4,2 | 3,5 |
Twee-onder-een-kapwoning | 17,7 | 4,5 | 2,6 | 4,6 |
Tussenwoning | 13,4 | 3,6 | 2,7 | 2,7 |
Vrijstaande woning | 11,1 | 2,2 | 1,9 | 8,3 |
4.3.2 Type eigenaar
Bij alle vormen van energiearmoede blijkt dat energiearme huishoudens vooral onder huurders voorkomen. Uitgangspunt van de LEKWI (laag inkomen, weinig investeringsmogelijkheden) is dat huurders weinig investeringsmogelijkheden hebben en afhankelijk zijn van de verhuurder bij verduurzaming van de woning. Hierdoor worden huurders in een woning met een slechte energiekwaliteit ongeacht hun inkomen bestempeld als energiearm. Bij woningeigenaren wordt naast de kwaliteit van de woning ook gekeken naar het vermogen. Verreweg de meeste particuliere huurders hebben een laag inkomen en weinig investeringsmogelijkheden om te verduurzamen (LEKWI). Dit geldt voor ruim de helft van alle huishoudens met een particuliere huurwoning. Ook bij huurwoningen van woningcorporaties en koopwoningen is dit de meeste voorkomende vorm van energiearmoede. Echter, het verschil ten opzichte van de andere vormen van energiearmoede zijn aanzienlijk minder groot dan bij particuliere huurders. Er zijn nauwelijks huishoudens met een koopwoning die een laag inkomen hebben in combinatie met een lage energetische kwaliteit woning of een hoge energierekening (LEKWI/LIHE).
LEKWI (% particuliere huishoudens) | LILEK (% particuliere huishoudens) | LIHE (% particuliere huishoudens) | HEQ (% particuliere huishoudens) | |
---|---|---|---|---|
Particuliere huurwoning | 53,1 | 12,3 | 5,9 | 6,4 |
Huurwoning van woningcorporatie | 26,1 | 10,6 | 7,4 | 5,2 |
Koopwoning | 7,4 | 1,1 | 0,7 | 3,1 |
4.3.3 Type huishouden
Net als bij de andere achtergrondkenmerken komt energiearmoede bij elk type huishouden vooral voor in de vorm van LEKWI. Wat verder opvalt is dat vooral eenouderhuishoudens en eenpersoonshuishoudens relatief vaker te maken hebben met energiearmoede. Onder paren met of zonder kinderen is het percentage huishoudens dat energiearm is voor elke indicator lager. Bij de indicatoren LILEK, LIHE en HEQ wordt rekening gehouden met de huishoudenssamenstelling. Paren hebben dus niet per definitie minder kans op energiearmoede vanwege het feit dat ze een gezamenlijk inkomen hebben.
LEKWI (% particuliere huishoudens) | LILEK (% particuliere huishoudens) | LIHE (% particuliere huishoudens) | HEQ (% particuliere huishoudens) | |
---|---|---|---|---|
Eenouderhuishouden | 24,2 | 9,6 | 5,2 | 6,9 |
Eenpersoonshuishouden | 22,4 | 8,2 | 6,6 | 7,9 |
Paar zonder kinderen | 14,2 | 2,9 | 1,4 | 2,1 |
Paar met kinderen | 13,6 | 2,4 | 0,6 | 0,8 |
Overig huishouden | 33,8 | 6,2 | 2,2 | 2,9 |