5. Vertrouwen in instituties in Heerlen anno 2020
Voor het Heerlens-Heitje project heeft in de periode mei tot september 2020 een grotere groep, ruim 1100 personen, deelgenomen aan het enquête-onderzoek ‘Sociale samenhang en Welzijn’ van het CBS. Daarmee worden ook regionale verdelingen in beeld gebracht. Uit dit onderzoek blijkt wederom dat burgers van Heerlen weinig vertrouwen hebben in instituties. Zo heeft 72 procent vertrouwen rechters, 70 procent in politie en 65 procent. Dat zijn lagere percentages dan de landelijke cijfers in deze periode, en dat geldt vooral voor het vertrouwen in de politie met een landelijk gemiddelde van 79 procent. Het vertrouwen in ambtenaren, pers en kerken heeft respectievelijk 43, 34 en 22 procent. Ook dat zijn fors lagere percentages dan de landelijk gemiddelde cijfers van respectievelijk 52, 40 en 32 procent. En ook in het private domein heeft slechts een minderheid van de inwoners vertrouwen: in banken is dat met 45 procent meer dan in grote bedrijven waar 36 procent vertrouwen in heeft. Deze cijfers over de private instituties zijn echter niet veel lager dan de landelijk gemiddelde percentages, met respectievelijk 48 en 39 procent, in deze periode.
In eerdere essays kwam naar voren dat het vertrouwen in zowel anderen als in de politiek beduidend geringer was in Heerlen-noord dan in Heerlen-zuid. Dit roept de vraag op of dit ook geldt voor andere vertrouwensindicatoren. Vooral in rechters heeft het zuidelijke deel, met 84 tegenover 66 procent, een beduidend groter deel vertrouwen dan in het noordelijke deel. In de politie is de discrepantie, met 74 tegenover 70 procent, beduidend kleiner en is er statistisch geen verband. Evenmin onderscheiden beide deelgebieden zich in het vertrouwen dat de inwoners hebben in het leger. Voorts heeft in Heerlen-zuid 45 procent vertrouwen in ambtenaren, en 36 procent in de pers. In Heerlen-noord is dat respectievelijk 41 en 32 procent. Maar ook bij deze vertrouwensindicatoren is noord-zuid uitsplitsing niet onderscheidend. En dat geldt ook voor het vertrouwen in kerken en banken. Wel is er verschil te zien bij het vertrouwen in grote bedrijven: in Heerlen-zuid is er, met 40 procent, meer fiducie in grote bedrijven dan in Heerlen-noord met 34 procent.
Vertrouwen | Heerlen-noord (%) | Heerlen-zuid (%) | Heerlen (%) |
---|---|---|---|
Rechters | 66,6 | 75,2 | 69,9 |
Politie | 70,3 | 73,1 | 71,4 |
Leger | 64,4 | 64,9 | 64,6 |
Ambtenaren | 41,2 | 44,9 | 42,6 |
Pers | 31,7 | 36,0 | 33,3 |
Kerken | 23,5 | 20,6 | 22,4 |
Banken | 44,0 | 45,3 | 44,5 |
Grote bedrijven | 33,8 | 39,9 | 36,1 |
Bij het overzicht van de 51 grotere gemeenten is geconstateerd dat de demografische en sociaaleconomische compositie van Heerlen slechts een beperkte rol speelt bij de posities die Heerlen op de ranglijsten van het vertrouwen inneemt. Heerlen staat onderaan, en schuift nauwelijks op indien rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld de leeftijdsopbouw, en het opleidingsniveau, en het te besteden huishoudensinkomen. Een daarmee verglijkbare exercitie is uitgevoerd bij de tegenstellingen tussen Heerlen-noord en Heerlen-zuid. Het gelijkschakelen van de demografische en sociaaleconomische factoren heeft echter weinig effect op de vertrouwenscijfers in beide gebieden. Meestal worden de verschillen nog iets kleiner. Zo wordt het verschil bij het vertrouwen in rechters met drie procentpunt gereduceerd, maar blijft voorhanden. Alleen bij het vertrouwen in grote bedrijven zorgt de correctie ervoor dat beide deelgebieden niet meer verschillen.
De analyses worden vervolgd door voor Heerlen, maar ook apart voor Heerlen-noord en Heerlen-zuid de relaties te bestuderen tussen demografische en sociaaleconomische bevolkingsgroepen enerzijds en de vertrouwensaspecten anderzijds. In het derde essay werd al aangetoond dat vrouwen in Heerlen beduidend meer vertrouwen in politieke instituties etaleren dan mannen. En dat dit verschil vooral in Heerlen-noord is te zien, waaruit blijkt dat het ongenoegen over de politiek vooral groot is bij mannen die in Heerlen-noord wonen.
Bij andere publieke en private instituties is het beeld naar achtergrondkenmerken echter minder consistent (zie Tabel 5.2 en 5.3). Zo hebben in Heerlen vrouwen wel meer vertrouwen in de politie dan mannen, maar is er geen verschil bij vertrouwen in rechters en het leger. Evenmin zijn er verschillen tussen de beide seksen en de andere instituties. Echter, als we specifiek inzoomen op de beide deelgebieden, dan is er in Heerlen-noord wel veelal sprake van een verschil in het vertrouwen tussen mannen en vrouwen. Vrouwen die in Heerlen-noord wonen hebben meer vertrouwen in rechters, politie, leger, ambtenaren en kerken dan mannen. In Heerlen-zuid hebben vrouwen minder vertrouwen dan mannen in ambtenaren, en is er geen relatie met de andere vertrouwensaspecten.
Ook het onderscheid naar leeftijdsgroepen levert geen consistent beeld op. In grote lijnen hebben de 15- tot 45-jarigen meer fiducie in de instituties dan vooral de 45- tot 65-jarigen. De 65-plussers nemen een tussenpositie in. Vooral in het noordelijke deel is dat te zien, zoals bij het vertrouwen in het leger en in ambtenaren. In het zuidelijke deel is er vooral onder de 65-plussers meer scepsis over rechters en het leger. Daar tegenover staat dat de ouderen meer vertrouwen hebben in de pers en in kerken. Er is geen relatie tussen leeftijd en het vertrouwen in politie, pers en grote bedrijven.
Er is weinig verschil in het vertrouwen tussen de groep met en zonder migratieachtergrond. De groep met een Nederlandse achtergrond heeft, met 73 tegenover 66 procent, iets meer vertrouwen in de politie dan de groep met een migratieachtergrond. Bij het vertrouwen in kerken is, met 20 versus 30 procent, het tegenovergestelde het geval. Echter, alleen in het noordelijke deel is er een verschil: van de groep met een migratieachtergrond heeft 1 op de 3 vertrouwen in kerken, van de Nederlandse groep is dat 1 op de 5.
Rechters | Politie | Leger | Ambtenaren | Pers | Kerken | Banken | Grote bedrijven | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Heerlen-noord | ||||||||
Mannen | 62,8 | 66,6 | 60,4 | 36,7 | 34,5 | 19,4 | 42,1 | 29,7 |
Vrouwen | 70,3 | 74,0 | 68,3 | 45,7 | 28,9 | 27,5 | 45,8 | 37,9 |
Heerlen-zuid | ||||||||
Mannen | 75,9 | 70,0 | 66,7 | 49,9 | 37,1 | 21,7 | 41,9 | 40,8 |
Vrouwen | 74,4 | 76,4 | 62,9 | 39,4 | 34,9 | 19,4 | 48,9 | 38,8 |
Heerlen | ||||||||
Mannen | 67,9 | 67,9 | 62,9 | 41,8 | 35,5 | 20,3 | 42,0 | 34,0 |
Vrouwen | 71,8 | 74,9 | 66,3 | 43,4 | 31,1 | 24,5 | 46,9 | 38,2 |
Heerlen-noord | ||||||||
15 tot 44 jaar | 70,7 | 72,3 | 75,5 | 48,9 | 29,4 | 30,8 | 46,0 | 36,5 |
45 tot 64 jaar | 64,9 | 66,3 | 58,0 | 35,1 | 31,6 | 13,1 | 38,5 | 31,1 |
65 jaar of ouder | 61,9 | 72,8 | 54,8 | 37,6 | 35,4 | 26,7 | 48,6 | 33,2 |
Heerlen-zuid | ||||||||
15 tot 44 jaar | 76,8 | 73,5 | 71,6 | 47,3 | 32,2 | 19,0 | 49,6 | 45,1 |
45 tot 64 jaar | 79,6 | 71,9 | 66,2 | 44,0 | 36,3 | 18,0 | 37,0 | 36,6 |
65 jaar of ouder | 67,0 | 74,0 | 53,9 | 42,4 | 41,2 | 26,3 | 48,8 | 36,3 |
Heerlen | ||||||||
15 tot 44 jaar | 73,0 | 72,8 | 74,1 | 48,3 | 30,5 | 26,4 | 47,4 | 39,7 |
45 tot 64 jaar | 70,4 | 68,4 | 61,1 | 38,3 | 33,4 | 14,9 | 38,0 | 33,1 |
65 jaar of ouder | 64,0 | 73,3 | 54,5 | 39,5 | 37,8 | 26,6 | 48,7 | 34,5 |
Heerlen-noord | ||||||||
Migratieachtergrond | 65,4 | 66,7 | 63,2 | 45,5 | 30,8 | 33,0 | 46,2 | 31,4 |
Nederlandse achtergrond | 67,1 | 71,9 | 64,9 | 39,3 | 32,0 | 19,4 | 43,0 | 34,8 |
Heerlen-zuid | ||||||||
Migratieachtergrond | 74,4 | 64,6 | 67,6 | 46,8 | 34,5 | 21,5 | 47,6 | 39,6 |
Nederlandse achtergrond | 75,4 | 75,6 | 64,2 | 44,4 | 36,4 | 20,4 | 44,6 | 40,0 |
Heerlen | ||||||||
Migratieachtergrond | 68,2 | 66,1 | 64,5 | 45,9 | 31,9 | 29,6 | 46,6 | 33,8 |
Nederlandse achtergrond | 70,5 | 73,4 | 64,6 | 41,4 | 33,8 | 19,8 | 43,6 | 36,9 |
Het vertrouwen in de drie gezaghebbende instituties is sterk gerelateerd aan het opleidingsniveau. Hierbij is duidelijk dat de hoogopgeleiden een groter vertrouwen hebben in rechters, politie en leger dan de middelbaar en vooral lager opgeleiden. Vooral is dit te zien bij het vertrouwen in rechters: van de laag opgeleiden heeft 58 procent fiducie in rechters, van de middelbaar opgeleiden 72 procent en van de hoger opgeleiden 83 procent. Beduidend minder geprononceerd – 65, 72, en 80 procent – is dat bij het vertrouwen in de politie. En bij het vertrouwen in het leger onderscheiden zich met 60 procent alleen de laagst opgeleiden ten opzichte van de beide andere opleidingsgroepen waarvan 67 procent fiducie in politie heeft. Ook bij het vertrouwen in banken, pers en ambtenaren is een positieve relatie met opleiding. Bij het vertrouwen in banken geldt echter dat vooral de lager opgeleiden meer vertrouwen hebben dan de middelbaar en vooral de hoger opgeleiden. De grafiek leert bovendien dat dit patroon – hoe hoger de opleiding, hoe meer vertrouwen – vooral in Heerlen-noord van toepassing is. In het zuidelijke deel springen op sommige onderdelen juist de middelbaar opgeleiden eruit door een relatief hoog vertrouwensniveau, zoals bij het leger en de pers.
Het besteedbare inkomen is eveneens relevant voor het vertrouwen in de instituties. Een hoger inkomen betekent meer vertrouwen in rechters, politie, leger, ambtenaren, en grote bedrijven dan wanneer er minder geld te besteden is. Echter de hogere inkomensgroep heeft minder vertrouwen in kerken en banken dan de lager inkomensgroep, en er is geen verschil te zien bij het vertrouwen in de pers. Dergelijke relaties tussen het te besteden inkomen en het vertrouwen in de drie gezaghebbende instituties en in grote bedrijven gelden echter alleen in het zuidelijke deel van Heerlen. In het noordelijke deel is inkomen alleen relevant voor het vertrouwen in kerken en banken: de groep die het minst heeft te besteden, heeft daar meer fiducie in.
Ten slotte blijkt dat het hebben van betaald werk onderscheidend is voor het vertrouwen. De groep die betaald werk heeft, heeft meer vertrouwen in rechters, leger en ambtenaren dan de groep zonder betaald werk: respectievelijk 74, 71 en 46 procent, tegenover 65, 56 en 38 procent. De tegenovergestelde situatie geldt voor het vertrouwen in de pers, kerken en banken. Waar het werkende deel daar met respectievelijk 31, 19 en 42 procent vertrouwen in heeft, is dat bij de groep zonder betaald werk 36, 26 en 48 procent. Echter ook hiervoor geldt dat dit onderscheid vooral in het zuidelijke deel is te zien. Ook is er in Heerlen-zuid, met 80 versus 64 procent, meer vertrouwen in de politie bij het werkende deel. Het hebben van werk is alleen in het noordelijke deel gerelateerd aan het vertrouwen in pers en kerken. Geen werk gaat samen met meer vertrouwen in beide instituties.
Rechters | Politie | Leger | Ambtenaren | Pers | Kerken | Banken | Grote bedrijven | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Heerlen-noord | ||||||||
Laag opleidingsniveau | 57,1 | 64,7 | 60,4 | 35,0 | 29,8 | 25,6 | 49,8 | 34,1 |
Middelbaar opleidingsniveau | 67,2 | 70,0 | 65,2 | 42,2 | 26,9 | 22,5 | 44,1 | 37,3 |
Hoog opleidingsniveau | 82,3 | 82,7 | 72,5 | 50,6 | 45,6 | 22,1 | 32,5 | 28,5 |
Heerlen-zuid | ||||||||
Laag opleidingsniveau | 60,1 | 65,0 | 59,6 | 45,2 | 30,0 | 25,5 | 57,0 | 47,4 |
Middelbaar opleidingsniveau | 78,6 | 75,8 | 70,9 | 42,6 | 41,2 | 19,5 | 41,8 | 38,9 |
Hoog opleidingsniveau | 83,4 | 78,0 | 61,2 | 48,4 | 34,1 | 15,4 | 39,4 | 34,9 |
Heerlen | ||||||||
Laag opleidingsniveau | 58,1 | 64,8 | 60,1 | 38,0 | 29,9 | 25,6 | 52,0 | 38,0 |
Middelbaar opleidingsniveau | 71,7 | 72,3 | 67,4 | 42,4 | 32,5 | 21,3 | 43,2 | 37,9 |
Hoog opleidingsniveau | 82,9 | 80,4 | 67,0 | 49,5 | 40,0 | 18,8 | 35,9 | 31,6 |
Heerlen-noord | ||||||||
Laag huishoudensinkomen | 65,2 | 68,3 | 62,6 | 40,0 | 32,5 | 27,3 | 48,8 | 33,9 |
Hoog huishoudensinkomen | 68,2 | 73,2 | 66,7 | 43,5 | 30,7 | 16,5 | 37,1 | 34,1 |
Heerlen-zuid | ||||||||
Laag huishoudensinkomen | 63,4 | 65,2 | 56,5 | 32,2 | 37,5 | 23,0 | 43,5 | 31,4 |
Hoog huishoudensinkomen | 84,5 | 80,2 | 71,5 | 54,0 | 35,8 | 19,5 | 46,2 | 44,9 |
Heerlen | ||||||||
Laag huishoudensinkomen | 64,7 | 67,4 | 60,8 | 37,7 | 34,0 | 26,1 | 47,3 | 33,2 |
Hoog huishoudensinkomen | 76,0 | 76,5 | 69,0 | 48,4 | 33,2 | 17,9 | 41,4 | 39,3 |
Heerlen-noord | ||||||||
Geen betaald werk | 64,1 | 72,2 | 58,6 | 38,9 | 36,5 | 29,2 | 45,4 | 31,6 |
Wel betaald werk | 68,6 | 68,7 | 69,2 | 43,2 | 27,6 | 18,4 | 42,7 | 35,7 |
Heerlen-zuid | ||||||||
Geen betaald werk | 66,8 | 63,9 | 52,6 | 37,3 | 36,3 | 21,2 | 51,6 | 39,1 |
Wel betaald werk | 81,9 | 80,4 | 74,6 | 51,0 | 35,8 | 20,2 | 40,0 | 40,6 |
Heerlen | ||||||||
Geen betaald werk | 65,1 | 69,1 | 56,4 | 38,3 | 36,4 | 26,3 | 47,7 | 34,3 |
Wel betaald werk | 73,8 | 73,3 | 71,3 | 46,2 | 30,8 | 19,1 | 41,7 | 37,5 |