Detaillering cultuurlasten gemeenten en provincies 2020-2021
Over deze publicatie
Op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft het CBS een onderzoek uitgevoerd waarin de cultuurlasten uit de jaarrekening 2020 en 2021 van gemeenten en provincies in meer detail zijn uitgevraagd dan in de reguliere uitvraag Iv3 (Informatie voor derden) het geval is.
De aanleiding voor dit onderzoek is dat de reguliere Iv3-uitvraag voor het ministerie en andere overheden niet voldoende detail biedt om hun beleid op te baseren en te evalueren. Dit onderzoek is een vervolg op op eerdere onderzoeken voor de jaren 2017 en 2019.
1. Inleiding
Op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft het CBS een onderzoek uitgevoerd waarin de cultuurlasten uit de jaarrekeningen 2020 en 2021 van gemeenten en provincies in meer detail zijn uitgevraagd dan in de reguliere uitvraag Iv3 (Informatie voor derden)1) het geval is. De aanleiding voor dit onderzoek is dat de reguliere Iv3-uitvraag voor het ministerie en andere overheden niet voldoende detail biedt om hun beleid op te baseren en te evalueren. Dit onderzoek is een vervolg op eenzelfde soort onderzoek naar detaillering van de cultuurlasten van gemeenten en provincies uit de jaarrekening 2017 en 2019. Deze versie van het onderzoek gaat over twee jaar omdat behoefte was om beide jaren met coronamaatregelen mee te nemen in de uitkomsten.
In het onderzoek is gemeenten gevraagd voor de jaarrekening 2020 en 2021 de lasten te detailleren die in de reguliere Iv3-uitvraag geboekt worden op de taakvelden 5.3 ‘Cultuurprestatie, cultuurproductie en cultuurparticipatie’, 5.4 ‘Musea’, 5.5 ‘Cultureel Erfgoed’ en 5.6 ‘Media’. Provincies is gevraagd de lasten te detailleren die in de reguliere uitvraag geboekt worden op taakvelden 7.1 “Cultuur”, 7.2 “Maatschappij” (voor zover bibliotheken en lokale pers en omroep) en 7.9 “Cultuur en maatschappij overige lasten” (voor zover betrekking hebbend op cultuur). Vanuit de reguliere uitvraag Iv3 zijn voor gemeenten ook de directe cultuurbaten in het onderzoek meegenomen die geboekt zijn op de taakvelden 5.3 t/m 5.6 en voor provincies de cultuurbaten die zijn opgenomen op het taakveld 7.1. Voor de cultuurbaten is echter geen detaillering gevraagd om de administratieve lastendruk voor gemeenten en provincies zo laag mogelijk te houden.
In de jaren 2020 en 2021 heeft het Rijk diverse steunpakketten verstrekt aan gemeenten met als doel de lokale cultuur op peil te houden. Deze baten, in totaal 361 miljoen euro voor beide jaren, zijn in diverse overzichten meegenomen.
Bij het uitzetten van de vragenlijsten heeft het CBS zoveel mogelijk zowel de financiële Iv3-deskundigen als deskundigen op het beleidsterrein cultuur benaderd, om een zo hoog mogelijke kwaliteit van de uitvraag te bereiken.
2. Opzet en uitvoering van het onderzoek
De detaillering van de cultuurlasten van gemeenten en provincies is in dit onderzoek gelijk aan die van eerdere onderzoeken naar detaillering van de cultuurlasten, uit de jaarrekeningen van 2017 en 2019. Criteria bij de vaststelling toentertijd waren, naast aansluiting bij de Iv3-uitvraag, de herkenbaarheid voor het cultuurveld/cultuurbeleid en daar waar mogelijk aansluiting bij de bestaande gegevensverzameling van OCW, Cultuurfondsen, de G9 en de Gegevensbank OCW meerjarig gesubsidieerde instellingen. Alhoewel de indeling naar taakvelden van de reguliere Iv3-uitvraag bij provincies afwijkt van die van gemeenten, sluit de detaillering nauw aan bij die van de gemeenten waardoor optelbaarheid van de uitkomsten gewaarborgd is. Alle 352 gemeenten uit het verslagjaar 2021 alsmede alle twaalf provincies zijn middels een e-mail benaderd om mee te doen aan het onderzoek.
Gemeenten en provincies hanteren in de reguliere Iv3-uitvraag, en dus ook in dit onderzoek, het zogenaamde baten- en lastenstelsel. In dit stelsel worden baten en lasten die op meer dan één jaar betrekking hebben, over de verschillende jaren verspreid. Als gemeenten of provincies investeren in bijvoorbeeld een bibliotheek, zien we deze kosten niet volledig terug in het jaar waarin de investering verricht wordt, maar verspreid over de jaren als afschrijvingen.
De uitvraag in het kader van het onderzoek is op 10 juni2022 door het CBS uitgezonden aan gemeenten en provincies, in aansluiting op de reguliere Iv3-uitvraag voor de jaarrekening 2021. Dit om zoveel mogelijk gelijk op te lopen met het reguliere Iv3-proces en zo de administratieve lastendruk te minimaliseren. Op deelname aan het onderzoek rustte geen wettelijke verplichting. De medewerking van gemeenten en provincies aan het onderzoek was daarmee op vrijwillige basis. Het CBS verzocht de uitvraag van de detaillering voor 15 juli 2022 ingevuld te retourneren. Dat was ook de uiterste inzenddatum voor de reguliere uitvraag Iv3 jaarrekening 2021. Al eerder was op 26 april2022 een vooraankondiging van het onderzoek aan gemeenten en provincies gezonden, zodat zij zich op de uitvraag konden voorbereiden. In de begeleidende aanschrijfbrief bij zowel de vooraankondiging als de uitvraag, hebben het ministerie van OCW, de VNG en de Boekmanstichting het belang van de detaillering van cultuuruitgaven benadrukt. Op 18 juli2022 en 25 juli2022 zijn rappels uitgestuurd naar gemeenten en provincies die op dat moment nog niet gerespondeerd hadden. Op 17 augustus 2022 is nogmaals een rappel verstuurd. Na die tijd zijn sommige gemeenten en provincies nog individueel benaderd.
Het CBS heeft de binnengekomen uitvraag geanalyseerd en heeft daarbij onder meer gebruik gemaakt van de resultaten van de reguliere uitvraag Iv3 jaarrekening 2020 en 2021 en uitkomsten uit voorgaande onderzoeken. In de uitvraag zijn naast de vastgestelde detailtabel nog vier aanvullende kwalitatieve vragen opgenomen, alsmede een vraag naar majeure cultuurlasten die in de reguliere uitvraag Iv3 niet onder de taakvelden 5.3 t/m 5.6 (gemeenten) en 7.1 t/m 7.9 (provincies) zijn opgenomen.
In enkele gevallen zijn aan de hand van de extra informatie over het jaar 2020 en 2021 de data aangepast die respondenten voor het onderzoek 2019 geleverd hadden, bijvoorbeeld omdat data op een verkeerde regel in het opvraagmodel geboekt was. Amateurkunst en festivals zijn opgenomen bij de discipline waartoe zij behoren. Bij multidisciplinair aanbod is opname onder de rubriek 'overige' mogelijk.
In de tabellenset worden de resultaten gepresenteerd voor totaal Nederland, per provincie en naar grootteklasse van gemeenten. De gemeenten zijn ingedeeld in acht grootteklassen te weten: GK 1 (250.000 inwoners of meer, de vier grootste gemeenten), GK 2 (150.000 tot 250.000 inwoners), GK 3 (100.000 tot 150.000 inwoners), GK 4 (50.000 tot 100.000 inwoners), GK 5 (20.000 tot 50.000 inwoners), GK 6 (10.000 tot 20.000 inwoners), GK 7 (5.000 tot 10.000 inwoners) en GK 8 (Minder dan 5.000 inwoners).
Om de uitkomsten van de onderzoeken over alle jaren zoveel mogelijk vergelijkbaar te maken, heeft het CBS in eerdere jaren dezelfde gemeentelijke indeling aangehouden als in 2021. De gegevens van gemeenten die in de jaren 2017-2021 zijn samengegaan, zijn daartoe voor die jaren samengeteld en als zodanig in de tabellenset weergegeven. Doordat de administratie en/of de wijze van het verstrekken van subsidies van heringedeelde gemeenten anders ingericht kunnen zijn dan die van afzonderlijke gemeenten die zijn samengegaan, kunnen de uitkomsten over de jaren toch beïnvloed worden door herindelingen. Ook bij niet heringedeelde gemeenten kunnen de inrichting van de administratie en/of de wijze van het verstrekken van subsidies in de loop der tijd veranderen, met invloed op de uitkomsten van jaar op jaar. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat gemeenten ertoe over gaan subsidies te verstrekken via een stichting waardoor de detaillering van de cultuurlasten verandert.
De groeicijfers per gemeentelijke grootteklasse in de begeleidende tabellenset kunnen sterk beïnvloed worden door incidentele lasten (in een enkele gemeente) in een van de jaren of veranderingen in wijze van administreren/verstrekken van subsidies. Bij de kleinere grootteklassen kunnen mutaties met op landelijke niveau gezien kleine bedragen, al zorgen dragen voor grote percentuele ontwikkelingen bij de betreffende grootteklasse.
In de tabellen zijn de uitkomsten van alle provincies individueel herkenbaar opgenomen. De resultaten van de gemeenten waarvoor het CBS de detaillering (deels) geraamd heeft, worden echter niet individueel in de tabellen weergegeven. Zij worden wel voor totaal Nederland, per provincie en per grootteklasse van gemeenten als totaalregel getoond.
3. Respons en uitkomsten
3.1 Respons, non-respons en gemeenten die geen detailinformatie hebben geleverd
Voor dit onderzoek hebben 11 provincies het opvraagmodel geretourneerd en 300 van de 352 gemeenten. De respons was daarmee wel voldoende, maar minder dan in eerdere onderzoeken. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat deelname aan het onderzoek vrijwillig was en dat de uitvraag in de zomervakantie werd gedaan. Nog een mogelijkheid is dat gemeenten en provincies gedurende de coronajaren meerdere aanvullende uitvragen van verschillende instanties hebben gekregen en niet altijd de capaciteit hebben om aanvullende vragenlijsten in te vullen.
Onderzoek 2020-2021 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Grootteklasse | Aantal | Respons | % | ||
Gemeente | 1 - meer dan 250 duizend inwoners | 4 | 4 | 100% | |
2 - 150 tot 250 duizend inwoners | 14 | 12 | 86% | ||
3 - 100 tot 150 duizend inwoners | 14 | 12 | 86% | ||
4 - 50 tot 100 duizend inwoners | 56 | 48 | 86% | ||
5 - 20 tot 50 duizend inwoners | 187 | 153 | 82% | ||
6 - 10 tot 20 duizend inwoners | 65 | 54 | 83% | ||
7 - 5 tot 10 duizend inwoners | 7 | 6 | 86% | ||
8 - minder dan 5 000 inwoners | 5 | 5 | 100% | ||
Totaal | 352 | 294 | 84% | ||
Provincie | Totaal | 12 | 11 | 92% | |
Van de 300 gemeenten die het opvraagmodel geretourneerd hebben, hebben 6 gemeenten alleen de totalen voor de taakvelden 5.3 t/m 5.6 geleverd. Zij hebben aangegeven de gedetailleerde informatie niet of alleen met een zeer grote inspanning te kunnen leveren. Daardoor bedraagt de bruikbare respons 11 provincies en 294 gemeenten.
Van 58 van de 352 gemeenten is dus geen detaillering van de cultuurlasten 2020 en 2021 ontvangen. Voor deze 58 niet-responderende gemeenten zijn de totalen van de taakvelden 5.3 t/m 5.6 uit de reguliere Iv3-uitvraag overgenomen (respons 100 %) en is de detaillering geïmputeerd aan de hand van het gemiddelde van de detaillering van responderende gemeenten uit de overeenkomstige grootteklasse. De gemeenten waarvoor detaillering ontvangen is, zijn goed voor ongeveer 89 procent van de totale gemeentelijke cultuurlasten. Elf provincies hebben gerespondeerd en gedetailleerde informatie aangeleverd. Tezamen met de wijze waarop de detaillering voor de gemeenten zonder detailgegevens is geïmputeerd, lijkt daarmee de conclusie gerechtvaardigd dat de kans dat de non-respons van significante invloed is op de uitkomsten van dit onderzoek klein is.
3.2 Resultaat detaillering cultuurlasten gemeenten en provincies jaarrekening 2020 en 2021
In 2021 bedroegen de totale cultuurlasten van gemeenten en provincies 2386 miljoen euro. Dit is 2,4 procent meer dan in 2020. In beide jaren werd er meer aan cultuur gespendeerd dan in 2019. Overigens komt de toename geheel op het conto van de gemeenten, de cultuurlasten van de provincies zijn in de afgelopen twee jaar iets gedaald.
Gemeenten (mln euro) | Provincies (mln euro) | |
---|---|---|
2017 | 1845 | 303 |
2019 | 1921 | 348 |
2020 | 1987 | 342 |
2021 | 2061 | 325 |
Deze ontwikkelingen zijn niet gecorrigeerd voor inflatie. De inflatie bedroeg, afgemeten aan de consumentenprijsindex (CPI), 1,3 procent in 2020 en 2,7 procent in 2021. De prijzen van recreatie en cultuur stegen in 2020 met 2,1 procent en in 2021 met 1,4 procent.
De cultuurlasten van gemeenten zijn in dit onderzoek uitgesplitst naar 12 taken, die in grafiek 2 zijn opgenomen. De bestedingen aan podiumkunsten, musea en bibliotheken vormen het leeuwendeel van de cultuurlasten en stegen in 2020 en 2021 ook het sterkst. Ook de stijging van de overige cultuurlasten is bovengemiddeld. Op deze categorie boeken gemeenten lasten die zij niet direct aan een andere taak kunnen toerekenen, zoals bijvoorbeeld de kosten van multifunctionele gebouwen.
Jaar | Podiumkunsten (mln euro) | Musea (mln euro) | Bibliotheken (mln euro) | Kunst- en cultuureducatie (mln euro) | Beeldende kunst en vormgeving (mln euro) | Historische archieven (mln euro) | Cultureel erfgoed (mln euro) | Lokale pers en omroep (mln euro) | Film en video (mln euro) | Overige cultuur (mln euro) | Overige media (mln euro) | Overige taakvelden (mln euro) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2021 | 590,1 | 255,3 | 444,5 | 188,1 | 75,1 | 71,1 | 109,3 | 18,9 | 18,6 | 284,4 | 5,4 | 13,8 |
2020 | 580,1 | 246,4 | 439,1 | 180,5 | 76,4 | 68,5 | 112,2 | 19,6 | 18,5 | 238,4 | 7,2 | 9,3 |
2019 | 525,7 | 237,7 | 422,1 | 189,7 | 81,3 | 75,5 | 100,8 | 19,9 | 18,6 | 242,6 | 7,3 | 9,8 |
2017 | 516,5 | 250,9 | 400,1 | 192,6 | 56,4 | 56,1 | 109,8 | 18,6 | 24,2 | 210,8 | 8,8 | 8,2 |
De toename van de bestedingen aan podiumkunsten, musea en de categorie overig hangt samen met de coronamaatregelen. Gemeenten hebben in deze jaren veelal bijgesprongen met subsidies om doorlopende kosten van culturele instellingen te dekken.
Tegenover de cultuurlasten staan de cultuurbaten. Het gaat hierbij om onder meer entreegelden voor musea, lidmaatschapsgelden voor bibliotheken en ontvangen huren. In 2021 bedroegen de cultuurbaten 232 miljoen euro. Hiermee waren de cultuurbaten 20 miljoen euro lager dan in 2020 en 36 miljoen euro lager dan in 2019. De daling van de cultuurbaten is geheel toe te schrijven aan de gemeenten; de baten van de provincies waren in 2021 iets hoger dan in de twee voorgaande jaren. De daling van de cultuurbaten van gemeenten hangt onder meer samen met de coronacrisis, gemeenten hebben bijvoorbeeld huren kwijtgescholden.
Gemeenten | Provincies | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2017 | 2019 | 2020 | 2021 | 2017 | 2019 | 2020 | 2021 | |
Lasten | 1.845 | 1.921 | 1.987 | 2.061 | 302 | 348 | 342 | 325 |
waarvan | ||||||||
Podiumkunsten | 517 | 526 | 580 | 592 | 26 | 38 | 46 | 40 |
Beeldende kunst en vormgeving | 56 | 81 | 76 | 75 | 5 | 6 | 6 | 6 |
Kunst- en cultuureducatie | 204 | 203 | 181 | 188 | 17 | 15 | 16 | 18 |
Film en video | 24 | 19 | 20 | 19 | 3 | 5 | 4 | 4 |
Overig | 208 | 237 | 243 | 288 | 39 | 37 | 45 | 41 |
Musea | 251 | 238 | 247 | 255 | 47 | 47 | 46 | 44 |
Historische archieven | 56 | 74 | 68 | 71 | 16 | 13 | 10 | 14 |
Cultureel erfgoed | 110 | 102 | 112 | 109 | 102 | 141 | 122 | 114 |
Bibliotheken | 400 | 422 | 439 | 444 | 44 | 45 | 44 | 44 |
Lokale pers en omroep | 19 | 20 | 20 | 19 | 2 | 2 | 2 | 3 |
Baten | 238 | 252 | 235 | 211 | 17 | 16 | 18 | 21 |
Netto lasten | 1.607 | 1.669 | 1.752 | 1.850 | 285 | 332 | 324 | 305 |
Baten cultuur via gemeentefonds | 120 | 241 | ||||||
De coronamaatregelen hebben de gemeenten dus zowel aan de lastenzijde als aan de batenzijde getroffen. Gemeenten zijn hiervoor gecompenseerd door het Rijk met extra uitkeringen binnen het gemeentefonds. Deze bedragen zijn via het gemeentefonds verstrekt aan gemeenten en zij zijn niet verplicht deze uitkeringen specifiek te verantwoorden. De middelen zijn dus verkregen op basis van een verdeelsleutel inzake lokale culturele voorzieningen met de intentie dat deze middelen aan de lokale cultuur besteed (gaan) worden. Gemeenten hebben via het gemeentefonds in 2020 ruim 120 miljoen euro ontvangen inzake lokale culturele voorzieningen en in 2021 nog eens 241 miljoen euro. Deze bedragen dienen ter dekking van de totale cultuurlasten van 1987 miljoen euro in 2020 en 2061 miljoen euro in 2021. Echter is het aannemelijk dat een gedeelte gereserveerd is voor toekomstige jaren.
Jaar | Netto lasten (mln euro) | Baten (mln euro) | Baten gemeentefonds (mln euro) |
---|---|---|---|
2017 | 1615 | 238 | |
2019 | 1679 | 252 | |
2020 | 1641 | 235 | 120 |
2021 | 1622 | 212 | 241 |
Uit bovenstaande grafiek blijkt dat in 2021 een groter deel van de cultuurlasten van gemeenten werd gedekt door baten dan in voorgaande jaren, indien ook de baten verstrekt via het gemeentefonds worden meegerekend. De niet door baten gedekte lasten zijn in 2021 zelfs wat lager dan in de voorgaande jaren. Dit beeld is echter ietwat vertekenend. Een gedeelte van de baten via het gemeentefonds, 91 miljoen in 2021, is bekend gemaakt in de september- en decembercirculaires van 2021. Gemeenten hebben dus nauwelijks meer de kans gehad om dit geld nog in 2021 te besteden. Deze baten zijn waarschijnlijk gedeeltelijk gereserveerd voor de volgende jaren. Dit is echter niet te achterhalen uit dit onderzoek. Wel is uit de Iv3-rapportage bekend dat gemeenten zowel in 2020 en 2021 een positief saldo hadden op de exploitatie, voor alle gemeentelijke taken, van 0,4 miljard (gecorrigeerd voor de verkoop van het belang van een energiebedrijf) in 2020 en 1,8 miljard euro in 2021.
In 2019 hadden provincies nog 348 miljoen aan cultuurlasten. De lasten waren toen ruim 45 miljoen euro hoger dan 2017. Dit kwam onder andere door renovatie van de Dom in de provincie Utrecht. Ook de lasten van Noord-Brabant, Gelderland en Groningen waren in 2019 aanzienlijk hoger dan twee jaar eerder.
In 2020 en 2021 daalden de totale cultuurlasten van provincies daarentegen naar 325 miljoen euro. Het beeld is wel per provincie verschillend. Zo stelde de provincie Noord-Holland in 2020 tien miljoen euro extra beschikbaar voor culturele instellingen.
De cultuurlasten van gemeenten maken 3,1 procent van hun totale lasten voor bestemming en mutaties reserves voor zowel 2021 als 20202). Dit beeld is nauwelijks anders dan in 2019 en 2017. Voor provincies betreft dit aandeel 5,5 procent in 2021, tegen 5,9 procent in 2020 en 6,2 procent in 2019.
De 4 grootste gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) nemen gezamenlijk een aanzienlijk deel van de cultuurlasten van gemeenten voor hun rekening. Zij rapporteren gezamenlijk in 2020 ruim 584 en in 2021 bijna 626 miljoen euro, tegen 545 miljoen in 2019.
Gemeente | jaar | Podiumkunsten (mln euro) | Musea (mln euro) | Bibliotheken (mln euro) | Kunst- en cultuureducatie (mln euro) | Beeldende kunst en vormgeving (mln euro) | Historische archieven (mln euro) | Cultureel erfgoed (mln euro) | Lokale pers en omroep (mln euro) | Film en video (mln euro) | Overige cultuur (mln euro) | Overige taakvelden (mln euro) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Amsterdam | 2019 | 52,4 | 33,7 | 26,8 | 13,3 | 3,7 | 9,0 | 4,4 | 4,0 | 1,0 | 54,2 | 0,0 |
Amsterdam | 2020 | 54,5 | 33,0 | 27,3 | 12,1 | 4,1 | 7,5 | 3,8 | 3,9 | 1,0 | 71,9 | 0,0 |
Amsterdam | 2021 | 59,1 | 36,8 | 28,1 | 11,4 | 4,8 | 9,3 | 3,9 | 3,7 | 1,1 | 70,7 | 0,0 |
Rotterdam | 2019 | 39,8 | 38,5 | 20,3 | 12,3 | 4,7 | 0,0 | 1,8 | 0,6 | 1,3 | 38,7 | 1,5 |
Rotterdam | 2020 | 69,4 | 39,7 | 20,7 | 11,3 | 2,1 | 0,0 | 1,8 | 0,7 | 2,8 | 26,9 | 0,0 |
Rotterdam | 2021 | 69,0 | 39,0 | 19,8 | 10,7 | 2,2 | 0,0 | 1,7 | 0,7 | 2,9 | 42,6 | 0,0 |
's-Gravenhage | 2019 | 29,4 | 21,2 | 22,5 | 4,0 | 3,2 | 3,3 | 1,1 | 1,7 | 1,1 | 20,1 | 0,0 |
's-Gravenhage | 2020 | 29,0 | 22,1 | 21,7 | 4,3 | 3,2 | 2,7 | 1,0 | 2,1 | 1,2 | 24,8 | 0,0 |
's-Gravenhage | 2021 | 32,0 | 22,4 | 23,0 | 4,0 | 3,0 | 3,5 | 1,1 | 1,8 | 1,2 | 33,3 | 0,0 |
Utrecht | 2019 | 26,5 | 8,7 | 17,7 | 3,9 | 4,3 | 3,1 | 2,5 | 0,7 | 1,0 | 8,5 | 0,0 |
Utrecht | 2020 | 29,9 | 1,2 | 14,3 | 3,4 | 13,3 | 3,3 | 2,8 | 0,8 | 1,0 | 7,8 | 0,0 |
Utrecht | 2021 | 30,4 | 1,5 | 14,6 | 3,7 | 13,0 | 3,4 | 4,8 | 0,8 | 1,1 | 9,8 | 0,0 |
Bij de G4-gemeenten zitten de grootste lasten onder de categorie podiumkunsten. In 2021 besteedden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht hier in totaal ruim 190 miljoen euro aan, tegen 148 miljoen in 2019. Ook aan de categorie “ Overig” werd in 2021 aanzienlijk meer besteed dan twee jaar eerder.
De andere gemeenten hebben 1435 miljoen euro aan cultuur besteed in 2021, tegen 1376 miljoen euro in 2019. Gemeenten met meer dan 50 duizend inwoners besteden relatief veel aan podiumkunsten en gemeenten met minder dan 50 duizend inwoners juist relatief veel aan bibliotheken. Bij dit laatste speelt de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob), die sinds 1 januari 2015 van kracht is, waarschijnlijk een rol. Deze wet verplicht gemeenten weliswaar niet om een bibliotheek te subsidiëren, maar stelt wel voorwaarden aan de procedure van het beëindigen van een subsidie of het fors verminderen van het budget. Nog opvallend is het hoge percentage lasten dat betrekking heeft op musea van de gemeenten uit grootteklasse 8. Dit komt met name voor rekening van de gemeenten Ameland en Terschelling, kleine gemeenten met relatief veel musea.
Grootteklasse | Jaar | Podiumkunsten (%) | Musea (%) | Bibliotheken (%) | Kunst- en cultuureducatie (%) | Beeldende kunst en vormgeving (%) | Historische archieven (%) | Cultureel erfgoed (%) | Lokale pers en omroep (%) | Film en video (%) | Overige cultuur (%) | Overige media (%) | Overige taakvelden (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Gkl 1 | 2019 | 148,0 | 102,2 | 87,3 | 33,5 | 15,9 | 15,4 | 9,9 | 7,0 | 4,4 | 121,5 | 0,1 | 1,5 |
Gkl 1 | 2021 | 190,4 | 99,7 | 85,5 | 29,8 | 23,0 | 16,2 | 11,5 | 7,0 | 6,2 | 156,4 | 0,1 | 0,0 |
Gkl 2 | 2019 | 137,0 | 43,3 | 59,7 | 53,5 | 17,6 | 28,8 | 12,7 | 2,1 | 5,5 | 39,9 | 0,3 | 4,0 |
Gkl 2 | 2021 | 148,4 | 52,0 | 75,5 | 51,3 | 23,4 | 19,0 | 15,6 | 1,4 | 6,5 | 32,9 | 0,6 | 6,1 |
Gkl 3 | 2019 | 48,5 | 28,1 | 46,0 | 21,5 | 18,1 | 11,1 | 10,0 | 2,3 | 2,0 | 17,3 | 1,7 | 0,3 |
Gkl 3 | 2021 | 51,2 | 37,8 | 48,4 | 23,7 | 8,5 | 8,7 | 13,7 | 2,4 | 1,5 | 22,5 | 0,0 | 0,0 |
Gkl 4 | 2019 | 112,2 | 34,1 | 90,6 | 37,4 | 15,2 | 10,5 | 27,0 | 3,0 | 3,1 | 31,8 | 1,3 | 0,8 |
Gkl 4 | 2021 | 115,7 | 34,7 | 90,2 | 37,0 | 9,9 | 14,1 | 28,5 | 3,4 | 1,6 | 33,7 | 1,6 | 0,9 |
Gkl 5 | 2019 | 73,0 | 24,5 | 118,9 | 39,7 | 12,5 | 8,6 | 34,0 | 4,6 | 3,4 | 27,1 | 3,0 | 2,4 |
Gkl 5 | 2021 | 78,7 | 25,3 | 124,9 | 41,6 | 9,0 | 11,9 | 32,3 | 4,1 | 2,6 | 30,8 | 1,9 | 6,0 |
Gkl 6 | 2019 | 5,9 | 4,2 | 18,1 | 4,1 | 1,9 | 1,1 | 7,0 | 0,8 | 0,2 | 4,6 | 0,8 | 0,8 |
Gkl 6 | 2021 | 5,0 | 4,5 | 18,6 | 4,5 | 1,2 | 1,2 | 7,6 | 0,5 | 0,2 | 7,1 | 1,2 | 0,8 |
Gkl 7 | 2019 | 1,1 | 0,1 | 1,0 | 0,1 | 0,1 | 0,0 | 0,1 | 0,0 | 0,0 | 0,2 | 0,0 | 0,0 |
Gkl 7 | 2021 | 0,7 | 0,1 | 0,9 | 0,0 | 0,1 | 0,0 | 0,1 | 0,0 | 0,0 | 0,9 | 0,0 | 0,0 |
Gkl 8 | 2019 | 0,0 | 1,3 | 0,5 | 0,1 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,1 | 0,0 | 0,1 |
Gkl 8 | 2021 | 0,1 | 1,2 | 0,5 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,1 | 0,0 | 0,0 |
In tegenstelling tot bij gemeenten, vormen de lasten op het gebied van cultureel erfgoed bij de provincies een groot deel van de totale cultuurlasten. Wel is dit aandeel na 2019 afgenomen. Dit komt door het niet-structurele karakter van deze categorie. Restauraties, zoals die van de Dom in de provincie Utrecht, gebeuren periodiek.
Jaar | Cultureel erfgoed (%) | Musea (%) | Bibliotheken (%) | Podiumkunsten (%) | Kunst- en cultuureducatie (%) | Historische archieven (%) | Beeldende kunst en vormgeving (%) | Film en video (%) | Lokale pers en omroep (%) | Overige cultuurlasten (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2021 | 113,6 | 43,5 | 44,0 | 40,2 | 17,6 | 13,8 | 5,7 | 3,5 | 2,7 | 40,9 |
2020 | 122,0 | 45,7 | 43,8 | 46,4 | 16,0 | 10,4 | 6,1 | 4,3 | 2,4 | 44,8 |
2019 | 141,3 | 46,8 | 44,7 | 38,1 | 14,8 | 12,5 | 6,5 | 4,8 | 2,2 | 36,6 |
In 2020 en 2021 hebben de provincies meer gespendeerd aan podiumkunsten. In 2021 bedroegen de lasten 46 miljoen euro, tegen 38 miljoen euro in 2019. De overige cultuurlastenwaren in 2021 ook hoger dan in 2019, toen deze nog 37 miljoen euro bedroegen.. In 2020 stegen de lasten naar 45 miljoen euro, maar in 2021daalden ze weer naar 41 miljoen euro. De coronasteun aan culturele instellingen is vooral op deze categorie terecht gekomen.
Evenals al het geval was bij eerdere jaargangen van dit onderzoek hebben ook nu sommige gemeenten en provincies “multifunctionele” cultuurlasten niet goed kunnen verdelen over de detailposten en hebben deze lasten daarom opgenomen onder overige lasten. Voorbeelden hiervan zijn personeelslasten en de lasten van multifunctionele gebouwen. Vooral de vier grote steden gezamenlijk laten met meer dan 20 procent van de totale cultuurlasten relatief hoge overige cultuurlasten zien. Wellicht speelt ook hier de al dan niet detaillering van de cultuurlasten die betrekking hebben op meerdere disciplines een rol. Amsterdam heeft eerder aangegeven dat het Amsterdams Fonds voor de Kunsten als intermediair een subsidie voor alle vormen van kunst ontvangt (in eerdere jaren ongeveer 34 miljoen euro). Het fonds verdeelt de subsidie over kleinere kunstinstellingen, waardoor de gemeente Amsterdam de detaillering niet goed te maken is.
Het valt moeilijk te kwantificeren hoeveel van de totale cultuurlasten die nu onder “overig” geboekt staan betrekking op cultuurlasten die eigenlijk op een andere post hadden moeten worden weergegeven.
3.3 Resultaten kwalitatieve uitvraag
Onderstaand een verslag van wat respondenten bij het onderzoek hebben aangegeven. Deze is aangevuld met kennis van eerdere onderzoeken.
Op vraag 1 (U zult soms keuzen moeten maken waar u welke lasten onderbrengt en/of u in staat bent deze lasten toe te delen naar discipline. Bijvoorbeeld: de jaarlijkse subsidie aan een accommodatie waar zowel podiumkunsten als film worden vertoond. Kunt u toelichting geven op de relevante posten als u een dergelijke keuze maakt of een verdeelsleutel hanteert?) zijn de antwoorden vergelijkbaar met eerdere onderzoeken. Gemeenten verdelen aan de hand van het aantal Fte’s, salariskosten of uren. Andere gemeenten die de kwalitatieve uitvraag hebben ingevuld, hebben de cultuurlasten gedetailleerd aan de hand van subsidiestromen.
Zoals eerder is aangegeven geeft een aantal gemeenten en provincies echter aan “multifunctionele” cultuurlasten niet goed te kunnen verdelen over de detailposten en hebben deze lasten daarom opgenomen onder overige lasten. Voorbeelden hiervan zijn personeelslasten, de lasten van multifunctionele gebouwen en subsidies die verstrekt worden via fondsen.
Als antwoord op vraag 2 (Deze uitvraag is bedoeld als een specificatie van de Iv3-uitvraag. Zijn er naar uw inzicht uitgaven aan cultuur die niet worden meegenomen binnen de Iv3 uitvraag, en dus ook niet bij deze nadere specificatie? Kunt u aangeven om wat voor soort uitgaven dat gaat? U kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan uitgaven voor cultuureducatie die via scholen lopen) geven de meeste responderende gemeenten aan dat er geen cultuurlasten zijn die niet worden meegenomen in de reguliere Iv3-uitvraag. Ook in dit onderzoek geven gemeenten aan dat zij de lasten voor cultuureducatie veelal hebben meegenomen in dit onderzoek. In de Iv3 komen deze lasten op een ander taakveld terecht (hooftaakveld 4 – Onderwijs).
Andere voorbeelden zijn kerstvieringen, optochten welke in de Iv3 zijn meegenomen onder de taak economische promotie. Dit betreffen veelal kleine bedragen.
In het algemeen zijn de overige cultuurlasten die elders zijn opgenomen klein. 2021 is enigszins een uitschieter met 14 miljoen euro (in eerdere jaren rond de 9 miljoen euro). Dit komt hoofdzakelijk door de gemeenten Groningen, Tilburg en Dronten. De eerste twee duiden het opgenomen bedrag niet. De gemeente Dronten geeft aan dat het een subsidie aan een multifunctioneel gebouw betreft welke niet aan de cultuurtaakvelden wordt toegerekend.
Uit de beantwoording van vraag 3 (Gemeenten kunnen verschillend omgaan met de investeringen in vastgoed en de afschrijving daarvan. Soms wordt een investering in één keer afgeschreven en soms wordt er jaarlijks afgeschreven. Soms worden deze investeringen toegerekend aan het betreffende beleidsterrein, soms worden ze apart geadministreerd. Hoe is dit bij uw gemeente geregeld, en hoe beïnvloedt dit de hoogte van de lasten van het cultuurbeleid?) blijkt dat gemeenten investeringen activeren en dat afschrijvingen meegenomen worden bij het betreffend beleidsterrein, in dit geval cultuur. Dit is niet heel vreemd omdat gemeenten conform BBV de afschrijvingen moeten toe rekenen aan het betreffende taakveld.
Bij vraag 4 (Hoe hoog is uw totale cultuurbegroting in 2017? Sluit de Iv3-uitvraag aan op deze begroting? Zo nee, waar liggen de afwijkingen?) geeft het overgrote deel van de gemeenten aan dat de detaillering aansluit op de reguliere uitvraag Iv3. Indien niet, dan is contact gezocht met de gemeente met als doel zoveel mogelijk aan te sluiten met de Iv3.
4. Samenvatting en conclusies
In dit rapport wordt verslag gedaan van het door het CBS uitgevoerde onderzoek waarin de cultuurlasten uit de jaarrekeningen 2020 en 2021 van gemeenten en provincies in meer detail zijn uitgevraagd dan in de reguliere uitvraag Iv3 (Informatie voor derden)3) het geval is. Voor dit onderzoek hebben 11 van de 12 provincies volledig gerespondeerd en 296 van de 352 gemeenten. Voor 56 gemeenten heeft het CBS de detaillering geïmputeerd aan de hand van de detaillering van gemeenten uit de overeenkomstige grootteklasse. Dit is vervolgens aangesloten op de taakveldtotalen van (tv 5.3 – 5.6) van de Iv3. Bij de Iv3, dit is een verplichte statistiek, was een 100 procent respons.
In totaal rapporteren gemeenten en provincies in dit onderzoek over het verslagjaar 2021 voor 2.386 miljoen en voor 2020 2.329 miljoen euro aan cultuurlasten. In 2019 was dit nog 2.269 miljoen euro.
De stijging van deze cultuurlasten komt geheel op het conto van de gemeenten. De lasten van provincies daalden van 348 miljoen euro in 2019 naar 325 miljoen euro in 2021. In 2019 waren de lasten voor provincies relatief hoog door onder meer de renovatie van de Dom in Utrecht.
Tegenover de cultuurlasten van gemeenten en provincies staan cultuurbaten. Het gaat hierbij om onder meer entreegelden voor musea, lidmaatschapsgelden voor bibliotheken en ontvangen huren. In 2021 bedroegen de cultuurbaten 232 miljoen euro. Hiermee waren de cultuurbaten 20 miljoen euro lager dan in 2020 en 36 miljoen euro lager dan in 2019. De daling van de cultuurbaten is geheel toe te schrijven aan de gemeenten; de baten van de provincies waren in 2021 iets hoger dan in de twee voorgaande jaren.
Via het gemeentefonds heeft het Rijk gemeenten gecompenseerd voor de gederfde inkomsten en de hogere cultuurlasten als gevolg van de coronacrisis. Deze baten zijn niet geoormerkt, vrij besteedbaar en daarom in dit onderzoek niet opgenomen onder de cultuurbaten. In totaal ging het om 361 miljoen euro voor de jaren 2020 en 2021 tezamen.
De detaillering van de cultuurlasten van gemeenten en provincies zoals gepresenteerd in het onderzoek lijkt een getrouw beeld te geven van wat gemeenten en provincies in hun administratie hebben opgenomen. Kanttekening hierbij is echter wel dat een aantal gemeenten en provincies de “multifunctionele” cultuurlasten niet goed in staat zijn te verdelen over de detailposten en daardoor deze lasten hebben opgenomen onder overige lasten. Voorbeelden hiervan zijn personeelslasten, de lasten van multifunctionele gebouwen en subsidies die verstrekt worden via fondsen.
De grootste posten onder de culturele lasten van gemeenten zijn in 2021 en ook 2020 podiumkunsten met 29 procent van de totale cultuurlasten van gemeenten. In eerdere onderzoeken was dit percentage ongeveer gelijk (27 – 28 procent). Bibliotheken is de tweede grootste post met 22 procent. Dit beeld is nagenoeg constant over de jaren heen. Musea met 12 procent is de nummer drie. In de jaren 2019 en 2020 was het aandeel eveneens 12 procent.
Bij gemeenten heeft 14 procent in 2021 en 12 procent in 2020 van de totale cultuurlasten betrekking op overige cultuurlasten. Dit gaat om een bedrag van ruim 284 miljoen euro.
De hoogste cultuurlasten bij provincies als percentage van het totaal zijn respectievelijk op het gebied van cultureel erfgoed, bibliotheken, musea en podiumkunsten. Deze vier posten zijn samen goed voor bijna driekwart van alle cultuurlasten in 2021. Dit staat voor 241 miljoen aan lasten in 2021 van de in totaal 325 miljoen euro.
Met behulp van bijgeleverde tabellenset kunnen alle ontwikkelingen in detail bestudeerd worden.