Auteur: Hans Schmeets, Jeanet Exel

De Heitjes en het vertrouwen in instituties in Heerlen

Over deze publicatie

In Heerlen is relatief veel wantrouwen jegens diverse publieke en private instituties. Dit betreft zowel het vertrouwen in gezaghebbende instituties, zoals rechters, politie en leger, maar ook in ambtenaren, de pers, kerken, en grote bedrijven. Ten opzichte van 50 andere grotere gemeenten, staat Heerlen in de periode 2012-2019 onderaan de treden van deze vertrouwensladders. Een correctie voor demografische en sociaaleconomische verschillen verandert dit beeld nauwelijks.
Aanvullend onderzoek in 2020 leert dat, in tegenstelling tot het onderlinge vertrouwen en het vertrouwen in de politiek, het vertrouwen in deze instituties in Heerlen-noord veelal niet lager is dan in Heerlen-zuid. Er zijn wel verschillen tussen bevolkingsgroepen in Heerlen. Zo hebben, met name in publieke instituties, vrouwen doorgaans meer vertrouwen dan mannen, jongeren meer dan ouderen, hoger opgeleiden meer dan lager opgeleiden, en mensen met meer financiële middelen meer dan mensen die minder te besteden hebben. Dergelijke relaties zijn niet identiek in het noordelijke en zuidelijk deelgebied.
In Heerlen is inmiddels een experiment gestart waarbij burgers klussen kunnen uitvoeren voor een vrijwilligersvergoeding in de vorm van ‘heitjes’. Hiermee wordt beoogd om de burgerbetrokkenheid te vergroten, de openbare ruimte te verbeteren en de lokale economie te stimuleren. Met dit essay wordt beoogd inzichten te leveren over het vertrouwen in instituties in Heerlen en daarmee tevens aandacht aan het Heitje-project.

1. Over de mythe van het tanende vertrouwen in instituties

Naast het onderlinge vertrouwen is het vertrouwen in instellingen in het publieke, private en politieke domein een belangrijke bouwsteen voor de sociale cohesie in de samenleving (OECD, 2017). Vooral recentelijk zijn er veel geluiden over het tanende vertrouwen van burgers in de overheid en politiek. Zo werd in een studie van de Erasmus universiteit aangetoond dat het vertrouwen in zowel de landelijke als de lokale overheid in korte tijd scherp is gedaald (Engbersen, Bochove, Boom, e.a., 2021). Het vertrouwen in de landelijke overheid nam af van 69 procent in april 2020 naar 29 procent in september 2021, en in de lokale overheid reduceerde het vertrouwen van 60 naar 37 procent. Dit beeld wordt deels bevestigd door een recente studie van het CBS (Schmeets en Exel, 2022). Zo is het vertrouwen in de politiek – in de Tweede Kamer en in politici in het algemeen – in 2021 gedaald. Waar in het eerste kwartaal van 2020, dus voor de aanvang van de Covid-19 pandemie, nog 44 procent vertrouwen in de Tweede Kamer had, en 32 procent in politici, nam dit in het vierde kwartaal van 2020 toe naar respectievelijk 58 en 43 procent. Daarna zakte dit in, en kwam een jaar later terecht op 35 en 28 procent. Echter, dit patroon zien we niet terug bij andere politieke instituties. Zo had vlak voor de crisis 45 procent vertrouwen in de Europese Unie, en eind 2021 was dat met 52 procent een stuk hoger. 

Een overzicht op basis van jaarcijfers toont aan dat over een langere termijn, sinds 2012, het vertrouwen in de politiek is toegenomen. Waar het vertrouwen in de Tweede Kamer in de periode 2012 tot 2016 schommelde rond de 34 procent, is dit vertrouwen vervolgens gestegen naar 53 procent in 2020, waarna het is ingezakt naar 42 procent. Het vertrouwen in de Europese Unie is sinds 2013 gestaag toegenomen van 34 naar 53 procent. En ook het vertrouwen in politici is niet gedaald. Daarnaast is er ook bij de andere instituties, zowel in het publieke als private domein, geen sprake van een afname van het vertrouwen. Zo neemt het vertrouwen in de ‘gezaghebbende’ instituties rechters, politie en leger met meer dan 10 procentpunt toe naar respectievelijk 79, 79 en 72 procent. Het vertrouwen in ambtenaren stijgt minder sterk, waarbij vooral sinds 2013 een trend is te zien die duidt op een langzame groei van 41 naar 46 procent, met een piek van 50 procent in 2020. Eveneens is het vertrouwen in de pers flink toegenomen: waar het in de periode 2012 tot 2017 bleef steken op zo’n 31 procent, is dit vertrouwen vervolgens met fikse sprongen gestegen naar 46 procent in 2021. 

1.1 Sociaal vertrouwen en vertrouwen in publieke en private instituties,
2012-2021 (%)
2012201320142015201620172018201920202021
Andere mensen 58,358,357,959,759,962,261,761,863,066,3
Rechters 68,869,068,069,071,572,972,673,677,379,2
Politie 67,767,567,968,870,374,574,875,378,179,3
Leger59,361,762,264,864,964,863,566,971,872,0
Ambtenaren44,340,841,942,342,645,546,646,349,746,2
Pers 30,931,831,330,331,231,936,036,139,345,9
Tweede Kamer36,331,534,634,436,840,842,040,053,242,3
Politici.......30,039,733,3
Europese Unie 39,234,336,435,836,043,145,245,748,153,4
Kerken 31,028,729,430,330,431,229,528,230,929,2
Banken 41,634,336,635,436,339,942,841,546,648,7
Grote bedrijven 45,340,340,139,237,439,439,737,539,139,2

Een hiermee vergelijkbaar patroon in deze periode is te zien bij het vertrouwen in banken: een vertrouwensgroei van 34 naar 49 procent. De enige uitzonderingen op deze lijst met stijgende lijnen in het vertrouwen in instituties betreft kerken en grote bedrijven. Zo is het vertrouwen in kerken vooral stabiel: zo’n 30 procent heeft hier vertrouwen in. En in grote bedrijven heeft, na een aanvankelijke daling van 6 procentpunt, sinds 2013 gemiddeld zo’n 39 procent vertrouwen.1) Het tabeloverzicht leert derhalve dat het vertrouwen in instituties van het publieke, politieke als private domein in het afgelopen decennium is toegenomen. Daarmee is deze mythe dat het in Nederland de verkeerde kant opgaat, met een steeds groter wordende kloof tussen de burger en de overheid, doorbroken (zie ook Fukuyama, 2010). In tegendeel: het gaat alsmaar in de richting van meer vertrouwen. 

Er is meer nieuws te melden dat duidt op een groeiend vertrouwen. Cijfers van het tweejaarlijkse ‘European Social Survey’ laten zien dat in de periode 2002-2018 het vertrouwen in het rechtssysteem, de politie, politici, het parlement, politieke partijen en in de Verenigde Naties in Nederland is toegenomen, en in het Europees parlement niet is veranderd (CBS, 2021). En bovendien: Nederland behoort, samen met de Scandinavische landen, tot de landen met de hoogste vertrouwenscijfers. Ook blijkt dat het onderlinge vertrouwen tussen de burgers in deze periode van 58 naar 70 procent is toegenomen, waarmee Nederland behoort tot de Europese top-5. Een stijging is, hoewel de vraagformuleringen verschillen, ook te zien in het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn: in de periode 2012-2014 heeft 58 procent vertrouwen in andere mensen, in 2015-2016 is dat 60 procent, in 2017-2019 stijgt het naar 62 procent, in 2020 naar 63 procent en in 2021 naar 66 procent. 

Deze langere termijntrends bieden een ander zicht op de samenleving dan de geluiden die via de media naar voren worden gebracht. De media staat daarin niet alleen. Ook de politiek is ervan overtuigd dat de burger steeds minder vertrouwen heeft. Zo staat in het recente coalitieakkoord: “Wij willen het vertrouwen tussen burgers en overheid herstellen. Dat zal alleen gaan als de overheid betrouwbaar is, vertrouwen heeft in burgers en oog heeft voor de menselijke maat” (Rijksoverheid, 2021a, p. 1). Echter, zo valt uit de tabel af te lezen, er is geen sprake van een erosie van het vertrouwen. Sterker nog: evident blijkt uit deze cijfers dat niet alleen het vertrouwen in de gezaghebbende instituties hoog is, maar dat er bovendien een sterk stijgende lijn is te zien. 

Er zijn, buiten het doorbreken van de vertrouwensmythe, nog meer redenen waarom dergelijke vertrouwenscijfers relevant zijn. De Nederlandse cijfers, zowel landelijk als die van specifieke bevolkingsgroepen, worden daarmee in een Europese context geplaatst zodat ook bijvoorbeeld het vertrouwen van de burgers in de Nederlandse samenleving vergeleken kan worden met onze buurlanden. In essay 2 is het onderlinge vertrouwen in een aantal regionale gebieden, waaronder  Heerlen, besproken. We hebben geconstateerd dat er in Heerlen veel wantrouwen is. Heerlen bezet een plek onderaan de ranglijst van 51 grote gemeenten: in de periode 2012-2019 is het vertrouwen in de medemens in Heerlen gemiddeld 49 procent. Ook landelijk is dat met 60 procent een stuk hoger. Tevens leert de vergelijking met de cijfers in de periode 2012-2018  dat ook in veel Europese landen slechts een minderheid vertrouwen heeft in de medemens. Daaronder scharen zich ook onze buurlanden, België en Duitsland, en in Frankrijk liggen deze vertrouwenscijfers fors onder die van de gemeente Heerlen. Daarmee wordt de lage positie van Heerlen op de Nederlandse ranglijst enigszins genuanceerd. Een vergelijkbare exercitie op basis van het politieke vertrouwen leert dat Heerlen ook bij het vertrouwen in de Tweede Kamer en in de Europese Unie onderaan op de ranglijst staat. Maar ook hier geldt weer dat het vertrouwen in de politiek in veel Europese landen fors lager is. 

In het derde essay van deze reeks is het vertrouwen in politieke instituties besproken: de Tweede Kamer, politici, de gemeenteraad en de Europese Unie.2) In dit, zevende, essay komen andere instituties aan de orde: rechters, politie, leger, ambtenaren, pers, kerken, grote bedrijven en banken. Dit wordt gedaan om het vertrouwen in deze publieke en private instituties in Heerlen te vergelijken met het landelijke gemiddelde, en met 50 andere grote steden. Voorts wordt, op basis van aanvullende data die in het tweede en derde kwartaal 2020 zijn verzameld, Heerlen-zuid en Heerlen-noord met elkaar vergeleken en geplaatst in de context van de landelijke cijfers die in dezelfde periode zijn verzameld. 

1) Bij een aantal instituties is een forse afname in het vertrouwen te zien tussen 2012 en 2013. In 2013 heeft een aanpassing in de dataverzameling plaatsgevonden, waarbij de aanschrijfbrief is veranderd en een tegoedbon ter waarde van 5 euro is toegevoegd (zie ook Schmeets, 2015). De respons steeg van 60 naar 70 procent. Denkbaar is dat de groei in de respons vooral toegeschreven kan aan een grotere deelname aan het onderzoek van personen met relatief weinig vertrouwen in instituties. Tussen beide jaren neemt het vertrouwen in alle instituties af met als uitzondering het vertrouwen in de pers en in de gezaghebbende instituties rechters, politie en leger.
2) De heitjes en het politieke vertrouwen in Heerlen.

2. Vertrouwen als bouwsteen van sociale cohesie

In het vorige essay is de politieke betrokkenheid besproken, zowel landelijk als specifiek in Heerlen. De verkiezingsuitslagen doen vermoeden dat in toenemende mate de belangen van specifieke bevolkingsgroepen worden vertegenwoordigd in de politieke arena. Inmiddels wordt de Tweede Kamer vertegenwoordigd door 33 politieke partijen, groeperingen en eenpersoonsfracties. Dit kan ook een uiting zijn van tegenstellingen in de samenleving die zich sterker manifesteren en mogelijk gepaard gaan met spanningen. In 2016 gaf 82 procent van de volwassen bevolking aan dat er in Nederland spanningen zijn tussen bevolkingsgroepen: tussen jongeren en ouderen, tussen lager- en hoger opgeleiden, tussen armen en rijken, tussen religieuze groepen en tussen mensen met en zonder migratieachtergrond (Schmeets en De Witt, 2017). Het Sociaal en Cultureel Planbureau voorspelde eerder al, met een vooruitblik naar 2050, dat “…overbruggingen tussen verschillende bevolkingsgroepen zeldzamer worden en spanningen toenemen.” (SCP, 2016, p. 2). Voor het overbruggen is een specifieke vorm van ‘sociaal kapitaal’ nodig: het ‘bridging capital’ (Vermeij en Den Ridder, 2016). Dit overbruggende sociaal kapitaal verwijst naar de netwerken tussen bevolkingsgroepen, en onderscheidt zich van het ‘bonding social capital’ dat betrekking heeft op de sociale netwerken binnen groepen (Putnam, 2000, p. 22-24). Beide sociaal-kapitaal vormen zijn essentieel voor een samenleving: het is de smeerolie die zowel de welvaart als het welzijn bevordert (Putnam, 1995; 2000; Knack en Keefer, 1997; Uslaner, 2002; Stiglitz, Sen en Fitoussi, 2009; Harell en Stolle, 2011).

Het is lastig om het sociaal kapitaal middels steekproefonderzoeken en vragenlijsten vast te stellen. Veelal worden indicatoren gebruikt die verwijzen naar (1) het meedoen met de samenleving: de participatie, en (2) het vertrouwen van mensen in elkaar, en in maatschappelijke en politieke instituties. De gedachte hierbij is dat door vertrouwen en participatie sociale netwerken ontstaan van mensen met gezamenlijke normen, waarden en onderling begrip (Coté en Healy, 2001). En bovendien: hoe meer participatie en vertrouwen er onder alle lagen van de bevolking is, hoe sterker de sociale cohesie in de samenleving. Als alle bevolkingsgroepen vertrouwen hebben in en meedoen met die samenleving, dan is er meer saamhorigheid en eensgezindheid. Als daarentegen bepaalde groepen aan de kant staan, en wantrouwend staan tegenover de samenleving dan duidt dit op een integratieprobleem, waarmee de sociale cohesie onder druk komt te staan. In de vorige zes essays hebben we diverse indicatoren van het sociaal kapitaal besproken.

De rode draad is dat Heerlen laag scoort op deze participatie- en vertrouwensindicatoren, en bovendien dat er een duidelijk onderscheid is tussen de twee deelgebieden: Heerlen-noord en Heerlen-zuid. Waar het zuidelijke gebied veelal overeenkomt met het landelijk gemiddelde beeld, zit het noordelijke deel daar fors onder. En deze kloof tussen de beide gebieden houdt slechts ten dele verband met demografische en sociaaleconomische factoren. Dit staat op gespannen voet met de integratie: Heerlen lijkt te zijn verdeeld in twee gebieden die weinig binding met elkaar hebben. In het vervolg van dit essay wordt op het vertrouwen in een aantal instituties ingegaan: eerst vergelijken we Heerlen met het landelijke beeld, en vervolgens Heerlen-noord met Heerlen-zuid. En ook nu vragen we ons af wat we voor het vertrouwen kunnen verwachten van het Heerlens-Heitje project (zie kader) waarin burgers gestimuleerd worden om als vrijwilliger klusjes tegen een beperkte vergoeding op te pakken.

3) Meer vrijwilligers in Heerlen met het heitje.
4) De heitjes en het onderlinge wantrouwen in Heerlen.
5) De heitjes en het politieke vertrouwen in Heerlen.
6) De heitjes en de sociale contacten in Heerlen.
7) De heitjes en het verenigingsleven in Heerlen.
8) De heitjes en de politieke betrokkenheid in Heerlen.

3. De pandemie en het vertrouwen in publieke en private instituties

Om het vertrouwen in publieke en private instituties van de inwoners van Heerlen in perspectief te plaatsen, is het van belang op mogelijke effecten van maatschappelijke ontwikkelingen in te gaan. Het onderzoek, waar iets meer dan 1 100 Heerlenaren aan deelnamen, vond plaats in de periode april tot september 2020. Het was de periode dat het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames als gevolg van Covid-19 razendsnel opliep. Het aantal personen dat als gevolg hiervan op de Intensive Care (IC) terecht kwam, bereikte op 7 april 2020 een piek met 1 424 (Rijksoverheid, 2021b). De beelden op de IC’s kwamen via de media de huiskamer binnen, en het aantal patiënten op de IC werd een belangrijke graadmeter voor de ernst van de gevolgen van Covid-19. Het CBS publiceerde statistieken over de oversterfte (Traag en Hoogenboezem, 2021). 

De voor de hand liggende vraag is of de pandemie gevolgen heeft voor het vertrouwen in instituties, waaronder de politiek. Uit langlopende trends op basis van cijfers van het CBS over het vertrouwen in de Tweede Kamer blijkt dat het vertrouwen in de politiek sinds 2012 tot de aanvang van de pandemie in 2020 gestaag is toegenomen, zonder noemenswaardige fluctuaties (Schmeets en Exel, 2022). In het tweede kwartaal van 2020 treedt echter een zeer forse toename op, van 44 naar 58 procent, en blijft in 2020 na een kleine dip op dit hoge vertrouwensniveau. Een sterke toename is verklaarbaar vanuit diverse theoretische perspectieven, waarbij vooral wordt gewezen op het zogenoemde ‘rally around the flag’-mechanisme (Mueller, 1970). Bij crisissen als gevolg van bepaalde gebeurtenissen zoals een natuurramp of een terroristische aanslag gaan mensen zich massaal achter hun (politieke) leider scharen als die beslissingen neemt om dergelijke externe gebeurtenissen en dreigingen af te wenden. Het vertrouwen in de politiek neemt dan toe, waarna het op een gegeven moment weer daalt naar het niveau van voor de crisis. 

Zoals vermeld, er is de afgelopen twee jaar veel meer gebeurd dan louter de pandemie. Welke gebeurtenissen mogelijk een effect hebben gehad op het vertrouwen in de politieke en andere instituties  is niet vast te stellen. Het  onderzoek in Heerlen vond vooral plaats in het tweede en deels in het derde kwartaal van 2020, de beginperiode van de pandemie in Nederland. Dit  is relevant om de cijfers van het onderzoek in Heerlen onderzoek in deze periode  te plaatsen. Immers, eerder werd aangetoond dat in deze periode het vertrouwen van de Nederlandse bevolking in politici en de Tweede Kamer, met respectievelijk 15 en 13 procentpunt, fors gestegen was. Is dat ook het geval bij andere, niet-politieke, instituties? In onderstaande grafiek zijn de kwartaalcijfers van de overige instituties weergegeven. Daaruit blijkt dat in het tweede en derde kwartaal het vertrouwen is toegenomen ten opzichte van het eerste kwartaal. Het gemiddelde vertrouwen in het tweede en derde kwartaal in rechters is dan 77 procent, in politie 79 procent en in het leger 72 procent. Minder vertrouwen genieten de ambtenaren met 52 procent, pers met 40 procent, en vooral kerken met 32 procent. Ook bij de twee instituties van het private domein is een toename te zien naar 48 procent in banken en naar 39 procent in grote bedrijven.

3.1 Vertrouwen in publieke en private instituties, 2020
VertrouwenKwartaal 1 (%)Kwartaal 2 (%)Kwartaal 3 (%)Kwartaal 4 (%)
Rechters75,878,575,979,1
Politie75,479,877,579,7
Leger69,472,772,273,0
Ambtenaren44,152,850,551,5
Pers35,541,637,942,3
Kerken27,832,031,731,9
Banken40,947,348,849,3
Grote Bedrijven37,140,938,140,5

4. Weinig vertrouwen in instituties in Heerlen

We hebben gezien dat in Nederland meer vertrouwen bestaat in publieke en politieke instituties dan in de meeste andere Europese landen. Tevens is het vertrouwen in instituties sinds 2012 toegenomen. Vooral geldt dat voor de gezaghebbende instituties zoals rechters, politie en leger die tevens het vertrouwen van een grote meerderheid van de bevolking genieten. Daar staat echter tegenover dat slechts een minderheid vertrouwen heeft in private instituties, zoals banken en grote bedrijven, alsook in de publieke instituties zoals ambtenaren, pers, en vooral in kerken. Dit sluit aan bij hetgeen we in een eerdere essay over het politieke vertrouwen hadden geconstateerd: een meerderheid staat wantrouwend tegenover de Tweede Kamer, politici en de Europese Unie. Ook is bekend dat er grote verschillen zijn tussen bevolkingsgroepen: vooral lager opgeleiden, mensen met minder inkomen, mannen en ouderen hebben minder vertrouwen in de publieke en politieke instituties. En ook zijn er regionale verschillen die maar zeer beperkt zijn toe te schrijven aan de demografische en sociaaleconomische samenstelling van de bevolking (Schmeets, 2018). Zo zijn er forse verschillen tussen gemeenten in de mate waarin de burgers vertrouwen hebben in de politiek (zie ook essay 3). 

Hoe is dat in Heerlen? In essay 3 hebben we geconstateerd dat in Heerlen gemiddeld genomen in de periode 2012-2019 minder dan een kwart van de inwoners vertrouwen heeft in de Tweede Kamer, en 29 procent in de Europese Unie. Heerlen staat daarmee onderaan op de treden van deze vertrouwensladders ten opzichte van 50 andere grote gemeenten. En in essay 2 zagen we dat Heerlen tot de top-drie behoort met het grootste onderlinge wantrouwen. We breiden dit overzicht uit door Heerlen te positioneren op andere vertrouwensaspecten. 

Bij de gezaghebbende instituties – rechters, politie en leger – neemt Heerlen eveneens lage posities in op de ranglijst van 51 grotere gemeenten. Zo heeft 63 procent vertrouwen in rechters, 60 procent in de politie en 55 procent in het leger (zie Tabellenbijlage A1). Dat is weliswaar nog steeds een meerderheid, maar ligt fors onder het landelijke gemiddelde van respectievelijk 71, 71 en 64 procent. Daarmee hebben de inwoners van Heerlen, samen met die van de gemeenten Emmen en Westland, de minste fiducie in rechters. Utrecht staat met 83 procent bovenaan op deze ranglijst. Ook is er in Heerlen relatief weinig vertrouwen in de politie. Slechts één gemeente heeft daar nog minder vertrouwen in: dat is Midden-Groningen met 59 procent. Amstelveen heeft met 78 procent het meeste vertrouwen in de politie. Een daarmee vergelijkbaar beeld betreft het vertrouwen in het leger: alleen de gemeente Hengelo neemt een nog lagere positie in op de ranglijst. In Zwolle is de vertrouwensbasis met 72 procent aanmerkelijk groter. Deze lage posities op de ranglijst – respectievelijk 3, 2 en 2 van onderaan – veranderen nauwelijks indien we rekening houden met een aantal demografische en sociaaleconomische factoren. Indien de gemeenten niet zouden verschillen in man/vrouw verdeling, leeftijdsopbouw en opleidingsniveau, dan neemt het vertrouwen in rechters toe van 63 naar 66 procent. Als daar bovendien het huishoudensinkomen, de burgerlijke staat en met of zonder migratieachtergrond aan wordt toegevoegd, dan neemt het vertrouwen iets verder toe naar 67 procent. Heerlen verschuift dan van positie 3 naar 6. Een dergelijke correctie in twee stappen resulteert in een toename van het vertrouwen in politie van 60 naar 62 procent, maar Heerlen blijft steken op positie 2. En ook bij het vertrouwen in het leger is er een lichte toename, van 55 naar 57 procent, waardoor Heerlen opschuift van positie 2 naar 3. 

Het vertrouwen in pers en kerken past in het patroon van de drie gezaghebbende instituties. Geen enkele gemeente heeft nog minder vertrouwen in de media dan Heerlen. Waar in Heerlen slechts een kwart van de bevolking zegt de media te vertrouwen, is dat in Amstelveen bijna de helft. Niet veel beter is het gesteld met het vertrouwen dat de kerken genieten: samen met de gemeente Maastricht heeft slechts 1 op de 6 personen vertrouwen in de goede bedoelingen van kerken. In Ede is dat de helft. De correctie voor de verschillen in demografische en sociaaleconomische factoren tussen de gemeenten heeft nagenoeg geen effect op deze lage vertrouwenscijfers. Het vertrouwen in de pers neemt met een procentpunt toe, maar Heerlen blijft onderaan staan. En de correctie zorgt voor een verdere afname van het vertrouwen in kerken, waardoor ook op dit vertrouwensaspect Heerlen de laagste positie inneemt van de 51 grote gemeenten. Heerlen behoort evenwel niet tot de top-3 van de gemeenten die met meeste wantrouwen hebben jegens ambtenaren: Heerlen staat daar met 40 procent op nummer 11. Het meeste vertrouwen krijgen ambtenaren van de inwoners van de gemeente Leidschendam-Voorburg met 54 procent, het minste in Emmen met 32 procent. De correcties hebben daar nauwelijks effect op: Heerlen schuift slechts een positie op.  

Over de twee private instituties, banken en grote bedrijven, is de Heerlense bevolking  milder in hun oordeel. Hoewel met 38 procent slechts een minderheid fiducie heeft in banken, wijkt Heerlen daarin niet af van het landelijke beeld. Met 45 procent heeft Meierijstad het meeste vertrouwen en Leiden sluit met 33 procent de rij. De correctie zorgen voor een bijstelling naar 37 procent waarmee Heerlen zakt van positie 25 naar 20. Over grote bedrijven is de Heerlenaar met 34 procent wel beduidend sceptischer dan de landelijke 40 procent. Heerlen laat vijf gemeenten achter zich op de ranglijst: in Midden-Groningen, Nijmegen, Leeuwarden, Alphen aan den Rijn en Alkmaar is het wantrouwen ten aanzien van grote bedrijven nog groter. Aan de andere kant staat met 47 procent de gemeente Helmond met het meeste vertrouwen bovenaan. Door de correctie neemt het vertrouwen van de Heerlense bevolking toe van 34 naar 35 procent, waardoor Heerlen opschuift van positie 6 naar 10. 

5. Vertrouwen in instituties in Heerlen anno 2020

Voor het Heerlens-Heitje project heeft in de periode mei tot september 2020 een grotere groep, ruim 1100 personen, deelgenomen aan het enquête-onderzoek ‘Sociale samenhang en Welzijn’ van het CBS. Daarmee worden ook regionale verdelingen in beeld gebracht. Uit dit onderzoek blijkt wederom dat burgers van Heerlen weinig vertrouwen hebben in instituties. Zo heeft 72 procent vertrouwen rechters, 70 procent in politie en 65 procent. Dat zijn lagere percentages dan de landelijke cijfers in deze periode, en dat geldt vooral voor het vertrouwen in de politie met een landelijk gemiddelde van 79 procent. Het vertrouwen in ambtenaren, pers en kerken heeft respectievelijk 43, 34 en 22 procent. Ook dat zijn fors lagere percentages dan de landelijk gemiddelde cijfers van respectievelijk 52, 40 en 32 procent. En ook in het private domein heeft slechts een minderheid van de inwoners vertrouwen: in banken is dat met 45 procent meer dan in grote bedrijven waar 36 procent vertrouwen in heeft. Deze cijfers over de private instituties zijn echter niet veel lager dan de landelijk gemiddelde percentages, met respectievelijk 48 en 39 procent, in deze periode. 

In eerdere essays kwam naar voren dat het vertrouwen in zowel anderen als in de politiek beduidend geringer was in Heerlen-noord dan in Heerlen-zuid. Dit roept de vraag op of dit ook geldt voor andere vertrouwensindicatoren. Vooral in rechters heeft het zuidelijke deel, met 84 tegenover 66 procent, een beduidend groter deel vertrouwen dan in het noordelijke deel. In de politie is de discrepantie, met 74 tegenover 70 procent, beduidend kleiner en is er statistisch geen verband. Evenmin onderscheiden beide deelgebieden zich in het vertrouwen dat de inwoners hebben in het leger. Voorts heeft in Heerlen-zuid 45 procent vertrouwen in ambtenaren, en 36 procent in de pers. In Heerlen-noord is dat respectievelijk 41 en 32 procent. Maar ook bij deze vertrouwensindicatoren is noord-zuid uitsplitsing niet onderscheidend. En dat geldt ook voor het vertrouwen in kerken en banken. Wel is er verschil te zien bij het vertrouwen in grote bedrijven: in Heerlen-zuid is er, met 40 procent, meer fiducie in grote bedrijven dan in Heerlen-noord met 34 procent. 

5.1 Vertrouwen in publieke en private instituties in Heerlen, 2020
VertrouwenHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
Rechters66,675,269,9
Politie70,373,171,4
Leger64,464,964,6
Ambtenaren41,244,942,6
Pers31,736,033,3
Kerken23,520,622,4
Banken44,045,344,5
Grote bedrijven33,839,936,1

Bij het overzicht van de 51 grotere gemeenten is geconstateerd dat de demografische en sociaaleconomische compositie van Heerlen slechts een beperkte rol speelt bij de posities die Heerlen op de ranglijsten van het vertrouwen inneemt. Heerlen staat onderaan, en schuift nauwelijks op indien rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld de leeftijdsopbouw, en het opleidingsniveau, en het te besteden huishoudensinkomen. Een daarmee verglijkbare exercitie is uitgevoerd bij de tegenstellingen tussen Heerlen-noord en Heerlen-zuid. Het gelijkschakelen van de demografische en sociaaleconomische factoren heeft echter weinig effect op de vertrouwenscijfers in beide gebieden. Meestal worden de verschillen nog iets kleiner. Zo wordt het verschil bij het vertrouwen in rechters met drie procentpunt gereduceerd, maar blijft voorhanden. Alleen bij het vertrouwen in grote bedrijven zorgt de correctie ervoor dat beide deelgebieden niet meer verschillen. 

De analyses worden vervolgd door voor Heerlen, maar ook apart voor Heerlen-noord en Heerlen-zuid de relaties te bestuderen tussen demografische en sociaaleconomische bevolkingsgroepen enerzijds en de vertrouwensaspecten anderzijds. In het derde essay werd al  aangetoond dat vrouwen in Heerlen beduidend meer vertrouwen in politieke instituties etaleren dan mannen. En dat dit verschil vooral in Heerlen-noord is te zien, waaruit blijkt dat het ongenoegen over de politiek vooral groot is bij mannen die in Heerlen-noord wonen. 

Bij andere publieke en private instituties is het beeld naar achtergrondkenmerken echter minder consistent (zie Tabel 5.2 en 5.3). Zo hebben in Heerlen vrouwen wel meer vertrouwen in de politie dan mannen, maar is er geen verschil bij vertrouwen in rechters en het leger. Evenmin zijn er verschillen tussen de beide seksen en de andere instituties. Echter, als we specifiek inzoomen op de beide deelgebieden, dan is er in Heerlen-noord wel veelal sprake van een verschil in het vertrouwen tussen mannen en vrouwen. Vrouwen die in Heerlen-noord wonen hebben meer vertrouwen in rechters, politie, leger, ambtenaren en kerken dan mannen. In Heerlen-zuid hebben vrouwen minder vertrouwen dan mannen in ambtenaren, en is er geen relatie met de andere vertrouwensaspecten. 

Ook het onderscheid naar leeftijdsgroepen levert geen consistent beeld op. In grote lijnen hebben de 15- tot 45-jarigen meer fiducie in de instituties dan vooral de 45- tot 65-jarigen. De 65-plussers nemen een tussenpositie in. Vooral in het noordelijke deel is dat te zien, zoals bij het vertrouwen in het leger en in ambtenaren. In het zuidelijke deel is er vooral onder de 65-plussers meer scepsis over rechters en het leger. Daar tegenover staat dat de ouderen meer vertrouwen hebben in de pers en in kerken. Er is geen relatie tussen leeftijd en het vertrouwen in politie, pers en grote bedrijven. 

Er is weinig verschil in het vertrouwen tussen de groep met en zonder migratieachtergrond. De groep met een Nederlandse achtergrond heeft, met 73 tegenover 66 procent, iets meer vertrouwen in de politie dan de groep met een migratieachtergrond. Bij het vertrouwen in kerken is, met 20 versus 30 procent, het tegenovergestelde het geval. Echter, alleen in het noordelijke deel is er een verschil: van de groep met een migratieachtergrond heeft 1 op de 3 vertrouwen in kerken, van de Nederlandse groep is dat 1 op de 5. 

5.2 Vertrouwen in publieke en private instituties naar geslacht, leeftijd en migratieachtergrond in Heerlen, 2020 (%)
RechtersPolitieLegerAmbtenarenPersKerkenBankenGrote bedrijven
Heerlen-noord
Mannen62,866,660,436,734,519,442,129,7
Vrouwen70,374,068,345,728,927,545,837,9
Heerlen-zuid
Mannen75,970,066,749,937,121,741,940,8
Vrouwen74,476,462,939,434,919,448,938,8
Heerlen
Mannen67,967,962,941,835,520,342,034,0
Vrouwen71,874,966,343,431,124,546,938,2
Heerlen-noord
15 tot 44 jaar70,772,375,548,929,430,846,036,5
45 tot 64 jaar64,966,358,035,131,613,138,531,1
65 jaar of ouder61,972,854,837,635,426,748,633,2
Heerlen-zuid
15 tot 44 jaar76,873,571,647,332,219,049,645,1
45 tot 64 jaar79,671,966,244,036,318,037,036,6
65 jaar of ouder67,074,053,942,441,226,348,836,3
Heerlen
15 tot 44 jaar73,072,874,148,330,526,447,439,7
45 tot 64 jaar70,468,461,138,333,414,938,033,1
65 jaar of ouder64,073,354,539,537,826,648,734,5
Heerlen-noord
Migratieachtergrond65,466,763,245,530,833,046,231,4
Nederlandse achtergrond67,171,964,939,332,019,443,034,8
Heerlen-zuid
Migratieachtergrond74,464,667,646,834,521,547,639,6
Nederlandse achtergrond75,475,664,244,436,420,444,640,0
Heerlen
Migratieachtergrond68,266,164,545,931,929,646,633,8
Nederlandse achtergrond70,573,464,641,433,819,843,636,9

Het vertrouwen in de drie gezaghebbende instituties is sterk gerelateerd aan het opleidingsniveau. Hierbij is duidelijk dat de hoogopgeleiden een groter vertrouwen hebben in rechters, politie en leger dan de middelbaar en vooral lager opgeleiden. Vooral is dit te zien bij het vertrouwen in rechters: van de laag opgeleiden heeft 58 procent fiducie in rechters, van de middelbaar opgeleiden 72 procent en van de hoger opgeleiden 83 procent. Beduidend minder geprononceerd – 65, 72, en 80 procent – is dat bij het vertrouwen in de politie. En bij het vertrouwen in het leger onderscheiden zich met 60 procent alleen de laagst opgeleiden ten opzichte van de beide andere opleidingsgroepen waarvan 67 procent fiducie in politie heeft. Ook bij het vertrouwen in banken, pers en ambtenaren is een positieve relatie met opleiding. Bij het vertrouwen in banken geldt echter dat vooral de lager opgeleiden meer vertrouwen hebben dan de middelbaar en vooral de hoger opgeleiden. De grafiek leert bovendien dat dit patroon – hoe hoger de opleiding, hoe meer vertrouwen – vooral in Heerlen-noord van toepassing is. In het zuidelijke deel springen op sommige onderdelen juist de middelbaar opgeleiden eruit door een relatief hoog vertrouwensniveau, zoals bij het leger en de pers. 

Het besteedbare inkomen is eveneens relevant voor het vertrouwen in de instituties. Een hoger inkomen betekent meer vertrouwen in rechters, politie, leger, ambtenaren, en grote bedrijven dan wanneer er minder geld te besteden is. Echter de hogere inkomensgroep heeft minder vertrouwen in kerken en banken dan de lager inkomensgroep, en er is geen verschil te zien bij het vertrouwen in de pers. Dergelijke relaties tussen het te besteden inkomen en het vertrouwen in de drie gezaghebbende instituties en in grote bedrijven gelden echter alleen in het zuidelijke deel van Heerlen. In het noordelijke deel is inkomen alleen relevant voor het vertrouwen in kerken en banken: de groep die het minst heeft te besteden, heeft daar meer fiducie in. 

Ten slotte blijkt dat het hebben van betaald werk onderscheidend is voor het vertrouwen. De groep die betaald werk heeft, heeft meer vertrouwen in rechters, leger en ambtenaren dan de groep zonder betaald werk: respectievelijk 74, 71 en 46 procent, tegenover 65, 56 en 38 procent. De tegenovergestelde situatie geldt voor het vertrouwen in de pers, kerken en banken. Waar het werkende deel daar met respectievelijk 31, 19 en 42 procent vertrouwen in heeft, is dat bij de groep zonder betaald werk 36, 26 en 48 procent. Echter ook hiervoor geldt dat dit onderscheid vooral in het zuidelijke deel is te zien. Ook is er in Heerlen-zuid, met 80 versus 64 procent, meer vertrouwen in de politie bij het werkende deel. Het hebben van werk is alleen in het noordelijke deel gerelateerd aan het vertrouwen in pers en kerken. Geen werk gaat samen met meer vertrouwen in beide instituties. 

5.3 Vertrouwen in publieke en private instituties naar opleiding, huishoudensinkomen en betaald werk in Heerlen, 2020 (%)
RechtersPolitieLegerAmbtenarenPersKerkenBankenGrote bedrijven
Heerlen-noord
Laag opleidingsniveau57,164,760,435,029,825,649,834,1
Middelbaar opleidingsniveau67,270,065,242,226,922,544,137,3
Hoog opleidingsniveau82,382,772,550,645,622,132,528,5
Heerlen-zuid
Laag opleidingsniveau60,165,059,645,230,025,557,047,4
Middelbaar opleidingsniveau78,675,870,942,641,219,541,838,9
Hoog opleidingsniveau83,478,061,248,434,115,439,434,9
Heerlen
Laag opleidingsniveau58,164,860,138,029,925,652,038,0
Middelbaar opleidingsniveau71,772,367,442,432,521,343,237,9
Hoog opleidingsniveau82,980,467,049,540,018,835,931,6
Heerlen-noord
Laag huishoudensinkomen65,268,362,640,032,527,348,833,9
Hoog huishoudensinkomen68,273,266,743,530,716,537,134,1
Heerlen-zuid
Laag huishoudensinkomen63,465,256,532,237,523,043,531,4
Hoog huishoudensinkomen84,580,271,554,035,819,546,244,9
Heerlen
Laag huishoudensinkomen64,767,460,837,734,026,147,333,2
Hoog huishoudensinkomen76,076,569,048,433,217,941,439,3
Heerlen-noord
Geen betaald werk64,172,258,638,936,529,245,431,6
Wel betaald werk68,668,769,243,227,618,442,735,7
Heerlen-zuid
Geen betaald werk66,863,952,637,336,321,251,639,1
Wel betaald werk81,980,474,651,035,820,240,040,6
Heerlen
Geen betaald werk65,169,156,438,336,426,347,734,3
Wel betaald werk73,873,371,346,230,819,141,737,5

6. Conclusies en discussie

In het onderzoek in de gemeente Heerlen in 2020 komt naar voren dat een duidelijke meerderheid vertrouwen heeft in gezaghebbende instituties zoals rechters, politie en leger. Dit vertrouwen is wel beduidend lager dan het landelijke gemiddelde. Daarnaast heeft in Heerlen slechts een minderheid vertrouwen in ambtenaren, pers, kerken, banken en grote bedrijven. En ook bij deze vertrouwensaspecten toont de Heerlense bevolking zich aanmerkelijk sceptischer dan landelijk. Dit sluit aan bij eerdere bevindingen waarin werd aangetoond dat Heerlen substantieel wantrouwen koestert jegens politieke instituties. Ook passen deze cijfers in het beeld dat in Heerlen het wantrouwen jegens de publieke en private instituties aanmerkelijk groter is dan in vele andere gemeenten. En dat verschil is nauwelijks terug te leiden naar demografische en sociaaleconomische bevolkingskenmerken. Dat de bevolkingssamenstelling nauwelijks een rol speelt, hebben we ook gezien bij het overzicht van de 51 grotere gemeenten in de periode 2012 tot 2020. Heerlen staat onderaan op posities 1, 2 of 3 op de treden van de vertrouwensladders, en schuift nauwelijks op indien rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld de leeftijdsopbouw, het opleidingsniveau, en het te besteden huishoudensinkomen. Dat in Heerlen het vertrouwen in instituties over de volle breedte zo laag is, houdt dus verband met andere factoren dan alleen de achterstand in sociaaleconomisch opzicht en de hogere vergrijzing van de Heerlense bevolking. 

Maar welke dan? Een vergelijking met de drie andere grotere gemeenten in Limburg leert dat Heerlen ook veel lagere vertrouwenscijfers laat zien ten aanzien van gezaghebbende instituties, waaronder vooral politie en leger, dan in Maastricht, Sittard-Geleen en Venlo. Maar ook in deze drie gemeenten is er verhoudingsgewijs veel wantrouwen jegens andere publieke en private instituties. Blijkbaar is in Heerlen specifiek relatief veel wantrouwen in instellingen die duidelijk gelieerd zijn aan de overheid. Hierbij kan een rol spelen dat oorzaken gezocht moeten worden in het verleden. Heerlen was ooit een economische florerende stad door de mijnindustrie waarbij veel gereguleerd werd door de overheid. Met het sluiten van de mijnen kwam daar verandering in: Heerlen verloederde, en kwam terecht in diepe armoede. Mogelijk heeft dit het wantrouwen in de overheid gevoed (Glas en Mulder, 2018, p. 100). In dit perspectief is te verwachten, conform eerdere bevindingen over het vertrouwen in de politiek, dat het vertrouwen vooral in het noordelijke gebied achter blijft. Heerlen-noord is immers van oudsher het mijngebied, pas later na het sluiten van de mijnen kwamen veelal de woningbouw in Heerlen-zuid erbij. Dat vooral in Heerlen-noord veel wantrouwen is in publieke en private instituties, wordt echter niet bevestigd door de bevindingen. Alleen in rechters en grote bedrijven etaleren de inwoners in Heerlen-noord meer wantrouwen, waarvan alleen rechters overblijft indien rekening wordt gehouden met de sociaaleconomische bevolkingssamenstelling in beide gebieden. Nadere historisch-demografische analyses zijn nodig, zoals bijvoorbeeld het in kaart brengen van de verhuisstromen tussen beide gebieden, om meer grip te krijgen op de vertrouwenscijfers. 

Voorts zijn binnen de twee Heerlense deelgebieden de verbanden tussen een aantal bevolkingskenmerken en de vertrouwensindicatoren gepresenteerd. Eerder werd in het derde essay over het politieke vertrouwen geconstateerd dat verschillen tussen mannen en vrouwen, en tussen opleidingsgroepen vooral in Heerlen-noord aanwezig zijn, terwijl de relatie met het besteedbare inkomen en het hebben van betaald werk vooral te zien is in Heerlen-zuid. Dit wordt in onderhavige essay bevestigd met de cijfers over andere vertrouwensaspecten. Vooral in Heerlen-noord hebben vrouwen meer vertrouwen dan mannen, en ook is het verband met opleiding – hoe hoger de opleiding, hoe meer vertrouwen – vooral in Heerlen-noord te zien. En vooral in Heerlen-zuid hangt het hebben van werk en meer inkomen samen met meer vertrouwen. Daarmee worden de contouren van de scheidslijnen tussen beide gebieden steeds zichtbaarder. In volgende essays worden verbindingen gelegd tussen het vertrouwen – zowel onderling tussen burgers, als in instituties – en het meedoen met de samenleving gelegd. Dat is geen makkelijke opgave. Zo is het met de beschikbare gegevens niet mogelijk om bewijzen te leveren voor oorzaak-gevolg redeneringen. Het kan beide kanten opgaan: vertrouwen genereert participatie, maar participatie kan ook vertrouwen genereren. Het kan ook nog zo zijn dat, hoewel indicatoren over vertrouwen en participatie met elkaar correleren, dit door andere factoren teweeg wordt gebracht. Indachtig dergelijke kanttekeningen, presenteren we overzichten van dergelijke samenhangen tussen de indicatoren die in dit en de voorgaande essays de revue zijn gepasseerd. Dit gebeurt niet alleen voor de gemeente Heerlen, maar ook binnen de twee deelgebieden. Vervolgens wordt een stap verder gegaan door een verdere specificatie voor een aantal bevolkingsgroepen: mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, lager– en hoger opgeleiden, mensen zonder en met betaald werk, en lage en hoge inkomensgroepen. 

We hebben de vraag gesteld wat we kunnen verwachten van het Heerlens-Heitje project waarin burgers gestimuleerd worden om als vrijwilliger klusjes tegen een geringe vergoeding op te pakken. In eerdere essays is hierbij een aantal kanttekeningen geplaatst, zoals de impact van de pandemie. Aangezien de samenleving langzaam aan terugkeert in een situatie die steeds meer lijkt op die van voor de crisis, neemt ook het aantal deelnemers toe die zich aanmelden om klussen uit te voeren ofwel daadwerkelijk klussen hebben uitgevoerd. Onder deze groepen wordt met vragenlijsten en met diepte-interviews nadere informatie verzameld, zoals over hun motieven om mee te doen, hun evaluatie van de aangereikte klussen, hun waardering over de financiële vergoeding en hun sociale contacten in en buiten hun eigen buurt.

Literatuur

CBS, StatLine (2021). Vertrouwen in mensen, recht en politiek; Europese vergelijking.

Coté, S. en T. Healy (2001). The well-being of nations. The role of human and social capital. Paris: Organisation for Economic Co-operation and Development.

Engbersen, G., M. van Bochove, J. de Boom, J. Bussemaker, B. el Farisi, A. Krouwel, J. van Lindert, K. Rusinovic, E. Snel, L. Van Heck, H. van der Veen en P. van Wensveen (2021). De Laag-Vertrouwensamenleving. De maatschappelijke impact van COVID-19 in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam & Nederland, vijfde meting. Rotterdam: Erasmus School of Social and Behavioural Sciences & Kenniswerkplaats Leefbare Wijken. 

Fukuyama, F. (2010). Het vertrouwen moet terug. Trouw, 13-9-2010.

Glas, I. en L. Mulder (2018). Diversiteit naar herkomst en sociale cohesie. In: Jennissen, R., Engbersen, G., Bokhorst, M. en M. Bovens (red.) De nieuwe verscheidenheid. Toenemende diversiteit naar herkomst in Nederland Den Haag: WRR,  75-122. 

Harell, A. en D. Stolle  (2011). Reconciling diversity and community? Defining social cohesion in diverse democracies. In: Hooghe, M. (red.) Social cohesion. Contemporary theoretical perspectives on the study of social cohesion and social capital. Brussel: Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, 15-46.

Knack S. en P. Keefer (1997). Does social capital have an economic pay-off? A cross country investigation. Quarterly Journal of Economics, 112(4), 1251-1288. 

Mueller, J. (1970). Presidential Popularity from Truman to Johnson. American Political Science Review, 64, 18-34. 

OECD. (2017). OECD Guidelines on Measuring Trust. Parijs: OECD Publishing.

Putnam, R. D. (1995). Turning in, turning out: The strange disappearance of social capital in America. Political Science and Politics, 28, 664–683.

Putnam, R. D. (2000). Bowling Alone. The Collapse and Revival of American Community. New York: Simon & Schuster.

Rijksoverheid. (2021a). Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst. Coalitieakkoord 2021 – 2025 VVD, D66, CDA en ChristenUnie. Den Haag: Ministerie van Algemene Zaken.

Rijksoverheid. (2021b). Coronadashboard. Den Haag: Ministerie van VWS.

Schmeets, H. (2015). Ontwikkelingen in sociaal en institutioneel vertrouwen. In: Schmeets, H. (red.) Sociale samenhang: wat ons bindt en verdeelt, Den Haag/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek, 87-100.

Schmeets, H. (2018). Vertrouwen op de kaart. Statistische Trends, mei 2018, 1-21. 

Schmeets, H. en S. de Witt (2017). Gerapporteerde spanningen in de samenleving en eigen ervaringen daarmee. Bevolkingstrends, 2017, (5), 1-23. 

Schmeets, H.  en J. Exel (2022). Vertrouwen in medemens en instituties voor en tijdens de pandemie, Statistische Trends, januari 2022.  

SCP (2016). Solidariteit en duurzaamheid: opgaven voor 2050. Persbericht, 21 december 2016. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag.

Stiglitz, J.E., A. Sen en J.-P. Fitoussi (2009). Report by the Commissions on the Measurement of Economic Performance and Social Progress.

Traag, T. en J. Hoogenboezem (2021). Doodsoorzaken 2000-2020. Verschuivingen in de meestvoorkomende groepen doodsoorzaken tijdens de coronapandemie, Statistische Trends, augustus 2021.  

Uslaner, E. (2002). The moral foundations of trust. Cambridge, UK: Cambridge University Press. 

Vermeij, L. en J. Den Ridder (2016). Samenleven: veranderende verbanden en het risico van segregatie. In: Van den Broek, A.,  C. van Campen, J. de Haan, A. Roeters,  M. Turkenburg en L. Vermeij (red.) De toekomst tegemoet. Den Haag: SCP, 143-173. 

Tabellenbijlage

A1. Vertrouwen in publieke en private instituties in 51 grote gemeenten, 2012/2019
RechtersPolitieLegerAmbtenarenPersKerkenBankenGrote bedrijven
Nederland70,770,863,543,832,429,838,639,9
Heerlen62,559,655,139,924,517,838,034,3
Amsterdam79,270,660,151,942,225,636,936,2
Alkmaar76,073,161,547,433,321,132,834,2
Almere67,964,162,947,831,028,741,238,4
Alphen aan den Rijn68,973,562,140,230,035,837,134,0
Amersfoort73,170,063,545,334,031,733,037,2
Amstelveen77,378,464,352,246,526,941,546,1
Apeldoorn70,170,862,643,732,831,639,038,4
Arnhem75,072,167,147,734,727,135,836,2
Assen71,876,366,944,431,132,339,938,8
Breda72,471,665,042,331,920,141,341,1
Delft78,975,366,947,539,726,433,241,9
Den Bosch77,374,966,346,535,419,843,643,5
Den Haag72,269,466,047,735,831,540,440,2
Deventer72,672,562,547,933,426,641,736,1
Dordrecht70,171,859,744,330,838,134,834,4
Ede71,570,966,540,733,050,440,039,5
Eindhoven74,875,761,448,031,124,040,244,8
Emmen59,966,664,331,727,726,034,439,3
Enschede70,273,163,346,935,522,139,242,8
Gouda71,569,667,743,028,936,035,135,3
Groningen79,975,562,550,434,133,336,840,3
Haarlem76,973,159,645,039,121,334,837,8
Haarlemmermeer68,372,162,439,236,727,737,942,0
Helmond67,865,258,138,632,422,039,746,9
Hengelo70,474,254,745,227,922,638,238,7
Hilversum77,773,062,853,438,325,342,944,7
Hoeksche Waard67,668,663,641,231,334,235,541,4
Hoorn67,373,462,742,235,323,436,838,2
Leeuwarden71,972,766,348,236,726,035,733,8
Leiden78,175,063,153,942,326,832,636,7
Leidschendam-Voorburg71,574,863,453,741,229,537,341,3
Maastricht68,169,861,440,734,117,333,337,0
Meierijstad74,477,767,547,830,721,045,445,3
Midden-Groningen66,058,957,142,126,731,340,732,3
Nieuwegein64,162,664,840,136,422,340,040,6
Nijmegen76,775,260,554,035,222,833,933,4
Nissewaard66,065,863,639,727,929,343,840,3
Oss66,270,170,643,331,426,140,341,7
Overige gemeenten68,870,763,841,730,531,938,840,6
Purmerend69,565,259,838,536,622,840,843,5
Roosendaal66,268,766,239,627,519,943,037,9
Rotterdam69,668,162,744,734,829,639,539,9
Sittard-Geleen66,167,267,436,526,519,436,237,7
Súdwest Fryslân74,275,167,145,134,742,942,942,3
Tilburg73,668,863,544,429,420,842,639,5
Utrecht82,874,964,552,937,725,536,139,0
Venlo64,868,761,838,428,618,635,039,0
Westland61,771,870,636,431,645,338,045,1
Zaanstad68,370,055,543,034,327,140,237,3
Zoetermeer67,065,863,244,529,325,938,436,0
Zwolle77,076,171,752,033,040,545,339,3