Auteur: Annemieke Vermeulen, Karin Riksen
Ontwikkelingen rente Wlz-zorginstellingen 1996–2020

3. Financiële kengetallen

3.1 Verdeling balans passiva naar sector

De opbouw van de schuldenlast van zorgconcerns kan sterk verschillen. Dit heeft voor een belangrijk deel te maken met het type activa (bezittingen). Een zorgconcern met veel materiële vaste activa, trekt hiervoor veelal langlopende kredieten aan. In geval van meer kortdurende verplichtingen, wordt eerder kortlopend krediet aangetrokken. Dit verschil is duidelijk te zien bij de V&V en de thuiszorg (T). Thuiszorgactiviteiten zijn veelal extramuraal van karakter. Dit betekent dat het aandeel materiële vaste activa (o.a. gebouwen) bij de thuiszorg naar verhouding veel lager is dan bij de V&V, die vooral intramuraal plaatsvindt. In figuur 3.1.1 is zichtbaar dat het aandeel opgenomen kortlopende leningen bij thuiszorgconcerns veel groter is dan bij de overige zorgconcerns. Bij alle sectoren is het aandeel langlopende leningen in 2020 afgenomen en is het aandeel kortlopende leningen in 2020 toegenomen.

3.1.1 Procentuele verdeling balans passiva, 2019-2020
   Eigen vermogen inclusief voorzieningen (%)Overige kortlopende schulden (%)Langlopende schulden (%)
ZKH201935,827,237,2
ZKH202036,928,934,3
GGZ201940,430,429,2
GGZ202039,634,426,0
GHZ201945,724,929,5
GHZ202045,527,427,1
V&V201942,321,536,3
V&V202042,924,133,0
T201944,951,43,7
T202040,5572,5

3.2 Kort- en langlopende leningen naar sector

De opbouw binnen de kort- en langlopende leningen is zichtbaar in figuur 3.2.1. Voor de meeste sectoren varieert het aandeel langlopende leningen in 2020 van 43,5 tot 60,1 procent. Een uitzondering vormt de thuiszorg met een kleiner aandeel van 4,3 procent. Bij alle sectoren is een toename van de overige kortlopende leningen zichtbaar. Het onderscheid tussen kort- en langlopende leningen ligt in de jaarrekening op 1 jaar. De langlopende leningen hebben een (resterende) looptijd van langer dan 1 jaar. Deze leningen, die een oorspronkelijke looptijd hebben van langer dan 1 jaar, verschuiven het laatste jaar naar de kortlopende leningen. De aflossingsverplichtingen van langlopende leningen worden (tot 2020) in de jaarrekening (en DigiMV) als afzonderlijke post opgenomen onder de kortlopende leningen. Deze aflossingsverplichtingen worden door de zorgconcerns ook meegenomen in het overzicht van langlopende leningen in de jaarrekening. Vanaf verslagjaar 2020 worden zowel de aflossingsverplichtingen van langlopende leningen als de kortlopende schulden aan kredietinstellingen niet meer afzonderlijk uitgevraagd via DigiMV, maar vallen deze onder de overige kortlopende schulden. Dit verklaart voor een deel de sterke toename in 2020 van het aandeel overige kortlopende schulden in figuur 3.2.1.

3.2.1 Procentuele verdeling langlopende en kortlopende schulden, 2019-2020
   Langlopende schulden (%)Aflossingsverplichtingen langlopende leningen (%)Kortlopende schulden aan kredietinstellingen (%)Crediteuren (%)Overige kortlopende schulden exclusief schulden u.h.v. bekostiging (%)
ZKH201959,05,20,36,529,0
ZKH202056,36,737,0
GGZ201949,54,30,95,939,4
GGZ202043,54,751,8
GHZ201954,54,12,15,933,4
GHZ202053,25,941,0
V&V201963,04,31,06,425,3
V&V202060,16,433,5
T20196,91,21,012,278,7
T20204,311,084,7

3.3 Kapitaallasten naar sector

Afgelopen jaren ontvingen Wlz- en voorheen AWBZ-zorginstellingen een gegarandeerde vergoeding voor hun kapitaallasten van zorgvastgoed via het wettelijk budget. Tot de kapitaallasten worden financiële lasten (waaronder rentelasten), afschrijvingen en kosten van huur en lease van kapitaalgoederen gerekend. Vanaf 2012 moeten zorginstellingen integrale tarieven hanteren waarbij een vergoeding is inbegrepen voor de kapitaallasten. In combinatie met prestatiebekostiging loopt een zorginstelling hierdoor het risico dat kapitaallasten niet volledig worden gedekt als niet 100 procent van de geplande omzet wordt gehaald. Zie tabel 3.3.1a voor een overzicht van de kapitaallasten van zorgconcerns en tabel 3.3.1b voor een overzicht van het aandeel kapitaallasten van zorgconcerns in 2020. Voor elke zorgsector bedraagt het aandeel van de financiële lasten (waarvan het merendeel rentelasten betreft) in 2020 ongeveer 0,70 tot 1,16 procent van de totale lasten. Dit is een daling ten opzichte van 2019 (0,77 tot 1,29 procent).

3.3.1a Waarde kapitaallasten zorgconcerns naar sector, 2020
Afschrijvingen (mln euro)Huur (mln euro)Financiële lasten (mln euro)Subtotaal Kapitaallasten (mln euro)Overige bedrijfslasten (mln euro)Totale bedrijfslasten inclusief financiële lasten (mln euro)
ZKH 1.778 169 369 2.316 29.377 31.693
GGZ 225 190 48 463 6.132 6.595
GHZ 467 424 79 970 10.284 11.254
VVT 807 660 181 1.648 19.716 21.364
Totaal 3.277 1.443 677 5.397 65.509 70.906
Bron: CBS.

3.3.1b Aandeel kapitaallasten zorgconcerns naar sector, 2020
Afschrijvingen (%)Huur (%)Financiële lasten (%)Subtotaal Kapitaallasten (%)Overige bedrijfslasten (%)Totale bedrijfslasten inclusief financiële lasten (%)
ZKH 5,61 0,53 1,16 7,31 92,69 100,00
GGZ 3,41 2,88 0,73 7,02 92,98 100,00
GHZ 4,15 3,77 0,70 8,62 91,38 100,00
VVT 3,78 3,09 0,85 7,71 92,29 100,00
Totaal 4,62 2,04 0,95 7,61 92,39 100,00
Bron: CBS.

Kijkend naar het totale aandeel kapitaallasten in de totale bedrijfskosten van zorgconcerns, komt naar voren dat het aandeel kapitaallasten bij alle sectoren ongeveer even groot is. Bij GGZ-instellingen is het aandeel afschrijvingen in de totale bedrijfskosten het laagst. Bij de sector ZKH is het aandeel afschrijvingen het hoogst en huur het laagst in de totale bedrijfskosten.