3. Welke huishoudens zijn energiearm?
In het voorgaande hoofdstuk zijn de indicatoren omschreven waarmee het CBS energiearmoede in beeld brengt. Hieronder wordt ingegaan op de vraag hoe groot de energiearmoede in Nederland is en in hoeverre de verschillende indicatoren elkaar aanvullen.
3.1 Hoe groot is de energiearmoede?
Van de 7,0 miljoen huishoudens in dit onderzoek had 21 procent in 2020 minstens één van de vier vormen van energiearmoede. Ten opzichte van een jaar eerder nam de energiearmoede in 2020 met 16 procent af. De koopkracht was in 2020 hoger dan in 2019 (StatLine, 2023a), dat kwam onder andere door de lage inflatie en de coronasteunmaatregelen die van kracht waren. Hierdoor vielen minder huishoudens onder de lage inkomensgrens. Daarnaast woonden er relatief minder huishoudens in een woning met lage energiekwaliteit. Dit aandeel daalt elk jaar omdat mensen hun woning opknappen. Ook daalden de prijzen van gas en elektriciteit tussen 2019 en 2020 (StatLine, 2023b). Van de verschillende vormen van energiearmoede is de groep huishoudens die een woning heeft met een lage energetische kwaliteit en weinig investeringsmogelijkheden om de woning te verduurzamen (LEKWI) het grootst.
Van alle particuliere huishoudens in de populatie is bepaald dat ongeveer de helft in een huis woont met een lage energetische kwaliteit.
2019 (% particuliere huishoudens) | 2020 (% particuliere huishoudens) | |
---|---|---|
Totaal indicatoren | 25 | 21 |
LEKWI | 19,8 | 17,6 |
LILEK | 5,4 | 5 |
HEQ | 7,4 | 4 |
LIHE | 6,1 | 3,2 |
In dit onderzoek zijn 7 miljoen huishoudens meegenomen, ongeveer 1 miljoen huishoudens zijn uitgesloten door een gebrek aan (bruikbare) data. |
3.2 Overlap tussen indicatoren energiearmoede
Om energiearmoede zo goed mogelijk af te bakenen zijn verschillende indicatoren gebruikt. Uit de cijfers blijkt dat van alle energiearme huishoudens 71 procent energiearm is op basis van één indicator. Dit zijn vooral huishoudens die wonen in een huis met lage energiekwaliteit en weinig investeringsmogelijkheden hebben (LEKWI). Bij 20 procent van de energiearme huishoudens was er sprake van twee vormen van energiearmoede, waarbij de combinatie LEKWI met LILEK het vaakst voorkwam. Deze indicatoren lijken ook veel op elkaar. Bij beiden gaat het om woningen met een lage energetische kwaliteit waarbij de LEKWI dit combineert met weinig investeringsmogelijkheden en de LILEK met een laag inkomen. Ruim 5 procent van de energiearme huishoudens voldoet aan alle vier de indicatoren: ze besteden meer dan 10 procent van hun inkomen aan energie, ze hebben hoge energiekosten, een laag inkomen, weinig investeringsmogelijkheden en wonen in huis met lage energiekwaliteit.
2020 (% particuliere huishoudens met minstens één vorm van energiearmoede) | |
---|---|
1 vorm | 71 |
2 vormen | 20 |
3 vormen | 4 |
alle 4 vormen | 5 |