4. Internationale goederen- en dienstenhandel
Dit laatste onderdeel bekijkt de goederen- en dienstenhandel. Aangezien dit een van de belangrijkste internationale statistieken betreft bestaan er vele nationale en internationale leveranciers van deze data. In plaats van die bronnen één voor één uit te leggen is er hier gekozen voor een directere opzet waar een vergelijkend onderzoek centraal staat. Bijlages 1-3 kunnen daarbij als samenvatting gezien worden, terwijl onderstaande tekst dit verder uitlegt.
Net zoals bij de vorige twee hoofdstukken beginnen we hier ook weer met een overzicht van de rangschikking van Nederland volgens verschillende bronnen, zie de tabellen 8-15.
Rank | UN-COMTRADE | x mln USD |
---|---|---|
1 | China (PRC) | 2 498 570 |
2 | Verenigde Staten | 1 644 276 |
3 | Duitsland | 1 492 835 |
4 | Japan | 705 640 |
5 | Nederland | 576 784 |
6 | Frankrijk | 556 364 |
7 | Zuid-Korea | 542 172 |
8 | Hongkong | 535 711 |
9 | Italië | 532 684 |
10 | Verenigd Koninkrijk | 468 322 |
Rank | UNCTAD | x mln USD |
---|---|---|
1 | China (PRC) | 2 499 457 |
2 | Verenigde Staten | 1 643 161 |
3 | Duitsland | 1 489 152 |
4 | Nederland | 709 415 |
5 | Japan | 705 564 |
6 | Frankrijk | 571 465 |
7 | Hongkong | 534 887 |
8 | Italië | 532 663 |
9 | Verenigd Koninkrijk | 469 684 |
10 | Canada | 446 873 |
Tabel 10 Export van goederen volgens OECD (ITCS) (2019)
Rank OECD (ITCS) x mln USD
1 Verenigde Staten 1 644 276
2 Duitsland 1 493 095
3 Japan 705 640
4 Nederland 577 617
5 Frankrijk 569 757
6 Zuid-Korea 542 172
7 Hongkong 535 711
8 Italië 532 684
9 Mexico 472 273
10 Verenigd Koninkrijk 468 160
Rank | OECD (ITCS) | x mln USD |
---|---|---|
1 | Verenigde Staten | 1 644 276 |
2 | Duitsland | 1 493 095 |
3 | Japan | 705 640 |
4 | Nederland | 577 617 |
5 | Frankrijk | 569 757 |
6 | Zuid-Korea | 542 172 |
7 | Hongkong | 535 711 |
8 | Italië | 532 684 |
9 | Mexico | 472 273 |
10 | Verenigd Koninkrijk | 468 160 |
Tabel 11 Export van goederen volgens OECD (MEI) (2019)
Rank OECD (MEI) x mld USD
1 China (PRC) 2 498
2 Verenigde Staten 1 643
3 Duitsland 1 489
4 Nederland 709
5 Japan 705
6 Frankrijk 571
7 Zuid-Korea 542
8 Italië 533
9 Mexico 461
10 België 447
Rank | OECD (MEI) | x mld USD |
---|---|---|
1 | China (PRC) | 2 498 |
2 | Verenigde Staten | 1 643 |
3 | Duitsland | 1 489 |
4 | Nederland | 709 |
5 | Japan | 705 |
6 | Frankrijk | 571 |
7 | Zuid-Korea | 542 |
8 | Italië | 533 |
9 | Mexico | 461 |
10 | België | 447 |
Rank IMF x mln USD 1 Luxemburg1) 14 860 267 2 China (PRC) 2 498 309 3 Verenigde Staten 1 643 100 4 Duitsland 1 489 170 5 Japan 705 671 6 Nederland 577 619 7 Frankrijk 559 244 8 Zuid-Korea 542 233 9 Italië 535 180 10 Hongkong 509 641 1) Dit kan volgens ons niet kloppen; hier is een 1000-fout aannemelijk.
Rank Wereldbank x mln USD 1 China (People’s Republic) 2 399 018 2 Verenigde Staten 1 652 437 3 Duitsland 1 464 375 4 Japan 697 522 5 Frankrijk 597 147 6 Zuid-Korea 561 963 7 Nederland 552 951 8 Hongkong 547 675 9 Italië 510 894 10 Verenigd Koninkrijk 475 851
Rank WTO x mln USD 1 China (PRC) 2 499 457 2 Verenigde Staten 1 643 161 3 Duitsland 1 489 152 4 Nederland 709 415 5 Japan 705 564 6 Frankrijk 571 465 7 Zuid-Korea 542 233 8 Hongkong 534 887 9 Italië 532 663 10 Verenigd Koninkrijk 470 084
Rank Eurostat x mln euro 1 Duitsland 1 330 182 2 Nederland 633 789 3 Frankrijk 510 410 4 Italië 475 848 5 Verenigd Koninkrijk 419 800 6 België 397 154 7 Spanje 298 505 8 Polen 235 862 9 Tsjechië 177 682 10 Oostenrijk 159 588
4.1 Voornaamste bronnen met betrekking tot goederen- en dienstenhandel
Om de Nederlandse cijfers over de internationale goederen- en dienstenhandel in perspectief te plaatsen, zijn internationale bronnen nodig. In deze studie is gekeken naar de belangrijkste bronnen voor de goederenhandel (verordeningen Foreign Trade Statistics: Intrastat & Extrastat), de dienstenhandel (verordening gebaseerd op de Balance of Payments Manual 6 (BPM6) 1) en de internationale handel volgens het concept van de Nationale Rekeningen (verordening European System Accounts 2010 (ESA 2010)).
Deze paragraaf bevat de volgende onderdelen:
1. Een blik op de beschikbaarheid van gegevens over de internationale goederenhandel op basis van de volgende negen bronnen: CBS, Eurostat, Verenigde Naties (UN-Comtrade en UNCTAD 2), IMF 3), OESO (MEI en ITCS) 4), WTO 5) en Wereldbank 6).
2. Een vergelijkbaar overzicht van gegevens voor de internationale dienstenhandel op basis van de volgende zes bronnen: CBS, Eurostat, Verenigde Naties (UN-Comtrade en UNCTAD), OESO (MEI) en WTO. IMF en Wereldbank hebben geen aparte dienstencijfers.
3. Inzicht in de beschikbaarheid van gegevens voor de gehele handel (BPM6/ESA 2010) op basis van de volgende zes bronnen: CBS, Eurostat, Verenigde Naties (UNCTAD), OESO (BPM6) en Wereldbank. UN-Comtrade en Wereldbank hebben geen aparte dienstencijfers.
4. Een nadere bestudering van de gegevens over de internationale goederenhandel, omdat hier vele verschillende getallen circuleren. Deze paragraaf legt uit waarom en geeft een concreet getallenvoorbeeld.
De dienstenhandel wordt niet nader bestudeerd zoals de internationale goederenhandel in onderdeel 4, omdat er niet of nauwelijks (conceptuele) verschillen zijn tussen de verschillende gepubliceerde internationale dienstencijfers. De basis van de bronstatistieken van de dienstencijfers is de BPM6 en dat is in principe dezelfde basis als de statistieken van de Nationale Rekeningen.
Overzicht van bronnen met betrekking tot goederen- en dienstenhandel:
- CBS-StatLine:
- Internationale handel in goederen
- Internationale handel in diensten
- Macro-economie (finale bestedingen en productie)
- Eurostat-database:
- International trade in goods’ (detailed data, met name Comext)
- Economy and finance (‘balance of payments’ en ‘international trade in services’)
- UN-Comtrade:
- ‘get data’ (‘goods, services’)
- ‘analytical tables’ (zoals ‘historical data’)
- UNCTAD statistics
- ‘data center’ (‘international trade in goods and services’)
- IMF-data:
- Database ‘balance of payments statistics’ (BOPS)
- Database ‘direction of trade statistics’ (DOTS)
- OECD-data:
- Database ‘main economic indicators’ (onderdelen ‘BPM6’ en ‘international trade’)
- Database ‘international trade by commodity statistics’
- WTO-data portal:
- Database ‘international trade statistics’
- World Bank Open Data:
- Onderdeel ‘trade’.
4.2 Totstandkoming van de goederen- en dienstenhandel cijfers
4.2.1 Cijfers over de internationale goederenhandel
De statistiek van de internationale goederenhandel bestaat al meer dan 100 jaar en wordt over de hele wereld gemeten en groot detail gepubliceerd, door het presenteren van cijfers over landen van herkomst (invoer), landen van bestemming (uitvoer) en goederensoorten 7). De statistiek volgt voor de statistische waarneming het principe van fysieke grensoverschrijding van goederen. In bijlage 1 wordt een overzicht getoond van de verschillende publicaties over de wereldwijde goederenhandel. Op basis van de getoonde observaties kunnen de volgende conclusies worden getrokken:• De beste bron voor alleen Nederlandse cijfers is het CBS met zeer recente cijfers (t/m juni 2020), zeer veel detail (maandgegevens x alle partnerlanden x alle goederensoorten CN8), unieke features (zoals cijfers over wederuitvoer, uitvoer Nederlandse makelij, exportverdiensten en zelfs cijfers over de bestemming van de Nederlandse invoer) met een hoge kwaliteit, te vinden in de online database StatLine. De tijdreeksen zijn voor detailtabellen korter dan bij andere bronnen. Er is ook een tabel beschikbaar met unieke historische gegevens vanaf 1917, maar met minder detail.
• De beste bron voor een vergelijking tussen EU-landen is Eurostat met ook hier recente cijfers (t/m juni 2020) en alle gegevens over maanden, partnerlanden en goederensoorten CN8. Voor dit detail is de Comext-database de meest geschikte bron. In deze database zijn meer dan 25 tabellen beschikbaar voor het maken van selecties. Eurostat publiceert vaak langere tijdreeksen dan het CBS, ook voor Nederland, en dat is een meerwaarde. De economische relevantie van de Nederlandse gegevens bij Eurostat is echter minder dan bij de publicaties van het CBS, omdat de quasi-doorvoer wordt meegeteld bij de invoer en de uitvoer. Dat is een handelsstroom waaraan de Nederlandse economie nauwelijks verdiend (zie verder paragraaf 4.3). Ook rapporteert Eurostat geen onderscheid tussen export van Nederlandse makelij (meeste toegevoegde waarde) en wederuitvoer.
• Een goede bron voor een wereldwijde vergelijking met veel detailgegevens is de UN-Comtrade. Deze database heeft recente data (voor veel landen t/m maart 2020), verslagmaanden, alle rapporterende en partnerlanden ter wereld en veel goederendetail (t/m HS6 8)). Daarbij dient te worden opgemerkt dat de databeschikbaarheid fluctueert afhankelijk van de gekozen verslagperiode. Bovendien zijn er van minder landen maandgegevens dan jaargegevens. Een ander nadeel is dat niet heel veel data tegelijk kunnen worden gedownload en dat is minder een punt bij andere bronnen. Een groot voordeel is dat, in ieder geval daar waar de Nederlandse cijfers worden weergegeven, quasi-doorvoer niet wordt meegeteld.
• Ook een goede bron voor een wereldwijde vergelijking met vooral recente gegevens is de WTO. De WTO heeft maandgegevens tot en met mei 2020 (en vanaf januari 2006) en is daarmee heel recent. Daarnaast heeft de WTO lange jaarreeksen (1948-2019) en is er ook detail ten aanzien van partnerlanden en goederengroepen (maar minder dan bij de UN-Comtrade). Bij de kwartaal- en maandgegevens is het aantal ‘partnerlanden’ beperkt tot wereld, EU en niet-EU en bij de jaargegevens worden ongeveer 50 partnerlanden(groepen) onderscheiden. De ‘country profiles’ van de WTO geven een mooi overzicht van de handelskenmerken van alle landen ter wereld. Daarnaast beschikt de WTO ook over cijfers over handelsvolume en handelsprijzen (naast de traditionele handelswaarden). De Nederlandse cijfers zijn inclusief quasi-doorvoer.
• Een andere goede bron met recent cijfermateriaal (t/m 2019) en lange tijdreeksen (1960-2019) is de Wereldbank. Een verschil met de WTO is dat detail ontbreekt: geen maandgegevens, geen partnerlanden en geen goedereninformatie. Een unieke feature betreft de ‘exporter dynamics database’ met internationaal vergelijkbare data over kenmerken van internationale handelaren voor 70 landen in de wereld (maar niet recent, t/m 2014). In de cijfers van de Wereldbank blijft de quasi-doorvoer buiten beschouwing. De cijfers over de internationale goederenhandel van de Wereldbank zijn volgens het concept van de betalingsbalans tot stand gekomen.
• Een goede bron voor een wereldwijde vergelijking met complete detailgegevens is UNCTAD. Deze bron is helaas minder recent (t/m 2018), maar heeft dan wel hele complete jaarreeksen van 1995-2018 en daarnaast ook informatie vanaf 1948. Bovendien heeft de reeks vanaf 1995 naast alle rapporterende landen, ook alle partnerlanden en veel goederendetail (tot 70 groepen). Tenslotte is de bron gebruiksvriendelijker dan de UN-Comtrade. UNCTAD heeft mooie extra features zoals infographics, uitgebreide ‘country profiles’ en afgeleide indicatoren zoals ‘market concentration’ en ‘revealed comparative advantage’. Er kan verder worden gekozen voor landaggregaten zoals ‘developing countries’, ‘BRICS’ of ‘Mercosur’.
• Goede bronnen voor een vergelijking van de belangrijkste economieën in de wereld zijn IMF en de OESO. Beide bronnen hebben recente data, maar hebben een restrictie wat betreft het aantal rapporterende landen. Bij de IMF gaat het om circa 150 landen (IMF-leden, enkele niet-leden, de wereld totaal en belangrijke aggregaten) en bij de OESO circa 50 (met name OESO-leden). Ook hebben beide organisaties lange tijdreeksen vanaf 1948 (IMF) en 1955 (OESO). De tijdreeks bij het IMF is volledig voor alle landen, maar bij de OESO niet. Beide organisaties beschikken over maandgegevens en hebben alle partnerlanden in de data. Ook laten zowel de OESO (ICTS) en het IMF daar waar het Nederlandse cijfers betreft de quasi-doorvoer buiten beschouwing. Echter, enkel de OESO heeft ook goederengegevens (HS 2-digit). De OESO-databases zijn gebruiksvriendelijker dan de IMF-databases. Naast de brutowaarden publiceert de OESO onder andere hoeveel de verschillende OESO-landen verdienen aan de export. Deze cijfers zijn te vinden in de sectie ‘trade in value added’. Deze cijfers zijn echter niet te vergelijken met de brutowaarden, het is een heel ander concept 9).
4.2.2 Cijfers over de internationale dienstenhandel
In bijlage 2 is een vergelijkbare analyse gedaan voor de internationale dienstenhandelsdata. Via deze link is een uitgebreide beschrijving van de achtergronden van de statistiek te raadplegen. Op basis van de zes geanalyseerde bronnen zijn de volgende conclusies te trekken:• Voor detailcijfers over de Nederlandse situatie kan gebruik worden gemaakt van de informatie van het CBS. Er is 1 actieve tabel op CBS-StatLine met recente detailinformatie op kwartaalniveau met voor circa 85 partnerlanden en circa 40 dienstensoorten informatie over de Nederlandse dienstenhandel. In verband met een methodebreuk tussen 2013 en 2014 is de tijdreeks van de actieve tabel beperkt (vanaf 2014), maar de andere tabel is nog beschikbaar in het archief en deze loopt vanaf 2003.
• Voor detailcijfers over alle EU-landen is Eurostat een logische bron. Voor alle EU-landen is informatie beschikbaar over alle partnerlanden ter wereld en daarnaast zijn alle circa 140 dienstensoorten (meer dan bij het CBS) beschikbaar. Er zijn meer jaren dan bij het CBS beschikbaar (vanaf 2010), maar daar staat een geringere tijdigheid tegenover (meest recente jaar is 2018) en daarnaast het ontbreken van kwartaalgegevens. Bovendien zijn er voor Nederland enkel over de laatste jaren detailgegevens van Nederland beschikbaar.
• Voor een wereldwijde vergelijking is de WTO misschien wel de beste bron. De WTO heeft de meest recente data (tot en met het 1e kwartaal van 2020, inclusief schattingen), lange tijdreeksen (per kwartaal vanaf 2005 en voor sommige landen vanaf 1980), alle rapporterende landen, alle partnerlanden en alle dienstensoorten. Daarnaast zijn er extra features (zoals landenprofielen voor elk land) en is de gebruiksvriendelijkheid prima. Er zijn zelfs voor een 15-tal landen maandgegevens gepubliceerd. Ook de Nederlandse data zijn uitvoerig beschikbaar (per kwartaal vanaf 2014 en per jaar vanaf 2006).
• Ook de UNCTAD heeft recente gegevens (van 2005 t/m 2019) en detailcijfers (alle landen en vrijwel alle dienstensoorten), maar geen maand- of kwartaalgegevens zoals de WTO. De tijdreeksen zijn vergelijkbaar met die van de WTO. Een handige feature betreft de beschikbaarheid van procentuele aandelen in de tabel (percentage van de cel ten opzichte van de totale dienstenhandel van een land en de hele wereld). Iets minder recent (t/m 2018) is de UN-Comtrade, maar het voordeel is een langere tijdreeks (vanaf 2000). Ook hier zijn alle landen en dienstensoorten te selecteren. Ze zijn echter niet allemaal beschikbaar: op het niveau van de 11 hoofdgroepen van de dienstensoorten zijn in ieder geval vrijwel alle data beschikbaar. Voor Nederland specifiek geldt dat de handel met grote landen in detail beschikbaar is, maar de handel met de kleinste landen is dat enkel op totaalniveau. Dat heeft vooral te maken met de statistische geheimhoudingsplicht.
• Voor een vergelijking van met name de grootste economieën is er de OESO (circa 40 landen, vooral OESO-leden). Ook hier zijn alle partnerlanden en dienstensoorten beschikbaar en is de tijdreeks omvangrijk, maar niet geheel compleet. Voor de meeste landen zijn er in ieder geval data beschikbaar van 2010 tot en met 2018.
4.2.3 Cijfers over de totale goederen- en dienstenhandel (Nationale Rekeningen)
In bijlage 3 is er een overzicht van de mogelijke bronnen voor het bestuderen van gegevens over het volume van de goederen- en dienstenhandel volgens het Nationale Rekeningen concept (ESA 2010 of BPM6). Hierbij de conclusies:• Het CBS is ook hier de meest logische bron bij het analyseren van enkel Nederlandse gegevens. De cijfers op StatLine zijn recent (t/m het 1e kwartaal van 2020), de tijdreeksen zijn lang (vanaf 1995) en er is veel detail (naast kwartalen ook data over bedrijfsactiviteiten en informatie over bijvoorbeeld wederuitvoer).
• Voor een analyse op EU-niveau is Eurostat weer de meest logische keuze. Een extra toegevoegde waarde ten opzichte van het CBS betreft de presentatie van maandcijfers (t/m mei 2020). De maandgegevens zijn beschikbaar vanaf januari 1999, maar voor wat betreft de data over Nederland zijn deze nog een noviteit (pas vanaf januari 2019). Jaarcijfers zijn zelfs beschikbaar vanaf 1992 (voor Nederland vanaf 2004). Eurostat is de enige bron die naast rapporterende landen ook partnerlanden presenteert (circa 40).
• Voor de meest recente wereldwijde cijfers kun je terecht bij het IMF (bij deze statistiek is het IMF voor het aantal rapporterende landen wel volledig). De meest recente data betreffen het eerste kwartaal van 2020 en de oudste data zijn hier eerste kwartaal van 2013. De jaarcijfers lopen van 2005 tot en met 2019. Goederen en diensten zijn apart beschreven. De Wereldbank heeft geen maand- of kwartaalgegevens, partnerlanden of ander detail. Ook is het de enige bron waarbij goederen- en dienstencijfers niet apart zijn beschreven. Wel heeft de bron alle rapporterende landen tot en met 2019 en daarbij ook een langere tijdreeks dan het IMF: vanaf 1960 (voor Nederland vanaf 1969). Minder tijdig is de UNCTAD. Hier is het meest recente jaar 2018 en het oudste jaar 2005 in deze tabel (daarnaast ook informatie vanaf 1980). Extra features zijn gepubliceerde aandelen (percentage van de totale dienstenhandel van een land of wereldwijd) en landaggregaten (zoals ‘least developed countries’).
• Voor een beperktere groep landen (circa 47 rapporterende landen, met name OESO-leden) heeft de OESO ook hele recente data beschikbaar (t/m eerste kwartaal van 2020) en een langere tijdreeks dan bij het IMF (vanaf eerste kwartaal van 1995 voor veel landen en vanaf tweede kwartaal van 2003 voor Nederland).
4.3 Vergelijken van de cijfers over goederenhandel
Tot dusver ging het over de beschikbaarheid van gegevens over de wereldwijde handel in goederen en diensten. In deze laatste paragraaf zal het gaan over verschillen tussen de cijfers. Daarbij wordt hier enkel de goederenhandel besproken. Bij de dienstenhandel is er namelijk niet of nauwelijks sprake van verschillen (de bronstatistiek geeft dezelfde cijfers als de Nationale Rekeningen en de betalingsbalans).De volgende verschillen zullen achtereenvolgens worden besproken ten aanzien van de goederenhandel:
1. Verschillen tussen ‘foreign trade statistics’ (FTS) en de Nationale Rekeningen (ESA 2010/BPM6).
2. Verschillen tussen Eurostat en het CBS met betrekking tot de gepubliceerde cijfers.
3. Overige verschillen en een getallenvoorbeeld.
In de eerste plaats is er een belangrijk verschil tussen enerzijds de broncijfers van de goederenhandelsstatistiek (verordening FTS exclusief quasi-doorvoer) en anderzijds de cijfers zoals gepresenteerd door de Nationale Rekeningen en in de betalingsbalans (BPM6). De eerste volgt het principe van fysieke grensoverschrijding (van goederen) en de tweede volgt het principe van economische eigendomsoverdracht (van ingezetenen naar niet-ingezetenen of vice versa). In de praktijk betekent dit de volgende verschillen (zie voor details: Chong (2015)):
• Bij BPM6 wordt goederenveredeling (‘processing’) niet gezien als handel in goederen (zoals bij de FTS), omdat het bezit niet overgaat naar een ingezetene. Bij (passieve) veredeling gaat het om goederen die vanuit Nederland naar het buitenland worden verstuurd om daar bewerkt te worden en goederen die voor reparatie naar het buitenland worden verstuurd.
• Transitohandel (‘merchanting’) valt onder BPM6 onder de handel in goederen (dit is niet het geval voor FTS) en niet onder de handel in diensten. Van transitohandel is sprake als een ingezeten handelaar goederen van een niet-ingezetene koopt en vervolgens aan een andere niet-ingezetene doorverkoopt, zonder dat de goederen de economie van de ingezeten handelaar (hier Nederland) binnenkomen.
• Goederenhandel zonder overdracht van eigendom (‘affiliated enterprises’) telt niet mee onder BPM6, maar wel onder FTS.
• Production abroad telt wel mee onder BPM6, maar niet onder FTS. Indien een Nederlands bedrijf in het buitenland goederen laat vervaardigen waarbij dit Nederlandse bedrijf de economisch eigenaar is van de te vervaardigen goederen en de bijbehorende productieprocessen, dan wordt dit bedrijf gezien als een in- en uitvoerende goederenproducent voor Nederland (production abroad).
Naast deze principeverschillen zijn er ook nog andere (grotendeels conceptuele) verschillen tussen beide statistieken zoals correcties voor volledigheid (zoals online handel, illegale handel), integratiecorrecties (bij Nationale Rekeningen kan worden geconfronteerd met meerdere bronnen) en cif/fob-correcties (door een verschil in financiële waardering van de invoerstroom). Zie voor meer details de uitleg op de CBS-website (CBS, 2014). In dit document zit ook een rekenvoorbeeld voor 2011 die aangeeft dat de NR-cijfers bij de invoer circa 9 procent lager waren dan de broncijfers en bij de uitvoer circa 3 procent lager.
Er zijn echter ook verschillen binnen de FTS. Hierbij gaat het om keuzes die gemaakt worden binnen de cijfers die beschikbaar zijn vanuit de FTS-verordening. Als startpunt gaan we uit van de verschillen tussen enerzijds de cijfers die het CBS publiceert en anderzijds de cijfers die Eurostat publiceert over Nederland (op basis van cijferleveringen door het CBS aan Eurostat, zie voor details: Eurostat (2015)).
Er zijn drie verschillen:
• Quasi-doorvoer. Eurostat publiceert mét ingaande of uitgaande quasi-doorvoer (community concept) en het CBS publiceert zonder deze handelsstromen (national concept). Quasi-doorvoer betreft het in- en doorvoeren van goederen zonder dat er bewerking in Nederland plaatsvindt en waarbij op geen enkel moment een Nederlands bedrijf eigenaar van die goederen is. De goederen zijn tijdens het verblijf in Nederland dus permanent in buitenlands eigendom. Bij de wederuitvoer van goederen zijn de goederen wel (tijdelijk) in Nederlandse handen. Een ander verschil is dat bij wederuitvoer wel (eventueel) sprake is van lichte bewerking van de goederen in Nederland voordat ze weer worden uitgevoerd. Wederuitvoer is dus onderdeel van de publicaties van het CBS en van Eurostat, terwijl de quasi-doorvoer alleen door Eurostat wordt meegeteld.
• Land van oorsprong of land van herkomst. Voor de invoer geldt een tweede verschil tussen CBS en Eurostat en wel dat de eerste voor niet-EU-landen “land van herkomst” publiceert (het land waar de goederen het laatst waren voordat ze in Nederland aankwamen) en Eurostat “land van oorsprong” publiceert (waar de goederen daadwerkelijk geproduceerd zijn). Bij de uitvoer en bij de invoer uit EU-landen is er geen verschil tussen CBS en Eurostat. Het CBS kiest dus een consequente lijn (altijd land van herkomst) en Eurostat publiceert twee concepten binnen de invoer (Europees ziet men het als twee verschillende begrippen: ‘arrivals’ binnen de EU en ‘imports’ buiten de EU). Er zijn ook landen die het weer anders doen zoals Frankrijk en Duitsland. Zijn publiceren op de eigen website consequent ‘land van oorsprong’. De verschillen tussen CBS en Eurostat zitten overigens enkel op landniveau, op totaalniveau (alle landen) vallen de verschillen tegen elkaar weg en is er dus geen verschil.
• SASP. SASP staat voor ‘single authorisation for simplified procedures’ en is bedacht om de administratie van grote bedrijven te vereenvoudigen. In een document van de Europese Commissie (EC, 2008) staat hoe bedrijven voor deze vereenvoudigde opgave van gegevens voor handel met niet-EU-landen in aanmerking komen. Een bedrijf kan onder bepaalde strikte voorwaarden in één land aangifte doen voor de gehele EU-goederenhandel met niet-EU-landen, dus voor meerdere EU-landen tegelijk. De cijfers die Eurostat publiceert, houden rekening met SASP, de cijfers die CBS publiceert niet. Door het meenemen van de vereenvoudiging komt Eurostat lager uit (exclusief quasi-doorvoer), maar het gaat niet om hele grote bedragen.
Tussen de CBS- en Eurostat-publicaties zijn er dus drie conceptuele verschillen. Tussen Eurostat en andere nationale publicaties zijn er weer andere verschillen zoals te zien in een schema van ‘statistics explained’ onder het kopje ‘comparison with other sources’ (Eurostat, 2020). Hierbij gaat het om bewuste keuzes zoals Duitsland dat consequent ‘land voor oorsprong’ aanhoudt voor de eigen publicaties over de Duitse goedereninvoer. Daarmee zijn we er echter nog niet met de verschillen. Doordat er sprake is van ‘dubbele boekhouding’ in deze statistiek kan eenvoudig worden nagegaan of er ook verschillen zijn tussen landen in hun rapportages over dezelfde handelsstromen binnen hetzelfde concept (zoals bij Eurostat). Hierbij gaat het om zogenaamde ‘handelsasymmetrieën’. Deze zijn helaas talrijk en veelomvattend, met name bij de handel tussen EU-landen. Zo kan bijvoorbeeld de Nederlandse uitvoer van varkensvlees naar Duitsland (gerapporteerd door Nederland) afwijken van de Duitse invoer van varkensvlees uit Nederland (gerapporteerd door Duitsland), zelfs binnen hetzelfde handelsconcept. Een mogelijke verklaring is dat het Duitse rapporterende bedrijf de stroom anders interpreteert dan het Nederlandse rapporterende bedrijf. Het kan zijn dat het Duitse bedrijf een iets andere soort varkensvlees rapporteert dan het Nederlandse bedrijf waardoor er op 8-digit niveau meteen een verschil ontstaat. Op het niveau van ‘totaal varkensvlees’ is het verschil dan weer niet zichtbaar.
Alle handelsasymmetrieën zijn te zien in de Comext-database van Eurostat (door ‘reporting country’ en ‘partner country’ aan elkaar te spiegelen) en in diverse publicaties (zoals bijvoorbeeld HMRC, 2018). De EU-handelsasymmetrieën zullen overigens verdwijnen zodra er binnen Europa wordt besloten om definitief over te gaan op ‘enkele boekhouding’ (single flow), waarbij het uitvoerende land zal gelden als de meest betrouwbare rapporteur. De rapportageverschillen met niet-EU-landen blijven dan wel bestaan.
Om de diverse verschillen tussen de diverse bronnen concreet te maken wordt er in bijlage 4 een getallenvoorbeeld getoond. Het betreft hier de internationale rapportages over de Nederlandse goederenimport in 2018. De verschillen tussen CBS en Eurostat zijn eerder besproken en hebben met name betrekking op het wel of niet meenemen van de quasi-doorvoer. Een klein deel van het verschil heeft betrekking op het wel of niet meenemen van de SASP-vereenvoudiging. De verschillen tussen het CBS en de andere bronnen hebben vooral te maken met wisselkoers (alle bronnen behalve CBS en Eurostat in US dollars) of toevoeging van de quasi-doorvoer (UNCTAD, IMF, OESO (MEI), WTO en de Wereldbank). Overige verschillen hebben betrekking op het gebruik van meerdere bronnen door elkaar.
4.4 Conclusie
Concluderend kan worden gesteld dat er veel goede internationale bronnen beschikbaar zijn ten aanzien van de internationale goederen- en dienstenhandel. Alle in deze studie onderzochte bronnen zijn serieuze bronnen met betrouwbare data. Bij het maken van een keuze tussen bronnen is het met name van belang om goed na te denken over de precieze informatiebehoefte (zie details bijlage 1-3):1. Fysieke grensoverschrijding of economisch eigendom? De bronstatistiek van de internationale handel in goederen neemt de grensoverschrijding van goederen waar, terwijl de Nationale Rekeningen en de betalingsbalans uitgaan van economische eigendomsoverdracht. Bij de handel in diensten speelt grensoverschrijding geen rol en is er dus maar één cijfer.
2. Geografisch kader? Zijn alleen Nederlandse cijfers van belang? Dan is CBS de meest logische keuze als bron. Voor een vergelijking tussen EU-landen is Eurostat de beste bron. Voor een wereldwijde vergelijking zijn de UN-comtrade, UNCTAD, WTO of de Wereldbank geschikt. Voor een vergelijking van de grootste economieën kan ook prima gebruik gemaakt worden van de OESO of het IMF (voor de Nationale Rekeningen heeft IMF ook alle landen ter wereld).
3. Welke frequentie nodig? Bij de goederenhandel hebben de meeste bronnen maanddata, maar sommige bronnen (UNCTAD, ITCS van de OESO en de Wereldbank) enkel jaardata. Bij de dienstenhandel hebben enkel CBS en WTO kwartaaldata (WTO heeft zelfs maanddata). Voor de Nationale Rekeningen geldt dat de meeste bronnen kwartaaldata hebben en Eurostat zelfs maanddata.
4. Welk detail van partnerlanden? De meeste bronnen hebben alle partnerlanden beschikbaar voor de goederen- en dienstenhandel. Voor de Nationale Rekeningen heeft alleen Eurostat gegevens over partnerlanden.
5. Welk detail van goederen of diensten? Bij de goederenhandel hebben CBS, Eurostat en de UN-Comtrade met afstand het meeste goederendetail. Enkele bronnen hebben helemaal geen goederengegevens. Bij de dienstenhandel hebben alle bronnen informatie over dienstensoorten.
6. Lange tijdreeks van belang? Bij de goederenhandel hebben WTO en het IMF goed gevulde lange tijdreeksen, voor de dienstenhandel zijn dat UN-Comtrade, UNCTAD en de WTO. Bij de Nationale Rekeningen zijn dat het CBS, Eurostat, OESO en de Wereldbank.
7. Gebruiksvriendelijkheid? De meeste bronnen zijn eenvoudig te raadplegen en te downloaden (bijvoorbeeld naar excel), bepaalde bronnen zijn soms traag (zoals IMF bij de goederen of de OESO bij de Nationale Rekeningen) of kosten soms veel tijd bij de datavergaring (zoals de UN-comtrade bij de goederen).
8. Zijn de data bruikbaar? In paragraaf 4.3 is voor de goederenhandel beschreven dat er grote conceptuele verschillen kunnen optreden door afwijkende publicatiekeuzes. Het wel of niet meenemen van de quasi-doorvoer is een belangrijke afweging, omdat het gaat om een grote handelsstroom (in brutowaarde), maar met een beperkte economische relevantie.
9. Hoe recent? In deze studie is ook gekeken naar de tijdigheid van de meest recente data. Hierbij is het wel oppassen, omdat de recentheid niet altijd geldt voor alle rapporterende landen binnen de bron (de tabel is niet helemaal gevuld), zie verder punt 10 hieronder. Bij de goederenhandel zijn het CBS, Eurostat, UN-Comtrade en de OESO (MEI) de meest tijdige bronnen. Bij de dienstenhandel zijn dat het CBS en de WTO. Bij de Nationale Rekeningen zijn het CBS, Eurostat, IMF en de OESO.
10. Vulling van de data? Tot slot, het is van belang om te weten of de gepresenteerde tabellen wel helemaal gevuld zijn. Er zijn organisaties die pas een nieuwe verslagperiode toevoegen als voor elke ‘cel’ een cijfer genoemd kan worden, maar er zijn ook organisaties die bij elk nieuw cijfer een nieuwe verslagperiode toevoegen (wat leidt tot ‘gaten’ in de tabel). In de volgende tabel staat per bron beschreven of de gepresenteerde bronnen geheel (ja) of niet geheel (nee) gevuld zijn. Vanuit dit perspectief zijn CBS, Eurostat, UNCTAD en de Wereldbank de meest geschikte bronnen, daarna IMF en WTO en tenslotte de UN-Comtrade en de OESO.
CBS | Eurostat | UN-comtrade | UNCTAD | IMF | OESO | WTO | Wereldbank | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Goederen | Ja | Ja | Nee | Ja | Nee | Nee | Ja | Ja |
Diensten | Ja | Ja | Nee | Ja | n.v.t. | Nee | Nee | n.v.t. |
NR | Ja | Ja | n.v.t. | Ja | Ja | Nee | n.v.t. | Ja |
2) United Nations Conference on Trade And Development, onderdeel van de Verenigde Naties gericht op internationale samenwerking en economisch onderzoek.
3) Internationaal Monetair Fonds, een VN-organisatie gericht op internationale samenwerking op monetair gebied, bestrijding van financiële crises en kredietverlening voor staten met financiële problemen.
4) Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, een samenwerkingsverband van 37 landen om sociaal en economisch beleid te bespreken, bestuderen en coördineren. De hier gebruikte gegevens komen van de databases ‘main economic indicators’ (MEI) en ‘international trade commodity statistics’ (ITCS).
5) Wereldhandelsorganisatie, een intergouvernementele organisatie die toeziet op de naleving van afspraken tussen landen op het gebied van internationale handel in goederen en diensten.
6) De Wereldbank is het grootste instituut in de wereld op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Het belangrijkste doel is het bestrijden van armoede in de wereld.
7) Circa 9 300 goederensoorten op het laagste niveau (CN8-digit) maal circa 240 landen van herkomst en bestemming maal 12 verslagmaanden per jaar voor zowel waarden (in euro) als hoeveelheden. Daarmee is het de meest uitgebreide statistiek bij de statistiekbureaus.
8) Dit betreft de eerste 6 digits van de CN8-digit. CN staat voor ‘Combined Nomenclature’ en is de meest gedetailleerde goederenclassificatie van de statistiek. Deze wordt elk jaar herijkt door Eurostat de douane-organisaties. De eerste 6 digits zijn wereldwijd vergelijkbaar. De 8 digits zijn in ieder geval op EU-niveau vergelijkbaar.
9) Het CBS publiceert op basis van eigen onderzoek over de Nederlandse exportverdiensten (zie onder andere CBS, 2020), maar maakt voor internationale vergelijkingen met andere landen dankbaar gebruik van de ‘trade in value added’ cijfers van de OESO.