Detaillering cultuurlasten gemeenten en provincies 2020-2021

4. Samenvatting en conclusies

In dit rapport wordt verslag gedaan van het door het CBS uitgevoerde onderzoek waarin de cultuurlasten uit de jaarrekeningen 2020 en 2021 van gemeenten en provincies in meer detail zijn uitgevraagd dan in de reguliere uitvraag Iv3 (Informatie voor derden)3) het geval is. Voor dit onderzoek hebben 11 van de 12 provincies volledig gerespondeerd en 296 van de 352 gemeenten. Voor 56 gemeenten heeft het CBS de detaillering geïmputeerd aan de hand van de detaillering van gemeenten uit de overeenkomstige grootteklasse. Dit is vervolgens aangesloten op de taakveldtotalen van (tv 5.3 – 5.6) van de Iv3. Bij de Iv3, dit is een verplichte statistiek, was een 100 procent respons.

In totaal rapporteren gemeenten en provincies in dit onderzoek over het verslagjaar 2021 voor 2.386 miljoen en voor 2020 2.329 miljoen euro aan cultuurlasten. In 2019 was dit nog 2.269 miljoen euro.

De stijging van deze cultuurlasten komt geheel op het conto van de gemeenten. De lasten van provincies daalden van 348 miljoen euro in 2019 naar 325 miljoen euro in 2021. In 2019 waren de lasten voor provincies relatief hoog door onder meer de renovatie van de Dom in Utrecht.

Tegenover de cultuurlasten van gemeenten en provincies staan cultuurbaten. Het gaat hierbij om onder meer entreegelden voor musea, lidmaatschapsgelden voor bibliotheken en ontvangen huren. In 2021 bedroegen de cultuurbaten 232 miljoen euro. Hiermee waren de cultuurbaten 20 miljoen euro lager dan in 2020 en 36 miljoen euro lager dan in 2019. De daling van de cultuurbaten is geheel toe te schrijven aan de gemeenten; de baten van de provincies waren in 2021 iets hoger dan in de twee voorgaande jaren.

Via het gemeentefonds heeft het Rijk gemeenten gecompenseerd voor de gederfde inkomsten en de hogere cultuurlasten als gevolg van de coronacrisis. Deze baten zijn niet geoormerkt, vrij besteedbaar en daarom in dit onderzoek niet opgenomen onder de cultuurbaten. In totaal ging het om 361 miljoen euro voor de jaren 2020 en 2021 tezamen.

De detaillering van de cultuurlasten van gemeenten en provincies zoals gepresenteerd in het onderzoek lijkt een getrouw beeld te geven van wat gemeenten en provincies in hun administratie hebben opgenomen. Kanttekening hierbij is echter wel dat een aantal gemeenten en provincies de “multifunctionele” cultuurlasten niet goed in staat zijn te verdelen over de detailposten en daardoor deze lasten hebben opgenomen onder overige lasten. Voorbeelden hiervan zijn personeelslasten, de lasten van multifunctionele gebouwen en subsidies die verstrekt worden via fondsen.

De grootste posten onder de culturele lasten van gemeenten zijn in 2021 en ook 2020 podiumkunsten met 29 procent van de totale cultuurlasten van gemeenten. In eerdere onderzoeken was dit percentage ongeveer gelijk (27 – 28 procent). Bibliotheken is de tweede grootste post met 22 procent. Dit beeld is nagenoeg constant over de jaren heen. Musea met 12 procent is de nummer drie. In de jaren 2019 en 2020 was het aandeel eveneens 12 procent.
Bij gemeenten heeft 14 procent in 2021 en 12 procent in 2020 van de totale cultuurlasten betrekking op overige cultuurlasten. Dit gaat om een bedrag van ruim 284 miljoen euro.

De hoogste cultuurlasten bij provincies als percentage van het totaal zijn respectievelijk op het gebied van cultureel erfgoed, bibliotheken, musea en podiumkunsten. Deze vier posten zijn samen goed voor bijna driekwart van alle cultuurlasten in 2021. Dit staat voor 241 miljoen aan lasten in 2021 van de in totaal 325 miljoen euro. 
Met behulp van bijgeleverde tabellenset kunnen alle ontwikkelingen in detail bestudeerd worden.

3) Informatie voor Derden (Iv3) is een informatiesysteem. Hierin staat welke financiële informatie de gemeente, provincie en gemeenschappelijke regeling moet verstrekken en op welke manier. De afnemers van deze financiële informatie zijn onder meer de financiële toezichthouder, de Europese Unie, het ministerie van BZK en het CBS.