Auteur: Annemieke Vermeulen, Rianne Kraaijeveld
Financiële kengetallen zorginstellingen 2020

4. Ontwikkelingen 2016-2020

In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van de kengetallen resultaat gewone bedrijfsvoering (EBT), weerstandsvermogen, solvabiliteit, current ratio en omloopsnelheid kapitaal over de jaren 2016 tot en met 2020 beschreven.

4.1 Populatie

De onderzoekspopulatie bestaat uit alle (concerns van) zorginstellingen waarvan de benodigde financiële gegevens zijn aangeleverd via DigiMV. In termen van de totale bedrijfsopbrengsten bedraagt de dekking van de zorginstellingen in deze analyse 97,4 procent van de totale bedrijfsopbrengsten in alle zorgsectoren.

4.1.1a Dekking van de benchmark per sector per jaar naar het aantal concerns, 2016-2020*
20162017201820192020*
Zorgsector totaal8449181009964946
Totaal Cure (excl. GGZ-Zvw)8885858282
Universitair medische centra88888
Algemene ziekenhuizen6159595757
Categorale ziekenhuizen 1918181717
Totaal Care (incl. GGZ-Zvw)756833924882864
Geestelijke gezondheidszorg 10210710899101
Gehandicaptenzorg 172219252258249
Verpleging, verzorging en thuiszorg
Verpleging en verzorging 311338343340324
Thuiszorg171169221185190
Bron: CBS.
* Voorlopige cijfers.

4.1.1b Dekking van de benchmark per sector per jaar naar het aandeel in de totale bedrijfsopbrengsten, 2016-2020*
2016 (%)2017 (%)2018 (%)2019 (%)2020* (%)
Zorgsector totaal98,399,098,698,297,4
Totaal Cure (excl. GGZ-Zvw)99,8100,0100,0100,099,6
Universitair medische centra100,0100,0100,0100,0100,0
Algemene ziekenhuizen100,0100,0100,0100,099,3
Categorale ziekenhuizen 95,899,8100,0100,0100,0
Totaal Care (incl. GGZ-Zvw)97,098,197,596,895,7
Geestelijke gezondheidszorg 98,999,499,497,299,0
Gehandicaptenzorg 97,898,698,698,496,8
Verpleging, verzorging en thuiszorg95,997,496,295,794,2
Verpleging en verzorging
Thuiszorg
Bron: CBS.
* Voorlopige cijfers.

4.2 Resultaat gewone bedrijfsvoering (EBT)

Het kengetal resultaat gewone bedrijfsvoering (EBT) geeft aan hoe groot het resultaat voor belasting is ten opzichte van de bedrijfsopbrengsten. Zorginstellingen hebben traditioneel een relatief lage winstmarge.

Tabel 7.2.1 van de tabellenbijlage laat zien dat het gemiddelde resultaat van de totale zorgsector van 2,1 procent in 2016 toenam tot 3,7 procent in 2017 en 4,2 procent in 2018, om in 2019 weer te dalen naar 3,0 procent. In 2020 groeit het EBT naar 3,6 procent. De waarschijnlijke oorzaak van de de lagere EBT in 2016 zijn de hogere personeelskosten in dat jaar door structurele cao-loonsverhogingen en een nieuwe cao-regeling over de onregelmatigheidstoeslag. Deze regeling is met terugwerkende kracht ingevoerd vanaf 2012, waardoor in 2016 een extra kostenpost is ontstaan. Het resultaat van de care-instellingen kent eenzelfde ontwikkeling met een EBT van 2,2 procent in 2016, een stijging naar 3,9 procent in 2017 en 4,5 procent in 2018, een afname in 2019 naar 3,2 procent, vervolgd door een toename naar 3,8 procent in 2020. De sector GGZ laat vanaf 2016 echter een dalende trend zien.
Bij de cure-instellingen schommelt het gemiddelde resultaat in de jaren 2016 t/m 2020 tussen de 1,4 en 1,8 procent. Bij de UMC’s is er, na een kleine stijging tussen 2016 en 2017, een sterke daling te zien van het resultaat, van 2,7 procent in 2017 tot 0,6 procent in 2020. Bij de algemene ziekenhuizen is het EBT wel stabiel in de periode 2016 t/m 2020, rond de 1,6 procent.

4.2.1 Ontwikkeling van het gemiddelde resultaat (EBT) per sector, 2016-2020
 2016 (%)2017 (%)2018 (%)2019 (%)2020 (%)
Algemene ziekenhuizen1,61,71,61,61,6
Geestelijke gezondheidszorg3,63,53,32,71,9
Gehandicapten zorg4,34,55,54,04,6
Verpleging en verzorging-0,32,43,02,43,6
Thuiszorg3,76,46,13,74,0

Het gemiddelde resultaat uit gewone bedrijfsvoering van de cure-instellingen is in 2020 gedaald ten opzichte van 2019. Daarentegen is het gemiddelde resultaat van de care-instellingen gestegen ten opzichte van 2019 (zie tabellen 7.2.1 en 7.2.2 van de tabellenbijlage). De instellingen voor gehandicaptenzorg vormen in 2020 de sector met het hoogste gemiddelde resultaat. In 2016 en 2019 was het gemiddelde resultaat van de instellingen voor gehandicaptenzorg ook al het hoogste binnen de zorgsectoren. In 2017 en 2018 was het gemiddelde resultaat van de thuiszorginstellingen het hoogst.

4.3 Weerstandsvermogen

In dit rapport onderscheiden we twee benaderingen voor solvabiliteit. In de zorg wordt de solvabiliteit veelal berekend door het eigen vermogen te delen door de totale bedrijfsopbrengsten. Deze maat, aangeduid met weerstandsvermogen, geeft aan of in geval van faillissement er voldoende eigen vermogen is om de leningen te kunnen aflossen. Het Waarborgfonds voor de zorg (WfZ) acht voor de zorginstellingen een weerstandsvermogen van minimaal 15 procent wenselijk. Minimaal 20 procent van de instellingen voldoet echter niet aan de vermogenseisen van het WfZ (zie ook tabellen 7.2.3 en 7.2.4 van de tabellenbijlage).

4.3.1 Ontwikkeling van het gemiddelde weerstandsvermogen per sector, 2016-2020
 2016 (%)2017 (%)2018 (%)2019 (%)2020 (%)
Algemene ziekenhuizen22,023,524,725,725,9
Geestelijke gezondheidszorg24,526,227,628,625,7
Gehandicapten zorg29,434,533,132,233,0
Verpleging en verzorging32,333,434,833,433,6
Thuiszorg13,416,615,614,313,9

Het (ongewogen) gemiddelde weerstandsvermogen van de totale zorgsector is van 2019 op 2020 licht afgenomen van 28,4 procent naar 28,1 procent (zie tabel 7.2.3 en 7.2.4 van de tabellenbijlage). Deze daling is voornamelijk terug te vinden bij de sector geestelijke gezondheidszorg. Bij de GGZ daalt het gemiddelde weerstandsvermogen van 28,6 procent naar 25,7 procent. Bij de overige sectoren is het verschil in weerstandsvermogen tussen 2019 en 2020 kleiner. Bij de sector V&V stijgt het weerstandsvermogen van 33,4 procent naar 33,6 procent en bij de sector thuiszorg daalt het cijfer van 14,3 naar 13,9 procent. Het gemiddelde weerstandsvermogen van de sector GHZ stijgt van 32,2 procent tot 33,0 procent. Het gemiddelde weerstandsvermogen voor de cure-sector blijft vrijwel gelijk: 27,1 procent in 2019 en 27,2 procent in 2020. In de jaren daarvoor waren grotere toenames te zien. Binnen de cure-sector scoren de algemene ziekenhuizen in 2020 gemiddeld 25,9 procent, de categorale ziekenhuizen 29,8 procent en de UMC’s 30,7 procent.

4.4 Solvabiliteit

De tweede manier om solvabiliteit te berekenen is door het eigen vermogen te delen door het balanstotaal. Dit geeft aan in welke mate een onderneming op een bepaald moment in staat is om aan haar totale verplichtingen te voldoen. Dit is de definitie die het meest gangbaar is in de bedrijfseconomie en daarom aangeduid wordt met solvabiliteit.

4.4.1 Ontwikkeling van de gemiddelde solvabiliteit per sector, 2016-2020
 2016 (%)2017 (%)2018 (%)2019 (%)2020 (%)
Algemene ziekenhuizen25,027,329,531,432,7
Geestelijke gezondheidszorg38,139,043,946,440,6
Gehandicapten zorg40,744,645,145,645,6
Verpleging en verzorging34,937,341,041,441,6
Thuiszorg28,132,232,432,829,0

We zien in 2020, ten opzichte van 2019, een wisselend patroon in de ontwikkeling van de solvabiliteit bij de verschillende sectoren, waarbij de cure-sector gemiddeld lager scoort dan de care-sector. Binnen de care-instellingen varieert de solvabiliteit tussen de 29,0 procent bij sector thuiszorg en 45,6 procent binnen de gehandicaptenzorg. Binnen de cure-sector loopt de solvabiliteit uiteen van 32,7 procent bij algemene ziekenhuizen tot 35,4 procent bij de UMC’s (zie ook tabellen 7.2.5 en 7.2.6 van de tabellenbijlage). De gemiddelde solvabiliteit is in de totale cure-sector gegroeid van 26,1 procent in 2016 tot 33,5 procent in 2020. In de care-sector steeg de solvabiliteit tot en met 2019, van een gemiddelde van 35,1 procent in 2016 tot 41,4 in 2019. In 2020 daalt het cijfer iets, tot 39,9 procent.

4.5 Current ratio

Het kengetal current ratio is een maat voor de liquiditeit van een onderneming. De current ratio wordt berekend door de vlottende activa te delen door de kortlopende schulden. Dit geeft aan in welke mate een onderneming op een bepaald moment in staat is om aan haar directe verplichtingen te voldoen. Een waarde boven de 100 betekent dat een onderneming de kortlopende verplichtingen kan betalen.

4.5.1 Ontwikkeling van de gemiddelde current ratio per sector, 2016-2020
 2016 (%)2017 (%)2018 (%)2019 (%)2020 (%)
Algemene ziekenhuizen122,8128,2134,3128,6123,8
Geestelijke gezondheidszorg220,6227,8250,0249,5199,2
Gehandicapten zorg222,9258,3262,8239,0225,6
Verpleging en verzorging173,8192,0205,2188,8188,6
Thuiszorg206,0238,2218,8208,3171,2

Alle sectoren hebben een gemiddelde current ratio van ruim boven de 100 procent, bij de care-sector is de gemiddelde current ratio zelfs bijna 200 procent. De gemiddelde ratio binnen de care-instellingen is gedaald van 214,4 procent in 2019 naar 196,6 procent in 2020. De instellingen binnen de gehandicaptenzorg hebben in 2020 gemiddeld de hoogste current ratio, namelijk 225,6 procent. De algemene ziekenhuizen hebben gemiddeld de laagste ratio, namelijk 123,8 procent in 2020 (zie ook tabellen 7.2.7 en 7.2.8 van de tabellenbijlage).

4.6 Omloopsnelheid kapitaal

Het kengetal omloopsnelheid kapitaal is een maat voor de kapitaalsintensiteit. De omloopsnelheid kapitaal wordt berekend door de bedrijfsopbrengsten te delen door de totale activa. Dit geeft de verhouding tussen de omzet en het geïnvesteerd vermogen in een jaar weer. Hoe hoger de omloopsnelheid kapitaal hoe lager de kapitaalsintensiteit.

4.6.1 Ontwikkeling van de gemiddelde omloopsnelheid kapitaal per sector, 2016-2020
 2016 (%)2017 (%)2018 (%)2019 (%)2020 (%)
Algemene ziekenhuizen117,9119,9123,3124,2127,7
Geestelijke gezondheidszorg186,9188,4211,4222,8217,8
Gehandicapten zorg191,3204,2223,3228,3222,1
Verpleging en verzorging144,7159,7164,6182,5172,0
Thuiszorg345,4358,9374,6381,3345,7

De verschillende sectoren verschillen sterk in hun gemiddelde omloopsnelheid kapitaal. De cure-sector heeft een lagere omloopsnelheid dan de care-sector (125,0 procent versus 230,0 procent in 2020), omdat de cure-sector relatief veel vastgoed en apparatuur gebruikt en daardoor een hoge kapitaalsintensiteit heeft (zie ook tabellen 7.2.9 en 7.2.10 van de tabellenbijlage). De UMC’s hebben daarom ook gemiddeld de laagste omloopsnelheid kapitaal, namelijk 115,5 procent in 2020. De thuiszorginstellingen hebben in 2020 gemiddeld de hoogste omloopsnelheid kapitaal, namelijk 345,7 procent. Dit komt doordat thuiszorginstellingen een lager aandeel vastgoed hebben dan andere instellingen. De gemiddelde omloopsnelheid kapitaal in de totale zorgsector nam tussen 2016 en 2019 toe van 196,8 procent naar 231,8 procent, maar daalt in 2020 tot 220,9 procent. De daling is toe te schrijven aan de care-sector, en dan met name de thuiszorg, waar de omloopsnelheid afnam van 381,3 in 2019 tot 345,7 in 2020.