Auteur: Michael Polder en Janneke Rooyakkers
Grensoverschrijdende digitale handel: welke informatie is er beschikbaar?

4. Slotsom stand van zaken kwantificering van digitale handel

Het CBS heeft verschillende bronnen beschikbaar met daarin stukjes van de digitale internationale handel. Dit hoofdstuk beschrijft in hoeverre het raamwerk van de OESO daarmee ingevuld kan worden, met voor ieder onderdeel een aparte paragraaf. Het raamwerk uit de inleiding is uitgeklapt in tabellen, waardoor alle combinaties van de aard van de transactie zichtbaar zijn voor wat betreft de wijze van bestellen en leveren, producten en actoren. Combinaties die praktisch niet voorkomen zijn daarbij weggelaten. Een voorbeeld hiervan is de internationale handel tussen consumenten (C2C) zonder tussenkomst van platforms. Bovendien wordt in de tabellen ook aangeduid of een combinatie geheel of maar deels door de informatie in de bron wordt afgedekt, en of de verschillende componenten van de combinatie (actoren, producten, wijze van bestellen/leveren) te onderscheiden zijn in de bron.

4.1 Digitale handel door bedrijven

Tabel 4.1.1 geeft een overzicht van alle relevante bronnen en informatie over digitale handel bij bedrijven.6) Bedrijven kunnen zowel bij de import als bij de export van digitale handel betrokken zijn. Ze importeren bijvoorbeeld (digitale) producten voor verbruik in hun productieproces of om door te verhandelen, en hun goederen en diensten, al dan niet digitaal, kunnen via digitale netwerken afgezet worden.

Aan de exportzijde is de enquête ICT-gebruik bij bedrijven (steekproef) veelomvattend voor informatie over digitale verkoop7) van het totaal aan goederen en diensten en de opdeling B2B en B2C. Ook is bekend wat het aandeel is in de totale omzet via eigen webshop of app en naar welke bestemming (EU, niet-EU).

Daarnaast bestaat er informatie over de export van diensten bij de IHD. Hier wordt niet expliciet het onderscheid tussen digitaal en niet-digitaal gemaakt. In de primaire vragenlijst (steekproef) is echter wel de uitsplitsing naar dienstensoorten beschikbaar. Voor aantal dienstensoorten zal het duidelijk zijn dat deze alleen digitaal geleverd kunnen worden (e.g. telecommunicatiediensten) of juist niet (e.g. bouwdiensten). Voor een ander deel kan dit niet meteen worden vastgesteld. Op macroniveau (en voor een kleine steekproef van bedrijven) kan echter wel het aandeel per Mode of Supply worden bepaald (zie 3.3.2). Bij aanname kan worden gesteld dat het overgrote deel van Mode 1 (waarbij de aanbieder en afnemer alleen op afstand contact met elkaar hebben) gaat om digitale handel. Opgemerkt moet worden dat een deel van de diensten deze informatie op voorhand niet beschikbaar is omdat hier andere bronnen voor worden gebruikt (reisverkeer, verzekerings- en financiële diensten). Gegevens uit MOSS kunnen in de toekomst mogelijk helpen om B2C import en export te onderscheiden, specifiek voor de diensten die digitaal geleverd worden.

Voor specifiek de detailhandel heeft de PS informatie over het verkoopkanaal (online of niet) en los daarvan het aandeel export versus binnenlandse afzet. Combinatie van deze informatie levert een schatting van de online goederenexport door die sector. Dit berust echter wel op de aanname dat het aandeel digitale export in de export gelijk is aan het aandeel digitale omzet in de totale omzet. Deze zou kunnen worden getoetst en aangescherpt aan de hand van de detailhandelsbedrijven in de ICT-enquête, waarvoor die informatie aanwezig is.

Aanvullende informatie over export van digitaal bestelde goederen is in de toekomst mogelijk ook beschikbaar uit VENUE/DECO. Het gaat hier alleen om het deel van de handel dat via koeriersdiensten wordt vervoerd (waarbij momenteel ook PostNL nog ontbreekt) en dit resulteert in een betere dekking van het B2C deel. Bovendien kan de data van betaalbedrijven ook nog meer inzicht geven in digitale handel in exporttransacties. De betaaldata die het CBS nu tot haar beschikking heeft, komt van betaalbedrijven waar bedrijven voornamelijk gebruik van maken om consumenten te laten betalen voor B2C transacties.

Aan de importzijde (B2B transacties) is informatie beschikbaar in de enquête ICT-gebruik bij bedrijven en in de IHD statistiek. In deze twee bronnen zitten aan de importzijde per definitie alleen B2B transacties. De kanttekeningen bij de IHD voor de export, gelden ook voor import. VENUE bevat ook nog B2B imports. In tegenstelling tot bij de exportcijfers kan hier met behulp van naam- en adresgegevens wel onderscheid gemaakt worden tussen bedrijven en consumenten.

4.2 Digitale handel door consumenten

Consumenten doen in toenemende mate hun aankopen digitaal, ook bij buitenlandse bedrijven en platforms. Dit leidt ertoe dat ze direct betrokken zijn bij digitale internationale handel, waarbij het voornamelijk om import gaat. De informatie die hierover beschikbaar is wordt samengevat in tabel 4.2.1. Via platforms kunnen consumenten daarnaast ook zelf exporteren; dit wordt in de volgende paragraaf verder uitgewerkt.

Over de import van digitaal bestelde goederen is informatie in verschillende bronnen beschikbaar. Voor intra-EU transacties bestaat er de statistiek aankopen consumenten bij Europese webwinkels. De basisgegevens bestaan uit BTW aangiften van buitenlandse bedrijven; mogelijkheden voor micro-onderzoek zijn daarmee beperkt. 

Informatie over de extra-EU invoertransacties zijn minder goed voorhanden. Deels is dit beschikbaar in VENUE. Het gaat hier echter alleen om goederen die via koeriersdiensten worden vervoerd. Dit betreft goederen bestemd voor zowel consumenten als bedrijven. Gegevens met betrekking tot de ontvangende partij zijn bekend, dus met aanvullend onderzoek zou kunnen worden bekeken of de goederen voor consumenten bestemd zijn. Pas met de transitie naar DECO zullen PostNL leveringen ook beschikbaar zijn.

Een schatting van de totale digitale import van goederen en diensten door consumenten (ongeacht de herkomst) is beschikbaar via het budgetonderzoek. Twee kanttekeningen zijn echter dat deze data nog niet voor dit doeleinde zijn gebruikt en dat het daarnaast aannemelijk is dat consumenten soms niet weten of een webwinkel buitenlands is. De kwaliteit van deze informatie zou kunnen worden onderzocht.

Wat betreft de diensten (digitaal besteld of geleverd), zou de B2C import beschikbaar moeten zijn in MOSS. Hiervan weten we echter dat lang niet alle bedrijven dit systeem gebruiken waardoor deze bron geen compleet beeld kan geven. Wel is bekend dat het enkel om leveringen aan consumenten gaat.

Betaaldata kunnen in de toekomst ook nog een indicatie van B2C en C2C goederenimport geven. In de betaaldata waar het CBS momenteel beschikking over heeft zitten voornamelijk B2C transacties en beslaan slechts een deel van de bestaande betaaldiensten.

4.3 Platformmarges en digitale handel bemiddeld door platformen

Digitale handel tussen consumenten (C2C) wordt steeds belangrijker, maar valt bij de meeste statistieken buiten beschouwing. C2C transacties worden bemiddeld via platformen, waardoor we ze met behulp van data over platforms beter in beeld kunnen brengen. Over digitale handel besteld via platforms is in twee verschillende bronnen informatie beschikbaar, zie tabel 4.3.1. De platformenquête bevat uitgebreide informatie over Nederlandse platformen, zoals over hun verdienmodel en kenmerken van aanbieders en afnemers. Zo wordt ook gevraagd naar de commissie die in rekening wordt gebracht bij aanbieders en aannemers (de zogeheten platformmarge). Gecombineerd met de informatie over het aandeel aanbieders en afnemers van buiten Nederland (waarmee er sprake is van internationale handel) kan dit een indicatie geven van de platformmarge voor bemiddeling van internationale digitale handel. Informatie over hoe groot de totale transacties tussen de partijen zijn is ook aanwezig, waarmee de omvang dan de internationale digitale handelsstromen die door de platforms bemiddeld worden ook kunnen worden geschat.

Er moet worden aangetekend dat bij de platform-enquête de kwaliteit en bruikbaarheid van de resultaten voor het meten van digitale handel nog moet worden vastgesteld. Voor zowel het onderscheid naar goederen en diensten als naar type afnemers en aanbieders is er bovendien alleen informatie over het zwaartepunt. Daarnaast vangen we alleen de transacties bemiddeld door Nederlandse bedrijven; er zijn andere bronnen nodig voor een inschatting van de digitale handel bemiddeld door buitenlandse platforms en de bijbehorende platformmarges. Deze transacties zitten versnipperd in verschillende bronnen, onduidelijk is hoe compleet het beeld hiermee is en of het onderscheid goed gemaakt kan worden. Tot slot verdienen platformen niet alleen op commissiebasis, maar kunnen ze ook aanvullende diensten aanbieden zoals cloud services of advertentiemogelijkheden, die ook onder digitale handel vallen als er sprake is van een buitenlandse afnemer. Hoewel de betreffende omzet uit dergelijke activiteiten wordt uitgevraagd, is er geen verdere informatie over de afnemers.

In de enquête ICT-gebruik bij bedrijven wordt gevraagd naar zowel omzet via platforms als het aandeel in de totale omzet, ongeacht of het platform zich binnen Nederland bevindt of erbuiten (export). Als aanname zou het exportaandeel bij verkoop via platformen gelijk kunnen worden gesteld aan dat bij e-commerce, maar de validiteit hiervan zou getest moeten worden.

Via de platform-enquête zal naar verwachting de komende jaren een steeds betere populatie van platformbedrijven kunnen worden afgebakend. In principe is het dan met deze afbakening mogelijk om zo goed als alle bedrijfseconomische statistieken te koppelen en daarmee aanvullende gegevens over de platforms te verkrijgen.

4.4 Gebruiksklaarheid van bronnen en statistieken voor het meten van digitale handel

 

Klaar voor gebruik
Zoals aangegeven in de bovenstaande tabellen is er enige variatie in de mate waarin de bronnen op dit moment ingezet kunnen worden voor het meten van digitale handel. Enkele bronnen zijn al gebruiksklaar voor analyse, zowel op micro- als op macroniveau. Met deze bronnen kan al een deel van het OESO-raamwerk worden gedekt. Zo is de ICT-enquête voor bedrijven al een langlopende statistiek, op basis waarvan officiële cijfers worden gepubliceerd en waarmee al microdata-onderzoeken mee uitgevoerd worden. In de meer recente jaren wordt digitale handel duidelijk geïdentificeerd in de statistiek, waarmee analyse mogelijk is. Ook de statistiek Internationale Handel in Diensten (IHD) is een bestaande bron op basis waarvan officiële statistieken worden gepubliceerd; in de nabije toekomst worden onder de nieuwe Europese verordening met betrekking tot de bedrijvenstatistieken ook de Mode of Supply (MoS) cijfers een vast onderdeel van deze statistiek. Tot slot is het budgetonderzoek ook een bestaande statistiek. Deze zou gebruikt kunnen worden voor totaalschattingen van digitale import door consumenten kunnen aangeven, al moeten deze (door beperkte kennis van consumenten) worden gezien als een ondergrens.

Experimenteel
Een aantal andere bronnen en statistieken moeten op dit moment nog als experimenteel worden gezien, in ieder geval in hoeverre deze iets zeggen over aspecten van digitale handel. Dit geldt bijvoorbeeld voor de statistiek over aankopen consumenten bij Europese webwinkels. Ook de platformenquête is nog in ontwikkeling. Uit Heerschap et al. (2019) bleek dat de enquête uit 2019 niet representatief genoeg was, en er moet onderzocht worden hoe compleet de populatie van de herziene versie in 2020 is. De digitale export in een selectie van specifieke diensten is (ten behoeve van macroschattingen voor de Nationale Rekeningen en de betalingsbalans) bovendien al onderzocht en beschreven in De Boer et al. (2019); de import in Nadolinskaia & Smit (2020). Ook deze cijfers moeten als experimenteel worden gezien.

Nog niet bruikbaar of beschikbaar
Er zijn ook enkele van de verzamelde bronnen die nog niet beschikbaar, compleet of direct geanalyseerd kunnen worden. VENUE, en dan met name de opvolger DECO, is een interessante, kansrijke bron voor digitale handel. In potentie levert het gedetailleerde informatie over een groot deel van de B2C extra-EU digitaal bestelde goederen. Op het moment is deze bron echter nog niet compleet en zijn er nog geen analyses mee gedaan. Het zal nog tijd en werk vergen om deze bron te ontwikkelen tot een gebruiksklare statistiek voor onderzoekers. VENUE/DECO en MOSS zijn bronnen die in de toekomst verdere mogelijkheden bieden op microniveau. Aan beide bronnen kunnen mogelijk bedrijven gekoppeld worden, wat interessant is voor bedrijfseconomisch onderzoek. Dit zijn bronnen die in de verdere toekomst ontwikkeld moeten worden. Met name de dekking en volledigheid van de bronnen is een aspect om in de gaten te houden: op dit moment wordt MOSS bijvoorbeeld niet gebruikt door grote bedrijven en mist VENUE een groot deel van de pakketbezorging door het ontbreken van PostNL.

De betaaldata die het CBS nu tot de beschikking heeft is mogelijk al interessant voor onderzoek naar digitale handel, maar nog in hoge mate onvolledig. Completere transactiedata zou meer inzicht verschaffen; in OESO (2019a) wordt een onderzoek beschreven over het statistisch bureau van Israël dat de digitaal bestelde aankopen door consumenten met betaaldata kan ramen. Bovendien kan daarmee de IHD statistiek verbeterd worden; er zijn nu verschillende aannames nodig om digitale handel in deze bron aan te duiden.

Tabel 4.4.1. Status van diverse bronnen met betrekking tot meten van digitale handel
Bestaande statistiekICT-gebruik bij bedrijven,
Internationale handel in diensten,
Budgetonderzoek,
ExperimenteelAankopen bij Europese webwinkels,
Platform-enquête, grant-onderzoek
digitale import en export,
Potentiële toekomstige bronVENUE/DECO, MOSS, betaal- en
transactiedata

4.5 Totale digitale import en export van goederen en diensten

Op basis van bovenstaande bronnen, hier en daar in combinatie met enkele aannames (op basis van het handboek of eigen inzicht) kunnen schattingen gedaan worden voor een flink aantal componenten van digitale handel. Voor veel analyses is de volledige uitsplitsing naar alle aspecten niet noodzakelijk. Tabellen 4.5.1 en 4.5.2 geven de informatie weer die op basis van de inventarisatie van bestaande bronnen aanwezig is over de verschillende randtotalen (producten, actoren, digitaal besteld/geleverd).

Tabel 4.5.1 Informatie over digitale export door Nederlandse bedrijven, totalen per aspect
Totaal
GoederenPS (alleen detailhandel)
DienstenIHD (digitaal geleverde diensten via MoS)
B2B
B2C
PlatformPlatform-enquête, ICT-gebruik bedrijven
BesteldICT-gebruik bedrijven
GeleverdIHD (MoS)
N.B. Per bron zijn er mogelijk aanvullende afbakeningen waarmee rekening moet worden gehouden, zie hoofdstuk 3.

De totale digitale export van bedrijven kan worden bepaald uit de enquête ICT-gebruik bedrijven. Deze informatie beslaat het deel dat e-commerce betreft; hierin ontbreekt dus alleen het deel dat offline wordt besteld maar wel online geleverd. Dit geldt ook voor de aanvullende informatie uit de PS Detailhandel, alleen voor de betreffende sector en daar betreft het alleen de goederen.

De totale digitale dienstenhandel kan bepaald worden uit de IHD. Onder de aanname dat handel onder ‘mode 1’ digitaal plaatsvindt, kan ook het aantal digitaal geleverd worden vastgesteld. Uit het MoS onderzoek weten we voor de Nederlandse handel per dienstensoort het aandeel mode 1, waarmee we een totaalcijfer voor zowel de digitale import en export van diensten kunnen bepalen.

De totale internationale handel door bedrijven die plaatsvindt via een platform kan worden bepaald vanuit de enquête ICT-gebruik bedrijven. Ook de platform-enquête biedt in principe die mogelijkheid. In het laatste geval gaat het echter wel om de stromen via Nederlandse platforms. Verder is deze vragenlijst op dit moment nog experimenteel.

De totale B2B en B2C stromen kunnen op basis van de huidige bronnen niet goed worden onderscheiden. Wel biedt de platform-enquête in principe nog de mogelijkheid om de platform-marges te bepalen voor bemiddeling door Nederlandse platforms (i.e. export van platform-diensten). Tot slot biedt de platform-enquête als enige potentiële bron ook de mogelijkheid om, in ruwe zin, iets over de export van consumenten via platforms te zeggen.

Aan de importkant kunnen we binnen de bestaande bronnen zowel bedrijven als consumenten onderscheiden, zie tabel 4.5.2. Het totaal aan (digitaal bestelde) goederen volgt uit de (experimentele) statistiek voor aankopen door consumenten bij Europese webwinkels.

Voor bedrijven is er een compleet beeld van het B2B deel van de import door middel van e-commerce uit de enquête ICT-gebruik bij bedrijven. Het deel dat via Nederlandse platforms verloopt, kan mogelijk worden bepaald aan de hand van de platform-enquête; dit geldt ook voor buitenlandse aankopen door consumenten via een Nederlandse platform.

Het totaal aan digitaal bestelde producten is voor bedrijven gelijk aan het hierboven genoemde B2B-deel: per definitie gaat om digitaal bestelde producten (e-commerce) en voor zover bedrijven niet direct van consumenten zullen importeren gaat het ook per definitie om B2B. Het totaal aan online bestelde producten bij buitenlandse webwinkels is onderdeel van het budgetonderzoek (behoudens misclassificaties door de respondenten). De informatie over goederenimport bij Europese webwinkels zijn daarbij ook per definitie digitaal besteld.

Tot slot noemt het handboek ook de internationale handel in ICT-goederen en –diensten als onderdeel van digitale handel. Voor zover het betreffende detailniveau beschikbaar is in de IHG en IHD, kan hiervan een compleet beeld gegeven worden, door deze afbakeningen in de betreffende statistieken uit te lichten. UNCTAD (2015) presenteert een afbakening van de ICT-diensten en door ICT-ondersteunde diensten op basis van bestaande product- en industrieclassificaties (CPC, EBOPS en ISIC); de uitdaging hierbij is dat de indelingen niet volledig op elkaar aansluiten en het detailniveau hier en daar niet genoeg is om bepaalde relevante of juist niet-relevante elementen te kunnen meenemen dan wel uitsluiten. Dit geldt natuurlijk ook voor de internationale handel van specifieke bedrijfstakken die onderdeel uitmaken van de ICT sector (bestaande uit zowel de ICT-maakindustrie als de aanbieders van digitale diensten).8)

6) In deze tabel wordt buiten beschouwing gelaten of de handel wel of niet via een platform plaatsvindt. Informatie over platformhandel wordt verderop apart besproken. B2C import gaat om import van Nederlandse consumenten, deze worden bij tabel 4.2.1 besproken.
7) In deze context worden digitale verkoop ook wel online verkopen of e-sales genoemd. Omgekeerd bij inkopen gaat het om online inkopen of e-purchases ofwel e-procurement. Het geheel aan online handel (verkopen plus inkopen) wordt e-commerce genoemd.
8) ICT sector in NACE Rev.2 (3-digit niveau): ICT industrie: 261 + 262 + 263 + 264 + 268, ICT diensten: 465 + 582 + 61 + 62 + 631 + 951, zie https://ec.europa.eu/eurostat/cache/metadata/en/isoc_se_esms.htm en de OECD Guide to Measuring the Information Society 2011.