Doelgroepenanalyse jeugd- en gezinsbescherming, 2021

2. Methode

2.1 Onderzoekspopulatie

Dit rapport bevat een analyse van beschikbare registerinformatie, grotendeels gebaseerd op de Stapelingsmonitor van het CBS, die stapeling van problematiek bij huishoudens bijhoudt in een dashboard2). De populatie van het huidige onderzoek bestaat uit alle particuliere3) huishoudens in Nederland op 31 december 2021. Dit is op dit moment het meest recente peilmoment van de Stapelingsmonitor. Uitgangspunt is de populatie huishoudens totaal, alsmede het totaal aantal huishoudens met jeugdzorg, -bescherming, -hulp en -reclassering in 2021 te zien. In de analyse worden drie verschillende soorten huishoudens onderscheiden:

  1. huishoudens zonder thuiswonende kinderen (gezinstype 1),
  2. huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen (gezinstype 2), en
  3. huishoudens met minimaal één thuiswonend minderjarig kind (gezinstype 3).

Van deze huishoudens wordt in kaart gebracht in welke mate zij te maken hebben met verscheidene soorten problematiek. Verder wordt gekeken naar huishoudens die jeugdzorg ontvangen, en hoe zij te maken hebben met de verschillende soorten problematiek. Ook wordt bekeken hoe de problematiek regionaal verdeeld is onder de verschillende doelgroepen.

Hierbij is het belangrijk om te vermelden wat bedoeld wordt met “thuiswonende kinderen”. Thuiswonende kinderen zijn personen die ongeacht leeftijd of burgerlijke staat een ouder-kind relatie hebben met één of twee tot het huishouden behorende ouders. Onder thuiswonende kinderen vallen ook adoptie- en stiefkinderen, maar geen pleegkinderen.

Huishoudens zonder thuiswonende kinderen (gezinstype 1) kunnen jeugdzorg ontvangen wanneer deze bestaan uit jongeren (minderjarig of meerderjarig) die op zichzelf zijn gaan wonen, of uit jongeren die bij personen zijn ingetrokken met wie geen justitiële ouder-kind relatie bestaat. Een andere mogelijkheid is een pleeggezin waarbij geen andere kinderen wonen die wel een ouder-kind relatie hebben met de pleegouder. Ongeveer 23.000 huishoudens van gezinstype 1 ontvingen jeugdzorg in 2021. 

Huishoudens met enkel meerderjarige thuiswonende kinderen (gezinstype 2) kunnen jeugdzorg ontvangen in het geval van een jeugdreclasseringsmaatregel of wanneer jeugdhulptraject verlengd is tot maximaal 23 jaar (wat in enkele gevallen gebeurt). Of wanneer minderjarige kinderen in het gezin jeugdzorg ontvangen die geen ouder-kind relatie hebben met de volwassene, maar er tevens een meerderjarig kind thuis woont dat wél een ouder-kind relatie heeft met de volwassene(n) in het huishouden. Een voorbeeld hiervan is een pleeggezin met een minderjarig pleegkind dat jeugdzorg ontvangt, waarbij ook een meerderjarig kind thuis woont dat wel een ouder-kind relatie heeft met pleegouder. Ongeveer 18.000 huishoudens van gezinstype 2 ontvingen jeugdzorg in 2021.

Ten slotte werd bij ongeveer 333.000 huishoudens met ten minste één thuiswonend minderjarig kind (gezinstype 3) jeugdzorg ontvangen.

2.2 Deelvragen

Dit onderzoek bekijkt welk aandeel van de verschillende gezinstypen te maken heeft met verschillende soorten problematiek, en welke gezinstypen daarbij te maken hebben met jeugdzorg. Er worden vijf verschillende domeinen van problematiek onderscheiden: psychische problemen, sociaaleconomische problemen, scheiding, aanraking met justitie, en slachtofferschap van een geweldsmisdrijf of seksueel misdrijf. De verschillende indicatoren die die gebruikt worden om te bepalen of er sprake is van problematiek is te vinden in paragraaf 2.3. Naast het vóórkomen van problematiek in de individuele domeinen, wordt ook overlap (stapeling) tussen de verschillende soorten problematiek in kaart gebracht. Bovendien wordt binnen de jeugdzorg gekeken naar jeugdbescherming (bij voldoende waarnemingen uitgesplitst naar ondertoezichtstelling en voogdij), jeugdhulp (uitgesplitst naar met en zonder verblijf), en jeugdreclassering. Ten slotte worden het jeugdzorggebruik en de problematiek onder de doelgroepen uitgesplitst naar de 42 verschillende ‘jeugdregio’s4) in Nederland.

2.3 Indicatoren binnen de domeinen van problematiek

De indicatoren die binnen ieder domein van problematiek worden meegeteld, zijn als volgt:

Psychische problemen

  1. Het aantal huishoudens waarin er minimaal één meerderjarig persoon5) is voor wie in het betreffende jaar zorgkosten zijn gefinancierd vanuit de Zorgverzekeringswet voor basis en/of gespecialiseerde Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ).
  2. Het aantal huishoudens waarin er voor minimaal één persoon5) in het betreffende jaar uitgifte van psycholeptica of psychoanaleptica is geweest. Onder deze medicijnen vallen antidepressiva, anxiolytica, hypnotica en sedativa, antipsychotica, psychostimulantia, en dementiemiddelen.

Sociaaleconomische problemen

  1. Het aantal huishoudens met een laag huishoudinkomen.
  2. Het aantal huishoudens met geregistreerde problematische schulden.

Scheiding

  1. Het aantal huishoudens waarin minimaal één persoon woont van wie de burgerlijke staat op het peilmoment “gescheiden” is.
  2. Het aantal huishoudens waarin minimaal één persoon woont van wie de laatste wijziging van de burgerlijke staat in de afgelopen drie jaar een scheiding is.

Aanraking met justitie

  1. Het aantal huishoudens waarbij minimaal één persoon in de afgelopen vijf jaar verdacht is geweest van een misdrijf.
  2. Het aantal huishoudens waarbij minimaal één persoon in de afgelopen vijf jaar naar Halt is doorverwezen.
  3. Het aantal huishoudens waarbij voor minimaal één persoon in de afgelopen vijf jaar een zaak door het OM of de rechter is afgedaan.

Slachtoffer van geweldsmisdrijven of seksuele misdrijven

  1. Het aantal huishoudens waarbij minimaal één persoon in de afgelopen vijf jaar slachtoffer was van mishandeling, bedreiging of stalking, een overig geweldsmisdrijf, of een seksueel misdrijf.

Bijlage 1 bevat een meer gedetailleerd overzicht van de gehanteerde definities binnen dit onderzoek. Bijlage 2 bevat een overzicht van de bronbestanden die gebruikt zijn.

2.4 Disclaimer

Bij dit onderzoek moet een aantal belangrijke kanttekeningen worden geplaatst. Het onderzoek maakt gebruik van administratieve registerdata, waardoor de problematiek niet compleet in kaart kan worden gebracht. Bij psychische problemen, bijvoorbeeld, blijven huishoudens met psychische problemen die daarvoor geen hulp (medicijnen of geestelijke gezondheidszorg) ontvangen buiten beeld. Bij scheiding wordt alleen uitgegaan van echtparen die uit elkaar zijn gegaan. Daarbij blijven relatie-beëindigingen tussen paren die niet echtelijk waren verbonden buiten beschouwing. Bij slachtofferschap van geweldsmisdrijven of seksuele misdrijven draait het alleen om geregistreerde gevallen hiervan, wat ook tot een onderschatting van het echte aantal slachtoffers leidt. Ten slotte is de definitie van schulden gebaseerd op schulden die geregistreerd zijn. Over andere schulden (bijvoorbeeld in de privésfeer) kunnen geen uitspraken worden gedaan. Over het algemeen betekent dat, dat de cijfers over de problematiek en de stapeling hiervan moeten worden beschouwd als ondergrenzen.

2) https://dashboards.cbs.nl/v4/Stapeling_en_multiproblematiek_2017_2021/.
3) Dit betekent dat institutionele huishoudens niet worden meegenomen in dit onderzoek. Dit zijn bijvoorbeeld kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, verpleeg-, verzorgings- en revalidatiecentra en penitentiaire inrichtingen.
4) https://www.regioatlas.nl/regioindelingen/regioindelingen_indeling/t/jeugdzorg.
5) Deze data zijn alleen beschikbaar voor meerderjarige personen.