6. Conclusies en discussie
In het onderzoek in de gemeente Heerlen in 2020 komt naar voren dat een duidelijke meerderheid vertrouwen heeft in gezaghebbende instituties zoals rechters, politie en leger. Dit vertrouwen is wel beduidend lager dan het landelijke gemiddelde. Daarnaast heeft in Heerlen slechts een minderheid vertrouwen in ambtenaren, pers, kerken, banken en grote bedrijven. En ook bij deze vertrouwensaspecten toont de Heerlense bevolking zich aanmerkelijk sceptischer dan landelijk. Dit sluit aan bij eerdere bevindingen waarin werd aangetoond dat Heerlen substantieel wantrouwen koestert jegens politieke instituties. Ook passen deze cijfers in het beeld dat in Heerlen het wantrouwen jegens de publieke en private instituties aanmerkelijk groter is dan in vele andere gemeenten. En dat verschil is nauwelijks terug te leiden naar demografische en sociaaleconomische bevolkingskenmerken. Dat de bevolkingssamenstelling nauwelijks een rol speelt, hebben we ook gezien bij het overzicht van de 51 grotere gemeenten in de periode 2012 tot 2020. Heerlen staat onderaan op posities 1, 2 of 3 op de treden van de vertrouwensladders, en schuift nauwelijks op indien rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld de leeftijdsopbouw, het opleidingsniveau, en het te besteden huishoudensinkomen. Dat in Heerlen het vertrouwen in instituties over de volle breedte zo laag is, houdt dus verband met andere factoren dan alleen de achterstand in sociaaleconomisch opzicht en de hogere vergrijzing van de Heerlense bevolking.
Maar welke dan? Een vergelijking met de drie andere grotere gemeenten in Limburg leert dat Heerlen ook veel lagere vertrouwenscijfers laat zien ten aanzien van gezaghebbende instituties, waaronder vooral politie en leger, dan in Maastricht, Sittard-Geleen en Venlo. Maar ook in deze drie gemeenten is er verhoudingsgewijs veel wantrouwen jegens andere publieke en private instituties. Blijkbaar is in Heerlen specifiek relatief veel wantrouwen in instellingen die duidelijk gelieerd zijn aan de overheid. Hierbij kan een rol spelen dat oorzaken gezocht moeten worden in het verleden. Heerlen was ooit een economische florerende stad door de mijnindustrie waarbij veel gereguleerd werd door de overheid. Met het sluiten van de mijnen kwam daar verandering in: Heerlen verloederde, en kwam terecht in diepe armoede. Mogelijk heeft dit het wantrouwen in de overheid gevoed (Glas en Mulder, 2018, p. 100). In dit perspectief is te verwachten, conform eerdere bevindingen over het vertrouwen in de politiek, dat het vertrouwen vooral in het noordelijke gebied achter blijft. Heerlen-noord is immers van oudsher het mijngebied, pas later na het sluiten van de mijnen kwamen veelal de woningbouw in Heerlen-zuid erbij. Dat vooral in Heerlen-noord veel wantrouwen is in publieke en private instituties, wordt echter niet bevestigd door de bevindingen. Alleen in rechters en grote bedrijven etaleren de inwoners in Heerlen-noord meer wantrouwen, waarvan alleen rechters overblijft indien rekening wordt gehouden met de sociaaleconomische bevolkingssamenstelling in beide gebieden. Nadere historisch-demografische analyses zijn nodig, zoals bijvoorbeeld het in kaart brengen van de verhuisstromen tussen beide gebieden, om meer grip te krijgen op de vertrouwenscijfers.
Voorts zijn binnen de twee Heerlense deelgebieden de verbanden tussen een aantal bevolkingskenmerken en de vertrouwensindicatoren gepresenteerd. Eerder werd in het derde essay over het politieke vertrouwen geconstateerd dat verschillen tussen mannen en vrouwen, en tussen opleidingsgroepen vooral in Heerlen-noord aanwezig zijn, terwijl de relatie met het besteedbare inkomen en het hebben van betaald werk vooral te zien is in Heerlen-zuid. Dit wordt in onderhavige essay bevestigd met de cijfers over andere vertrouwensaspecten. Vooral in Heerlen-noord hebben vrouwen meer vertrouwen dan mannen, en ook is het verband met opleiding – hoe hoger de opleiding, hoe meer vertrouwen – vooral in Heerlen-noord te zien. En vooral in Heerlen-zuid hangt het hebben van werk en meer inkomen samen met meer vertrouwen. Daarmee worden de contouren van de scheidslijnen tussen beide gebieden steeds zichtbaarder. In volgende essays worden verbindingen gelegd tussen het vertrouwen – zowel onderling tussen burgers, als in instituties – en het meedoen met de samenleving gelegd. Dat is geen makkelijke opgave. Zo is het met de beschikbare gegevens niet mogelijk om bewijzen te leveren voor oorzaak-gevolg redeneringen. Het kan beide kanten opgaan: vertrouwen genereert participatie, maar participatie kan ook vertrouwen genereren. Het kan ook nog zo zijn dat, hoewel indicatoren over vertrouwen en participatie met elkaar correleren, dit door andere factoren teweeg wordt gebracht. Indachtig dergelijke kanttekeningen, presenteren we overzichten van dergelijke samenhangen tussen de indicatoren die in dit en de voorgaande essays de revue zijn gepasseerd. Dit gebeurt niet alleen voor de gemeente Heerlen, maar ook binnen de twee deelgebieden. Vervolgens wordt een stap verder gegaan door een verdere specificatie voor een aantal bevolkingsgroepen: mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, lager– en hoger opgeleiden, mensen zonder en met betaald werk, en lage en hoge inkomensgroepen.
We hebben de vraag gesteld wat we kunnen verwachten van het Heerlens-Heitje project waarin burgers gestimuleerd worden om als vrijwilliger klusjes tegen een geringe vergoeding op te pakken. In eerdere essays is hierbij een aantal kanttekeningen geplaatst, zoals de impact van de pandemie. Aangezien de samenleving langzaam aan terugkeert in een situatie die steeds meer lijkt op die van voor de crisis, neemt ook het aantal deelnemers toe die zich aanmelden om klussen uit te voeren ofwel daadwerkelijk klussen hebben uitgevoerd. Onder deze groepen wordt met vragenlijsten en met diepte-interviews nadere informatie verzameld, zoals over hun motieven om mee te doen, hun evaluatie van de aangereikte klussen, hun waardering over de financiële vergoeding en hun sociale contacten in en buiten hun eigen buurt.