Auteur: Michael Polder en Janneke Rooyakkers
Grensoverschrijdende digitale handel: welke informatie is er beschikbaar?

5. Conclusie en vervolgstappen

Digitale internationale handel is een complex thema. Er zijn veel combinaties van factoren mogelijk die een transactie tot digitale handel maken: wanneer een goed of dienst digitaal besteld en/of geleverd wordt door een bedrijf of consument in het buitenland of vanuit het buitenland, en/of via een digitaal bemiddelingsplatform. Onder invloed van globalisering en digitalisering kunnen de actoren in toenemende mate en in verschillende rollen deel uitmaken van digitale handel. Zo kunnen consumenten eenvoudig zelf goederen uit het buitenland bestellen; kunnen ze diensten leveren via platformen of hun goederen (al dan niet tweedehands) of diensten naar het buitenland verkopen. Bedrijven hebben een grotere directe afzetmarkt in het buitenland, maar krijgen ook te maken met toenemende concurrentie van andere bedrijven èn consumenten. Bovendien hebben een aantal platformen relatief veel macht in bepaalde marktsegmenten, waar ze via algoritmen vraag en aanbod van goederen, diensten en arbeid bij elkaar brengen.

In de reguliere internationale handel statistieken van het CBS, internationale handel in goederen (IHG) en internationale handel in diensten (IHD), wordt beperkt onderscheid gemaakt tussen digitale handel en niet-digitale handel. Zo is bij de goederen wel ICT hardware te onderscheiden, maar niet de andere besproken dimensies om digitaal te kunnen onderscheiden. Bij de diensten kunnen telecommunicatiediensten worden onderscheiden en bij aanvullend onderzoek naar de Mode of Supply, wordt Mode 1 onderscheiden waarbij het voornamelijk om digitale handel gaat. Wel heeft het CBS de afgelopen jaren enkele andere statistieken ontwikkeld om delen van de digitale economie te brengen, waaronder de vernieuwde vragen in de ICT-enquête voor bedrijven, de platformenquête en de statistiek aankopen consumenten bij Europese webwinkels. Hierbij wordt echter niet altijd het onderscheid gemaakt tussen internationale en binnenlandse handel. Het CBS heeft dus wel data over digitale handel, maar het huidige beeld is versnipperd en er is een gebrek aan een totaaloverzicht.

Voor de afbakening van wat digitale handel omvat, zijn we in deze inventarisatie uitgegaan van het raamwerk ontwikkeld door de OESO (OESO, 2019a; in samenwerking met WTO en IMF). Met bovenstaande bronnenoverzicht hebben we nu in kaart wat we bij het CBS aan data hebben, waar het verzameld is, welke aspecten van digitale handel per bron worden beschreven en hoe we deze data kunnen gaan gebruiken. In de volgende afsluitende paragrafen beschrijven we de mogelijkheden voor verder onderzoek en dataverzameling.

5.1 Onderzoeks- en beleidstoepassingen bronnen digitale handel

Digitalisering kan als een katalysator voor internationale handel werken, maar er zijn ook punten van aandacht en zorg die deze ontwikkeling met zich mee brengt. Het is daarom van belang om digitale handel beter in beeld te krijgen en ook verder te onderzoeken waarin digitale handel verschilt van traditionele handel en wat bijvoorbeeld de mogelijke determinanten en effecten op bedrijfsprestaties en -dynamiek zijn. Onze inventarisatie biedt een aantal aanknopingspunten die hieronder worden beschreven.

5.1.1 Ramingen digitale handel en invulling OESO raamwerk

De in dit rapport beschreven bronnen beschrijven ieder een stukje van de puzzel die digitale handel is. In paragraaf 3.4 is beschreven hoe de beschikbare informatie kan worden ingezet voor het bepalen van digitale handel door bedrijven, consumenten of via platforms. Het beeld dat hieruit naar voren komt is dat dat op basis van de bestaande bronnen vaak mogelijk is, maar dat er hier en daar rekening mee moet worden gehouden dat een bron niet per se helemaal volledig is: in termen van bijvoorbeeld de populatie (bijvoorbeeld alleen bedrijven vanaf een bepaalde grootte of een bepaalde bedrijfstak), in termen van de aspecten van digitale handel (bijvoorbeeld alleen B2C), of andere kenmerken (bijvoorbeeld alleen intra- of extra-EU handel, alleen goederen of juist diensten, etc.). Daarnaast is het niet altijd mogelijk om alle aspecten van digitale handel te onderscheiden. Hoewel dit beperkingen op kan leveren voor het beantwoorden van bepaalde specifieke onderzoeksvragen, is het goed om op te merken dat het lang niet altijd nodig is om volledige informatie of het volledig detail te hebben. Zo is het heel goed mogelijk om onderzoek te doen naar de bepalende factoren en de impact van digitale export door bedrijven, ook al kunnen we geen onderscheid maken naar B2B en B2C en weten we niet welk deel digitaal wordt verhandeld.

Voor ramingen van de verschillende onderdelen van digitale handel in Nederland kunnen alle bronnen gecombineerd worden, enerzijds om de cijfers op te bouwen en anderzijds om die cijfers te controleren. Hoewel het beeld op sommige punten nog incompleet zal zijn, zou er in de toekomst bekeken kunnen worden hoe de bronnen geïntegreerd kunnen worden voor het geven van een consistent en compleet beeld van en het afleiden van macro-schattingen voor de gehele digitale handel en bijbehorende opsplitsingen, zoals nu het voorstel is namens de OESO om satellietrekeningen met aanbod- en gebruikstabellen op te zetten voor de digitale economie, waaronder de digitale handel (Mitchell, 2020).9)

5.1.2 Digitale handelaren: profielschetsen, portfolio en prestaties

Naast statistische ramingen van de verschillende digitale import- en exportstromen, kunnen de bronnen ook gebruikt worden voor verdiepend onderzoek naar digitale handel. Uit bronnen als de enquête ICT-gebruik bij bedrijven weten we welke bedrijven aan grensoverschrijdende e-commerce doen.10) Met behulp van andere gegevens binnen die enquête kan worden gekeken of er een verband bestaat tussen digitale handel en de toepassing van digitalisering binnen een bedrijf. Dit biedt inzicht in hoe digitale handel gestimuleerd kan worden via de adoptie van nieuwe technologieën.

Om verder te kunnen focussen op de bedrijven die zich bezighouden met digitale handel, of juist de groep die het nog niet lukt, is het nuttig om een profielschets te maken van deze groepen. Door middel van koppeling met bedrijfskenmerken kan verder worden onderzocht wat voor soort bedrijf het is dat digitaal handelt en hoe deze verschillen van andere bedrijven, bijvoorbeeld in termen van bedrijfsgrootte (mkb versus grootbedrijf), leeftijd of buitenlands zeggenschap. Een dergelijke profielschets kan ook voor bedrijven die bepaalde digitale diensten in- of uitvoeren (op basis van de IHD).

Daarnaast kan gekeken worden naar de aard van de handelsstromen: gaat het bij digitale handel bijvoorbeeld vaker om incidentele export of import? Gaat het mogelijk vaker om verder weg gelegen welke partnerlanden? Welke producten worden doorgaans digitaal verhandeld? Wellicht is het beginnen met digitale handel makkelijker dan traditionele handel, waardoor bedrijven korter na oprichting kunnen gaan exporteren, of op basis van meer producten naar meer bestemmingen over langere afstand? Vervangt digitale handel daarmee deels de traditionele handel? Deze laatste vraag hangt ook samen met de verdienstelijking van de industrie, waar bedrijven de traditionele fysieke producten steeds meer combineren met diensten, zoals onderhoud, monitoring en consultancy.

Tot slot hangt het succes van digitalisering ook af van complementaire factoren, zoals vaardigheden en capaciteit om nieuwe technologische mogelijkheden toe te passen. Succesvolle bedrijven in het digitale tijdperk combineren adoptie van nieuwe technologieën met toegang tot wereldmarkten, waarmee handelsbeleid moet worden gezien in de context van een breder beleidsspectrum.

5.1.3 Digitalisering en handelspolitiek

Diensten spelen een cruciale rol bij het mogelijk maken van digitale handelstransacties, dus het wegnemen van belemmeringen voor de handel in diensten is cruciaal voor openheid van de markt in het digitale tijdperk. De belemmeringen voor digitaal ondersteunde diensten, die de ruggengraat vormen van digitale handelstransacties, lijken toe te nemen. Tegelijkertijd zijn de grenzen tussen online en offline activiteiten en tussen goederen en diensten vervaagd, wat gevolgen heeft voor bestaande beleidskaders (zoals GATT en GATS; Lesher en Tscheke, 2019). Regels zijn soms achterhaald of niet altijd afgestemd op nieuwe ontwikkelingen (Burri, 2020), of er kan onduidelijkheid zijn over de toepassing ervan. Sommige landen maken ook in toenemende mate gebruik van dataregulering om de binnenlandse capaciteit in digitaal intensieve sectoren te helpen ontwikkelen, als een vorm van digitaal industriebeleid. Beperkingen op gegevensstromen kunnen gevolgen hebben voor de handel, bijvoorbeeld wanneer ze de verplaatsing van gegevens beïnvloeden die cruciaal zijn voor de coördinatie van GVC's of voor het mkb om handel te drijven. Het gaat hier dus om het vinden van een evenwicht tussen zaken als privacy en veiligheid van de consument, en de voordelen van vrije gegevensstromen voor digitale handel.

Bestaand onderzoek naar deze belemmeringen en de interactie met handelsverdragen laat zien dat digitale connectiviteit belangrijk is voor internationale handel, vooral voor de export van meer geavanceerde industriële producten en digitaal leverbare diensten, en dat dit effect wordt versterkt door onderlinge handelsovereenkomsten (Casalini en López González, 2019). In deze context heeft de OESO ook de Digital Trade in Services Restrictiveness Index (DTSRI) ontwikkeld (Ferencz, 2019).

Een laatste aspect is de relatie tussen digitalisering en de fragmentering van internationale waardeketens. Door onder andere toenemende digitalisering is het makkelijker geworden om bepaalde bedrijfsonderdelen te outsourcen naar het buitenland. Ook hier is sprake van een interactie tussen handelsbeleid en andere beleidsgebieden zoals bijvoorbeeld rond werkgelegenheid.

5.1.4 Consumenten

Vanuit het perspectief van de consument bestaan er toenemende zorgen dat bij aankopen via buitenlandse webwinkels en platforms er geen garantie is van rechtsbescherming en dat producten niet noodzakelijkerwijs voldoen aan kwaliteitseisen van de EU rondom veiligheid, gezondheid en milieu. Dit is m.n. een zorg wat betreft China. Daarnaast zijn er zorgen rond concurrentie – omzeilen van importtarieven – en controle op arbeidsomstandigheden (MVO), zie bijvoorbeeld Van den Bosch en Bos (te verschijnen). Vanuit die optiek is het interessant om de mogelijkheden om de import vanuit China verder in beeld te brengen te onderzoeken, bijvoorbeeld met behulp van de bestaande data in de opgavesystemen van VENUE/DECO.

5.2 Suggesties voor verdere dataverzameling

Naast een overzicht van wat we al zouden kunnen met de bestaande bronnen, hebben we door deze bronneninventarisatie ook al scherper wat we nog missen in het raamwerk. Dat brengt ons op een aantal suggesties voor verdere dataverzameling op basis van bestaande bronnen.

  • Completere betaaldata (bijvoorbeeld van banken of betaaldiensten) zou kunnen helpen voor een beter beeld van de B2B, B2C en C2C transacties. Zie bijvoorbeeld OESO (2019b, in samenwerking met BBVA), waarin creditcard transactiedata wordt gebruikt om grensoverschrijdende e-commerce en de determinanten hiervan vast te stellen. Dit type gegevens kan mogelijk ook helpen om ook kleinere transacties waar te nemen (die bijvoorbeeld niet boven de ondergrens in belastingregisters uitkomen, ook wel de minimis handel genoemd) zoals kleine C2C transacties of aankopen van of via apps.
  • Waar mogelijk en relevant zou in de uitvraag onderscheid gemaakt kunnen worden naar digitaal besteld en digitaal geleverd, met name bij diensten. De meeste diensten kunnen digitaal geleverd worden, maar het is onduidelijk in hoeverre dat ook gebeurd. Goederen kunnen niet digitaal geleverd worden dus daar is het onderscheid duidelijk. Binnen het Mode of Supply onderzoek zal al een stap in die richting worden gemaakt. Dit is onder andere relevant in de lopende discussie over belastingafdrachten van aanbieders van digitale diensten: bij goederen wordt BTW betaald in land van verkoop, bij diensten is dat op dit moment niet noodzakelijkerwijs het geval. Afhankelijk van het type dienst en van waar de afnemer en aanbieder zich bevinden, wordt de BTW betaald in het land van verkoop of land van afname.
  • Er zijn veel mogelijkheden voor onderzoek naar digitale handel door middel van big data, die ook onderzocht moeten worden. Private big data bronnen zoals van banken en betaalbedrijven kunnen reguliere vragenlijsten aanvullen, bijvoorbeeld voor wat betreft de herkomst van goederen. Consumenten en bedrijven weten niet altijd of de door hen bestelde goederen uit het buitenland afkomstig zijn, en de tussenkomst van platforms kan dat nog moeilijker maken. In betaaldata is juist heel goed te identificeren of transacties grensoverschrijdend zijn. Big data die openbaar te verkrijgen is, zoals middels webscraping van internetsites, kan daarnaast bijvoorbeeld inzicht geven in de hoeveelheid webshops die zich richten op de Nederlandse markt met een Nederlandstalige website, en in welke sectoren de webshops gericht op Nederland zich bevinden.
  • Er is meer informatie gewenst over buitenlandse platforms en webwinkels. Op grond van EU-regelgeving moet een online platform de consument informeren of de aanbieder een bedrijf of particulier betreft; als deze gegevens ook voor statistische doeleinden beschikbaar kunnen worden gemaakt dan kan dit mogelijk bruikbare informatie zijn voor het onderscheiden van B2B en B2C transacties via niet-Europese platforms.
  • De dienstenindeling van de IHD (BPM6) laat momenteel niet toe om digitale diensten volledig te onderscheiden. Ook over de import van digitale diensten consumenten (wat steeds vaker voorkomt door opkomst van bijvoorbeeld streaming en persoonlijk gebruik van clouddiensten) is weinig bekend. Onderzocht zou kunnen worden of binnen de IHD specifieke digitale diensten beter kunnen worden onderscheiden. In de enquête ICT gebruik bij bedrijven zou er naast de kwalitatieve informatie beschikbaar over het gebruik van clouddiensten, ook kwantitatieve informatie gevraagd kunnen worden en bovendien naar de herkomst van de aanbieder, hoewel over het algemeen dit door respondenten als lastige vragen wordt ervaren. Tot slot zou bekeken kunnen worden of uitgaven aan bijvoorbeeld streaming- en clouddiensten binnen het budgetonderzoek opgenomen kunnen worden en of daar op een zinvolle manier onderscheid kan worden gemaakt naar binnenlandse en buitenlandse aanbieders.

9) Het CBS voert momenteel een grant-onderzoek uit met als doel een deel van deze digitale aanbod- en gebruiktabellen te vullen.

10) Voor de detailhandel is hierover ook informatie uit de Productiestatistieken.