Aardgasverbruik glastuinbouw in Nederland

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Het huidige kabinet heeft de wens uitgesproken om de glastuinbouwsector versneld de energietransitie te laten doorlopen met de ambitie om klimaatneutraal te worden in 2040 (Rijksoverheid, 2022). Om te kunnen meten of de klimaatdoelen in de toekomst gehaald worden, is het van belang om de CO2-emissie van de glastuinbouw in Nederland te weten.

Zowel Wageningen Economisch Research (WEcR) als het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) publiceren cijfers over de totale CO2-emissies van de glastuinbouw in Nederland. Deze cijfers verschillen, waardoor het onduidelijk is wat de werkelijke CO2-emissies van de glastuinbouw zijn. 

De emissiecijfers van WEcR worden gepubliceerd in de Energiemonitor van de Nederlandse glastuinbouw (Smit en Van der Meer, 2022). Ze worden bepaald door groepsgemiddelden van aardgasgebruik – inclusief het aardgasgebruik van warmte-krachtkoppelingsinstallaties (WKK-installaties) ten behoeve van de glastuinbouw – per gewasgroep te combineren met het areaal (oppervlakte) van die gewasgroepen in de Landbouwtelling (LBT) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en door het uitvoeren van diverse consistentiechecks.

Het cijfer van het PBL is gebaseerd op de Emissieregistratie (Rijksoverheid, z.d.) en heeft als bron het landelijk aardgasverbruik van de totale landbouw, eveneens gepubliceerd door het CBS (CBS StatLine, 2022) en de CO2-emissiefactor voor aardgas, waarover geen discussie is. Het PBL heeft in 2018 via de Balans van de Leefomgeving (Van Egmond et al., 2018) expliciet over de CO2-emissie van de glastuinbouw gerapporteerd. In de laatste Klimaat- en Energieverkenning (KEV; PBL, TNO, CBS, en RIVM, 2022) staat wel een voorspelling voor broeikasgasemissies van de glastuinbouw in 2030, maar geen historisch cijfer. Deze voorspelling is gebaseerd op onderliggende historische emissies van de glastuinbouw die zijn afgeleid van het totale aardgasverbruik van de hele landbouw zoals gepubliceerd door het CBS in de Energiebalans. De door het PBL in de KEV gebruikte cijfers voor de historische emissies worden gedeeld met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor het begrijpen van de verschillen van de cijfers tussen PBL en WEcR is het dus cruciaal om de verschillen tussen CBS en WEcR te begrijpen. Relevant om te weten is ook dat het CBS medeauteur is van de KEV en specifiek verantwoordelijk is voor historische cijfers over energie. 

Het CBS publiceert tot op heden nog geen aparte cijfers over aardgasverbruik glastuinbouw in de Energiebalans om verwarring door verschillen met de Energiemonitor van de Nederlandse glastuinbouw van WEcR te voorkomen, maar heeft wel een maatwerkpublicatie waarin dit staat (CBS, 2022). Voor deze maatwerkpublicatie is dezelfde dataset gebruikt als voor de Energiebalans.

Naast deze twee CO2-emissiecijfers beschikt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) eveneens over CO2-emissies van bedrijven die deelnemen aan het CO2-sectorsysteem. Enkele grote bedrijven die deelnemen aan het Europese Emission Trading System (ETS) vallen hierbuiten. Het is niet bekend hoe compleet de doelpopulatie in het register van RVO is. Bij volledige waarneming zouden de CO2-emissies van het CO2-sectorsysteem samen met de ETS-emissies moeten overeenkomen met de CO2-emissies uit het aardgasverbruik van de glastuinbouwsector zoals ook beoogd door WEcR en PBL.

Na onafhankelijk advies van prof. dr. R.D. Gill en prof. dr. A.W. van der Vaart van de Universiteit Leiden is het CBS door LNV gevraagd om het verschil te onderzoeken en de twee bronnen consistent met elkaar te maken. Aansluitend is met het huidige project aan het CBS gevraagd om te werken aan een gezamenlijke basis in de data. Dit verzoek is gericht aan het CBS omdat het CBS als enige beschikt over microgegevens van zowel het areaal als het aardgasverbruik van de glastuinbouw. 

1.2 Doelstelling

Het CBS heeft zich als doel gesteld het verschil in de CO2-emissiecijfers inzichtelijk te maken door te onderzoeken of een geharmoniseerde informatiebasis te realiseren is. Hiervoor is in eerste instantie de nadruk gelegd op:

  • Het beter inzichtelijk maken van het areaal glastuinbouw.
  • Het scherper afbakenen van de aardgasaansluitingen behorende tot de glastuinbouw (zoals gebruikt in de energiestatistieken) en het aardgasverbruik met de bijbehorende tuinbouwactiviteit in kaart brengen.

Met het zo volledig mogelijk in kaart brengen van het glastuinbouwareaal en het scherper afbakenen van de aardgasaansluitingen voor de glastuinbouw wil het CBS uiteindelijk een betrouwbare, robuuste en representatieve microdataset opleveren – bij voorkeur naar het voorbeeld van de dataset uit Bijlage 8.2 – wat het benodigde inzicht moet bieden in waar bestaande methodes voor de berekening van de CO2-emissie van de glastuinbouw verbeterd kunnen worden.

Het doel is dat deze dataset de basis wordt voor het CO2-emissiecijfer in de glastuinbouw als geheel en het energieverbruik per areaal per gewas voor de glastuinbouwsector. Energie betreft zowel aardgas, warmte, elektriciteit als hernieuwbare energie. Uiteraard is hierbij noodzakelijk dat de optelling van individuele kassen, via bedrijven, tot de hele sector klopt. 

Dit onderzoek beperkt zich tot het areaal en het aardgasverbruik van de glastuinbouw. Om een volledig beeld van de CO2-emissie van de sector te krijgen moet echter ook het warmte- en elektriciteitsverbruik in kaart gebracht worden, daarbij rekening houdend met onder meer de eventuele teruglevering van opgewekte elektriciteit aan het net. 

Bij het vervolgonderzoek, wat zeer waarschijnlijk start in de loop van 2023, ligt de nadruk op het in kaart brengen van de elektriciteitshuishouding van de glastuinbouw. Om aardgasverbruik per type gewas af te leiden kan het dan ook van belang zijn om wat te weten over alternatieve warmtebronnen (zoals geothermie). Dus hoewel het huidige onderzoek al inzicht biedt in het totale glastuinbouwareaal – de zogenaamde representativiteit van de beoogde dataset – kan pas na afronding van het vervolgonderzoek een inschatting worden gemaakt van het totale energieverbruik, en daaruit volgend de CO2-emissie, van de sector. De gewenste dataset kan daarom ook pas vorm krijgen na afronding van dit vervolgonderzoek.

Het CBS, en dan specifiek het team Energie en het team Landbouw van de sector Leefomgeving, heeft het voortouw genomen in dit project. WEcR, RVO, Glastuinbouw Nederland, PBL en de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) hebben het CBS ondersteund met aanvullende kennis over de sector.

1.3 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk beschrijft de gebruikte databronnen, de gehanteerde definities rondom dit onderzoek en de populatieafbakening. In Hoofdstuk 3 staat beschreven op welke wijze het CBS heeft geprobeerd het totale glastuinbouwareaal te bepalen en Hoofdstuk 4 gaat in op het in kaart brengen van de aardgasaansluitingen en het verbruik die aan de glastuinbouw toebehoren. In Hoofdstuk 5 wordt de relatie gelegd tussen het aardgasverbruik en het areaal. Tot slot eindigt het rapport met een overzicht van de belangrijkste conclusies (Hoofdstuk 6) en aanbevelingen (Hoofdstuk 7) die volgen uit dit onderzoek.