2. Definitie van digitale internationale handel
Om digitale internationale handel af te bakenen, volgen we de definitie van het handboek van de OESO (2019a). Hierin wordt digitale handel gedefinieerd als alle handel die digitaal besteld en/of geleverd wordt. Figuur 2.1 reproduceert een schematische weergave van het OESO-raamwerk. Drie dimensies zijn daarbij van belang: de aard van de transactie, het soort product en de actoren die bij de transacties zijn betrokken. Daarnaast speelt nog een rol of een transactie direct tussen de aanbieder en afnemer van het product tot stand is gekomen, of dat dit via een (online) platform is gegaan. Daarmee wordt er een brede definitie van digitale handel gehanteerd, die feitelijk een combinatie is van internationale handel in digitale producten, grensoverschrijdende e-commerce en internationale transacties via online platforms.3)
Goederen kunnen besteld worden via het internet, bij een webshop (e-commerce) of de koper en verkoper van het product komen via een platform als Amazon met elkaar in contact. Diensten kunnen ook op deze manieren digitaal besteld worden, maar kunnen daarnaast ook nog eens digitaal geleverd worden. Denk hierbij aan films kijken via een streaming platform als HBO, het volgen van een online cursus of de opslag van foto’s of documenten bij een clouddienst. Daarnaast worden de goederen die digitalisering mogelijk maken ook bij digitale handel geteld wanneer ze de grens over gaan of geleverd worden aan een niet-ingezetene. Denk hierbij aan laptops en mobiele telefoons. Deze goederen zijn opgenomen in annex 2.c van het OESO-handboek (OESO, 2019a).
In de inventarisatie laten we een tweetal nog minder ontwikkelde delen van het raamwerk achterwege. Ten eerste is dat het deel dat verwijst naar niet-monetaire transacties. Voor veel digitaal geleverde diensten zoals sociale media of online navigatie betaalt de gebruiker geen geld, denk aan Facebook, Tiktok of Google Maps. Consumenten betalen met informatie over zichzelf, waarna het bedrijf deze data gebruikt om het eigen algoritme te verbeteren of om te verkopen aan bijvoorbeeld adverteerders. Andere diensten zijn tot een bepaalde limiet gratis, waarna gebruikers ook betalen: de zogenaamde freemium diensten. Daarnaast wordt er binnen bedrijven nog veel met data van hoge waarde geschoven (in de vorm van kennis; consumentendata en gebruik van intellectueel eigendom), zonder dat hier monetaire vergoedingen aan te pas komen. Deze niet-monetaire vormen van digitale handel worden in de eerste versie van het OESO handboek nog niet meegenomen, maar spelen als verdienmodel een steeds belangrijkere rol voor bedrijven. In de toekomst zullen deze diensten ook in de statistiek opgenomen moeten worden om een compleet beeld te krijgen van de digitale handel. Opgemerkt dient te worden dat inkomsten en uitgaven die gemoeid zijn met advertenties en databases, alsook abonnementsgelden, voor zover het grensoverschrijdende digitale transacties betreft, wèl onderdeel uitmaken van digitale handel en daarmee van deze inventarisatie, aangezien dit tot het monetaire deel behoort.
Verder zullen we in dit rapport alleen kijken naar bedrijven en consumenten. Overheden en niet-commerciële stichtingen kunnen ook actoren zijn in digitale handel, maar in de huidige bronnen komen deze nauwelijks voor of wordt er geen expliciet onderscheid gemaakt. Voor nu laten we ze dan ook buiten het bronnenoverzicht.
Figuur 2.2 is een vereenvoudigde versie van het raamwerk van de OESO, welke samenvat wat de dimensies zijn waarlangs we digitale handel zullen afbakenen en in de volgende paragraaf gaan invullen met de beschikbare bronnen. Met de bestaande bronnen kan niet het hele raamwerk gevuld worden, maar op basis van de informatie uit de bronnen kunnen schattingen van het aandeel digitale handel van verschillende componenten van digitale handel gemaakt worden.
Digitale bemiddelingsplatforms brengen aanbieders en afnemers van goederen en diensten met elkaar in contact en ondersteunen de transactie. De transacties van goederen en diensten die via een platform bemiddeld zijn, zijn daarmee per definitie ook digitaal besteld. De diensten kunnen daarbij ook nog digitaal aangeleverd worden, al dan niet via het platform. De platforms zijn geen economisch eigenaar van de goederen of diensten, maar ontvangen van de aanbieder en/of de afnemer een vergoeding voor de bemiddeling. Deze vergoeding, de platformmarge, behoort ook tot de digitale handel. De platforms die zonder monetaire vergoeding functioneren, laten we hier buiten beschouwing.
Figuur 2.3 geeft de structuur van platformtransacties schematisch weer. Er zijn drie partijen betrokken bij iedere transactie: de aanbieder en de afnemer (transactiewaarde) en het platform (platformmarge: aanbieders- en/of afnemersvergoeding). Er is pas sprake van internationale digitale handel wanneer beide actoren in een bilaterale stroom zich in een ander land bevinden. Zo kan het voorkomen dat de afnemer en het platform zich in Nederland bevinden, waardoor de afnemersvergoeding (platformmarge) geen internationale handel betreft. De aanbieder is geen Nederlands ingezetene, waardoor de transactiewaarde en de aanbiedersvergoeding wél geclassificeerd worden als internationale handel. Overigens hangt het af van het verdienmodel, welke stromen van toepassing zijn: zo kan een platform ook slechts aan de aanbieder òf de afnemer een vergoeding vragen. Daarnaast bestaat nog de mogelijkheid dat er helemaal geen vergoeding van de aanbieder of afnemer wordt gevraagd, maar dat het platform zijn inkomsten genereert uit advertenties of verkoop van data met klantgegevens. Ook daarbij kan het internationale handel betreffen.
In de praktijk zijn de transactiewaarde en de platformmarge niet altijd te onderscheiden in de waarneming; in de betaaldata worden de transactiewaarde en de afnemersvergoeding bijvoorbeeld samengeteld. In de platformenquête en de enquête ICT-gebruik bij bedrijven worden deze twee stromen wel los van elkaar uitgevraagd.