3. Niet overal goed, zoals Heerlen
Op het van vlak van vertrouwen in andere personen gaat het in Nederland goed en dat betekent ook dat een belangrijke bouwsteen van de sociale cohesie geen erosie vertoont. Maar dat is niet het hele verhaal: het betreft gemiddelden en gemiddelden zeggen weinig over specifieke bevolkingsgroepen en regio’s. Uitsplitsingen naar bevolkingsgroepen leren dat lang niet iedereen een grote vertrouwensbasis heeft. Zo heeft in 2020 van de laagst opgeleiden 40 procent vertrouwen in de medemens, van de hoogst opgeleiden is dat 85 procent. Ook de groep met een migratieachtergrond geeft blijk van meer wantrouwen dan de groep zonder migratieachtergrond. En er zijn duidelijke regionale verschillen (Schmeets, 2018). In het noord-oostelijke deel van de provincie Groningen heeft een minderheid vertrouwen in anderen, in Noord-, Midden- en Zuid-Limburg is dit net iets hoger en dat loopt op tot twee op de drie in ‘het Gooi en de Vechtstreek’.
Er zijn forse verschillen tussen gemeenten in de mate waarin de burgers elkaar vertrouwen. Heerlen staat van de grote gemeenten, samen met Roosendaal en Nissewaard, in de top-drie van gemeenten met het grootste wantrouwen (zie figuur). In Heerlen geeft gemiddeld genomen in de periode 2012-2019 een minderheid van 49 procent te kennen andere mensen te vertrouwen, landelijk is dat 60 procent. Zwolle staat met 71 procent op de hoogste trede van de vertrouwensladder. Als we de grotere steden in Zuid-Limburg met elkaar vergeleken, dan staat Heerlen onderaan. Hiermee is een duidelijke parallel te trekken met het vrijwilligerswerk: in Heerlen is het animo om zich als vrijwilliger aan te melden het laagst, in Zwolle het hoogst (zie Essay 1). Dit duidt er op dat er weinig sociale cohesie is in Heerlen.